Nummer (38.
Zondag 2 September
23e Jaargang
5
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
De verjaardag onzer Koningin,
AITOOITIELEI
Dit nummer bestaat, uit twee bladen.
Qto&Q ^e-lie|3e
FEUILLETON
De valsche Baron.
Op den 20sten verjaardag
China.
M fS. li
Dit ïCa verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door liet geheel e rijk f.0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
U 1 T G F. V F 11
\V A A L W IJ K.
Advkrtkntlkn 1*7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeeÜge contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
tCH*
Schoon 'twild gebroed
Om wortel wroet,
De Oranje-boom blijft welig tieren
In Neerlands tuin
Op vrijen duin,
Blijlt vorstelijk het aardrijk sieren.
o
Weer, schoonste bloem,
Gij, Neerlands ïoem,
Ontluik met immer zoeter geuren,
Blij dreunt de lucht
Uw rijke vrucht
«Blijf d' eeuwen door ons volk opbeuren
- o
Gij, vrije tolk,
Gejuich van 't volk,
Schud blij Oranjes blaren
't Klink' van deez' tak
Tot 't sterrendak
«Wil Wilhelmina sparen!»
A RN Suijs.
DE GEVANGENIS.
Nederland viert lieden feest.
Twintig jaren zijn voorbij gespoed, sinds
het bulderen der kanonnen den volke de
blijde tijding bracht, dat ons een princesje,
eene nieuwe spruit aan den edelen Oranje
stam, was geboren.
En overal was gejuicli en gejubel en
vreugdevol beierden de vroolijke klokken-
acQpurden; heel Nederland ging op in blijd
schap over de geboorte van Haar, die eens
den trolsch van ons Holland zijn zou.
De gfijze Koning Willem III mocht
slechts enkele jaren dien roem van Neder
land zien opgroeien, toen hij werd opge
roepen tot hoogcr oord. de zorg voor zijn
dierbaar pand overlatende aan zijne gemalin,
die stoere, edele vrouw, die hem den avond
van zijn leven zoo gelukkig maakte.
Eu Nederland is Haar, de Koningin-
Moeder dankbaar, liet volk weet en be
vroedt het ten volle wat de Koningin-
Regentes heeft gedaan, welke schoone
eigenschappen zij in den geest en hart van
Haar kind heeft geprent en met hoeveel
liefdevollen ijver zij de edele neigingen
in haar Koninklijke dochter heeft ontwik
keld en ten bloei gebrachten met welk
een kracht Zij der Kouinginne aangeboren
liefde tot haar trouwe onderdanen steeds
heeft aangewakkerd.
Nederland weet en beseft liet, liet Ne-
derlandsche volk is die groote Moeder innig
daarvoor dankbaar.
En ziedaar dan de schoone vrucht van die
Moederlijke zorgen, de fiere Jonkvrouwe,
die edele spruit van liet roemvruehtige
huis van Oranje, die door haar liefde tot
't volk haren troon onwankelbaar heeft ge
maakt en zich den heehtsten steun van
haar dierbaar volk heeft verzekerd.
Onwillekeurig denken we terug aan die
heerlijke dagen van Augustus en September
1898, toen overal die nationale leesten
werden gevierd met een enthousiasme, Haar
alleen waardig; de ondubbelzinuigste bewijzen
van innige verknochtheid werden toen,
evenals nog steeds, gegeven.
Wij herhalen 't, Nederland is Haar dank
baar.
De verwachtingen zoo hoog gespannen
bij Hare troonsbestijging zijn verre over
troffen.
En allen smeken, zegen, o God, onze
innig geliefde vorstin Wilhelmina, spaar
Haar vtde, vele jaren, geef Haar de kracht
de belangen van ons Nederland tot in de
lengte der dagen te blijven behartigen.
Willemien, nee, Willemienijo,
(YYillemien//<? zeg'k zoo graog)
Sohrieft 'et tweede gouwen tientje
len beur levensboek vaudaog.
