Nummer 67.
Donderdag 30 Ausristus.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel9 Industrie en Gemeentebelangen.
De Zuid-Afrikaansche oorlog.
A N T 0 0 N ÏIELEN,
'"Feuilleton.
De valsche Baron.
Uitgever:
Bekendmaking.
afkondiging.
Het Schrikbewind.
- t~ir irrrrrrt^r^^Tt^nr^Tmfini-|B M|inlil
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonne m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door liet gcheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco {e zeilden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertenties I-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertentiës bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten.
Reclames 15 cent per regel.
Krachtens de nieuwe proclamatie van
Lord Roberts in Zuid-Afrika zullen alle
burgers in de door Engelsche troepen
bezette streken als krijgsgevangen worden
beschouwd en gedeporteerd. Alle gebouwen,
getimmerten en boeven, waarin verkenners
LUCIEN RAMOUSSOT.
van de Boeren worden geherbergd, zullen
met den grond worden gelijk gemaakt, en
de bewoners worden gewaarschuwd, dat zij
verplicht zijn de Engelsche bevelhebbers
kennis te geven van de tegenwoordigheid
van Boeren op hunne boeven. Bij verzuim
zullen zij beschouwd worden als den vijand
te helpen en met hem te beulen. Van die
deportatie zijn alleen vrij die den onzijdig-
heidsecd van de eerste proclamatie nu reeds
afgelegd hebben. En wie dezen eed schen
den, zullen met den dood, met gevangenis
of boete gestraft worden En dat alles
wordt gerechtvaardigd met de opmerkingen,
dat bet zoo moeielijk is de combattanten
van de non-coiubattanten te onderscheiden,
dat verscheidene burgers de onzijdigheid
hebben geschonden, en dat de Transvaal -
sche regeering die dus nog als bestaande
wordt erkend bet afleggen van dien eed
als immoreel beschouwt naar onze mee
ning zeer terecht en de burgers beeft
aangemaand zich niet op deze wijze te bin
den.
Een prachtige opmerking omtrent deze
proclamatie gaf de correspondent van Reuter
te Pretoria ten beste. Verschillende burgers,
die den onzijdigheidseed hadden afgelegd,
hadden zich namelijk beklaagd, dat zij
daardoor tusschen twee vuren waren geplaatst,
want dal ze gevaar liepen, zoo ze in banden
van bun eigen landgenooten vielen, te wor
den doodgeschoten, tenzij ze zich bij een
Boereu-commando voegden, terwijl hun, in
dien zij door de Engelschen werden gevan
gen genomen, dezelfde straf of althans de
portatie te wachten stond. De nieuwe pro
clamatie ran Lord Roberts zou daarom
niet noodwendig door alle burgers als een
harde maatregel beschouwd worden, vermits
weerwraak van de zijde van hun eigen volk
er door belet zou worden
De edele Brit, die deze gevolgtrekking
maakte, acht blijkbaar de Boeren-aanvoer-
ders niet in staat dezelfde onmenschelijke
maatregelen te nemen bij rekent er op dat
zij medelijden zullen hebben met hun land
genooten, die uit vrees voor doodstraf of
deportatie en bet verbranden hunner boeven
bun tegenwoordigheid aan de Engelschen
hebben verraden. Misschien heeft bij gelijk,
en zijn de Boeren tot dergelijke maatrege
len niet in staat. Daarvoor is noodig de
bekrompen eigenwaan van een Engelschman,
die niet begrijpen kan, dat iemand ter we
reld zich met goed recht tegen Britsche
aanmatiging kan verzetten, en tegen zulk
een dollemau, die de sclioone wereldorde
verstoort en in zijn zelfverblinding zegenin
gen tegenhoudt, die de Britsche vlag aan
zijn land gaat brengen, ongeveer alle maat
regelen geoorloofd en in bet algemeen be
lang noodzakelijk acht, welke in een be
schaafde maatschappij genomen worden te
gen hen, die geweld plegen tegen de openbare
orde en de openbare veiligheid. Van vijan
den werden dc ingezetenen rlcr republieken
opstandelingen een eenvoudige maatregel
als de invoering van den onzijdigheidseed
maakte ben tot landverraders en gewone
misdadigers.
