Nummer 86.
Zondag 4 November.
23® Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
ANTOON TIELEN,
n,
ft
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
V olksbibliotheek.
'4
WAALWIJK.
'k
,i.
S.id
'M
qs
!;dfl
;:iar
ifi
<»gt
S
De Echo van het Zuiden,
Waalwijksclie en l.iifslraalsrkf Courant.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maaide» f0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden tdmaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties hij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
In de 11. Dinsdag gehouden vergadering
van de vereeniging „Geloof en Wetenschap"
alhier, waarin aan de orde was gesteld
Volksbibliotheek' hield de directeur der
Vereeniging, de Eerw. heer A.' Suijs de
volgende rede
„De kennis van lezen is den mensch
„van veel nut. als zij goed wordt
„aangewend maar zij werkt ver
derfelijk als zij wordt misbruikt
„door het lezen van hetgeen slecht
of gevaarlijk ie.*
Mgr. W. VAN DE VEN.
Vasten-mandement 1898.
Onze Vereeniging „Geloof en Wetenschap'
streeft naar een zeer verheven doel.
Wij leden trachten bij ons zeiven en onze
evenmenschen de edelste der uit Gods hand
ontvangene gaven zooveel mogelijk te ont
wikkelen.
Verhevene maar daarom geene gemakke
lijke taak
Ontwikkeling verspreiden in godsdienstige
en maatschappelijke zaken, overal en altoos,
bij arbeid en bij rust, bij in- en uitspanning
vraagt werkzaamheid en opoffering, wijsheid
en beleid.
Doch ware mannen rusten nooit voor zij
hun opgezet program hebben uitgevoerd.
Een krachtvol middel nu, om ons volk
te ontwikkelen, vooral in den nieuwen tijd,
dien wij het geluk hebben mede te leven,
is de volksbibliotheek. Eene volksbibliotheek,
die ons ontwikkelt in godsdienstige en maat
schappelijke zaken en tevens eene gezonde uit
spanning bezorgtis een eisch des tijds.
Dit zal het voorwerp zijn mijner lezing.
Eene goede volksbibliotheek ontwikkelt in
godsdienstige zakenZij is nuttig omdat zij
verstand en hart naar waarheid en deugd
weet te vormen.
Men hoort wel eens beweren men moet
het volk niet te wijs maken, het volk moet
niet te veel weten.'
Er ligt veel waars in die stelling, doch
óók iets valsch. Waarheid is het, dat men
bij de ontwikkeling moet beginnen met het
volk sterk te maken in de grondbeginselen
onzer leer, dat men het niet moet op
voeren tot hooge, moeilijk toegankelijke be
spiegelingen, noch moet aanvallen met
allerlei opwerpingen tegen hunne overtui
gingen zonder daarnaast een glasheldere
weerlegging. Waarheid is het zooals onze
Bisschop zoo terecht zegt, dat men het volk
niet moet omgeven met romantische lectuur,
wijl zij hare lezers brengt in eene denk
beeldige wereld, die niet overeenstemt met
de werkelijkheid, zoodat zij, die deze voor
stellingen willen toepassen bij het gewone
leven, tot verkeerde stappen en handelingen
komen.
Maar valschheid ligt er in die stelling,
als men met die woorden wil beweren, dat
men de edelste gaven, welke het volk uit
Gods hand ontving, niet in immer breeder
omvang door goede lectuur degelijk mag
ontwikkelen. In gezonde leer toch is het
volk nimmer te wijs. En ik zeg de schoone
woorden van onzen Bisschop zoo gaarne na,
die hij richt tot hen die meer lectuur ver
langen „leest zooveel gij zelf wilt van alles
wat u noodig, nuttig of aangenaam kan zijn,
maar zorgt, zooveel gij kunt, dat uwe lec
tuur op godsdienstig, zedelijk en maatschap
pelijk gebied steeds den toets der deugde
lijkheid voor een katholiek kan doorstaan.'
Het is dan schoon de edelste gaven der
menschen te ontwikkelen. Verstand en vrije
wil zijn die edelste gaven. Het zijn de
talenten van het volk, die het niet mag
begraven, maar waarmede ook het volk moet
woekeren.
