Blad Zondag 21 October 1900. Gemeenteraad van Waalwijk, VAN De valsche Baron. Instructie voor den ar chitect der gemeente Waalwijk. UITVOERINGEN. EEN ONVERWACHT SCHULD- EISCHER. Tweede De Echo van het Zuiden. Zondag 21 Oct. zal door de Liedertafel „Oefening en Vermaak* van Waalwijk en Besoijen, op de zaal »Musis Sacrum" te Waalwijk worden uitgevoerd Sur les Remparts Saintis, Goê Morgen Hol. Vom Rhein Max Bruch. K. A. M. OPENBARE VERGADERING op Vrijdag 19 October nam. 6s/i uur Voorzitterde burgemeester ridder de van der Schueren. Afwezig de heeren Jud. Timmermans z J. van Dooren, en A. van Tilburg. Aan de orde I. Vaststelling gemeenterekening over 1899. II. Aanbieding begrooting voor 1901. III. Instructie voor den gemeente—bouw kundige. IV. Vaststelling van het suppletoir-ko hier van deu Hoofdelijken Omslag over 1900. V. Reclame H. O. Na opening werden de notulen der vorige vergadering voorgelezen cu ongewijzigd vast gesteld. Daarna neemt de voorzitter t woord Mijne Heeren. Bij Koninklijke Proclamatie van den 16en October j.l. werd. gelijk U bekend is, aan het Nederlandsche Volk, de verloving van Hare Majesteit onze geliefde Koningin met Zijne Hoogheid Hertog Hendrik van Mec klemburg—Schwerin bekend gemaakt. Ik twijfel niet of het zal U aller bijval vinden en gij zult er allen mede instemmen, indien wij uit naam van de bevolking onzer Gemeente, een adres van gelukwensch zenden aan Hare Majesteit de Koningin en aan Hare Majesteit de Koningin Moeder, zoo mede ouk aan Zijne Hoogheid den Hertog, als blijk van onze groote vreugde en inge nomenheid met deze verloving. Ik stel U mitsdien voor de volgende adres sen te zenden, welke naar ik overtuigd ben, Uw aller goedkeuring zullen wegdragen. Waalwijk, 19 October 1900. Aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden te Het Loo. Mevrouw De Raad der gemeente Waalwijk gevoelt zich gedrongen aan Uwe Majesteit te ver tolken de gevoelens van gehechtheid, liefde en trouw, welke de bevolking van Waalwijk Uwe Majesteit en ons dierbaar Vorstenhuis toedraagt. Bij het vernemen der blijde tijding van de verloving van Uwe Majesteit met Zijne Hoogheid Hertog Hendrik van Mecklemburg Schwerin, biedt hij Uwe Majesteit de op rechtste gelukwenschen aan van Waalwijks ingezetenen en uit deu wensch dat Uwer Majesteits verloving moge strekken tot ge luk van Uwe Majesteit en tot welzijn van ons dierbaar Vaderland. De Raad der gemeente Waalwijk, De Voorzitter, K. DE VAN DER SCHUEREN De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Waalwijk, 19 October 1900. Aan Zijne Hoogheid den Hertog Hendrik van Mecklemburg Schwerin te Het Loo. Hoogheid 1 De Raad der gemeente Waalwijk gevoelt zich gedrongen uit naam van Waalwijks bevolking, Uwe Hoogheid onze oprechte ge lukwenschen aan te bieden bij gelegenheid Uwer Hoogheids verloving met Hare Ma jesteit de Koningin der Nederlanden. De Raad der gemeente Waalwijk, De Voorzitter, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Waalwijk, 19 October 1900. Aan Hare Majesteit de Koningin Moeder te Het Loo. Mevrouw Bij het vernemen der blijde tijding van de verloving van Hare Majesteit de Ko ningin Uwer Majesteits Dochter met Zijne Hoogheid den Hertog Hendrik van Mec klemburg Schwerin, gevoelt de Raad der gemeente Waal wijk zich gedrongen Uwe Majes teit de gevoelens van gehechtheid en liefde van Waalwijks bevolking te vertolken en Uwe Majesteit bij de oprechte gelukwenschen, tevens den wensch te uiten dat deze ver loving moge strekken tot geluk van Uwe Majesteits