Mins, waor is de tied gebleven
Toen ik van beur kustlik leven
't Viefde jaar geprent mocht zien
Als Prinsesje hups en fien
En nou zie 'k haor, twintigjaorig,
Weer ien bceltnis veur mien staon
Wel parmantig, maor toch aorig
Kiekt ze as Keunigin mien aon.
En 'k herdenk 't gelukkig uurtje
DtVk haor met 'een vluchtig gluurtje,
Ien de pronkkoets zitten zag
'k Zag van verre eerst, urn 'en huukske,
't Knikkend veertje, 't wuuveiul duukske
Toen dichtbij beur groet en lach.
Heere, da zal'k nooit vergelen
'k Schreide (jao, da wil'k wel weten)
Went mien wuns was nou vervuld.
Lang regiere Willemientje,
't Lieve Oraiije-zomieschienljc,
Waor ons Volk mee is verguld
B. van Mkurs.
(Mbd.)
■■■MM
De Echo van het Zuiden
Waalwiiksc
Courant,
jsia
US' SjUvS£5_£5 i'SN3
27).
TWAALFDE HOOFDSTUK.
.Ik heb geen advocaat noodig, mijnheer de
rechter van instructie.''
,De wet geeft u een verdediger, wanneer gij
er zelf geen kiest, zal hij u toegevoegd worden.'
,Nu goed, de wet legt mij zooveel op,' zeide
Urban bitter, .dat ik mij ook in dezen nieuwen
eiscli schikken zal, maar ik doe het enkel, wijl
ik daartoe gedwongen wordt'.
Urban Kerdreii verliet daarop het kabinet van
den rechter en bevond zich een kwartier latei-
weer achter slot en grendel. Hij gevoelde zich
een weinig verlicht. De ongelukkige bevond
zich in den toestand van een drenkeling, die,
terwijl hij de onmogelijkheid zijner redding
inziet, zich zonder tegenweer aan den verdeif-
aanbrengendeii stroom overgeeft.
Op de vertwijfeling van het eerste uur volgde
eene groote neerslachtigheidhij gevoelde, hoe
zij hem overmeesterdehij gevoelde, hoe hij
altijd nader tot den verslindenden afgrond heen
getrokken werd.
Het volgend uur maakte hij ten nutte, om over
de verschillende periodes zijns levens na te den
ken. Daar verscheen de cipier en vroeg hem, of
hij den gevangenis-geestelijke ontvangen wilde.
,Ja, ja,' zeide hij levendig, .laat hem komen"
De geestelijke verscheen. Het was een bejaard
heer, wiens witte haren tot op zijne schouders
ueergollde, en wiens rustigen en zachten blik,
door de uitdrukking van een liefdevol medelijden,
dat daaruit tegemoet straalde, op het eerste go-
zicht troost beloofde.
Een oogenblik bleef hij op den drempel staan
en beschouwde den gevangene met zijne heldere
pogen, waaruit een inwendig vuur schitterde.
Toen vouwde hij zijne handen met den uitroep
.Goddank, het betreft alleen een ongelukkige!'
en naderde Urban.
Een kreet ontsnapte aan Urban's borst, die
*ich thans zuchtend in de armen van den grijzen
priester wierp. Zoouls een vader zijn kind, zoo
trok deze Urban zacht aan zijne borst; de jonge
man, die lot nu toe niet vermocht te weenen, brak
in tranen uit!
.Uelool't u mij... u vroeg Urban.
.Ja, mijn zoon, ik geloof u; want ik heb u
tot op den grond uwer ziel doorschouwd.'
„Maar ook Jomart heeft mijne trekken bestu
deerd en duafiu naar datgene gezocht, wat hij het
iaadsel mijner ziel noemde.'
,Ja, maar hij heeft-u met. den blik van een
aurdschen rechter aangezien, terwijl de Verlosser
ons, zijne priesters, een klein atoom van de hel
derheid van zijn blik verleend, met welke Hij
de gedachten zijner discipelen doorschouwde, hit
hart van eene Maria Magdalena bekeerde en een
l'etrus zjne ondankbaarheid verweet. Wij, pries
ters, zie i helderder dan vele andere inenschen,
dewijl God met ons, of liever voor ons ziet."