Niet zonder bittere ergernis kunnen wij
de beschouwingen der Engelsche bladen over
Lord Robert's proclamatie lezen en daarin
de heerlijke voldoening opmerken, dat van
nu af aan de strengste maatregelen (the most
rigorous measures) genomen zullen worden,
„niet alleen tegen allen, die hun eed van
onderwerping hebben verbroken, maar ook
tegen lien, die tot nog toe hebben gewei
gerd dien in de door de Britsche troepen
bezette districten af te leggen." Deze brave,
menschlievende, edele Britten zien in deze
proclamatie de „rondborstige bekentenis,
dat de welgemeende poging om de vijand
schap door zachtheid te overwinnen geble
ken is een kolossale dwaling geweest te
zijn". Zij zijn edelmoedig genoeg om te
verklaren, dat zij zelfs na de mislukking
het niet betreuren dat de proef genomen
Immers„Het Britsche gouvernement,
DE GEVANGENIS.
handelende door tusschenkomst van zijn
vertrouwden opperbevelhebber, had gewenscht
tot de uiterste grens de verschrikkingen van
dén oorlog te verzachten en de gemoeds
bewegingen te matigen, die de oorlog had
veroorzaakt. Men geloofde, dat zachtheid
zou medewerken om den weg te bereiden
voor eene latere verzoening tusschen de
beide rassen. Ongelukkig is die edelmoedige
hoop vernietigd door liet vermetele verraad
van een niet belangrijk aantal burgers."
Zoo treurt de edele Brit over de uiterst
strenge maatregelen", die hij zijns ondanks ge
noodzaakt is te nemen. Het zal ons niet
beletten onze minachting uit te spreken
over zooveel huichelarij of over een natio
nale zelfverblinding, die niet kan opmerken
wat den eenvoudigste in het oog moet
springen. Den eenvoudigste trouwens wel
licht het meest, als den minst toegankelijke
voor valsche redeneering. Die valschheid
der redeneering bereikt haar toppunt, als
de Britsche bladen opmerken, dat de nieuwe
proclamatie alleen verraders en overmoedige»
kan deren. Immers „de eerlijke burger,
die trouw zijn eed van onderwerping houdt,
zul niets te vreezen hebben', ?.ij zul alleen
hen treffen, „wier inzichten zoo verlicht en
vrijzinnig zijn, dat zij meineed en verraad
beschouwen als geoorloofde verdedigingsmid
delen van voor hun vrijheid strijdende
patriotten."
Maar wat te zeggen van een gouvernement,
handelende door tusschenkomst van zijn
vertrouwden opperbevelhebber", dat „zoo
verlicht en vrijzinnig" is, dat het de inge
zetenen vun door zijn krijgsmacht bezette
landstreken b. v. dwingt tot een aangifte,
die hen tot verraders maakt van hun eigen
landgenooten, van de kampioenen voor hun
eigen vrijheid
De Echo van het Zniden,
WaalwijliSflc n Ijnsslraalsrhf ('airait.
De Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
doen te weten, dat door den raad dier gemeente
in zijne vergadering van den 8en Mei 1900, zijn
vastgesteld de volgende verordeningen
A. Besluit tot heffing vun eene plaatselijke
belasting voor het gebruik van da waag binnen
Ja gemeente Waalwijk.*
Artikel 1.
Er wordt van hen, die gebruik maken van de
door de gemeente daar te stellen waag, gehoven
eene belasting onder den naam van „waaggeld,"
Art. 2.
Do belasting bedraagt
van levend vee er stukti.-U
geslacht vee per stuk- O.IO
varkens en kalveren, levend of geslacht
en halve varkens per stuk. - 0.10
Van alle in dit artikel niet genoemde voor
werpen
Voor iedere 25 kilo of onderdeel daarvan tot een
maximum van 100 kilot 0.02
Voor iedere 50 kilo of onderdeel van 50 kilo
daarboven f 0.01 meer.
B. „Verordening op de invordering van het
waaggeld.'
Art. 1.
Het waaggeld moet dadelijk bij het gebruik
maken van de waag door dengene, die de zuken
ter weging aanbiedt, in handen van den waag-
meesler worden voldaan.
Art. 2.
De waagmeester, door Burgemeester en Wet
houders te benoemen, ol een ander daartoe door
hen aan te wijzen ambtenaar, zal iederen Zaterdag
het in de afgeloopen week ontvangene ann den
Gemeente Ontvanger afdragen, nadut eene duor
hem in te leveren specifieke lijst door Burge
meester en Wethouders voor gezien ia geteekend.
Art. 3.
Het waaggeld, voor zoo ver het niet dadelijk
mocht betaald zijn. zal worden ingevorderd over
eenkomstig de artikels 258 tot en roet 2(52 oer
wet van 29 Juni 1851 (Staaisblad No. 85).
