Nummer 67. Donderdag 30 Ausristus. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel9 Industrie en Gemeentebelangen. De Zuid-Afrikaansche oorlog. A N T 0 0 N ÏIELEN, '"Feuilleton. De valsche Baron. Uitgever: Bekendmaking. afkondiging. Het Schrikbewind. - t~ir irrrrrrt^r^^Tt^nr^Tmfini-|B M|inlil Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonne m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75. Franco per post door liet gcheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco {e zeilden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertenties I-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertentiës bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Krachtens de nieuwe proclamatie van Lord Roberts in Zuid-Afrika zullen alle burgers in de door Engelsche troepen bezette streken als krijgsgevangen worden beschouwd en gedeporteerd. Alle gebouwen, getimmerten en boeven, waarin verkenners LUCIEN RAMOUSSOT. van de Boeren worden geherbergd, zullen met den grond worden gelijk gemaakt, en de bewoners worden gewaarschuwd, dat zij verplicht zijn de Engelsche bevelhebbers kennis te geven van de tegenwoordigheid van Boeren op hunne boeven. Bij verzuim zullen zij beschouwd worden als den vijand te helpen en met hem te beulen. Van die deportatie zijn alleen vrij die den onzijdig- heidsecd van de eerste proclamatie nu reeds afgelegd hebben. En wie dezen eed schen den, zullen met den dood, met gevangenis of boete gestraft worden En dat alles wordt gerechtvaardigd met de opmerkingen, dat bet zoo moeielijk is de combattanten van de non-coiubattanten te onderscheiden, dat verscheidene burgers de onzijdigheid hebben geschonden, en dat de Transvaal - sche regeering die dus nog als bestaande wordt erkend bet afleggen van dien eed als immoreel beschouwt naar onze mee ning zeer terecht en de burgers beeft aangemaand zich niet op deze wijze te bin den. Een prachtige opmerking omtrent deze proclamatie gaf de correspondent van Reuter te Pretoria ten beste. Verschillende burgers, die den onzijdigheidseed hadden afgelegd, hadden zich namelijk beklaagd, dat zij daardoor tusschen twee vuren waren geplaatst, want dal ze gevaar liepen, zoo ze in banden van bun eigen landgenooten vielen, te wor den doodgeschoten, tenzij ze zich bij een Boereu-commando voegden, terwijl hun, in dien zij door de Engelschen werden gevan gen genomen, dezelfde straf of althans de portatie te wachten stond. De nieuwe pro clamatie ran Lord Roberts zou daarom niet noodwendig door alle burgers als een harde maatregel beschouwd worden, vermits weerwraak van de zijde van hun eigen volk er door belet zou worden De edele Brit, die deze gevolgtrekking maakte, acht blijkbaar de Boeren-aanvoer- ders niet in staat dezelfde onmenschelijke maatregelen te nemen bij rekent er op dat zij medelijden zullen hebben met hun land genooten, die uit vrees voor doodstraf of deportatie en bet verbranden hunner boeven bun tegenwoordigheid aan de Engelschen hebben verraden. Misschien heeft bij gelijk, en zijn de Boeren tot dergelijke maatrege len niet in staat. Daarvoor is noodig de bekrompen eigenwaan van een Engelschman, die niet begrijpen kan, dat iemand ter we reld zich met goed recht tegen Britsche aanmatiging kan verzetten, en tegen zulk een dollemau, die de sclioone wereldorde verstoort en in zijn zelfverblinding zegenin gen tegenhoudt, die de Britsche vlag aan zijn land gaat brengen, ongeveer alle maat regelen geoorloofd en in bet algemeen be lang noodzakelijk acht, welke in een be schaafde maatschappij genomen worden te gen hen, die geweld plegen tegen de openbare orde en de openbare veiligheid. Van vijan den werden dc ingezetenen rlcr republieken opstandelingen een eenvoudige maatregel als de invoering van den onzijdigheidseed maakte ben tot landverraders