Blad
Zondag 21 October 1900.
Gemeenteraad van Waalwijk,
VAN
De valsche Baron.
Instructie voor den ar
chitect der gemeente
Waalwijk.
UITVOERINGEN.
EEN ONVERWACHT SCHULD-
EISCHER.
Tweede
De Echo van het Zuiden.
Zondag 21 Oct. zal door de Liedertafel
„Oefening en Vermaak* van Waalwijk en
Besoijen, op de zaal »Musis Sacrum" te
Waalwijk worden uitgevoerd
Sur les Remparts Saintis,
Goê Morgen Hol.
Vom Rhein Max Bruch.
K. A. M.
OPENBARE VERGADERING
op Vrijdag 19 October nam. 6s/i uur
Voorzitterde burgemeester
ridder de van der Schueren.
Afwezig de heeren Jud. Timmermans z
J. van Dooren, en A. van Tilburg.
Aan de orde
I. Vaststelling gemeenterekening over
1899.
II. Aanbieding begrooting voor 1901.
III. Instructie voor den gemeente—bouw
kundige.
IV. Vaststelling van het suppletoir-ko
hier van deu Hoofdelijken Omslag
over 1900.
V. Reclame H. O.
Na opening werden de notulen der vorige
vergadering voorgelezen cu ongewijzigd vast
gesteld.
Daarna neemt de voorzitter t woord
Mijne Heeren.
Bij Koninklijke Proclamatie van den 16en
October j.l. werd. gelijk U bekend is, aan
het Nederlandsche Volk, de verloving van
Hare Majesteit onze geliefde Koningin met
Zijne Hoogheid Hertog Hendrik van Mec
klemburg—Schwerin bekend gemaakt.
Ik twijfel niet of het zal U aller bijval
vinden en gij zult er allen mede instemmen,
indien wij uit naam van de bevolking onzer
Gemeente, een adres van gelukwensch zenden
aan Hare Majesteit de Koningin en aan
Hare Majesteit de Koningin Moeder, zoo
mede ouk aan Zijne Hoogheid den Hertog,
als blijk van onze groote vreugde en inge
nomenheid met deze verloving.
Ik stel U mitsdien voor de volgende adres
sen te zenden, welke naar ik overtuigd ben,
Uw aller goedkeuring zullen wegdragen.
Waalwijk, 19 October 1900.
Aan
Hare Majesteit de Koningin der
Nederlanden te Het Loo.
Mevrouw
De Raad der gemeente Waalwijk gevoelt
zich gedrongen aan Uwe Majesteit te ver
tolken de gevoelens van gehechtheid, liefde
en trouw, welke de bevolking van Waalwijk
Uwe Majesteit en ons dierbaar Vorstenhuis
toedraagt.
Bij het vernemen der blijde tijding van
de verloving van Uwe Majesteit met Zijne
Hoogheid Hertog Hendrik van Mecklemburg
Schwerin, biedt hij Uwe Majesteit de op
rechtste gelukwenschen aan van Waalwijks
ingezetenen en uit deu wensch dat Uwer
Majesteits verloving moge strekken tot ge
luk van Uwe Majesteit en tot welzijn van
ons dierbaar Vaderland.
De Raad der gemeente Waalwijk,
De Voorzitter,
K. DE VAN DER SCHUEREN
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Waalwijk, 19 October 1900.
Aan
Zijne Hoogheid den Hertog Hendrik
van Mecklemburg Schwerin te
Het Loo.
Hoogheid 1
De Raad der gemeente Waalwijk gevoelt
zich gedrongen uit naam van Waalwijks
bevolking, Uwe Hoogheid onze oprechte ge
lukwenschen aan te bieden bij gelegenheid
Uwer Hoogheids verloving met Hare Ma
jesteit de Koningin der Nederlanden.
De Raad der gemeente Waalwijk,
De Voorzitter,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Waalwijk, 19 October 1900.
Aan
Hare Majesteit de Koningin Moeder
te Het Loo.
Mevrouw
Bij het vernemen der blijde tijding van
de verloving van Hare Majesteit de Ko
ningin Uwer Majesteits Dochter met Zijne
Hoogheid den Hertog Hendrik van Mec
klemburg Schwerin, gevoelt de Raad der
gemeente Waal wijk zich gedrongen Uwe Majes
teit de gevoelens van gehechtheid en liefde van
Waalwijks bevolking te vertolken en Uwe
Majesteit bij de oprechte gelukwenschen,
tevens den wensch te uiten dat deze ver
loving moge strekken tot geluk van Uwe
Majesteits Dochter onze geliefde Koningin.