Zijnde het voormeld besluit tot helling van
waaggeld in de gemeente Waalwijk, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 25 Juli 1900, No. 3o,
bij hetwelk de verordening op de invordering is
aangehaald. .n
En ia hiervan afkondiging geschied den IJ
Augustus 1900.
De Burgemeester en Wethouders van Waalwijk,
De Burgemeester
J. TIMMERMANS Wz. (W. B.)
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
26).
ELFDE HOOFDSTUK.
is
„Zeer goed," zeide de prefect van politie, „uw
verzoet zal ingewilligd worden, echter onder
voorwaarden, dat uwe rapporten mij alleen ter
oorc komen, daarom zult gij ook geen onmidde-
lijk superieur hebben. Terstond zal ik u eene
kaart laten overhandigen, die gij enkel hebt te
veitoonen, om ongehinderd in alle localiteiten
der hoofdstad, de verdachtste schuilhoeken, de
verborgenate holen binnen te dringen.'
„In aeze heb ik vooreerst niets te zoeken.'
„Hoe?' vroeg de prefect verwonderd.
„Om te vinden wat ik zoek,' nam Lucien, met
een eigenaardigen lach, het woord weder op, „zal
ik zeer dikwijls in het .café Anglais' dineeren
en de drukst bezochte, elegantste restaurants ge
regeld bezoeken.'
„Maar dan zult gij u ruïneeren,' bemerkte den
prelect van politie.
„Wat ligt mij daaraan antwoordde Lucien,
wanneer ik slechts mijn doel bereik.'
De prefect schelde en 9prak eeuige woorden
met den binneutredenden beambteeen oogen
blik lattr bevond Lucien zich in het bezit eeuer
kaart, welke hem als agent der geheime politie
legitimeerde. De jonge man bedankte den prefect
en verliet het bureau met opgeheven hoofd en
hoopvollen, stralenden blik.
„Een zonderliDg men9ch,' mompelde den pre
fect van politie. „Ik begrijp wel, hoe men zich
voor elk beroep begeesteren kan, echter voor het
mijne, neen 1 M.oge het God gevallen, dat spoedig
licht 'in deze zaak komtIntusschen, op wien
kan, buiten op Urban Kerdren de verdenking
vallen?'
Terwijl hij hierover nadenkt, bracht hem een
bureaubediende zijne ochtend-correspondentie.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Urban is alleen, geheel alleen. Zoo even heelt
zich de deur eetier gevangenis-cel in de concier-
gerie achter hem gesloten. De herinneringen aan
de verschrikkelijke gebeurtenissen van dezen mor
gen, dwarrelen als visioenen door zijne zieke
hersenen. Hij kan aan de werkelijkheid van liet
ongeluk, dat hem is overkomen, niet gelooven.
Neen, zoo opeens valt raeu niet uit een hemel
vol hoop, in den afgrond der ellende. Een recht
schapen, éérlijk leven kan zoo opeens niet ten
prooi worden aan bedrog. Somtijds schijnt liet
hem, als trad hij in een duister, maar spoedig van
stapel loopend drama als tooneelspeler op, in Het
welk hij zijn rol slechts tot aan het einde te
spelen heel't, om dan direct vrijheid, geluk en
loven weder te genieten.
Het hoofd in zijne handen begraven, zit hij op
een hard, ellendig leger, en denkt en tobt erover
na, aan welken vijand hij wel zijn beklagens—
waardigen toestand te wijten kon hebben. Mij
moet bij zichzelve bekennen, dat hij steeds liet
goede gewild en gedaan heelt en toch er is
geen twijfel mogelijk één mensch moet een
bijzonder belang er in hebben, hem te vernie
tigen.
Duizend gedachten, nog talrijker als de klop
pingen van zijn hart, doorkruisen zijn brein. Met
dezelfde rusteloosheid, met welke andere gevan
genen op middelen peinzen om te ontvluchten,
ziet Urban in en om zich rond, om het bewijs
zijner onschuld te erlangen.
„Voor wien was ik dan op de wereld eene
hindernis vroeg hij zichzelve af. Hij zoekt en
kan liet niet vinden. Ach, al9 hot hem slechts
mogelijk was, gedurende deze angstvolle uren
een vriend bij zich te hebben, die hij vragen,
die hem troosten kon 1 Maar Urban is alleen,
geheel alleen 1 De nacht daalt neer en breidt
zijne grooter wordende schaduwen over de ge
vangenis uit.
