Nummer 75.
Donderdag 27 September.
23e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Echo van het Zuiden,"
ADVERTE EREN
AN TOON TIELEN,
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
Abonneert U dus spoedig,
Vraagt prijsopgave van geregeld
adverteerenü!
De valsche Baron.
De nadering van den Herfst,
De Zuid-Affikaansche oorlog.
Waal wij ksche en Langstraatsche Courant.
slechts 75 cent per 3 maanden
of 6 cent per week.
Ret succes zal niet uitblijven.
„De Echo van liet Zuiden",
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e m entsprijs per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
U IT6F.VÏ it
WAALWIJK.
Advertentiën 1 7 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Sinaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
59
Met 1 October a. s. begint het nieuwe kwartaal en ieder die dit blad nog niet
ontvangt, abonneere zich ten spoedigste.
Thans komt do tijd van lezen weer aan en waarop zal men zich beter abonneeren
dan op
die U van alles biedt, wat belangrijk en aangenaam is, vooral uit deze streek.
Flinke hoofdartikelen, de voornaamste gebeurtenissen in binnen- en buitenland,
boeiende feuilletons, mengelwerk en anecdoten, alles wat in onze en omliggende ge
meenten vermeldenswaardig voorkomt, op allerlei gebied handel, industrie, gemeente
zaken, verslagen van den gemeenteraad en van de talrijke vergaderingen, die hier en
in den omtrek gehouden worden, als schoenmakers-, leerlooiers- en landbouwers-ver
gaderingen, enz. In één woord ieder vindt er naar zijn gading, jong en oud, rijk en
arm, koopman of industrieel Wftt wil men llOg meor.
En dit voor
Meer en meer ondervinden we dan ook den steun van 't lezend publiek en zul
len ons daarvoor dankbaar toonen.
ieder vuile onderstaand biljet in en stelle het een onzer boden ter band of bézorge
het aan ons bureau.
Maar ook voor
biedt dit blad de schoonste gelegenheid; in schier geen huis ontbreekt „DE ECHO".
Industrieelen en handelslieden van Waalwijk en omstreken en zij die hier zaken wil
len drijven bedenkt dit wel
De ONDERGETEEKENDE abonneert zich op
Waalwijksche en Langstraatsche Courant, Zondagsblad.
NAAM WOONPLAATS
IN DE GERECHTSZAAL.
Volgens den almanak is de herfst al be
gonnen en daaraan valt niet te veranderen
maar het schoone weder stempelt de dagen
tot zomersche. Ieder is er over in zijn schik
en geeft daarvan blijk door den uitroep
„Wat is het schoon weer!" En dubbel
wordt er genoten, vooral omdat de zotner
nu juist niet tot de vriendelijkste kon ge
rekend worden. Wat we echter te kort
kwamen, wordt ons nu door moeder natuur
in ruime mate vergoed.
Wat is het heerlijk in den vóór herfst
buiten te zijn. 't Zonnetje lacht ons vrien
delijk loe en de warmte is aangenaam, ver-
frisschend en niet afmattend. De hortensia's
en dahlia's prijken nog in vollen ileur in
de hoven en het ooft aan de boomen levert
een aantrekkelijk gezicht op. Welk een be
drijvigheid nog op den akker om te oogsten
wat nog niet binnen is. Vol leven is nog
de weide en hier en daar snijdt reeds de
kouter den vruchtbaren bodem, waarin wel
dra het wintergraan zal gestrooid worden.
Hoe bekoorlijk is een landelijk tafereel in
dezen tijd des jaars. En toch ontdekken
we al spoedig, dat we gekomen ziju op de
grens van Iwee seizoenen. De ooievaar is
vertrokken andere trekvogels volgden, ge
dreven door hetzelfde heimwee, zijn voor
beeld. Geen vogelenlied treft meer ons oor,
als we dwalen langs velden en wegen. En
de groene kleur der bladeren begint in an
dere tinten over te gaan. Da vroeg oude
bladeren liggen reeds op wegen en in ho
ven, als voorbeelden van vergankelijkheid,
als herauten van den komenden herfst, 't Is
zaak om thans van de schoone natuur te
genieten, om later er op te kunnen teren,
want hij komt stellig, de barre herfst met
zijn noordenwindsbuien, met zijn hagelvlagen
en regen gekletter, met zijn stormen, zijn
donkere avonden, zelfs met zijn donkere
dagen, zijn bladerlnoze boomen, kale, een
tonige weiden, ijle wouden, met zijn norsch
gelaat, zijn korte dagen en lange avonden.