De Raad der gemeente Waalwijk,
Do Voorzitter,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Ik twijfel niet of alle leden zullen hier
mede volkomen instemmen.
Alle leden aanhoorden staande de woorden
van den Voorzitter en de voorgelezen adres
sen en gaven door hunne bravo's hunne in
genomenheid hiermede te kennen.
De Voorzitcer„er is ingekomen een
schrijven van den heer Jud. Timmermans
Wz., dat hij verhinderd is deze vergadering
bij te wonen."
I. Vaststelling gemeenterekening over
1899
De Voorzitter: „ik moet hierbij opmer
ken, dat de rekening van het gasthuis in
ongercede is geraakt, wj»; zullen zoggen dat
zij een volgende maal ter"tafel komt. Maar
daar dit eene gcheele afzonderlijke is, kan
toch i'.e rekening worden vastgesteld. Ik ver
zoek de commissie verslag uit te brengen
van haar onderzoek."
De heer Baijens„De commissie heeft
geene enkele aan— of opmerking op de re
kening
Vastgesteld.
II. Aanbieding begrooting 1901.
De Voorzitter„Ik bied u aau de be—
groo'ing voor 1901.
In vermoedelijke ontvangsten, f 68783.03Vt
uitgaven - 68769 90
Batig saldo. t ÏS.IS1/#
Ik stel voor eene commissie van ondet—
zoek te benoemen.
Na herstemmingen gekozen de heeren:
Jud. Timmermans van Turenhout, A. v.
Tilburg en J. van Dooren.
III. Instructie voor den gemeente—bouw
kundige.
De Voorzitter: »'t is ons wenschelijk
voorgekomen om eveu als voor de andere
ambtenaren eene instructie vast te stellen
voor den gemeentebou*kundige, wij hebben
hiervoor als model genomen dat van 's-Bosch.
gewijzigd naar de toestanden alhierik ge
loof dat alle heeren de instructie wel zullen
hebben ingezien.
De heer Baijens: »is 't de bedoeling van
B. en W. deze voor te leggen aan den te—
genwoordigen titularis of andere daarnaar op
te roepen.
De Voorzitter: „we willen ze voorleggen
aan den tegenwoordigen bouwkundige, daar
bij er lot dusverre nooit een heeft gehad."
Op verzoek van den heer Hoffrnans wordt
de instructie daarna in haar geheel voorge
lezen (zie hietondcr).
De heer Hoffrnans.,is 't de bedoeling
nieuwe opzichters op te roepen."
De Voorzitterneen zooals ik aan den
heer Baijens reeds heb gezegd aan den tegen
woordigen bouwkundige voorleggen. Ieder
ambtenaar, die zonder instructie wordt be—
uoemd, heeft altijd te wachten dat eene voor
hem wordt gemaakt, en zal zich daaraan
moeten onderwerpen."
De heer Hoffrnans >heeft 't Dag. Best.
redenen die juist thans vast te stellen, dat hij b
v. misbruik maakt van den tijd der gemeen
te:
De Voorzitter niet dat we op 't oogen-
blik over den man ernstige klachten
hebben, maar ieder ambtenaar heeft zijn
instructie als hij nu b. v. teekeningen voor
anderen maakt zal hij dat aan 't Dag. Best.
moeten vragen bij voorkomende gelegeuhe
den kunnen we ons van die instructie be
dienen.
De heer van Schijndel„dat doet hij bij
zonder veel voor anderen."
De heer Hoffrnans„Art 4. van die
instructie draagt hem zooveel op. dat ik vrees
dat er de gasfabriek onder zal lijden, hij is
geen bouwkundige als ie 's— Bosch op groot
tractement.*
De Voorzitter: „Volstrekt niet, hij heeft
niets meer te doen, dan hij thans doen moet."
De heer van Sc'nijr.del „als nu deze in
structie aangenomen wordt, mag hij dan nog
te goeder trouw eiken palen van de gemeente
aan zijn broer verkoopen."
De Voorzitter: „dat is thans niet aan de
orde."