Langen tijd sprak toen de geestelijke der ge
vangenis tot den jongeling van het vertrouwen,
dat hij op God moest stellen en van de plicht,
die op hein rustte, zijnerzijds alles te doen oiïi
het gevaar, dat hem dreigde, van zich af te wen
den. Doelt tevergeefs; Urban weigerde hardnek
kig de verdediging zijner onschuld aan een ad
vocaat toe te vertrouwen, dewijl de bewijzen,
die tegen hem getuigden, door niemand uit de
wereld geschaft konden worden en dewijl hij
r eds begonnen was, zich met het ontzettende
lot, dat hem wellicht wachtte te verzi enen. De
p iesler bewees hem, dat zijne hardnekkigheid
eeuegioote strafbare zwakte was. „En gesteld,*
sprak hij, „dut het ergs e gebeurde, dal gij on
schuldig veroordeeld werd, wat zouden dan de
g-.volgen zijn? Uwe veroordeeling zou in het
Hart van velen gegronden twijfel aan uwe on
schuld achterlaten, de misdadiger echter, wiens
plaats gij op 't oogenblik inneemt, zou triuin-
pheereu... Neen, mijn zoon; gpene zwakheid!
Geloof mij, alle geoorloofde middelen tot uwe
redding aan te zullen wenden.'
,Ik kan u dit onmogelijk belooven.'
"Verbergt gij voor mijeenig geheim?" vroeg
de priester verder.
Urban boog het hoofd.
.Ja, mijn zoon, en dit geheim ken ik reeds
half; den dag zal aanbreken, dat gij mij alles
zult toevertrouwen. Weet, datook ik vele kwel
lingen heb leeren kennen, vele bitterheden des
levens ondervond, vooraleer ik besluiten kon,
anderen een trooster in hun lijden te worden.'
„Gij mijn vader?'
.Ja, mijn zoor.; en ik dank den hemel daar
voor ook ik heb gestreden, geweend, geleden
misschien zal ik u op een dag mijne levensge
schiedenis verhalen, en dan zult gij zien, in hoe
Imogen graad ik mij vei plicht moet gevoelen,
anderen in het ongeluk bij te stuuu, om de schuld,
die ik op mij heb geladen, te boeten zult gij
een advocaat nemen
«Wat aou hij tot mijne verdediging kunnen
aanvoeren Mijn alibi zal hij onmogelijk kun
nen bewijzen. Neen, zoo ver ik zie, beslaat er
geen middel, mij van de infame beschuldiging,
die op mij rust, schoon te wassclien.'
De gevangenbewaarder verscheen.
.Mijnheer de advocaat Clemens ltoux en mijn
heer Jemi Marigné wachten u in du spreekkamer,'
kondigde hij Urban aan.
.Jean!" herhaalde hij, «mijn dierbaren Jean
.Gaat tot hen,' zeide de p. iester, „en hoort lien
aan: het zijn uwe vrienden.»
Urban volgde den gevangenbewaarder. Dezelve
voerde hem door een langen gang in eene
kamer, welke door een groot ijzeren hek in twee
helften ge.-plitsl was; achter het hek bevonden
zich Marigné en Roux.
Urban's eersten blik viel op Jean.
„Gij verwachtte mij, niet waar?' sprak hem
de laatste toe.
«Ja,' antwoordde Urbun, .maar niet zoo spoe
dig
„Ik kom in naam van al onze vrienden,' nain
Clemens Roux het woord: .Ieder van hen houdt
u voor onschuldig: ik zal uwe verdediging op
mij nemen. Urban; en Ramoussot, die zich over
tuigd houdt, dat hij den waren moordenaar van
den armen Monnier op zul sporen, is om uwent
wille geheim polilieugent geworden om ons te
helpen.'
.Hij Deze oogenschijnlijk zoo zachte en be
scheiden jongeling?'
„Gij zoudt hem nauwelijks herkennen," zeide
Marigné, .hij heeft slechts ééne gedachte, hij ver
volgt slechts één doel, uwe onschuld te zien zege
pralen."
