Nummer 47. Donderdag 14 Juni 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handei, Industrie en Gemeentebelangen. gr ANTOON TIELEN, De valsche Baron. Gemeenteraad van Waalwijk. Uitgever: Bekendmaking. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den WAALWIJK. Advkrtentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertentiës bij abonnement worden speciale, zper voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. iets Uithoofde van den invallenden Feestdag, zal dit Blad Zaterdag later dan gewoonlijk verschij- nen. Voorbereidend Militair Onderricht. BIJ TAMERLAN. OPENBARE VERGADERING. Op Maandag 11 Juni 1900, 's-natn. ten 63/* uur. Aan de orde I. Ingekomen stukken. II. Benoeming van een ambtenaar van de plaatselijke belastingen. III. Ruil van gemeentegrond aan de haven. IV. Voorstel tot onderhandsche verhuur van 't postkantoor aan het rijk. V. Wijzigingen der begrootingen van 1899 en 1900. VI. Plan tot verbetering van de baven VII. Vaststelling var. het kohier v. d. Iloofdelijken Omslag. Voorzitterde Burgemeester K. A. M. ridder de van der Schueren. Afwezig de heer Mombers. De Voorzitter opent de vergadering en de secretaris leest de notulen der vorige voor, die ongewijzigd worden vastgesteld. I. Ingekomen stukken. a. Een adres van de firma Goossens en Co. te Baardwijk waarin zij toestemming verzoekt om de houtloodsen aan de haven met asphaltpapier te mogen bedekken, daar dit overal gebeurd. De Voorzitterdeze aanvraag staat in ver band met onze politieverordening, daarin staat asphaltpapier niet vermeld en dan nog kan de raad buiten de kom der gemeente ontheffing geven van dit artikel. Daar er meer dusdanig gedekt zijn en 't brandge vaar daardoor ons inziens niet wordt ver meerderd, stellen B. en W. voor dit ver lof te verleenen onder vcorwaarde, dat zij de krullen etc. onder in de gebouwen weg ruimen waardoor meer brandgevaar be staat. Toegestaan. b. Een schrijven van Mart. Visser te Papendrecht en Smis te Oud- Beierland met 't verzoek hun 't uitsluitend recht te ver leenen door de straten buizen en spuiten te leggen voor eene waterleiding. Zij wil len daarover zeer gaarne met het Dag. Best. onderhandelen. De VoorzitterIk stel voor, deze aan vrage te stellen in handen van B. en W., dan kunnen wij nader erover spreken en onderzoeken." Aangenomen. II. Benoeming van een ambtenaar van de plaatselijke belasting. De Voorzitter,/t Is ons gebleken, dat het zeer wenschelijk zou zijn, een amb tenaar te benoemen voor de plaatselijke be lastingen, voornamelijk voor de honden, waarvan de belasting maar zeer slecht in komt. De persoon, die ons hiervoor 'l meest geschikt voorkomt is Van den Hout, die is goed met de belnstingszaken op de hoogte, daar hij dit altijd heeft gedaan, hij weet daarbij goed wie honden hebben etc. hij heeft reeds 't vorig jaar hierin goede diensten ^bewezen, hij moet beëedigd ambtenaar worden, dan kan hij proces-ver- baal opmaken." De heer Timmermans van Turenhout //ik vind die maatregel uitstekend, maar is zijn werkkring alleen voor de hondenbelas ting of ook voor andere, b.v. het ver schaffen van inlichtingen omtrent niet aati- geslageneti etc." De Voorzitter «ja, voor alle. belas tingen." De heer Timmermans van Turenhout /dan wil ik de heeren wel in overwe ging geven hem in zijn instructie vooral op het laatst door mij bedoelde attent te ma ken." Daarna wordt Van den Hout met alge- meene stemmen gekozen. III. Ruil van gemeentegrond aan de ha ven." De Voorzitter/Zooals de heeren op de kaart zullen gezien hebben, bestaat bij B. en TV. 