En als dat alles gekomen is, laten we dan
niet zeuren en knorren over het onaange
name weer, maar ons het goede herinneren,
dat de natuur ons ook heeft geboden. Laat
het ons dan niet gaan, als de menschen,
die in tijden van tegenspoed steeds knorrig
en ontevreden zijn die terstond al het
goede dat hun deel was, zijn vergeten en
geen moed bezitten te dragen, wat het lot
hun biedt. En goed bezien, is de herfst
zoo boos niet, nis hij lijkt. Hij brengt ons
vele weldaden en geneugten, nl doet hij
zich vaak voor als een boeman, als een ver
woester en razende.
Met dankbaar hart worden schuur en
zolders gevuld met den oogst. De herfst
avonden brengen de huisgenooten weer eens
wat gezelliger samen. „Een mensch kan in
zoo'n avondje nog eens wat afdoen," zegt
de huismoeder. //Die korte avonden van
den zomer zoudeimpe op den duur niet
bevallen je voert niets uit." 't Is, dunkt
me, wijsheid steeds den goeden kant der
dingen op te. zoeken: men heeft dan min
der last van het onaangename.
Blij, dat de herfst weer daar is, nu be
ginnen de teekenlessen, zoo spreken de aan
komende jongelingen, die voor verschillende
ambachten worden opgeleid. En waarlijk,
welk een voorrecht hier zulk een teeken—
cursus te bezitten. "Wij roepen die jonge
lingen toe „profiteert ervan, gij schoenma
kers, timmerlieden, metselaars enz.
Blij, zoo zegt vader, dat de herfst er is,
nu kan ik 's avonds, na volbrachten arbeid,
in huiselijken kring //de Echo" lezen de poli
tiek, verslagen van gemeenteraad en talrijke
dere vergaderingen, die er steeds breedvoe
rig inkomen en moeder de vrouw cii de
kinderen liet plaatselijk nieuws en de anec
doten, waarop zij vooral staan, voorlezen.
Een genot waarvan eenieder kan profiteeren
en waarvoor men niet diep in den zak be
hoeft te lasten.
Nuttige bijeenkomsten zijn weer in aan
tocht, bijeenkomsten, waar hoofd en hart
kunnen worden gesterkt.
Eu dat alles is wel een ander genot dan
de zomer ons bracht, maar toch evenzeer
geschikt om het gemoed te veredelen, de
kennis te vermeerderen, het verstand te
verrijken.
Wees ons dus welkom herfstBreng ons
allen een rijken zegen op alle gebied.
Bedreiging
De Engelschen zijn boos over ons aanbod
om president Kruger op een Nederlandschen
oorlogsbodem naar Europa te brengen.
Zeer schamper zegt het jingo-blad de
„Daily Telegraph
„Wij misgunnen Holland het genoegen
van 's Heeren Kruger's gezelschap niet, en
evenmin misgunnen wij den heer Kruger
de meerdere glorie, over den oceaan te gaan
op een Nederlandsch oorlogsschip. Toch
zal deze kleine gebeurtenis in ons land niet
vergeten worden, en cr zou een dag kunnen
komen, waarop het Neilerlandsche volk be
rouw had over de zinnelooze vijandschap die
het voortdurend, in den loop van dezen
oorlog, aan den dag heeft gelegd tegenover
eene natie die een eeuw lang en overal zijn
vriend geweest is."
Of Engeland inderdaad een eeuw lang
„altijd en overal" onze vriend is geweest,
mag minstens worden betwijfeld.
Bij de gebeurtenissen van 1830 speelde
het zeer zeker niet zulk een vriendschappe
lijke rol.
Maar ook afgezien daarvan, moet toch de
opmerking worden gemaakt, dat geen be
toonde vriendschap ooit zou mogen beletten
te protesteeren tegen onrecht.
In Holland is de sympathie voor Enge
land langen tijd zeer groot geweest.
En onze „vijandschap" geldt dan ook niet
de Engelsche natie, maar de verfoeilijke
politici en financiers, die het land in dezen
rampzaligen oorlog hebben gestort.
Van die //vijandschap* zal het Neder-
landsche volk wel nimmer spijt behoeven
te gevoelen.
Het heeft geheel Europa aan zijne zijde,
en het dreigement, dat de „Daily Telegraph"
tusschen de regels neerschrijft, kan ons vrij
koud laten.