„Hoe zal hem dit echter gelukken, daar ik het
zelf niet vermag P*
.Dit hebben wij ons in den beginne ook afge
En thans zetelt zij twee jaren op Neer-
land's troon, met licfdevollen blik maar
vaste hand de teugels van 't bewind be
sturende. Nu brengt zij de wijze lessen
van hare Moeder in pracktijk en toont in
woord en daad den edelen aard Haars
Vaders.
VAN ONZE GELIEl-'DE
vraugd,' antwoordde Marigné, ,maar onze mee-
ning is spoedig veranderd. Oogenschijnlijk ver
volgt Rumoussot zijn doel niet rechtstreekse!)
hij volgt een spoor; of het tot iets voert, moet
de toekomst uitwijzen. Legt uwe zaak vol ver
trouwen in Clemen's handen, die alle krachten
van zijn zoo ofïerwillig hart en den geheelen om
vang van zijn versland tol uwe redding zal aan
wenden. Gij schudt hel hoofd, Urban; gij sid
dert en beelt? Maar wat ter wereld hebt gij te
yreezen, als wij, uwe vrienden vol moed zijn?
Ik spreek niet voor mij alleen, maar in naam
van onzen broederbond, wiens ziel gij waart;
ik spreek verder uit naum van....»
Jean Marigné onderbrak zijn rede, nam uit het
knoopsgat van zijn jus eene ioos en reikte ze
door het hek aan Urban over.
.Wat moet ik haar antwoorden vroeg hij
toen.
Toen Urban de bloem in ontvangst nam, had
er op zijn geluut eene groote verandering plaats
als een bliksemstraal overtoog eene uitdrukking
van levendige vreugde hetzelve en met vaste
stern antwoordde hij:
,l)at ik in de toekomst slrijden en als oyer
wiiuiuar uit den strijd te voorschijn wii treden,
want ik heb het recht niet, door mijn dood ook
haar te dooden, die mij liet dierbaarste is op
deze wereld.'
„Zoo is het goed, die taal bevalt mij,' zeide
Jean Marigné.
En zich tot den advocaat wendende sprak
Urban
.Ik neem uw hulp aan, Clemens.'
De vrienden namen toen af.-cheid van den ge
vangene voor de deur rcheiden zij, nadat zij
hadden afgesproken, des avonds weder hijeen te
komen.
.Misschien zal ik voor den avond van Ramous
sot nieuwe berichten ontvunger: hebben,' zeide
Clemens Roux.
Jean Marigné keerde naar zijne zuster terug.
Nathalie rustte op de venslerb-iik en scheen
haren broeder te verwachten. Toen zij hem zog
aankomen, liep zij hem ijlings tegemoet en wierp
zich, door kommer en angst als gebroken, in
zijne armen. Jean, die voelde, hoe haar gehecle
lichaam trilde en beefde, voerde haar in de kamer
terug. Na eenige minuten gevoelde zich het
jonge meisje een weinig verlicht, zij bloosde
Opmerkelijk is het gebrek aan nieuws, en
<le berichten die over de verrichtingen eu
plannen der commandanten te Peking komen,
zijn onbegrijpelijk. Het was al niet na te
gaan waarom troepen uit Peking naar het
zuiden zouden trekken, maar nu wordt bo
vendien gemeld dat de Russen en de Japan
ners, of Russen en Japauners, de stad ver
laten hebben in noordelijke richtingWat
zij daar moeten uitvoeren, is raadselachtig.
Maar misschien is het bericht verkeerd
overgekomen er zijn blijkbaar allerlei fouten
in de telegrammen uit China. Zoo is ook
liet vermoeden uitgesproken dat het telegram
van admiraal Courrejolles, over het gevau—
genhouden van Li, niets dan een oud bericht
is zooveel is zeker dat men van zulk een
maatregel minstens genomen zonderling,
daar Li immers uit eigen beweging als vre-
desondet handelaar poseert niets meer ge
hoord heeft.