't plan om het gedeelte van het grindhok aan de haven, te verruilen tegen den weg, die wel gebruikt wordt, maar niet in eigendom der gemeente is nl. dat stuk langs 't pakhuis van mijn heer de Thouars. Het grootste deel van 't grindhok is ook niet van de gemeente't overblijvende deel ter grootte van 177 M2 is dan ons inziens niet meer geschikt, en door de ruiling wordt de geheele breedte der kaai eigendom der gemeente en dat is zeer wenschelijk, want als dat stuk b. v. eens aan een anderen eigenaar overgaat, en die bergt er goederen op, dan is de pas sage daar geheel gestremd. Voor 't pakhuis en hek is 213 M2 't overblijvende stuk grindhok is 177 M2. en nu heeft mijnheer de Thouars mij mon deling deze ruiling verzocht. Ik heb ze in 't Dag. Best. gebracht, dus 't stuk grindhok ruilen tegen dat stuk grond, dan wordt de heele breedte kaai ons eigendom zonder geld, zoeken. we ruilen grond tegen grond." De heer Quirijns ,/ik geloof dat bedoeld stuk van vrouw de Jong is." De Voorzitter: „volgens 't cadaster is 't van mijnheer de Thouars, daarnaar is deze kaart gemaakt, 't is duidelijk onderzocht. De heer Gragtmans„dat- stuk van Vrouw de Jong ligt er vlak naast." De Voorzitter„we zullen 't nog eens goed onderzoeken en dan kunnen we nog dit besluit intrekken." Aangenomen. De Voorzitter: „we zullen voor deze ruiling de goedkeuring van Ged. Staten vragen." IV. Voorstel tot onderhandsche verhuur van het postkantoor aan het rijk. De Voorzitter: „uit de briefwisselling tusschen de autoriteiten der posterijen en telegrafie en het gemeentebestuur, schijnt het bestuur der posterijen uitbreiding van 't postkantoor te wenschen, door de steeds toenemende drukte in 't postverkeer is liet te klein geworden., en nu heeft 't Dag. Best. besloten den raad voor te stellen het nog voor 5 jaar tegen dezelfde condities te verburenwaren kleine veran deringen slechts aangebracht behoeven te worden en dan ten koste van 't rijk, dan zouden we het nog verhuren voor 10 jaar, maar 't rijk wenscht, geloof ik, groote ver anderingen en dat is niet mogelijk, daarom stellen we voor t nog voor 5 jaar tegen dezelfde condities te verhuren." Aangenomen. We zullen dus de machtiging daarvoor aan Ged. Staten vragen. V. Wijziging der begrootingen van 1899 en 1900. De Voorzitter „dienst 1899, f 2869.0972 voor de verbouwing der openbare school, n.l. waterleiding en meubileering, dit kun nen we vinden uit overschotten van ver schillende posten en 500 uit de leening dan zijn alle uitgaven gedekt. Dienst 1900. f 500 verhoogen voor de bestrating aan de haven voor de pakhui zen der firma Goossens daar ze nu bijna niet kunnen lossen of laden. Er is nog f 1000 van de groote lecning van f 100.000 voor publieke werken, hier van dan die f 500 nemen. De heer Baijens „zou 't niet wensche lijk zijn dit aan te houden, tot de verbe tering der haven." De Voorzitter „dit hangt geheel samen met de verbetering der straat en dan zijn aigslraalsrit Courant, I I"" II I II I 1 LU De Burgemeester der gemeente Waalwijk, maakt bekend, dat op MAANDAG 18 JUNI e. k. de gewone jaarlijksche Collecte ten behoeve van het fonds tot aanmoedigingen ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden, zal gehouden worden aan de huizen der ingezetenen, welke Collecte door den Burgemeester wordt AAN BEVOLEN Waalwijk, 12 Juni 1900. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEltEN. De Burgemeester van Waal wijk brengt belang hebbenden in herinnering, dat zij. die deel wen schen te nemen aan het VOORBEREIDEND MI LITAIR ONDERRICHT zich bij den Burgemees ter moeten aanmelden vóór 1 JULI a. s. Ook zij, die reeds ten vorigen jare aan de oe feningen deel Damen en daarvan een van mili taire zijde afgegeven bewijs moeten overleggen, behooren zich tijdig aan te melden. Aan hen, die voor de militie hebben geloot en den cursus in zijn geheel en met vrucht hebben donrloopen, wordt het getuig chrift W. uitgereikt, waaiaan de navolgende voorwaarden verbonden zijn lo. Aanspraak, voor zooveel eenigszins moge lijk, tevens verband houderde met de desbetref fende bepalingen, opdekeuzevan korps en garnizoen. 2o. het vooruitzicht om in de eerste plaats vuor het verwerven van eenen graud in aanmerking te komen. Waalwijk, 28 Mei 1900. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHLEREN. INSPECTIE VERLOFGANGERS. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk, ontvangen hebbende aanschrijving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris der Ko ningin, in deze provincie, van den 17 Apiil 1900 6e Afdeeling (BijbW No. 42). Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72). MAKEN BEKEND; Dat het te houden onderzoek (inspectie) van de verlofgangers der Nationale Militie in deze provincie, voor deze gemeente zal plaats hebben op Dinsdag den 19en Juni aanslaande des voor middags om ll'/ï ure, ten Raudhuize der gemeen te Waalwijk. Dat tot bijwoning van die inspectie zijn gehou ..en, ALLE verlofg vóór 1 April 1900 den, ALLE verlofgangers der militie te land, die vóór 1 April 1900 in het onbepaald verlof. VAV.» I genot zijn gesteld van Dat de voorschriften der aangehaalde Wet on der anderen luiden als volgt: 9). VIERDE HOOFDSTUK. „Wellicht veel, zeer veel! want de vrouw is op het punt te sterven en het kind is den vorigen nacht gestolen." „Gestolen Sterven Een kind Wat zijt gij bleek, Marigné.... Waarom wendt gij het hoofd om? Vreest gij soms, dat uw bericht mij zal bedroeven Spreektspreekt dan toch 1 „Mijnheer Monnier," zeide Marigné, op ieder zijner woorden nadruk leggend «ik zou er veel voor geven, wanneer ik niet als ongeluksbode bij u moest komen I Mijnheer Monnier, die opgestaan was, werd plotseling bleek en greep naar de leuning van zijn stoel. Henribracht hij met moeite uit. Jean boog het hoofdde smart van den grijs aard, welke zich in dit enkel woord openbaarde, ontroerde en verschrikte hem tegelijkertijd. De hand van den jongen man grijpende, ging Mon nier voort Vertel mij allesgij ziet, hoe de man, die als uit brons gegoten scheen, week wordt als een kind, hoe zijn hart revanche neemt'. En een papier van de tafel nemend en het Jean Marigné voorhoudend, voer hij voort„Zie hier, ik ver deemoedig mij, ik bad om vergeving voor mijn ruw optreden ik schreef aan Blanca„Kom, en zijt mijne dochter 1" Jean deed hem het droevig verhaal der gebeur tenissen van den vorigen nacht. De grijsabrd klaagde zich, nadat hij alles gehoord had, zelf aan hij stelde den schilder vraag op vraag, on derbrak dan weder diens verhaal door dolïe klachten, balde de vuisten en gaf zich ten slotte aan eene droefheid over, die des te grooter en des te smartelijker werd, naarmate de slag onvoor bereid kwam. „Ilenri zal wedergevonden worden, al zou het mij ook een millioen francs kosten. Mijn nicht moet tot mij komen, bij mij wonen, tot hij weder terecht iszij moet weder gezond worden en mij Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het on derzoek in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn ver trek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. Art. l4l. Behoudens het bepaalde in ait. 130, kan een arrest van twee tot ze9 dagen, te onder gaan in de naastbij gelegen provoost of het naast bij zijnde huis van bewaring of arrest, door den Militie Commissaris worden opgelegd aan den verlofganger lo. die zonder geldige reden niet bij he! O', derzoek verschijnt 2o. die duaibij verschenen zijnde, zonder gel dige reden niet voorzien is van de in het voor gaande artikel vermelde voorwerpen 3o. wiens kleeding- ot uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoende staat worden bevonden 4o. die kleeding- of uitrustingstukken aan een ander behoorende, als de zijne vertoond. Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaande artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk on der verzekerd geleide, in arrest worden gebracht. Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij ziek niet aan de hem opgelegde slraf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den Militie-Com missaris, te richten aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder verzekerde geleide naar de naastbij ge legen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgebracht. Art. 143. Onverminderd de straf, in art' 141 vermeld, is de velofganger verplicht, op den daartoe door den Militie-Commissaris te bepalen lijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschre ven wijze, voor hem te/,verschijnen om te worden onderzocht. Art. 144. De ve rlofganger, die zich bij herha ling schuldig maakt a. n het feit, sub 4o. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den Militie Commissaris verschijnt, of, aldaar ver schenen zijnde, in het geval verkeert sub 2o en 3o van art. 141vcrmeld, wordt onder de wape nen geroepen en van drie tot zes maanden -ge houden. Maken de verlofgangers tevens opmerkzaam dat gedurende den tijd dat het onderzoek duur en in het algemeen wanneer zij in uniform ge kleed zijn, volgens het aangehaalde art. 130, 2e en 3e lid der wet, worden geacht onder de wa penen ts zijn, en het crimineel wetboek en het reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande op hen van toepassing is. En opdat niemand onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zal deze na afkondiging, op de ge- wore wijze worden aangeplakt, ter plaatse waar zulks te doen gebruikelijk is. Waalwijk, den 31en Mei 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN, De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. leeren liefhebben.' „Mijnheer Monnier," antwoordde Marigné, „ik geloof niet, dat de dokter de overbrenging van (Ie zieke zal veroorloven. Laat haar daarom in de woning, in welke haar de voorzienigheid gevoerd heeft. Daar kan niemand zoo goed en opofferend voor haar zorgen als Willielmina en Al wine, hare blinde dochter; het zijn engelen in menschengestaltc. Dokter Rolland behandelt de jonge ongelukkige vrouw; wat kunt u meer verlangen Slechts een wonder kan haar thans redden.' „Alles, wat u mij daar aegt, moge waar zijn maar ik wil mij toch zelf overtuigen ik moet haar zien en kan d*n oordeelen.' „Ik weet niet, of dut wel goed voor de zieke zal zijn. In haren waanzin noemt zij dikwijls uwen naam de herinnering aar. u is smartelijk voor haar, en uwe tegenwoordigheid kan wel licht eene zeer ongunstige uitwerking op haar uitoefenen.' „Dan zal ik, helaas, uwen raad moeten opvol gen,„ zeide de grijsaard treurig, „maar ik reken er ten stelligste op, dat u mij dagelijks berichten over haar zult doen toekomen. Dankt bij voor baat Barbe8ius uit mijnen naam: ik zal hem, zoo spoedig als het mogelijk is, opzoeken, om hem mijne erkentelijkheid te bewijzen beschouw mij voortaan als uwen besten vriend." De beide mannen namen met een warmen handdruk afscheid. De schilder begaf zich naar de rue de Pro vence, terwijl mijnheer Monnier den commissaris van politie opzocht. De beambte ontving der. nabob met