en gewone misdadigers. Niet zonder bittere ergernis kunnen wij de beschouwingen der Engelsche bladen over Lord Robert's proclamatie lezen en daarin de heerlijke voldoening opmerken, dat van nu af aan de strengste maatregelen (the most rigorous measures) genomen zullen worden, „niet alleen tegen allen, die hun eed van onderwerping hebben verbroken, maar ook tegen lien, die tot nog toe hebben gewei gerd dien in de door de Britsche troepen bezette districten af te leggen." Deze brave, menschlievende, edele Britten zien in deze proclamatie de „rondborstige bekentenis, dat de welgemeende poging om de vijand schap door zachtheid te overwinnen geble ken is een kolossale dwaling geweest te zijn". Zij zijn edelmoedig genoeg om te verklaren, dat zij zelfs na de mislukking het niet betreuren dat de proef genomen Immers„Het Britsche gouvernement, DE GEVANGENIS. handelende door tusschenkomst van zijn vertrouwden opperbevelhebber, had gewenscht tot de uiterste grens de verschrikkingen van dén oorlog te verzachten en de gemoeds bewegingen te matigen, die de oorlog had veroorzaakt. Men geloofde, dat zachtheid zou medewerken om den weg te bereiden voor eene latere verzoening tusschen de beide rassen. Ongelukkig is die edelmoedige hoop vernietigd door liet vermetele verraad van een niet belangrijk aantal burgers." Zoo treurt de edele Brit over de uiterst strenge maatregelen", die hij zijns ondanks ge noodzaakt is te nemen. Het zal ons niet beletten onze minachting uit te spreken over zooveel huichelarij of over een natio nale zelfverblinding, die niet kan opmerken wat den eenvoudigste in het oog moet springen. Den eenvoudigste trouwens wel licht het meest, als den minst toegankelijke voor valsche redeneering. Die valschheid der redeneering bereikt haar toppunt, als de Britsche bladen opmerken, dat de nieuwe proclamatie alleen verraders en overmoedige» kan deren. Immers „de eerlijke burger, die trouw zijn eed van onderwerping houdt, zul niets te vreezen hebben', ?.ij zul alleen hen treffen, „wier inzichten zoo verlicht en vrijzinnig zijn, dat zij meineed en verraad beschouwen als geoorloofde verdedigingsmid delen van voor hun vrijheid strijdende patriotten." Maar wat te zeggen van een gouvernement, handelende door tusschenkomst van zijn vertrouwden opperbevelhebber", dat „zoo verlicht en vrijzinnig" is, dat het de inge zetenen vun door zijn krijgsmacht bezette landstreken b. v. dwingt tot een aangifte, die hen tot verraders maakt van hun eigen landgenooten, van de kampioenen voor hun eigen vrijheid De Echo van het Zniden, WaalwijliSflc n Ijnsslraalsrhf ('airait. De Burgemeester en Wethouders van Waalwijk doen te weten, dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 8en Mei 1900, zijn vastgesteld de volgende verordeningen A. Besluit tot heffing vun eene plaatselijke belasting voor het gebruik van da waag binnen Ja gemeente Waalwijk.* Artikel 1. Er wordt van hen, die gebruik maken van de door de gemeente daar te stellen waag, gehoven eene belasting onder den naam van „waaggeld," Art. 2. Do belasting bedraagt van levend vee er stukti.-U geslacht vee per stuk- O.IO varkens en kalveren, levend of geslacht en halve varkens per stuk. - 0.10 Van alle in dit artikel niet genoemde voor werpen Voor iedere 25 kilo of onderdeel daarvan tot een maximum van 100 kilot 0.02 Voor iedere 50 kilo of onderdeel van 50 kilo daarboven f 0.01 meer. B. „Verordening op de invordering van het waaggeld.' Art. 1. Het waaggeld moet dadelijk bij het gebruik maken van de waag door dengene, die de zuken ter weging aanbiedt, in handen van den waag- meesler worden voldaan. Art. 2. De waagmeester, door Burgemeester en Wet houders te benoemen, ol een ander daartoe door hen aan te wijzen ambtenaar, zal iederen Zaterdag het in de afgeloopen week ontvangene ann den