De Echo van het Zuiden,
WiilwQksebe ei Laigstraetsehe Cairait
I, l 1 1 1 - ■■■'■Jü-1-1i
31).
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Middelerwijl de jonge meisjes hem met wan
kelende schreden volgden, daalde Emil van
Haudra de groote trappen van het Paleis van
Justitie af; zijn rijtuig wachtte hem. Op het
oogenblik, dat de koetsier het portier opende,
werd van Haudra door een groote menigte nieuws
gierigen naar rechts gedrongen, en eene stem
klonk, al was zij ook nauwelijks verneembaar,
in zijn oor
„Denkt aan de diamanten van prinses Vamka,
gij schurk I'
Door de in zijn nabijheid staanden, was deze,
al was het ook nog zoo'n zachte uitroep, ver
staan geworden aller oogen richtten zich als bij
tooverslag, naar den kant van waar de stem
kwam, en vestigden zich toen daarna op den
jongen millioDair, die als door den bliksem ge
troffen daar stond,
Al was Emil van Haudra nog zou zeer meester
over zijne aandoeningen, thans verloor hij voor
een oogenblik zijne tegenwoordigheid van geest.
Verschrikt wendde hij zich om zijne oogen, in
welke zich een oneindige angst afspiegelde,
doordrongen de hem van alle kanten omringende
nieuwsgierigen, maar herkende echter niemand.
Met inspanning van al zijne krachten baande hij
zich een weg door de menigte, die hoe langer
hoe meer aangroeide; bereikte zijr. rijtuig, steeg
in en reed met razenden spoed weg.
„Wie in duivelsnaam kan zich dan hier de
prinses Vanika herinneren? Wie kan er belang
in hebben, hare gedachtenis op deze plaat9 en
juist op dit uur bij mij wakker te roepen
Emil van Haudra's gelaat werd ascbvaalzijn
angst groeide aan, hoe langer hii er over nadacht
en zijne lippen trilden, middelerwijl hij voort
durend de woorden herhaalden
„Wie kan dat zijn? Bij den duivel, wie kan
dat zijn
■ggBB'
Maar satan gaf hem geen antwoord.
Ramoussot had te veel op zijn moed en be
hendigheid vertrouwd, toen hij voor de verga
derde leden van den Bond van Geleerden zich
sterk maakte Urban te redden; in den tijd, die
hem voor de bereiking van zijn doel noodzake
lijk toescheen, had hij zich eveneens vergist. Hij
had gemeend het spoor gevonden te hebben,
maar er verliepen meerdere weken eer het hem
gelukte, het wild uit zijn schuilhoek op te
jagen. Zijne energie had hem intussclien niet
eene minuut veilaten; alleen <p don dag, toen
de ongelukkige Urban tot levenslange galei
straf was verooideeld geworden was de moed
en de volharding vun den geheimen politieagent
op eene zeer harde proef gesteld hij twijfelde
als 't ware aan de Goddelijke gerechtigheid, nla
hij zag, hoe zijn vriend onschuldig voor het
gerecht werd gesleept en daarna eerloos werd
werd weggevoerd.
Buizende gedachten, de eene nog ontmoedigen-
der dan de andere, doorkruisten de hersenen vun
Ramoussot zijn hoofd dreigde te bersten hij kon
niet helder meer denkeu en gevoelde zich ver
nederd, 11I9 een, op eene fout betrapten school
jongen. Wat moest hij zijne vrienden in do
Casinostraat antwoorden, uls zij hora aan de
vervulling van zijne zoo plecluig gegevene be
loften herinnerden? Zou hij als Cain zijn hoofd
laten zinken? Hij had Urban wel i9 waar niet
gedood, maar maakte hij zich niet medeplichtig
aan zijn ongeluk, als hij hem niet redde? Toen
Urban, na afloop der terechtzitting in de ge
vangenis teruggevoerd werd, had hij zich in zijne
armen moeten storten, hem troosten, hem om ver
geving 8raeeken en aan hem de beloften willen ver
nieuwen, zijn ijver te verdubbelen, om den wer-
kelijken moordenaar van Monnier te ontdekken
en voor de geheele wereld te ontlarven maar
hij wist, helaas, maar al te goed, dat voor hem
de poorten der Conciergerie gesloten zouden
blijven.
Met wankelende schreden zocht hij zijne woning
op.