de uiterste beleefdheid. „Helaas", zeide hij, „komen geval len van dezen aard, trots de waakzaamheid van de politie, niet zelden voor, maar wij zullen alle mogelijke middelen beproeven en ik hoop, dat zij met goed gevolg bekroond zullen worden." De hoopvolle taal van den commissaiis, bracht er het hare toe bij, de bezorgdheid van den heer Monnier een weinig te verdrijven maar tehuis gekomen, werd hij weder door nieuwe moede loosheid overvullen. Ongeveer op het uur van het avondeten trad Emil van Haudra in de werkkamer van den heer Monnier. Met een lach op de lippen naderde den jongen man zijn oud-oom, maar schrikte voor dien9 duisteren blik terug. „Is er iets gebeurd, oom Heeft Urban Kerdren of Jean Marigné eene fout begaan, dat gij zoo gramstorig de wereld inkijkt?' „Men heeft Henri gestolen", was het doffen antwoord van den ouden heer. Emil van Ilaudra week met een zeer opvul lenden haast achteruit„Uw kleinen Henri ge stolen „Helaas, ja, en de misdaad is nog wel raidden in Parijs begaan. Wanneer ik de schuldigen in mijne macht had, wuarachtig, gecne straf zou te schrikkelijk zijn, om de misdaad die zij aun dit onschuldig, liet kind begaan hebben, te boeten. Wat geleek hij toch op mijn overleden broeder „Hoe neemt mijne nicht Blanca het verlies op was Emil's koele vraag „Zij stelt zich aan als een waanzinnige." Een oogenblik zweeg Emiltoen beproefde hij wel is waar niet den grijsaard te troosten, maar sprak hem ten minste toch eenige hoop in. Ten slotte liet hij waarlijk de tegenover hem in acht genomen koelheid varen en sprak met schijnbare warmte in zijoe stem: „Troost u, lieve oom, ik blijf u toch nog over. Zonder twijfel zou dit kind zich met al de liefde, welke gij zoozeer verdieut, aan u verbonden hebben. In alle geval behoeft u nog niet met eene liefgekregene ge woonte te breken, want u keut den knaap eerst sedert korten tijd: u weet hoezeer ik u vereer. Ik ben wel is wuar niet den man, die zijne aan hankelijkheid voor ulle menschen ten toon spreidt, maar wanneer u eenige smart drukt, gevoel ik deze in dezelfde mate als u zelf. Wii zullen onze krachten vereenigen om Blanca te retiden en Henri weder te vinden, en als de hemel ze ons b«ide heeft teruggeven, zullen wij onze liefde deelen." „Ik weet, Emil, dat gij mij acht, maar enkel als iemand, die zich zijnen levensweg zelf voor- geteekend en zijne verstrooiingen ergens anders zoekt. Bij mijn terugkeer in Europa waart gij reeds 20 jaren oud, terwijl Henri mij als zijn grootvader bemind zou hebben." En zijn voor hoofd in plooien zettend ging hij voort„Gij behoelt mij dezen avond geen gezelschap te houden. Wanneer ik verdriet heb, lijd ik ook gewoonlijk aan rhumatiek en wensch dan alleen te zijn." Emil maakte nog eenige tegenwerpingen, maar de grijsaard bleef bij zijn besluit en zoo trpk zich Emil dan spoedig op zijne kapier terug. Uit beleefdheid voor zjjn oom,, verliet hij dezelve op dezen avond niet; het was eee zwaar offer voor hem, geen theater of geene olub te be Hij schelde, toen hij op zijn kamer was aan gekomen. „Kleedt mij om, Jacob", snauwde hij den bin tredende bediende toe, „ik ga niet meer uit." Deze boog respectvol, en met eene stem, welke den lieer van Haudra deed siddpren, zeide hij „Ik wacht de bevelen van den genadigen heer i" Het was Germain, die van zijne reis was te ruggekeerd en nu zijnen dienst weer zelf op zich had genomen. Zoo gemakkelijk hij ook uiterlijk zijne in drukken wist te verbergen, zoo kon Emil zich toch van een zekeren schrik niet vrijpleiten, toen hij zijnen kamerdienaar herkende. De terugkeer van den zelve, op hetzelfde oogenblik, waarop