De gevangenbewaarder brengt hem zijn avond
brood. Zonder een woord te spreken, stoot de
joDge man het van zich af en valt opnieuw in
zijne drooraeiijeu terug. Als hij maar eers ge
heel kon uitweenen. Doch de tranen liggen als
een centenaarslast op zijn liart en zijn niet in
slaat hunnen gewonen weg te vinden zij ver
stikken hem en met gebalde vuisten en ontstoken
oogleden valt hij terug op zijne legerstede.
Als hij tenminste maar bidden kon! Maar op
het oogenblik, dat Urban zijn eer en zijn leven
bedreigd ziet, voelt hij zich zoo terneergeslagen,
dat het hem langen tijd aan kracht ontbreekt,
zijn geest tot God, den Gever van alle goed, te
werden. Des nachts vermag hij zijne oogen
niet te sluiten. Dra ziet hij in het verschiet zijne
geliefde Nathalie, hoe zij, eene ondoordringbare
duisternis ontvluchtend, voor de laatste maal
zich omwendt en hare armen naar hem uitstrekt
spoedig daarop ziet hij den zeldzaam starenden
blik van den vermoordden Monnier. Het ged» uisch
en de klanken in de gevangenis vermeerderen
nog zijn zenuwachtig lijden. liet geraas der
sleutels, het doffe krassen der gevangenisdeuren,
de in den langen gang weerklinkende voetstappen
der gevangenen en d«r patrouilles, dit alles brengt
hem in eene koortsachtige opgewondenheid.
Tegen den middag van den volgenden dag
werd hem aangekondigd, dat de rechter van in
structie hem verlangde te spreken. Zuchtend
verheft zich Urban en is terstond bereid den ge
vangenbewaarder te volgen. Al was laatstge
noemde nog zoo gewoon aan het zien van ge
vangenen, zoo trof hem toch de smartelijke uit
drukking op het gelaat van Kerdren en met eene
stem, die minder ruw dan gewoonlijk klonk,
zeide hij
„Wacht een oogenblik, ik kom terstond terug.'
Eene minuut later kwam hij in de cel terug en
plaatste, zonder een woord te spreken, een kleine
spiegel en eene flesch wijn op de tutel. Urban
begreep hern, hij greep de spiegel en beschouwde
zich daarin: hij schrikte waarlijk van zichzelve
terug. Daarna ging hij spoedig er toe over zijn
toilet een weinig in orde te brengen, hij waschte
zijn gelaat, kamde het haar terug en dronk een
glas wijn.
„Ziet gij, mijnheer Kerdren,' zeide daarop den
gevangenbewaarder; „gij had anders het uitzicht
van een mensch gehad, die gewetenswroegingen
ondervindt.'
„Ik dank uja, ik dank u uit den grond van
mijn hart.'
„De rechter van instructie is geen aangenaam
man,» giug de gevangenbewaarder voort. „Zacht
heid is niet een van zijn zwakke aijden, de strik-
MILITAIRE BESCHOUWINGEN.
Luitenant-kolonel de Wit schrijft aan de
„N. R. Ct."
Als naar gewoonte is het gepubliceerde
telegram van Roberts van 22 dezer onduide
lijk, vooral door het gemis van aanduiding
van plaats en het geven van niets beteekc
nende bijzonderheden, het is dan ook zaak
te trachten tusschen de regels te lezen, wil
men zich een goede voorstelling van het
gebeurde te niakeu.
Giobler dan heeft, in oostelijke richting
terugtrekkende, den spoorweg PretoriaPie
tersburg overschreden, zonder dat Baden
Powell, die heni vervolgde, hem dat heeft
kunnen beletten. Dat de twee voorhoeden
met elkaar slaags zouden 2ijn geweest, is
natuurlijk onmogelijk, maar de achterhoede
der Boeren schijnt aanvallend te zijn opge
treden, stuitte toen uit den aard der zaak
op de Engelsche voot hoede en bracht deze
ernstige verliezen toe, de Boeren verloren
een menigte dooden en gewonden, hoeveel
wordt niet vermeld het was echter gemak
kelijk genoeg geweest ze te tellen, want van
dichtebij vervolgd wordende, zullen zij wel
niet in de gelegenheid zijn geweest die mede
te voeren. Maar dc vervolging bereikte het
beoog ie doel niet want in den ochtend van
de 22 dezer had Grobler een lager betrokken
aan de Piatrivier, hij had den terugtocht
dus gestaakt, en daar zijn vervolger hem hier
niet aanviel, kan gerust worden aangenomen,
dat het vermelde handgemeen den Engel
schen den lust had ontnomen om hiertoe
weder over te gaan.