Het wa9 een stikdonkere nacht, toen hij op
zijne kamer aan kwam; hij wierp zich op een
stoel en staarde een tijdlang onbewegelijk in
de duisternis. Toen stond hij op, tasstto met.
uitgestrekte armen voor zich uit, totdas hij het
portret van zijn vader voelde, van welk hij
liet voorhangsel wegschoof.
„Vloek mij niet!' sprak hij met doffe stem
in zichzelve, „ik geloofde aan het doel te zijn
daar werd mij de zegepraal uit de handen ge
nomen doch niet tegenstaande zal ik mijne
taak vervullenik zal u wieken, terwijl ik
wraak aan den vijand van mijn vriend neem.
Help mij, vader, want er zijn oogenblikken,
waarop ik de hoop verlies, waarop mij de over
winning van den schurk zekerder toeschijnt dan
den goeden uitslag van al mijne moeite, waarop
het gewicht, dat op mijne schouders drukt, al
mijne kruchten verlam t en mij het hart toes-
suoerd.'
üp den volgenden dag, het was Zondag
begaf Ramoussot zich naar de Casinostraat, waar
de „veidedigers van de werkmanskost' allen
vergaderd waren. De leden van den bond om
ringden den advocaat Clemens Roux, die zich
iu zelfbeschuldigingen uitputte, dat hij tot de
redding van Urban zoo weinig had kunnen bij-
dragen. Alleen door de voortdurende gei ust-
stellingen van zijn vrienden gelukte het hem
over de slechte uitkomst in de gerechtzaal te
troosten. Toen werd eenstemmig besloten niet
te rusten, voor de onschuld van Urban bewezen
was.
„Maar is het niet bovenmatig treurig,' zeide
Clemens Roux, die noch altijd niet tot bedaard
heid kon komen, „dat Urban van appèl aautee-
kenen niets weten wil
„Hij heeft volkomen gelijk,' was het antwoord
van den geheimen agent, „want, aangenomen,
het vonnis werd vernietigd, wat zou dan de
verwijzing naar een ander gerechtshof baten. De
rechters kunnen slechts naar do gegevene om
standigheden oordeelen, en het i8 niet waarschijn
lijk, dat wij binnen drie maanden het weefsel
van leugens onzer vijanden verscheurd zullen
hebben zij zijn te sterk en den strijd zal wel
licht nog lang duren. De zaak was anders, als
hij lot de doodstraf veroordeeld was; gelukkig
heeft de hemel ons tijd gegeven; voor het oogen
blik moeten wij zoeken te bewerken, dat men
onzen ongelukkigeu vriend niet terstond naar
Cayenne zcudt. Gelukt het ons, dan zal hij zich
door onze vriendschap gesterkt voelen, en wij
'in wjrnjggj
zelf zullen met des te meer moed, weer de
handen aan het werk kunnen slaan'.
„Het hindert mij altijd te zien, dat iemand
zich met een vonnis teviedenstelt, dat openlijk
onrechtvaardig is,' mengde zich Claudius Hous-
sav in het gesprek.
"„Urban heeft van de wereldlijke rechters niet9
meer te verwachten,' zeide Adreas Bauvais, „hij
heeft toch zelf bij Gods gerechtigheid geappel
leerd.»
„Welaan dan, sluiten wij ons, zoo mogelijk,
nog enger te zamen, en vertrouwen wij ook op
God. Hij zal het Zijne doen, als Hij in Zijne
wijsheid de tijd gekomen acht."
Toen de vrienden van Urban van elkaar af
scheid naiuen, was hunne nedersl.ichligheid een
weinig geweken. Clemens Roux en ook Ra
moussot hadden hem uieuwe hoop toege
sproken.
De geheime agent sloeg langzaam den weg
naar de straat du Four in. Toen hij aan het
eind van de Avenue van het observatorium aan
gekomen was, stiet hij op een dichte groep jonge
mannen en vrouwen, die ouder lachen en zingen
naar een danshuis toestroomden. Hij was juist
van plan hen voorbij te gaan, toen eene plotse
linge beweging der menigte hein tegen een
individu aandrong, d-*t hij op den eersten blik
als een van die menschen erkende, die hem
daags te voren reeds hadden bejegend.Zijn costuum
was wel is waar geheel veranderd, ook omlijste
een blonde biard zijn gelaat, dut den avond te
voren nog glad geschoren was, maar hoe be
hendig een mensch ook zijn uiterlijk weet te
veranderen één deel van zijn lichaam kan hij
niet veranderen de oogen 1 Dat is ook de
reden, waarom degene, wiens taak het is, het
geweten van een mensch te doorgronden, den
blik der oogen tracht te ontcijferen.