Dochter onze geliefde Koningin. De Raad der gemeente Waalwijk, Do Voorzitter, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Ik twijfel niet of alle leden zullen hier mede volkomen instemmen. Alle leden aanhoorden staande de woorden van den Voorzitter en de voorgelezen adres sen en gaven door hunne bravo's hunne in genomenheid hiermede te kennen. De Voorzitcer„er is ingekomen een schrijven van den heer Jud. Timmermans Wz., dat hij verhinderd is deze vergadering bij te wonen." I. Vaststelling gemeenterekening over 1899 De Voorzitter: „ik moet hierbij opmer ken, dat de rekening van het gasthuis in ongercede is geraakt, wj»; zullen zoggen dat zij een volgende maal ter"tafel komt. Maar daar dit eene gcheele afzonderlijke is, kan toch i'.e rekening worden vastgesteld. Ik ver zoek de commissie verslag uit te brengen van haar onderzoek." De heer Baijens„De commissie heeft geene enkele aan— of opmerking op de re kening Vastgesteld. II. Aanbieding begrooting 1901. De Voorzitter„Ik bied u aau de be— groo'ing voor 1901. In vermoedelijke ontvangsten, f 68783.03Vt uitgaven - 68769 90 Batig saldo. t ÏS.IS1/# Ik stel voor eene commissie van ondet— zoek te benoemen. Na herstemmingen gekozen de heeren: Jud. Timmermans van Turenhout, A. v. Tilburg en J. van Dooren. III. Instructie voor den gemeente—bouw kundige. De Voorzitter: »'t is ons wenschelijk voorgekomen om eveu als voor de andere ambtenaren eene instructie vast te stellen voor den gemeentebou*kundige, wij hebben hiervoor als model genomen dat van 's-Bosch. gewijzigd naar de toestanden alhierik ge loof dat alle heeren de instructie wel zullen hebben ingezien. De heer Baijens: »is 't de bedoeling van B. en W. deze voor te leggen aan den te— genwoordigen titularis of andere daarnaar op te roepen. De Voorzitter: „we willen ze voorleggen aan den tegenwoordigen bouwkundige, daar bij er lot dusverre nooit een heeft gehad." Op verzoek van den heer Hoffrnans wordt de instructie daarna in haar geheel voorge lezen (zie hietondcr). De heer Hoffrnans.,is 't de bedoeling nieuwe opzichters op te roepen." De Voorzitterneen zooals ik aan den heer Baijens reeds heb gezegd aan den tegen woordigen bouwkundige voorleggen. Ieder ambtenaar, die zonder instructie wordt be— uoemd, heeft altijd te wachten dat eene voor hem wordt gemaakt, en zal zich daaraan moeten onderwerpen." De heer Hoffrnans >heeft 't Dag. Best. redenen die juist thans vast te stellen, dat hij b v. misbruik maakt van den tijd der gemeen te: De Voorzitter niet dat we op 't oogen- blik over den man ernstige klachten hebben, maar ieder ambtenaar heeft zijn instructie als hij nu b. v. teekeningen voor anderen maakt zal hij dat aan 't Dag. Best. moeten vragen bij voorkomende gelegeuhe den kunnen we ons van die instructie be dienen. De heer van Schijndel„dat doet hij bij zonder veel voor anderen." De heer Hoffrnans„Art 4. van die instructie draagt hem zooveel op. dat ik vrees dat er de gasfabriek onder zal lijden, hij is geen bouwkundige als ie 's— Bosch op groot tractement.* De Voorzitter: „Volstrekt niet, hij heeft niets meer te doen, dan hij thans doen moet." De heer van Sc'nijr.del „als nu deze in structie aangenomen wordt, mag hij dan nog te goeder trouw eiken palen van de gemeente aan zijn broer verkoopen." De Voorzitter: „dat is thans niet aan de orde." De heer Hoffmins: „mag hij dan niet meer, zooals hij thans doet, kalk vcikoopen." De Voorzitter»ja, als B. en W. dat goed 'Keuren, 't is heelemaal niet om hem te benadeelen, maar om een wapen in handen te hebben De heer van Schijndel„al» 't Dag. Be stuur geen redenen had, dan zou die instruc tie niet vastgesteld zijn, mattr ik zal 't wel zeggen: „'tis nog zoo lang uiet geleden, dat ze voor de rechter van instructie ge weest zijn, voor een zaak van diefstal.