Gemeente Ontvanger afdragen, nadut eene duor hem in te leveren specifieke lijst door Burge meester en Wethouders voor gezien ia geteekend. Art. 3. Het waaggeld, voor zoo ver het niet dadelijk mocht betaald zijn. zal worden ingevorderd over eenkomstig de artikels 258 tot en roet 2(52 oer wet van 29 Juni 1851 (Staaisblad No. 85). Zijnde het voormeld besluit tot helling van waaggeld in de gemeente Waalwijk, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 25 Juli 1900, No. 3o, bij hetwelk de verordening op de invordering is aangehaald. .n En ia hiervan afkondiging geschied den IJ Augustus 1900. De Burgemeester en Wethouders van Waalwijk, De Burgemeester J. TIMMERMANS Wz. (W. B.) De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. 26). ELFDE HOOFDSTUK. is „Zeer goed," zeide de prefect van politie, „uw verzoet zal ingewilligd worden, echter onder voorwaarden, dat uwe rapporten mij alleen ter oorc komen, daarom zult gij ook geen onmidde- lijk superieur hebben. Terstond zal ik u eene kaart laten overhandigen, die gij enkel hebt te veitoonen, om ongehinderd in alle localiteiten der hoofdstad, de verdachtste schuilhoeken, de verborgenate holen binnen te dringen.' „In aeze heb ik vooreerst niets te zoeken.' „Hoe?' vroeg de prefect verwonderd. „Om te vinden wat ik zoek,' nam Lucien, met een eigenaardigen lach, het woord weder op, „zal ik zeer dikwijls in het .café Anglais' dineeren en de drukst bezochte, elegantste restaurants ge regeld bezoeken.' „Maar dan zult gij u ruïneeren,' bemerkte den prelect van politie. „Wat ligt mij daaraan antwoordde Lucien, wanneer ik slechts mijn doel bereik.' De prefect schelde en 9prak eeuige woorden met den binneutredenden beambteeen oogen blik lattr bevond Lucien zich in het bezit eeuer kaart, welke hem als agent der geheime politie legitimeerde. De jonge man bedankte den prefect en verliet het bureau met opgeheven hoofd en hoopvollen, stralenden blik. „Een zonderliDg men9ch,' mompelde den pre fect van politie. „Ik begrijp wel, hoe men zich voor elk beroep begeesteren kan, echter voor het mijne, neen 1 M.oge het God gevallen, dat spoedig licht 'in deze zaak komtIntusschen, op wien kan, buiten op Urban Kerdren de verdenking vallen?' Terwijl hij hierover nadenkt, bracht hem een bureaubediende zijne ochtend-correspondentie. TWAALFDE HOOFDSTUK. Urban is alleen, geheel alleen. Zoo even heelt zich de deur eetier gevangenis-cel in de concier- gerie achter hem gesloten. De herinneringen aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van dezen mor gen, dwarrelen als visioenen door zijne zieke hersenen. Hij kan aan de werkelijkheid van liet ongeluk, dat hem is overkomen, niet gelooven. Neen, zoo opeens valt raeu niet uit een hemel vol hoop, in den afgrond der ellende. Een recht schapen, éérlijk leven kan zoo opeens niet ten prooi worden aan bedrog. Somtijds schijnt liet hem, als trad hij in een duister, maar spoedig van stapel loopend drama als tooneelspeler op, in Het welk hij zijn rol slechts tot aan het einde te spelen heel't, om dan direct vrijheid, geluk en loven weder te genieten. Het hoofd in zijne handen begraven, zit hij op een hard, ellendig leger, en denkt en tobt erover na, aan welken vijand hij wel zijn beklagens— waardigen toestand te wijten kon hebben. Mij moet bij zichzelve bekennen, dat hij steeds liet goede gewild en gedaan heelt en toch er is geen twijfel mogelijk één mensch moet een bijzonder belang er in hebben, hem te vernie tigen. Duizend gedachten, nog talrijker als de klop pingen van zijn hart, doorkruisen zijn brein. Met dezelfde rusteloosheid, met welke andere gevan genen op middelen peinzen om te ontvluchten, ziet Urban in en om zich rond, om het bewijs zijner onschuld te erlangen. „Voor wien was ik dan op de wereld eene hindernis vroeg hij zichzelve af. Hij