Be Wet schijnt viij zeker weer op weg
naar den Vrijstaat te zijn, omdat hij cr aan
wanhoopt om naar het oosten te kunnen
trekken welk een geluk voor Roberts, dal
vragen, die hij aan de gevangenen stelt, zijn scherp.
God sta u bij, jonge man!*
Kerdren volgde de voor da deur wachter.de
soldaten, die hem naar den onderzoekingsrechler
Jomart voerden. De ambtenaar nam het verhoor
van den vorigen dag weder op, Nadat Urban
eenige zijner vragen beuntwoord had, wendde
hij zich met de volgende woorden tot Jomart:
„Mijnheer de rechter van instructie, ik bid u,
spaar mij uu eindelijk de kwellingen, die uwe,
onder steeds andere vormen afwisselende vragen
mij veroorzaken. Er is iots, wat uwe geheele
bekwaamheid en spitsvondigheid ten schande
maakt: Mijne oprechtheid. Ik ben onschuldig!
Zegt niet tegen mij, dut ulle aaugeklaugden, «lie
men voor u brengt, onder het vei hoor, aan welke
u hen, ovenals mij onderwerpt, hunne onschuld
betuigen; ik weet dat. U hebt in uw herhaal
delijk vei keer met eerlooze schurken, dat natuur
lijk uw ambt medebrengt, liet geloof in de deugd
zoo niet geheel, dan toch voor een groot deel
verloren. Ik weet ook, dat ik in uw oogen een
onbekende ben, die, wel wetend, dat de dood van
zijn weldoener lieui een n.illioen zou opleveren,
dezen grootiuocdigen mensch laf met een mes
vermoord moe hebben. Wuurachtig, het is vree-
selijk.' giug Urban voort, „ik, die mij tegenover
mijn weldoener steeds gehecht, wellicht heroïsch
betoond heb, toen het zich om mijn eigen leven
bij zijne redding handelde; ik zou opeens in
staat zijn hem to vermoorden, die de plaats van
vader bij mij bekleeden wilde Mijne hand zou
niet geridderd, ik zou zonder te verbleekei, zonder
terug te schrikken, den op mij gerichten blik
van het arme slachtoffer verdragen, zou den stoot
in zijn hart zoo goed gericht hebben, dat er een
tweede niet noodig was geweest Mijnheer de
rechter van instructie, gij hebt op uwe loopbaan
veel misda igers, veel moordenaars gezien, maar
ik durf met grond betwijfelen, dut gij onder hen,
dien gij in verhoor gen» man hebt, dikwijls iemand
aangetroffen hebt, die 20 op uwe vragen geaot
woord heeft als ik.'
Urban zweeg een oogenblik; zijne inwendige
aandoeningen dreigden hein te verslikken.
,'/,iet mij aan,' ging ij na een korte pauze
voort, „juist zooals ik u aanzie; u verstaat het,
spoedig over dengene, die voor u gevoerd wor
den, een oordeel te vormen ik sla mijn blik
niet neder, mijne stem beeft niet, en als het rood
die onzichtbare, alom tegenwoordige aan-
voeder nu wetr ten zuiden van de Vaal kau
gaan opereeren, maar hij heeft slechts 300
man bij zich. Wij zullen eens zien hoe dat
getal zal aangroeien als hij eenig voordeel
op de Engelschen behaalt het is nog niet
zoolang geleden dat werd gesproken van
7000 man, toen het hem gelukte in noorde
lijke richting de Vaal te trekken wij weten
dat ook het getal 1500 genoemd werd, toen
hij door de insluiting bij en om Bethlehem
was gebroken het is vermakelijk om na te
gaan in hoevele bochten de officieele be
richtgever zich moet wenden om de voor
deden door de Engelschen behaald zoo
breed mogelijk uit te meten en die der
Boeren als van weinig beteekeuis voor te
stellen.
Steyn, wiens dood al gemeld was, is uu
op weg naar Machadodorp om zich met
Kruger te verecuigen. Hij heeft slechts eeu
kleine lijfwacht bij zich, heet het. Het
woord klein is zeer betrekkelijk en van een
lijfwacht voor den presideut hebben wij nooit
gehoord, maar het klinkt 7.00 voorgesteld
veel beter, dan dat gemeld werd, zooals
waarschijnlijk het geval isSteyn is met
een commando op weg om den strijdmacht
van Kruger te versterken.