* I)e Voorzitter: „noch 't geen de heer vau Schijndel zegt, noch andere bijzondere re denen zijn de oorzaak, dat we dit gedaan hebben, maar daar iedere ambtenaar zulk een instructie heeft, en de bouwkundige tot dusver nog niet. daarom hebben we deze voorgesteld, d. i. de eenige reden." De heer Baijens „u hebt 't model uit de 's Bosch gevolgd, d. i. voor iemand die alleen bouwkundige is op een tractement van f1200 a f 1400, dat is voor hier wel wat te kras Ik zou vooistellen 't aan te houden tot eene volgende vergadering, dan kunnen we 't eens goed wikken en wegen." De Voorzitter „wat zou er dan aan ver anderd moeten worden?" De heer Baijens„dat kunnen we dan zien als we 't eens goed hebben overwogen." De Voorzitter »u begrijpt toch wel dat 't Dag. Bestuur alles voor ze deze instruc tie ter tafel bracht, goed heeft gewikt en gewogen en overwogen.' De heer van Schijndel „ik begrijp niet mijnheer Baijens waar U op neerkomt, wal kan er tegen zijn als bij zijn plicht doet, dan is 't afgeloopen, dan zal 't Dag. Bestuur niets tegen hem zoeken, dan gebeurt uiet" De Voorzitter„daar er genoegzaam over is gesproken sluit ik de debatten over deze zaak en breng 't voorstel van Dag. Bestuur om deze instructie vast te stellen in om vraag. »we zullen de volgende hoe 't dan van stapel Voor: de heeren Gragtmans, Quitijns, Van Schijndel en Timmermans van Tnrenhont. Tegende heeren Hoftmans, Mombers, Mulders en Baijens De stemmen alzoo stakende, werd deze zaak, volgens 't voorstel van den heer Baijens aangehouden tot de vo'g-ndc vergadering De Voorzitter „dus is de zaak aange houden tot een volgende vergadering al» de heeren r.u willen wikken en wegen, zullen we dan weerzien." De heer van Schijndel„de motie van vertrouwen van vroeger blijft die altijd nog van ktacht als deze instructie zal worden aangenomen." De Voorzitter vergadering zien, loopt.* Verlangt nog een van de heeren 't woord in de openbare vergadering De heer Timmermans van Turenhout: „ik wenschle de aandacht van B. en W. tc vestigen op de haven. Het zou mijns inziens gewcnscht zijn bij den ingang van het Zuidcr- kanaal in de haven een baken te plaatsen. Ik hoor dar 't gevaarlijk is. We moeten dat zooveel mogelijk voorkomen." De Voorzitter: „die is er altijd geweest, maar zal misschien met dien storm w g zijn geraakt. Maar we zullen er zorg voor dragen." De heer Timmermans van Tureuhout: „Dan wenschte ik nog in overweging van 't Dag Best. te geven dat 't wenschelijk zou zijn, waar 't ingeslagen is in de kade cenige wcerpalen te slaan. Naar ik heb vernomen gooien verschillende schippers vooral van kleine schepen hun anker in de kade en dan worden ze er dikwijls met geweld uitgetrok ken, zoo gaat de kade kapot, daarbij zou dit geen groote kosten zijn." De Heer Hoffrnans: „daar moest de bag german toch op letten, dat zoo iets niet ge beurde." De Heer Mombers „'t Is al 3 a 4 weken geleden, dat ik er op heb gewezen dat boven de sluis gevaarlijk is, daar zitten klippen en daarom zou 't wenschelijk zijn er een baken te zetten, zooals de heer Timmermans zei." De Heer Hoftmans„is die gevaarlijke plaats niet buiten de gemeente." De Heer Mombers„Neen boren de noor- dersluis." De heer Mulders „zijn er al plannen ge maakt voor de haven, ik