zoekt en kan liet niet vinden. Ach, al9 hot hem slechts mogelijk was, gedurende deze angstvolle uren een vriend bij zich te hebben, die hij vragen, die hem troosten kon 1 Maar Urban is alleen, geheel alleen 1 De nacht daalt neer en breidt zijne grooter wordende schaduwen over de ge vangenis uit. De gevangenbewaarder brengt hem zijn avond brood. Zonder een woord te spreken, stoot de joDge man het van zich af en valt opnieuw in zijne drooraeiijeu terug. Als hij maar eers ge heel kon uitweenen. Doch de tranen liggen als een centenaarslast op zijn liart en zijn niet in slaat hunnen gewonen weg te vinden zij ver stikken hem en met gebalde vuisten en ontstoken oogleden valt hij terug op zijne legerstede. Als hij tenminste maar bidden kon! Maar op het oogenblik, dat Urban zijn eer en zijn leven bedreigd ziet, voelt hij zich zoo terneergeslagen, dat het hem langen tijd aan kracht ontbreekt, zijn geest tot God, den Gever van alle goed, te werden. Des nachts vermag hij zijne oogen niet te sluiten. Dra ziet hij in het verschiet zijne geliefde Nathalie, hoe zij, eene ondoordringbare duisternis ontvluchtend, voor de laatste maal zich omwendt en hare armen naar hem uitstrekt spoedig daarop ziet hij den zeldzaam starenden blik van den vermoordden Monnier. Het ged» uisch en de klanken in de gevangenis vermeerderen nog zijn zenuwachtig lijden. liet geraas der sleutels, het doffe krassen der gevangenisdeuren, de in den langen gang weerklinkende voetstappen der gevangenen en d«r patrouilles, dit alles brengt hem in eene koortsachtige opgewondenheid. Tegen den middag van den volgenden dag werd hem aangekondigd, dat de rechter van in structie hem verlangde te spreken. Zuchtend verheft zich Urban en is terstond bereid den ge vangenbewaarder te volgen. Al was laatstge noemde nog zoo gewoon aan het zien van ge vangenen, zoo trof hem toch de smartelijke uit drukking op het gelaat van Kerdren en met eene stem, die minder ruw dan gewoonlijk klonk, zeide hij „Wacht een oogenblik, ik kom terstond terug.' Eene minuut later kwam hij in de cel terug en plaatste, zonder een woord te spreken, een kleine spiegel en eene flesch wijn op de tutel. Urban begreep hern, hij greep de spiegel en beschouwde zich daarin: hij schrikte waarlijk van zichzelve terug. Daarna ging hij spoedig er toe over zijn toilet een weinig in orde te brengen, hij waschte zijn gelaat, kamde het haar terug en dronk een glas wijn. „Ziet gij, mijnheer Kerdren,' zeide daarop den gevangenbewaarder; „gij had anders het uitzicht van een mensch gehad, die gewetenswroegingen ondervindt.' „Ik dank uja, ik dank u uit den grond van mijn hart.' „De rechter van instructie is geen aangenaam man,» giug de gevangenbewaarder voort. „Zacht heid is niet een van zijn zwakke aijden, de strik- MILITAIRE BESCHOUWINGEN. Luitenant-kolonel de Wit schrijft aan de „N. R. Ct." Als naar gewoonte is het gepubliceerde telegram van Roberts van 22 dezer onduide lijk, vooral door het gemis van aanduiding van plaats en het geven van niets beteekc nende bijzonderheden, het is dan ook zaak te trachten tusschen de regels te lezen, wil men zich een goede voorstelling van het gebeurde te niakeu. Giobler dan heeft, in oostelijke richting terugtrekkende, den spoorweg PretoriaPie tersburg overschreden, zonder dat Baden Powell, die heni vervolgde, hem dat heeft kunnen beletten. Dat de twee voorhoeden met elkaar slaags zouden 2ijn geweest, is natuurlijk onmogelijk, maar de achterhoede der Boeren schijnt aanvallend te zijn opge treden, stuitte toen uit den aard der zaak op de Engelsche voot hoede en bracht deze ernstige verliezen toe, de Boeren verloren een menigte dooden en gewonden, hoeveel wordt niet vermeld het was echter gemak kelijk genoeg geweest ze te tellen, want van dichtebij vervolgd wordende, zullen zij wel niet