De heer Hoffmins: „mag hij dan niet
meer, zooals hij thans doet, kalk vcikoopen."
De Voorzitter»ja, als B. en W. dat goed
'Keuren, 't is heelemaal niet om hem te
benadeelen, maar om een wapen in handen
te hebben
De heer van Schijndel„al» 't Dag. Be
stuur geen redenen had, dan zou die instruc
tie niet vastgesteld zijn, mattr ik zal 't wel
zeggen: „'tis nog zoo lang uiet geleden,
dat ze voor de rechter van instructie ge
weest zijn, voor een zaak van diefstal.*
I)e Voorzitter: „noch 't geen de heer vau
Schijndel zegt, noch andere bijzondere re
denen zijn de oorzaak, dat we dit gedaan
hebben, maar daar iedere ambtenaar zulk
een instructie heeft, en de bouwkundige tot
dusver nog niet. daarom hebben we deze
voorgesteld, d. i. de eenige reden."
De heer Baijens „u hebt 't model uit de
's Bosch gevolgd, d. i. voor iemand die alleen
bouwkundige is op een tractement van f1200
a f 1400, dat is voor hier wel wat te kras
Ik zou vooistellen 't aan te houden tot
eene volgende vergadering, dan kunnen we
't eens goed wikken en wegen."
De Voorzitter „wat zou er dan aan ver
anderd moeten worden?"
De heer Baijens„dat kunnen we dan
zien als we 't eens goed hebben overwogen."
De Voorzitter »u begrijpt toch wel dat
't Dag. Bestuur alles voor ze deze instruc
tie ter tafel bracht, goed heeft gewikt en
gewogen en overwogen.'
De heer van Schijndel „ik begrijp niet
mijnheer Baijens waar U op neerkomt, wal
kan er tegen zijn als bij zijn plicht doet,
dan is 't afgeloopen, dan zal 't Dag. Bestuur
niets tegen hem zoeken, dan gebeurt uiet"
De Voorzitter„daar er genoegzaam over
is gesproken sluit ik de debatten over deze
zaak en breng 't voorstel van Dag. Bestuur
om deze instructie vast te stellen in om
vraag.
»we zullen de volgende
hoe 't dan van stapel
Voor: de heeren Gragtmans, Quitijns, Van
Schijndel en Timmermans van Tnrenhont.
Tegende heeren Hoftmans, Mombers,
Mulders en Baijens
De stemmen alzoo stakende, werd deze
zaak, volgens 't voorstel van den heer Baijens
aangehouden tot de vo'g-ndc vergadering
De Voorzitter „dus is de zaak aange
houden tot een volgende vergadering al» de
heeren r.u willen wikken en wegen, zullen
we dan weerzien."
De heer van Schijndel„de motie van
vertrouwen van vroeger blijft die altijd nog
van ktacht als deze instructie zal worden
aangenomen."
De Voorzitter
vergadering zien,
loopt.*
Verlangt nog een van de heeren 't woord
in de openbare vergadering
De heer Timmermans van Turenhout:
„ik wenschle de aandacht van B. en W. tc
vestigen op de haven. Het zou mijns inziens
gewcnscht zijn bij den ingang van het Zuidcr-
kanaal in de haven een baken te plaatsen.
Ik hoor dar 't gevaarlijk is. We moeten
dat zooveel mogelijk voorkomen."
De Voorzitter: „die is er altijd geweest,
maar zal misschien met dien storm w g
zijn geraakt. Maar we zullen er zorg voor
dragen."
De heer Timmermans van Tureuhout: „Dan
wenschte ik nog in overweging van 't Dag
Best. te geven dat 't wenschelijk zou zijn,
waar 't ingeslagen is in de kade cenige
wcerpalen te slaan. Naar ik heb vernomen
gooien verschillende schippers vooral van
kleine schepen hun anker in de kade en dan
worden ze er dikwijls met geweld uitgetrok
ken, zoo gaat de kade kapot, daarbij zou
dit geen groote kosten zijn."
De Heer Hoffrnans: „daar moest de bag
german toch op letten, dat zoo iets niet ge
beurde."
De Heer Mombers „'t Is al 3 a 4 weken
geleden, dat ik er op heb gewezen dat
boven de sluis gevaarlijk is, daar zitten klippen
en daarom zou 't wenschelijk zijn er een
baken te zetten, zooals de heer Timmermans
zei."