Het individu, wiens gelaat de opmerkzaamheid
van Ramoussot tot zich getrokken had, was,
naar het uiterlijke te oordeelen een Amerikaan
want, niettegenstaande hij het Fransch correct
uitsprak, was er toch een zeker vreerad eccent
in op te merken. Het vrouwspersoon, dat hem
begeleidde, brandde naar het scheen van ver
langen, een openbaar uitspanningslokaal te be
zoeken, hetwelk iu langen tijd misschien niet
vergund was geweest.
In plaats van naar zijne woning terug te
Terwijl uit Johannesburg wordt gemeld,
dat de oorlog in Zuid—Afrika over twee
dagen van Engelsche zijde officieel voor
geëindigd zal worden verklaardterwijl de
Britsche opperbevelhebber, lord Roberts,
sedert Vrijdag te Pretoria is teruggekeerd,
wat als bewijs kau gelden, dat hij de ope
ration in het oosten van Transvaal als ge
ëindigd, of zoo goed als geëindigd beschouwt
wordt uit Londen bericht, dat Zaterdag eeu
nieuw transport troepen, sterk 26 officieren
en 570 minderen, Southampton met bestem
ming naar Zuid-Afrika heeft verlaten, wat
deu vrienden der Boeren aanleiding geeft,
te beweren, dat men in Engeland zelf wel
spreekt van, maar niet gelooft in de beëin
diging van den krijg op korten termijn. En
ook het laatste telegram van lord Roberts,
Vrijdag uit Pretoria verzouden, gewaagt dan
ook weer van niets dan van vechten en nog
eens vechten. Hij meldt
„In den morgen van 19 dezer vernam
lord Methuen, die van Jaagkraal optrok naar
Sehweizer Reinecke aan de Hartsrivicr, dat
eeu Boerenconvooi trekkende was in noord
oostelijke richting. Hij achtervolgde deu
keeren, volgde Ramoussot den Amerikaan en do
aan zijn arm hangende vrouw.
„Als ik mij niet vergis,' dacht hij, „dun is de
gelijkenis en hare opvalligheid waard, dat
men de zaak iets of wat nader beschouwdwie
weet wut achter deze maskerade steekt!'
Hij zag, hoe de Amerikaan op een bank in
een priötl plaats num ijlings sloop hij in een
halven cirkel erom heen en naderde toen
de beide op de bank ziltenden van de rugzijde
tot op eenige schreden. Hij koos eene plaats,
uit welke hij, zelf door het riëei verborgen,
duidelijk verstaan kon, wat tusschen de beide
onbekenden gesproken en verhandeld werd.
„Het schijnt dus, Person, dal gij u als een
impressario aan mijne voetzolen wilt hechten,"
spruk de vrouw.
„Ik ben rijk", was het duidelijk verstaanbare
antwoord; „eer drie maanden verloopén zijn,
■/al ik mijn geheel vermogen bij elkaar hebben,
den handel vaarwel zeggen en naar New-York
vertrekken.... Als gij mij vergezellen wilt, zult
gij mijne vrouw worden.»
„En wat zal dan van mijn kunst worden
„Ik heb een inkomen van vijftigduizend
francs.'
„Mijn zung brengt mij wellicht even zooveel
opGij zeidet voor eenigen lijd, dat gij van
van plan wuart een tooneel op te richten.»
„Dat kan zijn, maar in den grond genomen
had ik een ander plan ik wil u trouwen.'
„Langzaam; dat gaat zoo in eens niet! Zoo
iets ei9cht eene langere overweging dan een
toonecl-engagement, dat men voor eenige maanden
afsluit. Geef mij tijd om na te denken, Ferson....
Voor alles bemin ik Parijs; Amerika met zijne
Roodhuiden heeft tot lieden nog weinig aan
trekkingskracht op mij uitgeoefend.'
„Goed, gij zult tijd hebben, om daarover na
te denken: over twee maanden reis ik eerst af.'
„Laat ons nu in de danszaal gaan, gij gaat
toch mee?'
„Neen. Ik dacht dat gij op 't oogenblik iets
gewichtigers te doen had, en wenschte u te ver
zoeken het thans te doen.*
(Wordt vervolgd.)