in de gelegenheid zijn geweest die mede te voeren. Maar dc vervolging bereikte het beoog ie doel niet want in den ochtend van de 22 dezer had Grobler een lager betrokken aan de Piatrivier, hij had den terugtocht dus gestaakt, en daar zijn vervolger hem hier niet aanviel, kan gerust worden aangenomen, dat het vermelde handgemeen den Engel schen den lust had ontnomen om hiertoe weder over te gaan. Be Wet schijnt viij zeker weer op weg naar den Vrijstaat te zijn, omdat hij cr aan wanhoopt om naar het oosten te kunnen trekken welk een geluk voor Roberts, dal vragen, die hij aan de gevangenen stelt, zijn scherp. God sta u bij, jonge man!* Kerdren volgde de voor da deur wachter.de soldaten, die hem naar den onderzoekingsrechler Jomart voerden. De ambtenaar nam het verhoor van den vorigen dag weder op, Nadat Urban eenige zijner vragen beuntwoord had, wendde hij zich met de volgende woorden tot Jomart: „Mijnheer de rechter van instructie, ik bid u, spaar mij uu eindelijk de kwellingen, die uwe, onder steeds andere vormen afwisselende vragen mij veroorzaken. Er is iots, wat uwe geheele bekwaamheid en spitsvondigheid ten schande maakt: Mijne oprechtheid. Ik ben onschuldig! Zegt niet tegen mij, dut ulle aaugeklaugden, «lie men voor u brengt, onder het vei hoor, aan welke u hen, ovenals mij onderwerpt, hunne onschuld betuigen; ik weet dat. U hebt in uw herhaal delijk vei keer met eerlooze schurken, dat natuur lijk uw ambt medebrengt, liet geloof in de deugd zoo niet geheel, dan toch voor een groot deel verloren. Ik weet ook, dat ik in uw oogen een onbekende ben, die, wel wetend, dat de dood van zijn weldoener lieui een n.illioen zou opleveren, dezen grootiuocdigen mensch laf met een mes vermoord moe hebben. Wuurachtig, het is vree- selijk.' giug Urban voort, „ik, die mij tegenover mijn weldoener steeds gehecht, wellicht heroïsch betoond heb, toen het zich om mijn eigen leven bij zijne redding handelde; ik zou opeens in staat zijn hem to vermoorden, die de plaats van vader bij mij bekleeden wilde Mijne hand zou niet geridderd, ik zou zonder te verbleekei, zonder terug te schrikken, den op mij gerichten blik van het arme slachtoffer verdragen, zou den stoot in zijn hart zoo goed gericht hebben, dat er een tweede niet noodig was geweest Mijnheer de rechter van instructie, gij hebt op uwe loopbaan veel misda igers, veel moordenaars gezien, maar ik durf met grond betwijfelen, dut gij onder hen, dien gij in verhoor gen» man hebt, dikwijls iemand aangetroffen hebt, die 20 op uwe vragen geaot woord heeft als ik.' Urban zweeg een oogenblik; zijne inwendige aandoeningen dreigden hein te verslikken. ,'/,iet mij aan,' ging ij na een korte pauze voort, „juist zooals ik u aanzie; u verstaat het, spoedig over dengene, die voor u gevoerd wor den, een oordeel te vormen ik sla mijn blik niet neder, mijne stem beeft niet, en als het rood die onzichtbare, alom tegenwoordige aan- voeder nu wetr ten zuiden van de Vaal kau gaan opereeren, maar hij heeft slechts 300 man bij zich. Wij zullen eens zien hoe dat getal zal aangroeien als hij eenig voordeel op de Engelschen behaalt het is nog niet zoolang geleden dat werd gesproken van 7000 man, toen het hem gelukte in noorde lijke richting de Vaal te trekken wij weten dat ook het getal 1500 genoemd werd, toen hij door de insluiting bij en om Bethlehem was gebroken het is vermakelijk om na te gaan in hoevele bochten de officieele be richtgever zich moet wenden om de voor deden door de Engelschen behaald zoo breed mogelijk uit te meten en die der Boeren als van weinig beteekeuis voor te stellen. Steyn, wiens dood al gemeld was, is uu op weg naar Machadodorp om zich met Kruger te verecuigen. Hij heeft slechts eeu kleine lijfwacht bij zich, heet het. Het woord klein is zeer betrekkelijk en van een lijfwacht