Donderdag 26 Juli 1900
Nummer 57
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen
De valsche Baron
FEUILLETON.
Vervolgens sprak de penningmeester over
achtste hoofdstuk.
HET LEGAAT.
kunnen worden. Vooral kunnen de huismoeders
op dat punt veel doen, en wij vertrouwen dat zij
hunne mannen en hunne zoons daarin behulpzaam
willen zijn. Er gaat helaas nog zooveel verloren
door gebrek aan orde en regel, dat wij vooral
deze zaak aan uwe aandacht en behartiging op
dragen.
De matige is spaarzaam, de spaarzame is matig',
onafscheidelijk gaat dit samen.
Wij hebben het voorrecht dat in de plaats onzer
inwoning, ieder, die werken „wil, werken kan.»
In tegenstelling met een menigte andereplaatsen
genieten vele gezinnen een gezamenlijk inkomen,
dat elders vergeefs gezocht wordt. Kon nu de
raad maar eens ingang vinden, dat daarvan week
op week een gedeelte werd weggelegd, of liever
nog, op de Spaarbank belegd, wat zou er minder
geklaagd worden als de winter voor de deur
staat, als de tijd daar is dat men zich de winter
voorraad voorziet; wat een genot voor hen, die
hun voorraad kolen, aarduppelen, enz. kunnen
inslaan, van hetgeen overgespaard is in den zomer
En, wie zegt u, dat beproevingen, zooals ziekte
u niet zullen opzoeken? En is het dan geen genot
zelf te kunnen zorgen voor uwe dierbaren, hen
uit eigen overgegaarde middelen eens een krach
tig stukje te kunnen verschaffen, hunne beterschap
te helpen bespoedigen Dun is de tijd van minder
verdiensten en meerdere uitgaven daar, en hoe
gelukkig gevoelt men zich dan onafhankelijk van
anderen te zijn.
Gij leden, Vaders van gezinnen, wat een getob
en gecijfer om er u doorheen te slaan als uw
gezin vermeerdert, of als de onverbiddelijke dood
het bezoekt; wat een zorg als een uwer kleinen
het geluk heelt zijn 1ste H. Communie te doen.
En terecht, zoo'n dag mag genoegelijk govierd
worden, op zoo'n dag moogt ge trotsch zijn op
uw gelukkig kiud. Al die zorg is te voorkomen
door bij tijds te sparen.
Nooit kan het sparen te vroeg worden begon
nen, den kleinen reeds moet dat worden ingeprent..
Voor uwe jongens reeds van 111G jaar gaven
wij gelegenheid hunne spaarpenningen te brengen,
en deze zullen zich, naar wij vertrouwen, latei-
tot leden aanmelden.
Velen onzer jonge leden zullen zich later in
den huwelijksstaat begeven. Wat zal het hun
trots zijn, hun huishouden zelf te hebben kun
nen aanschaffen; door reeds vroeg, zooveel zij
kunnen, at te zonderen en weg te brengen op de
spaarbank. En gebeurt het helaas niet dikwijls,
dat de kosten voor den huwelijksdag niet eens
kunnen worden gevonden? Wat is van zulk een
huishouden te verwachten
Maar waar zouden wij eindigen als wij het
nut van sparen voor elke omstandigheid zouden
beschrijven I
De eerste stap is het moeilijkst. Is men een
maal begonnen, en ziet men van lieverlede het
bedrag klimmen, dan pas ontwaakt de echte zin
tot sparen. De weg naar de spaarbank schijnt
voor vele niet te vinden te zijn, maar mochten
wij U hebben overtuigd van het nut, neen van
de noodzakelijkheid tot sparen, dan hopen wij
dat alle leden zich op de zittingdagen zullen
vertoonen, dat een ieder zijn spaarboekje komt
halen.
Wij schreven: „de spaarzame is matig," maar
ook zij doet de zucht tot bovenmatigen opschik
beteugelen, vermindert dus vermeende behoeften.
De spaarzaamheid maakt arbeidzaam, zij brengt
geluk en tevredenheid in de gezinnen, zij is de
bron van vele deugden, en om dat alles durven
wij gerust D toeroepen
„Gij moet sparen
„Gij droomer/ zeide hij, „ik dacht, dat het
aanstaande verschijnen van de „hersenschimmen'
u ten toppunt van geluk zou voeren. Zooals ik
zis, heb ik mij daarin vergist; het schijnt dat
eenige bladen papier in geenen deele in staat
zijn ons de gedroomde genoegdoening te geven.
Er zijn oogenblikken, waarop verslapping in
treedt; men vervalt in droomerijen; hier of daar
heeft men een aardig jong, braaf meisje gezien
en in gedachten stelt men zich het geluk voor,
dat men aan de hand van zulk een wezen het
leven genieten kon. Ik begrijp het volkomen
wanneer ik bijvoorbeeld de zuster van Marigné
beschouw 1
„Mijnheer Monnier,' onderbrak Urban den mil-
lionnair verlegen.
„Deze Nathalie is een prachtig meisje,' gmg
de millionnair voort, welke den schijn aannam,
als had hij de woorden van Urban niet gehoord.
„Men moet zich door hareu broeder laten ver
tellen, hoe teeder en liefdevol zij om hem be
zorgd' is. *Als ik waarlijk iets ben,' zeide hij
mij eergisteren, „dan heb ik het aan mijne zuster
te danken.' Ik moet bekennen, mijn jonge vriend
dat ik voor u eene vrouw wensch, zooals deze
Nathalie.'
Urban liet het hoofd zinken.
„Heb ik u leed gedaan vroeg mijnheer Mon
nier bezorgd.
„Neen, mijnheerik vereer en acht u te hoog,
dan dat ik het kwalijk zou nemen, dat u te goed,
maar wellicht al te ver in de toekomst ziet.
Want, terwijl ik mijne litterarische loopbaan
eerst begin, heeft Marigné zich in zijne kunst
reeds een naam verworven, zoodat Nathalie zich
een echtgenoot onder de beroemdste mannen van
onzen tijd kiezen kan. Wat kan ik haar ook
aanbieden Ik beu zonder vermogen, en wat
mijn boek betreft, vrees ik maar al te zeer, dut
't publiek het niet begrijpen zal."