Het belangrijkste, dat het officieele tele
gram ons leert, is dal de Boeren in Natal
zijn gevallen en de spoorwegverbinding
hebben verstoord 13 K.M. ten noorden eu
48 K.M. ten zuiden van Newcastle, dus on
geveer 6 K.M. ten noorden van de zijlijn
naar Dundee. Newcastle is dus naar beide
zijden van zijn verbinding afgesloten en het
schijnt dat de Boeren een aanval op deze
stad in hun schild voeren dat zij haar reeds
zouden hebben bezet, eischt nadere bevesti
ging, maar wanneer zij niet voornemens
waren hier stand te houden, zouden zij geen
zwaar geschut op de bergen bij Ingogo
hebben gebracht ten noorden, en bij Uann-
hausser ten zuiden van Newcastle, zoodat de
bezetting niet op aanvoer van levensmiddelen
en munitie kan rekenen. Blijven de Boereu
nu eeuigeu tijd meester in dit gedeelte van
Natal dan zouden zij dergelijke proclamaties
kunnen uitvaardigen als Roberts in Transvaal
in het licht heeft gegeven en zeker met niet
minder recht. Het wordt hoog lijd dat zij
bedacht wordeu op het nemen van repre
sailles, en laten zij vooral de gevangen
millionnairs goed bewaken, wie weet hoeveel
nut zij uog van hen kunnen helben.
Om en bij Machadodorp zal een ernstig
treffen niet lang meer uitblijven, tenzij de
Boeren meer noordwaarts trekken. Buller
legt het klaarblijkelijk er op om den linker
vleugel van de stelling om te trekken, Kit
chener (7e brigade der 4e divisie), naar ik
meen eeu broeder van den chef van den
staf, heeft de Komatievallei bereikt. Geheel
naar mijn gelaat stijgt, dan is het enkel van
toorn 1'
Jomart, die met beide armen op zijn schrijftafel
leunde, richtte zijn grijze oogen op het glanzen
de gelaat van den jongen man. Hij beschouwde
liet een langen tijd, toen begon hij in de voor
lieiu liggende akten-stukken te bladeren de en
kele gedachte, die zijn geest bezighield, kon in
du volgende woorden tezamen gevat wordeu:
„Ik heb daar eenen doortrapten schurk voor
mij.'
Hij herhaalde toen nogmaals dezelfde vragen,
die hij den dag te voren aan Urban gesteld had;
enkel legde hij het er nog meer op aan, den
jongen mau een strik te f-punnen. Urban ant
'woordde als daags te voren, dat hij niets wist en
bovendien van dit vreeselijk geheim niets be
greep.
„Gij past het oudste en tegelijkertijd het afge-
zaugdste systeem toe,' was het koude antwoord
van den onderzoekiogsrechter, „dat van liurdnek-
kig ontkennen. Gij schijnt altijd nog te verge
ten, dat wij, als bewijs van uwe schuld, den af
druk in was van het slot der tuindeur in handen
hebben."
Urban streek met de hand over zijn voorhoofd.
Het door Jomart aangevoerde bewij9 was klaar,
duidelijk tastbaar en toch was het vulsclier be
staan op de wereld valsche getuigen en onver
trouwbare bewijzen in overvloed I
„Gij ziet zeil," zeide Jomart, „dat gij hierop het
antwoord moet schuldig blijven.'
U vergist u, mijnheer de rechter van instructie,
ik stel daar tegenover de gerustheid van mijn ge
weten wel u, wanneer gij, mijn aanklager, even
zoo rustig liet uwe kunt onderzoeken, als ik, den
door u beschuldigde, het mijnel'
Jomart wierp ren dreigenden blik op den jon
gen man toen beduidde hij zijn secretaris, dat
liet verhoor geëindigd was en riep door een ruk
aan het zich naast hein bevindende schelkoord
de soldaten binutn, die Urban in de gevangenis
terugvoeren en hem op den weg, die deze van
het paleis van justitie scheidde, bewaken zou
den.
„Zal mijnen vrienden nog altijd de toegang lot
mij ontzegd worden?' vroeg Urban.
„Ik houd dit var. lieden af vooronnoodig;ook
kunt gij met een advocaat coufcieeren.'
(Wordt vervolgd.)