De Heer Hoftmans„is die gevaarlijke
plaats niet buiten de gemeente."
De Heer Mombers„Neen boren de noor-
dersluis."
De heer Mulders „zijn er al plannen ge
maakt voor de haven, ik geloof dat 't in 'i
voordeel der gemeente is dit zoodra moge
lijk te doen,"
De Voorzitter: „We zullen er zoo spoedig
mogelijk als de tijd er is voor zorgen. Dit
jaar nog zal 't bestek en teekeniug in orde
worden gemaakt."
De heer van SchijndelIs er ook iets
besproken over de bad- en zweminrichting."
De Voorzitter„We hebban erover gespro
ken, maar wenschen er niet verder op in te
gaaii, daar wij den tijd daarvoor niet geko
men achten.
De heer van Schijndel„ik vind 't erg
kortzichtig van 't Dag. Best, als men dat nu
toch 's zomers eens aauziet en dan voor 't
gevaar
Niemand meer 't woord verlangend, sluit
de Voorzitter de openbare vergadering ter
vasts'elling von het kohier van den H. O.
en reclames daartegen in eene met gesloten
deuren.
Zooals die door B en W. aan den raad
is voorgesteld, door den Burgemeester ver
dedigd, en door den raad aangehouden is
tot eene volgende vergadering.
(Zie Raadverslag.)
Art. 1. De architect der gemeente is
Burgemeester en "Wethouders behulpzaam in
alles wat tot den dienst der gemeentewer
ken behoort en dient hein dien aangaande
van bericht en raad.
Art 2. Hij woont, daartoe uitgenoodigd,
de vergaderingen bij van het college van
Burgemeester en Wethouders,
Art. 3. Hij voert de bevelen uit, die hem
door Burgemeester en Wethouders ot door
den Burgemeester worden gegeven.
Hij geeft aan den Burgemeester, do
Wethouders en de leden der Bouwcomtuisie
alle verlangde inlichtingen.
Art. 4. Hij is, vcor zoover «ulki niet
aan anderen is opgedragen, in het bijzon
der belast met le De zorg voor
n. den aanleg van nieuwe werken
h. de instandhouding, bruikl airhcid n
veiligheid van alle bij de gemeente in on
derhoud zijnde gebouwen, inrichtingen, wc
gen, straten, stegen pleinen, kaden, wandel
plaatsen, beplantingen en gronden, rivieren,
havens, vaarten, grachten en waterleidingen;
bruggen, sluizen, riolen er. putten pompeu
en urinoirs;
c. het onderhoud van de aan de gemeen
te behoorende meubelen, versieringen, uur
werken, bramlbluschmidtlelen, verlichtingen
en verwarmingstoestellen, raachineriën, ma—
trialen, gereedschappen ett hulpmiddelen en
il. de levering van brandstoffen.
2e. Het toezicht op
a. het beheer en onderhoud van alle
plaatselijke werken en eigendommen
b. het bouwen in verband inet de dei-
betreffende wetten en verordeningen.
Art. 5. Hij maakt voor de handhaving
van de wetten, wettelijke voorschriften en
verordeningen op den dienst der gemeent«
betrekking hebbende.
Art. 6. Hij doet aan Burgemeester en
Wethouders tijdig de vereischte voorstellen
tot het uitvoeren van de noodige werken en
neemt in spoedeischende gevallen de noo
dige maatregelen, waarvatt hij ten spoedigste
aan den Burgemeester kennis geeft.
Hij vervaardigt tijdig de ontwerpen en
bestedingsstukken en houdt toezicht op de
goede uitvoering van alle werken en leve
ringen die tot zijnen werkkring betrek
king hebben.
Art. 7. Hij geeft aan de directeuren
van de gasfabriek en van de waterleiding
tijdig keunis van alle aan hem opgedraget
werkzaamheden, waarbij het noodig is voor
zicttingen te treffen aan do werken vai
gemelde inrichtingen.
Hij treft die voorzieningen voor zoove
de zorg over de genoemde werken niet aai
gemelde directeuren is opgedragen.
Art. 8. Hij zorgt dat de sommen vooi
werken op de gemeentebegrooting toegestaan
niet worden overschreden en houdt aan
teekeniug van de verwerkte bedragen.