geloof dat 't in 'i voordeel der gemeente is dit zoodra moge lijk te doen," De Voorzitter: „We zullen er zoo spoedig mogelijk als de tijd er is voor zorgen. Dit jaar nog zal 't bestek en teekeniug in orde worden gemaakt." De heer van SchijndelIs er ook iets besproken over de bad- en zweminrichting." De Voorzitter„We hebban erover gespro ken, maar wenschen er niet verder op in te gaaii, daar wij den tijd daarvoor niet geko men achten. De heer van Schijndel„ik vind 't erg kortzichtig van 't Dag. Best, als men dat nu toch 's zomers eens aauziet en dan voor 't gevaar Niemand meer 't woord verlangend, sluit de Voorzitter de openbare vergadering ter vasts'elling von het kohier van den H. O. en reclames daartegen in eene met gesloten deuren. Zooals die door B en W. aan den raad is voorgesteld, door den Burgemeester ver dedigd, en door den raad aangehouden is tot eene volgende vergadering. (Zie Raadverslag.) Art. 1. De architect der gemeente is Burgemeester en "Wethouders behulpzaam in alles wat tot den dienst der gemeentewer ken behoort en dient hein dien aangaande van bericht en raad. Art 2. Hij woont, daartoe uitgenoodigd, de vergaderingen bij van het college van Burgemeester en Wethouders, Art. 3. Hij voert de bevelen uit, die hem door Burgemeester en Wethouders ot door den Burgemeester worden gegeven. Hij geeft aan den Burgemeester, do Wethouders en de leden der Bouwcomtuisie alle verlangde inlichtingen. Art. 4. Hij is, vcor zoover «ulki niet aan anderen is opgedragen, in het bijzon der belast met le De zorg voor n. den aanleg van nieuwe werken h. de instandhouding, bruikl airhcid n veiligheid van alle bij de gemeente in on derhoud zijnde gebouwen, inrichtingen, wc gen, straten, stegen pleinen, kaden, wandel plaatsen, beplantingen en gronden, rivieren, havens, vaarten, grachten en waterleidingen; bruggen, sluizen, riolen er. putten pompeu en urinoirs; c. het onderhoud van de aan de gemeen te behoorende meubelen, versieringen, uur werken, bramlbluschmidtlelen, verlichtingen en verwarmingstoestellen, raachineriën, ma— trialen, gereedschappen ett hulpmiddelen en il. de levering van brandstoffen. 2e. Het toezicht op a. het beheer en onderhoud van alle plaatselijke werken en eigendommen b. het bouwen in verband inet de dei- betreffende wetten en verordeningen. Art. 5. Hij maakt voor de handhaving van de wetten, wettelijke voorschriften en verordeningen op den dienst der gemeent« betrekking hebbende. Art. 6. Hij doet aan Burgemeester en Wethouders tijdig de vereischte voorstellen tot het uitvoeren van de noodige werken en neemt in spoedeischende gevallen de noo dige maatregelen, waarvatt hij ten spoedigste aan den Burgemeester kennis geeft. Hij vervaardigt tijdig de ontwerpen en bestedingsstukken en houdt toezicht op de goede uitvoering van alle werken en leve ringen die tot zijnen werkkring betrek king hebben. Art. 7. Hij geeft aan de directeuren van de gasfabriek en van de waterleiding tijdig keunis van alle aan hem opgedraget werkzaamheden, waarbij het noodig is voor zicttingen te treffen aan do werken vai gemelde inrichtingen. Hij treft die voorzieningen voor zoove de zorg over de genoemde werken niet aai gemelde directeuren is opgedragen. Art. 8. Hij zorgt dat de sommen vooi werken op de gemeentebegrooting toegestaan niet worden overschreden en houdt aan teekeniug van de verwerkte bedragen. Art. 9. Hij bezorgt de uitbetaling vai de loonen der werklieden die in eigen be heer werkzaam zijn, waartoe hetu een voor schot kan worden verstrekt uit de gemeen tekas, hetgeen moet worden verrekend 0| de wijze door Burgemeester en Wethouder te bepalen. Art. 10. Hij verantwoordt aan Burge meester en Wethouders in den vorm doo hen te bepalen biunen 14 dagen na ht einde van elk trimester lo. de gelden door de particulieren t besturen, betaald voor werken of werkzaam heden ten hunnen behoeve verricht. 