Tusschen de regels van de schaarsche
berichten is echter zonder veel moeite te
lezen dat het er met de eeudtacht der mo
gendheden, waardoor alléén de ongeordende
toestand in China goed geredderd zou kunnen
worden, treurig uitziet. Engeland eu Amerika
zouden Li wel als onderhandelaar willen
erkennen (de sinoloog prof. Douglas zet in
de Times uiteen dat de Engelschen en
Franschen zich in 1860 ook wel vergenoegd
hebben met prins Koeng als vredesonder—
handelaar, zonder te eischeu dat de Keizer
zelf het verdrag onderteekende) Maar dit
middel om wellicht spoedig den boel weer
op poolen te zetten, wotdt verworpen door
Duitschland juister gezegd door den
Duitscheu keizer, die op krasse maatregelen
schijnt te blijven staan. Men zou verder
zeggen dat uiet alleen Frankrijk en Rusland
één lijn trokken, maar dat ook Japan het
heel goed met Rusland vinden kan (welk
een ergernis voor de Engelschen en de
Russische en Japansche politiek hebben wei
nig of niets te maken met die van de andere
mogendheden.
De spoorweg tusschen Takoe en Peking
is nu geheel hersteld. Telkens vertrekken
er nog nieuwe afdeelingeu troepen uit Tient
sin naar Peking.
Sedert 18 dezer, drie dagen na de inne
ming van Peking, zijn te Takoe de volgende
troepen ontscheept: 573 officieren en 19,508
man Japansche troepen, 275 officieren en
11,320 Russen. 189 officieren eu 5942 Engel
schen, 155 officieren en 4470 Amerikanen,
105 officieren en 2903 Franscheu. 13 officieren
en 276 Italianen te samen 1301 officieren
en 44,419 man genoeg om in het onwaar
schijnlijke geval dat er nog een belangrijke
samentrekking van Chineesche troepen tegen
de vreemdelingen mocht plaats hebben, die
over hare zwakheid, droogde hare tranen, keek
h«ren broeder strak aan en
.Hebt gij hem gezien?' klonk het van hare
lippen.
»Ja,' antwoordde Marigné, #en wanneer zijne
redding gelukt, zal hij haar enkel aan u le dan
ken hebben."
.Iloe zoo dan, Jeau? Spreek toch, ik bid u
.Aanvankelijk scheen vertwijfeling hem te
overman l en, maar toen hij zag, hoe wij beiden
daaronder leden, heeft hij mij beloofd nieuwen
moed «e scheppen en alles tot zijne redding te
bedroeven. Ik bemin Urban als een broeder eu
voor u is hij moer,* zeide de kunstenaar.
Hij sprak deze, op zichzelve zoo eenvoudige
woorden op een toon, die een levendigon blos op
Nathalies gelaat te voor cliijn riep. Beiden ten
piooi o»n angst en bezorgdheid voor hunnen ede
len vriend, spraken enkel van hem zij overwo
gen'het gewicht der aanklacht, die op hein rust
te, en deden alle moeite, om licht in de zaak te
verkrijgen.
Nadnt zij hunnen maaltijd genuttigd hadden,
ging Jean naar zijn atelier en beproefde te ar
beiden maar zijn hoofd was te vol bezorgdheid
voor den dierbaren vriend, zoodat het hem onmo
gelijk was, iets goeds le scheppen. Tegen negen
uur liet Clemens Roux zich aandienen. Het ge
laat van den advocaat blonk zoo opgeruimd, dat
Nathalie terstond de vraag lot hem richtte, of hij
iets ontdekt had.
Ja,» zeide hij. /ik heb iets ontdekt, of liever,
ik heb een bewijsmiddel."
„Een bewijsmiddel, dat den werkelijken schul
digen betreft?"
liet doelt in ieder geval op eeij vijand van Ur
ban Kerdren want dut Urbun eenen vreeselijken
doodsvijand heeft, is than» boven allen twijfel
verheven.'
.Hebt gij bewijzen daarvoor gevonden?' vroeg
Jean.
.Neen, ik niet, maar Ramoussot.'
,11 ij heeft ulzoo zijne belofte gehouden en 16
agent der geheime politie geworden
(Wordt vervolgd.)
.1 i
.1