Art. 9. Hij bezorgt de uitbetaling vai
de loonen der werklieden die in eigen be
heer werkzaam zijn, waartoe hetu een voor
schot kan worden verstrekt uit de gemeen
tekas, hetgeen moet worden verrekend 0|
de wijze door Burgemeester en Wethouder
te bepalen.
Art. 10. Hij verantwoordt aan Burge
meester en Wethouders in den vorm doo
hen te bepalen biunen 14 dagen na ht
einde van elk trimester
lo. de gelden door de particulieren t
besturen, betaald voor werken of werkzaam
heden ten hunnen behoeve verricht.
2o. de gelden wegen* verkochte bestek
ken of uit eenige anderen hoofde ontvanger
Art. II. Hij zendt jaarlijks voor
Februari aau Burgemeester en Wethoudei
eene opgaaf van de ontvangen en teruggi
geven gelden. Als garantie voor de riohtig
uitvoering van vrerken ten zijnen kantoi
gestort.
Art. 12. Hij onderzoekt alle betaling'
stukken zijnen dienst betreffende en zeni
die bij in orde beviuding voorzien van hi
bewijs van goedkeuring aan Burgemeestt
en Wethouder».
Bouwcommissie
missiën.
en
van de
Yan andere raadscom-
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
„Bezit mijnheer de b.iron nog een broeder f'
.Terwijl Germain deze woorden met wel over
leed talmen uitsprak, beschouwde hij Emil met
een sluwen blik. Een oogenblik sch^n het als
of heer en dienaar hunne wederkeerip krachten
maten en alsof ieder van hen de gedachten ti acht
te te raden, die in het hart v«n den anderen op
dook. Emil herstelde zich intusschen zeer spoedig
van de verwarring, in welke de vraag van
Germain hem gebracht had, en antwoordde
ooeenschljnlijk rustig:
„Wat brengt u op de gedachte mij te vragen,
of ik nog een broeder heb
„Vooreerst de gelijkenis, dio de ïonge man,
welke wenschte toegelaten te worden, met u
heeft, en dan de gelijkluidendheid van den
DBSrll
„In hoeverre is dan de gelijkluidendheid van
den naam
„De vreemdeling heeft mij opgedragen den
baron van Hnudra aan tc dienen."
De ionge millionnair sprong verschrikt van zijn
stoel op en trad toen tot zeer dicht op zijn ka
merdienaar toe. zoodat hij als 't ware met diens
gelaat in aanraking kwam.
„Hebt gij wel goed gehoord Noemde hij zich
werkelijk baron van Haudra f"
„Ik heb goed gehoord en het schijnt als i ware
of deze vreemdeling een tweelingsbroeder van u
-Ik ben voor avonturiers niet te spreken.'sprak
thans Emil op afgemeten toon „ik wil hem niet
ontvangen, dezen ellendeling, werpt hem de deur
ujtI Ha, baron van Haudra,hij heeft
het gewaagd
Eiuil droogde met zijn zakdoek de zweetdrop
pels van zijn voorhoofd af.
,Uebt u anders geene bevelen tc geven?"
„Ja, halt I Hebt gij mij niet gezegd, dat dit
jongmenscli er armoedig uitzag
„Ja, hij ziet er uit of hij aan lager wal is
gekomen.'
„Don is hij misschien enkel een beetje krank
zinnig, geelt hem een Louis-d'or."
Emil viel op zijn zetel terug en verviel in
diep nadenken. De kamerdienaar was weer naar
den voor de deur wachtenden vreemdeling ge
gaan.
„Wat ik vreesde,' zeide hij tot hem, „is ge
schied mijnheer weigert u te ontvangen, niet
tegenstaande ik hem uwen naam genoemd heb.
Ik moet mij ook nog van eene opdracht kwijten,
ik moet u
Germain tastte in zijn zak, haalde er een
goudstuk uit en reikte het den vreemdeling over.
Deze echter sloeg hem het geldstuk uit de hand,
zoodst het i ir.kelend op den grond viel, keek den
kamerdienaar nog eens vlak en trotsch in het
gelaat en draaide zich toen om, om te vertrekken
met de woorden
„Ik zal terugkomen.'
Toen daalde hij langzaam de trappen af, stapte
door de vestibule en over het voorplein en bevond
zich in het volgende oogeublik in de Elyseesche
velden.