2o. de gelden wegen* verkochte bestek ken of uit eenige anderen hoofde ontvanger Art. II. Hij zendt jaarlijks voor Februari aau Burgemeester en Wethoudei eene opgaaf van de ontvangen en teruggi geven gelden. Als garantie voor de riohtig uitvoering van vrerken ten zijnen kantoi gestort. Art. 12. Hij onderzoekt alle betaling' stukken zijnen dienst betreffende en zeni die bij in orde beviuding voorzien van hi bewijs van goedkeuring aan Burgemeestt en Wethouder». Bouwcommissie missiën. en van de Yan andere raadscom- ZESTIENDE HOOFDSTUK. „Bezit mijnheer de b.iron nog een broeder f' .Terwijl Germain deze woorden met wel over leed talmen uitsprak, beschouwde hij Emil met een sluwen blik. Een oogenblik sch^n het als of heer en dienaar hunne wederkeerip krachten maten en alsof ieder van hen de gedachten ti acht te te raden, die in het hart v«n den anderen op dook. Emil herstelde zich intusschen zeer spoedig van de verwarring, in welke de vraag van Germain hem gebracht had, en antwoordde ooeenschljnlijk rustig: „Wat brengt u op de gedachte mij te vragen, of ik nog een broeder heb „Vooreerst de gelijkenis, dio de ïonge man, welke wenschte toegelaten te worden, met u heeft, en dan de gelijkluidendheid van den DBSrll „In hoeverre is dan de gelijkluidendheid van den naam „De vreemdeling heeft mij opgedragen den baron van Hnudra aan tc dienen." De ionge millionnair sprong verschrikt van zijn stoel op en trad toen tot zeer dicht op zijn ka merdienaar toe. zoodat hij als 't ware met diens gelaat in aanraking kwam. „Hebt gij wel goed gehoord Noemde hij zich werkelijk baron van Haudra f" „Ik heb goed gehoord en het schijnt als i ware of deze vreemdeling een tweelingsbroeder van u -Ik ben voor avonturiers niet te spreken.'sprak thans Emil op afgemeten toon „ik wil hem niet ontvangen, dezen ellendeling, werpt hem de deur ujtI Ha, baron van Haudra,hij heeft het gewaagd Eiuil droogde met zijn zakdoek de zweetdrop pels van zijn voorhoofd af. ,Uebt u anders geene bevelen tc geven?" „Ja, halt I Hebt gij mij niet gezegd, dat dit jongmenscli er armoedig uitzag „Ja, hij ziet er uit of hij aan lager wal is gekomen.' „Don is hij misschien enkel een beetje krank zinnig, geelt hem een Louis-d'or." Emil viel op zijn zetel terug en verviel in diep nadenken. De kamerdienaar was weer naar den voor de deur wachtenden vreemdeling ge gaan. „Wat ik vreesde,' zeide hij tot hem, „is ge schied mijnheer weigert u te ontvangen, niet tegenstaande ik hem uwen naam genoemd heb. Ik moet mij ook nog van eene opdracht kwijten, ik moet u Germain tastte in zijn zak, haalde er een goudstuk uit en reikte het den vreemdeling over. Deze echter sloeg hem het geldstuk uit de hand, zoodst het i ir.kelend op den grond viel, keek den kamerdienaar nog eens vlak en trotsch in het gelaat en draaide zich toen om, om te vertrekken met de woorden „Ik zal terugkomen.' Toen daalde hij langzaam de trappen af, stapte door de vestibule en over het voorplein en bevond zich in het volgende oogeublik in de Elyseesche velden. Juist op denzelfden tijd werd een venster vau de eerste verdieping van het Monniereche paleis zonder gedruiseh geopend en het bleeke