voor den presideut hebben wij nooit gehoord, maar het klinkt 7.00 voorgesteld veel beter, dan dat gemeld werd, zooals waarschijnlijk het geval isSteyn is met een commando op weg om den strijdmacht van Kruger te versterken. Het belangrijkste, dat het officieele tele gram ons leert, is dal de Boeren in Natal zijn gevallen en de spoorwegverbinding hebben verstoord 13 K.M. ten noorden eu 48 K.M. ten zuiden van Newcastle, dus on geveer 6 K.M. ten noorden van de zijlijn naar Dundee. Newcastle is dus naar beide zijden van zijn verbinding afgesloten en het schijnt dat de Boeren een aanval op deze stad in hun schild voeren dat zij haar reeds zouden hebben bezet, eischt nadere bevesti ging, maar wanneer zij niet voornemens waren hier stand te houden, zouden zij geen zwaar geschut op de bergen bij Ingogo hebben gebracht ten noorden, en bij Uann- hausser ten zuiden van Newcastle, zoodat de bezetting niet op aanvoer van levensmiddelen en munitie kan rekenen. Blijven de Boereu nu eeuigeu tijd meester in dit gedeelte van Natal dan zouden zij dergelijke proclamaties kunnen uitvaardigen als Roberts in Transvaal in het licht heeft gegeven en zeker met niet minder recht. Het wordt hoog lijd dat zij bedacht wordeu op het nemen van repre sailles, en laten zij vooral de gevangen millionnairs goed bewaken, wie weet hoeveel nut zij uog van hen kunnen helben. Om en bij Machadodorp zal een ernstig treffen niet lang meer uitblijven, tenzij de Boeren meer noordwaarts trekken. Buller legt het klaarblijkelijk er op om den linker vleugel van de stelling om te trekken, Kit chener (7e brigade der 4e divisie), naar ik meen eeu broeder van den chef van den staf, heeft de Komatievallei bereikt. Geheel naar mijn gelaat stijgt, dan is het enkel van toorn 1' Jomart, die met beide armen op zijn schrijftafel leunde, richtte zijn grijze oogen op het glanzen de gelaat van den jongen man. Hij beschouwde liet een langen tijd, toen begon hij in de voor lieiu liggende akten-stukken te bladeren de en kele gedachte, die zijn geest bezighield, kon in du volgende woorden tezamen gevat wordeu: „Ik heb daar eenen doortrapten schurk voor mij.' Hij herhaalde toen nogmaals dezelfde vragen, die hij den dag te voren aan Urban gesteld had; enkel legde hij het er nog meer op aan, den jongen mau een strik te f-punnen. Urban ant 'woordde als daags te voren, dat hij niets wist en bovendien van dit vreeselijk geheim niets be greep. „Gij past het oudste en tegelijkertijd het afge- zaugdste systeem toe,' was het koude antwoord van den onderzoekiogsrechter, „dat van liurdnek- kig ontkennen. Gij schijnt altijd nog te verge ten, dat wij, als bewijs van uwe schuld, den af druk in was van het slot der tuindeur in handen hebben." Urban streek met de hand over zijn voorhoofd. Het door Jomart aangevoerde bewij9 was klaar, duidelijk tastbaar en toch was het vulsclier be staan op de wereld valsche getuigen en onver trouwbare bewijzen in overvloed I „Gij ziet zeil," zeide Jomart, „dat gij hierop het antwoord moet schuldig blijven.' U vergist u, mijnheer de rechter van instructie, ik stel daar tegenover de gerustheid van mijn ge weten wel u, wanneer gij, mijn aanklager, even zoo rustig liet uwe kunt onderzoeken, als ik, den door u beschuldigde, het mijnel' Jomart wierp ren dreigenden blik op den jon gen man toen beduidde hij zijn secretaris, dat liet verhoor geëindigd was en riep door een ruk aan het zich naast hein bevindende schelkoord de soldaten binutn, die Urban in de gevangenis terugvoeren en hem op den weg, die deze van het paleis van justitie scheidde, bewaken zou den. „Zal mijnen vrienden nog altijd de toegang lot mij ontzegd worden?' vroeg Urban. „Ik houd dit var. lieden af vooronnoodig;ook kunt gij met een advocaat coufcieeren.' (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1