zijn oom hem de onthulling van het voorge vallene deed, kon geen bloot toeval zijn. Hij vestigde daarom een doordringenden blik op Germain. Maar Loysel had in de „hoogeschool van het lakeischap" zijne studiën gemaakt, wier kweeke- lingen met die dienaren, welke aan hunne meesters trouw en gehecht zijn, alsof zij een lid der familie waren en mede aan de christelijke opvoeding hunner kinderen arbeiden, in het ge heel niets gemeens hadden. Hij las de „Figaro", wa9 aanhanger van het „contruct social" vun Rousseau en deed somtijds aan politiek. Zooals de jachthond roet zijn reuk het wild opspoort, zoo spoorde hij met zeker instinct eerst de voor- deelen op, welke eene betrekking hem op mo gelijke wijze zou kunnen opleveren, dan ecist nam hij ze aan. Germain verstond daarbij te wachten, eene kun6t, die misschien de moeielijkstc van allen is, en zooals wij reeds weten, wist hij vooruit, dat de. neef van den millionnair ook in het vervolg zijne diensten zeer gelegen zouden kunnen komen. Niet dat deze zijnen kamer dienaar tot vertrouweling van al zijn plannen gemaakt had, daarvoor was hij te trolseh een man, al9 Emil van Haudra wilde niet ondervraagd zijn; men mocht slechts naar hcra gissen; moar ook dat verstond Germain zooals geen andere. Toen Emil den eersten schrik te boven was gekomen, herhaalde hij nog eenmaal het hevel: „Help mij bij 't verwisselen van kleeren, ik ga niet meer uit." Stilzwijgend gehoorzaamde den kamerdienaar. Niettemin geloofde mijnheer van Haudra een vertrouwelijk woord tot Germain te moeten richten. „Zijt gij met het resultaat van uwe reis te vreden?" vroeg hij schijnbaar onverschillig. „Zij is juist uitgevallen zooal9 ik het vooruit gedacht had ik hoep daardoor den grondsteen tot een klein vermogen gelegd te hebben." Emil wendde zich om, als zocht hij eene sigaar Germain trad eenige schreden nader en vroeg „Beveelt uwe hoogheid nog iets „Neen, dank u." „De genadige heer zal wel de goedheid hebben te schellen, indien hij mij nog verder noodig heelt; ik zal dezen nacht niet naar bed gaan, daar het geheele huisin rep en roer is, juist zoo- als op den dag, toen mevrouw Blanca hier was en mijnheer Monnier haar 30 millioen aanbood. Ik geloofde u daardoor mijne gehechtheid te kennen te hebben gegeven, dat ik u deze bij zonderheden mededeelde en destijds zeide uwe hoogheid „VVie zal mij den jongen slungel van den hals schuiven „De kleine Henri is thans verdwenen en er bestaat volstrekt geene hoop meer, dat Blanca...." Thans wierp den heer van Haudra eenen door dringenden blik op zijnen kamerdienaar Zonder zich echter daardoor te laten van streek brengen, ging deze voort. „De arme mevrouw Blanca I Zij maakte voor zichzelve zoo weinig aanspraak, van eerzucht was bij haar in het geheel geen sprake Geluk kig gaat hare gezondheid, onder de behandeling van dokter Rolland, vooruit, maar hij is toch van meening, dat zij in krankzinnigheid zal vervallen, al overwint zij ook de kooits." „Dan is zij in ieder geval toch onschadelijk." „Dokter Rolland", ging Germain na eenig tal men voort, „heeft echter ook verklaard, dat Blanca genezen zou, als men haren zoon weder vond." Emil van naudro ging naar den schoorsteen mantel en zocht, met de trekken vaneen kenner, een sigaar uit een sigarenstel. Germain, die hem geen oogenblik uit het oog verloor, ving weder aan „Dok de politie kan den kleinen wedervinden, de premie, die wordt uitgeloofd, is zoo groot, dat nog wel andere, als politieagenten, haar gaarne verdienen zouden daarbij het bewustzijn eene goede daad te verrichten 1 (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1