gelaat van den millionair kwam daaruit te .voorschijn. Zijn blik zocht en vond spoedig den afgewezen vreemdeling; toen kwam een nevel voor zijne oogen en tusschen de -vast op elkaar geklemde tanden duisterde hij zacht in zichzelve: „Hij is 't Mijnheer van Haudra keek den vreemdeling zoolang na, tot deze aan den eersten hoek der stiaat verdwenen was; toen sloot iiij het raam en nam zijne vroegere plaats weder in. De lust tot rooken, aan welke hij zich eenige oogen blikken te voren met de zorgeloosheid van een mensch had overgegeven, die niet weet. hoe kij zijn tijd zal ;doorbrengen, was hem geheel ont nomen het hoofd- op de handen geleund, verzoek hij opnieuw in diep nadenken. „Wat moet ik aanvangen klonk het zonder ophouden van zijne lippen, „wat moetik daarvan maken? Ben ik dan niet meer raijzelve? Nog nooit schrikte mij eene raoeiel ijk beid van het vervolgen van mijn doel af, nog steeds heb ik de hindernissen, die mij den weg versperden, terzijde geschoven. En thans zou ik laf de vlucht nemen, omdat het eon bedelaar in de gedachte komt, zich den naam, dien ik draag, toe te eigenen en het hem belieft zijne hand naar een vermogen uit te strekken, hetwelk ik tut heden ongestoord genoot? Wat wil hij eigen lijk? Welke advocaat zal zich ertoe lemen, de aanspraken van een armen stakker te verdedigen Het zou ook werkelijk te gemakkelijk voor hem zijn, als hij, die als 't ware blootsvoets hier heen komt, zich op zekeren dag in het bezit van een Croesus-vermogen bevond. Bah I Emil van Haudra is niet de mar:, die zich door zulk gepeupel in het harnas laat jagen 1' En voor eene nooge spiegel blijvende staan, beschouwde de jonge graaf zich met de opmerkzaamheid van een tooneelspeler. die op het punt is de planken te betreden. „Nog ia niet# verloren nog bestaat er geen gevaar 1* riep hij trotsch uit. Een ruk aan de schel riep Germain in de kamer. „Ik ga uit,' zeide hij tot dezen, „en zal dezen avond eerst laat terugkomen." Terwijl hij zijn das in orde bracht, vroeg hij aan zijn kamerdienaar „Nu, wat is er van dien gekken kerel geworden die «ooeven als 't ware mijne deur kwam bin- aengestormd „Hij ie weggegaan, nadat hij mij het goudstuk, d»t mijnheer mij bevolen had, hem te geven, voor de voeten geworpen had.' „Wat onbeichaamdheid! Heeft hij niets anders g8„Vergeving, mijnheer de baron, hij zeide nog dat hij zou terugkomen. „£eg dan tegen Jacob, dat ik hem ten strengste verbied, dat mensch wcêr in het paleis te laten komen.' „Het zal geschieden, zooals mijnheer de baron beveelt." Een half uur later liet Emil van Haudra zich bij den advocaat generaal aandienen. Toen deze, die juist aan een groot juristisch werk bezig was, in hetwelk de oudste Fransche en buitenlandsehe wetten met verklaringen bijeen verzameld waren, den erfgenaam van M on nier zag, verliet hij aanstonds zijne weiktafel en ging hem met uitgestrekte hand tegemoet. Art. 13. Hij doet aan Burgemeestt onverwijld verslag van alle buitengewot voorvallen zijnen dienst betreffende. „Het verheugt mij werkelijk, u te zien, geachte baron,' zeide hij, „want, als ik mij niet vergis, scheen u, toen u ons eergisteren verliet, een wei nig treurig, eeu beetje mismoedigd te zijn.