Juist op denzelfden tijd werd een venster vau
de eerste verdieping van het Monniereche paleis
zonder gedruiseh geopend en het bleeke gelaat
van den millionair kwam daaruit te .voorschijn.
Zijn blik zocht en vond spoedig den afgewezen
vreemdeling; toen kwam een nevel voor zijne
oogen en tusschen de -vast op elkaar geklemde
tanden duisterde hij zacht in zichzelve:
„Hij is 't
Mijnheer van Haudra keek den vreemdeling
zoolang na, tot deze aan den eersten hoek der
stiaat verdwenen was; toen sloot iiij het raam
en nam zijne vroegere plaats weder in. De
lust tot rooken, aan welke hij zich eenige oogen
blikken te voren met de zorgeloosheid van een
mensch had overgegeven, die niet weet. hoe kij
zijn tijd zal ;doorbrengen, was hem geheel ont
nomen het hoofd- op de handen geleund, verzoek
hij opnieuw in diep nadenken.
„Wat moet ik aanvangen klonk het zonder
ophouden van zijne lippen, „wat moetik daarvan
maken? Ben ik dan niet meer raijzelve? Nog
nooit schrikte mij eene raoeiel ijk beid van het
vervolgen van mijn doel af, nog steeds heb ik
de hindernissen, die mij den weg versperden,
terzijde geschoven. En thans zou ik laf de
vlucht nemen, omdat het eon bedelaar in de
gedachte komt, zich den naam, dien ik draag,
toe te eigenen en het hem belieft zijne hand
naar een vermogen uit te strekken, hetwelk ik
tut heden ongestoord genoot? Wat wil hij eigen
lijk? Welke advocaat zal zich ertoe lemen, de
aanspraken van een armen stakker te verdedigen
Het zou ook werkelijk te gemakkelijk voor
hem zijn, als hij, die als 't ware blootsvoets hier
heen komt, zich op zekeren dag in het bezit
van een Croesus-vermogen bevond. Bah I Emil
van Haudra is niet de mar:, die zich door zulk
gepeupel in het harnas laat jagen 1' En voor
eene nooge spiegel blijvende staan, beschouwde
de jonge graaf zich met de opmerkzaamheid van
een tooneelspeler. die op het punt is de planken
te betreden. „Nog ia niet# verloren nog bestaat
er geen gevaar 1* riep hij trotsch uit.
Een ruk aan de schel riep Germain in de
kamer.
„Ik ga uit,' zeide hij tot dezen, „en zal dezen
avond eerst laat terugkomen."
Terwijl hij zijn das in orde bracht, vroeg hij
aan zijn kamerdienaar
„Nu, wat is er van dien gekken kerel geworden
die «ooeven als 't ware mijne deur kwam bin-
aengestormd
„Hij ie weggegaan, nadat hij mij het goudstuk,
d»t mijnheer mij bevolen had, hem te geven,
voor de voeten geworpen had.'
„Wat onbeichaamdheid! Heeft hij niets anders
g8„Vergeving, mijnheer de baron, hij zeide nog
dat hij zou terugkomen.
„£eg dan tegen Jacob, dat ik hem ten strengste
verbied, dat mensch wcêr in het paleis te laten
komen.'
„Het zal geschieden, zooals mijnheer de baron
beveelt."
Een half uur later liet Emil van Haudra zich
bij den advocaat generaal aandienen.
Toen deze, die juist aan een groot juristisch
werk bezig was, in hetwelk de oudste Fransche
en buitenlandsehe wetten met verklaringen bijeen
verzameld waren, den erfgenaam van M on nier
zag, verliet hij aanstonds zijne weiktafel en ging
hem met uitgestrekte hand tegemoet.
Art. 13. Hij doet aan Burgemeestt
onverwijld verslag van alle buitengewot
voorvallen zijnen dienst betreffende.
„Het verheugt mij werkelijk, u te zien, geachte
baron,' zeide hij, „want, als ik mij niet vergis,
scheen u, toen u ons eergisteren verliet, een wei
nig treurig, eeu beetje mismoedigd te zijn.*
Het gelaat van Emil helderde zichtbaar op.