* Het gelaat van Emil helderde zichtbaar op. „Hoe beleefd van u, dat u dat hebt opgemerkt." mijnheer de advocaat-generaal,* antwoordde hij, „ik weet werkelijk niet, hoe ik u daarvoor mijne erkentelijkheid moet bewijzen. Ja, u hebt gelijk, ik ondervond eene zekere neerslachtigheid, maar zonder twijfel hebt u ook de oorzaak daarvan geraden. U hebt mij kort geleden de hand uwar dochter beloofd en weet, hoe overgelukkig ik mij toen gevoeldeMaar sedertnu, U weet evengoed als ik, wat ik zoggen wil. Ik zou ontroostbaar zijn, als ik het dierbaarste weien, dat ik op de wereld ken, ook maar het minste verdriet had aangedaan en niettegenstaande dat heb ik opgemerkt, dat freule van Grandchamp voor mij eene onverschilligheid aan den dag legt, die, zoouls het mij tenminste toeschijnt, bijna aan afkeer greint.' „Gij vergist ul' nep de advocaat-generaal uit. Emil schudde het hoofd. „Ik vergis mij niet,' zeide hij, „goed beschouwd kan men het ook een jong meisje niet kwalijk nemen, als zij haar tegenzin of sympathie voor den voor haar bestemden echtgenoot te kennen geeft en al zijt gij ook van meening, dat ik de noodige eigenschappen, om eene vrouw gelukkig te maken, bezit, zoo volgt daaruit geenszins, dat uwe genadige dochter juist denkt als u, mijnheer de advocaat-generaal. Zij kan bij voorbeeld boeken geleien hebben, welke haar het huwelijk als een van zelf komend gevolg van meer of minder romantische avonturen voorstellen, en romantisch kan men het niet noemen, als een werver om hare hand, juist uit vrees om bij de uitverkorene lijns harten een blauwtje te loopen, zich bij voorbaat van de toestemming hears va ders veriekert, en nadat hij deze bekomen hei ft, zich alleen er mede tevredenstelt, haar als bewijs zijner genegenheid, dagelijks frissche bouquetten te doen toekomen.' „Nog eens, gij vergist u mijne dochter leest geene overspannende romaDS.' „'t Kan zijn, maar in ieder geval heeft zij eene vriendin, die haar het hoofd vol dwaze gedachten brengt; u weet toch zelf, hoe gevaar lijk dikwijls eene vriendin voor een jong moi» worden kan. Zij begint er mede, de gevoelai en aandoeningen van degene, tot welke zij zie zooals zij zegt, aangetrokken gevoelt, eene zeke richting te geven en oefent ten slotte, als dezsl het ongeluk heeft, haar met een onbegrensd vc trouwen te gemoet te komen, eene absolu heerschappij over haren geest uit. Froule vi Grandchamp heeft zich zeer nauw aan een jut meisje aangesloten, wien men weliswaar in ge< enkel opzicht iets voorwerpen kan, maar dat a echter uit den grond harer ziel schijnt te bat> en niets onbeproefd zal laten, mijn geluk teg te werken.' „Bedoelt gij misschien Nathalie Marigné?' „Ja, de zuster van den jongeu kunstenaar... Ik behoef u de oorzaak van den haat, dien tegen mij gevoelt, niet te verklaren weet. met welke hardnekkigheid zij lm huwelijksplan doorzet. Alvorens Kerdren zij reis naar Nieuw Caledoniën ouderneeiut, i Nathalie zijne vrouw zijn. Natuurlijk bekoiumt het ons weinig, als deze of gene enthousiasme kunstenaar alle regelen der etikette schijnt hoonen en zulke fantastische verbindingen go< keuren Kunstenaars leven, zooals bekend in eene wereld, die van de onze veel verschi De voorname samenleving, die zich veel in hunne werken bezighoudt, bekommert zich do< gaans niet om hun privaat leven njbar i freule van Grandchamp, die tot de haute vol behoort eu er altijd toe behooren zal, ook hed nog zoo intiem met Nathalie Marigné omga is dunkt mij gevaarlijk, is het niet voor ha dan toch voor mij.» ,U weet, mijnheer van Haudra, hoe goedbar Maria is. Nathalie, het arme ongelukkige mei hetwelk, zooals u zooeven terecht opmerk zeer vele goede eigenschappen bezit, heeft ci tot mijne dochter gewend, in de hoop, dat di haar onder hare bescherming zou aemea. (Wordt vervolgt.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 5