„Hoe beleefd van u, dat u dat hebt opgemerkt."
mijnheer de advocaat-generaal,* antwoordde hij,
„ik weet werkelijk niet, hoe ik u daarvoor mijne
erkentelijkheid moet bewijzen. Ja, u hebt gelijk,
ik ondervond eene zekere neerslachtigheid, maar
zonder twijfel hebt u ook de oorzaak daarvan
geraden. U hebt mij kort geleden de hand uwar
dochter beloofd en weet, hoe overgelukkig ik
mij toen gevoeldeMaar sedertnu,
U weet evengoed als ik, wat ik zoggen wil. Ik
zou ontroostbaar zijn, als ik het dierbaarste weien,
dat ik op de wereld ken, ook maar het minste
verdriet had aangedaan en niettegenstaande dat
heb ik opgemerkt, dat freule van Grandchamp
voor mij eene onverschilligheid aan den dag legt,
die, zoouls het mij tenminste toeschijnt, bijna aan
afkeer greint.'
„Gij vergist ul' nep de advocaat-generaal
uit.
Emil schudde het hoofd.
„Ik vergis mij niet,' zeide hij, „goed beschouwd
kan men het ook een jong meisje niet kwalijk
nemen, als zij haar tegenzin of sympathie voor
den voor haar bestemden echtgenoot te kennen
geeft en al zijt gij ook van meening, dat ik de
noodige eigenschappen, om eene vrouw gelukkig
te maken, bezit, zoo volgt daaruit geenszins, dat
uwe genadige dochter juist denkt als u, mijnheer
de advocaat-generaal. Zij kan bij voorbeeld
boeken geleien hebben, welke haar het huwelijk
als een van zelf komend gevolg van meer of
minder romantische avonturen voorstellen, en
romantisch kan men het niet noemen, als een
werver om hare hand, juist uit vrees om bij de
uitverkorene lijns harten een blauwtje te loopen,
zich bij voorbaat van de toestemming hears va
ders veriekert, en nadat hij deze bekomen hei ft,
zich alleen er mede tevredenstelt, haar als bewijs
zijner genegenheid, dagelijks frissche bouquetten
te doen toekomen.'
„Nog eens, gij vergist u mijne dochter leest
geene overspannende romaDS.'
„'t Kan zijn, maar in ieder geval heeft zij
eene vriendin, die haar het hoofd vol dwaze
gedachten brengt; u weet toch zelf, hoe gevaar
lijk dikwijls eene vriendin voor een jong moi»
worden kan. Zij begint er mede, de gevoelai
en aandoeningen van degene, tot welke zij zie
zooals zij zegt, aangetrokken gevoelt, eene zeke
richting te geven en oefent ten slotte, als dezsl
het ongeluk heeft, haar met een onbegrensd vc
trouwen te gemoet te komen, eene absolu
heerschappij over haren geest uit. Froule vi
Grandchamp heeft zich zeer nauw aan een jut
meisje aangesloten, wien men weliswaar in ge<
enkel opzicht iets voorwerpen kan, maar dat a
echter uit den grond harer ziel schijnt te bat>
en niets onbeproefd zal laten, mijn geluk teg
te werken.'
„Bedoelt gij misschien Nathalie Marigné?'
„Ja, de zuster van den jongeu kunstenaar...
Ik behoef u de oorzaak van den haat, dien
tegen mij gevoelt, niet te verklaren
weet. met welke hardnekkigheid zij lm
huwelijksplan doorzet. Alvorens Kerdren zij
reis naar Nieuw Caledoniën ouderneeiut, i
Nathalie zijne vrouw zijn. Natuurlijk bekoiumt
het ons weinig, als deze of gene enthousiasme
kunstenaar alle regelen der etikette schijnt
hoonen en zulke fantastische verbindingen go<
keuren Kunstenaars leven, zooals bekend
in eene wereld, die van de onze veel verschi
De voorname samenleving, die zich veel in
hunne werken bezighoudt, bekommert zich do<
gaans niet om hun privaat leven njbar i
freule van Grandchamp, die tot de haute vol
behoort eu er altijd toe behooren zal, ook hed
nog zoo intiem met Nathalie Marigné omga
is dunkt mij gevaarlijk, is het niet voor ha
dan toch voor mij.»
,U weet, mijnheer van Haudra, hoe goedbar
Maria is. Nathalie, het arme ongelukkige mei
hetwelk, zooals u zooeven terecht opmerk
zeer vele goede eigenschappen bezit, heeft ci
tot mijne dochter gewend, in de hoop, dat di
haar onder hare bescherming zou aemea.
(Wordt vervolgt.