Het idee van den Schepper toch is, dat
de ïnensch moet streven naar eigen volma-
king.
Maar wat maakt den mensch eigenlijk
tot mensch, wat onderscheidt hem van en
verb ft hem boven delfstoffen en planten en
dieren? Zijn het niet verstand en vrije wil
Deze eigenschappen dus, die hem tot
mensch verheffen, moet hij zoo hoog mo
gelijk tot volmaaktheid opvoeren.
Wél zal de mensch het volkomen vol
maakte hier niet kunnen bereiken het
volmaakte wacht hem aan gene zijde
maar toch behoort hij er naar te streven.
Eu met wijsheid en beleid, deugd en
karakter kan hij het ver brengen.
De mensch behoort op de eerste plaats
zijn verstand te ontwikkelen.
Het verstand, eene afstraling van de
Goddelijke Wijsheid, is geroepen zich te
openen voor de schoone waarheid, als de
reine lelieknop zich opeut voor den maï
soliën hemeldauw.
En dit is vooral waar voor de waarheden
betreffende 's meuscheu afkomst, bestemming,
einddoel, die zoo diep ingrijpen in 's meu-
schén geluk.
O wat is er schooner dan de waarheid,
tot welke de mensch zich ouwederstaal)baar
voelt, getrokken
Die schoonheid is het, die geniiën en
vernuften bewoog het gansche lieve leven
te wijden aan onderzoekingen en overpein
zingen om ééu punt slechts der waarheid
te achterhalen of nauwkeurig te beschouwen.
Is het niet om hare schoonheid te bezit
ten, dat zoovelen, die vooral op godsdien
stig gebied in duisternissen ronddolen, ang
stig zoeken naar eenige lichtpunten Iloe-
veldii in onze eeuw, die treuren en weg
kwijnen, omdat zij telkens zich bedrogen
zien. Slechts dwaallichten blijken het, die
zy bespeurden, zij zochten maar vonden de
schoone waarheid niet. En moedeloos en
wanhopend zijgen zij neer in de sombere
gangen der pijnigende onwetendheid, het
moede hoofd laten zij hangen op de ver
slapte armen en daar in overstelping van
teleurstelling en wee verbeiden zij hun
laatste einde met de twijfelzuchtige klacht
op de lippen „ignoramus et ignoratimus,
wij weten liet niet en wij zullen het nooit
weten.'
Da Costa beklaagt hen
„Hoe hoog, hoe stout de Tijdgod zweeft en streeft,
„Een vruchtloos jagen naar bevrediging! een
stemming
„Van onvoldaanheid bij 't bezit I een zielsbe
klemming...'
Och hoe vele aanhangers van dien Tijd
god onzer eeuw waarden wellicht ginds rond
op het terrein, waar de menschelijke we
tenschap triomfzangen aanheft, maar zich
zoo dwaas heeft losgerukt van deu God, „den
Heer der wetenschappen!'
Hoe menige denker daar, die bij eigene
begoocheling den dag des lichts meende ge
vonden te hebben. Helaas zoo spoedig zag
hij het einde van dien schoor.en dag komen.
De dag ging onder. De dag nam het witte
lichtkleed samen in plooien sneller dan men
had kunnen denken en toen verdween voor
hem die scho me dag
De schoonheid van het ware, betreffende
onze godsdienstige roeping is het, die alleen
rust kan geveu aan het gemoed der men
schen, ouidat de waarheid zien het einddoel
moet zijn van 's menschen verhevenste gave
en dus van den mensch zelf.
Doch niet alleen voor de godsdienstwaar
heid, die het verstand met eigene krachten
kan achterhalen, moet het zich openen, ook
voor de waarheid, die de Openbaring ons
voorhoudt.
Want och! het verstand op eigen wieken
klimmend is zoo zwak, mist de kracht meestal
op te stijgen tot hooge punten van heuvelen
of bergen, die toch nog genaakbaar zijn,
laag zweeft het langs den grond en stort
soms uitgeput neder in het slijk en wordt
daar bezoedelt en kwijnt weg en sterft
maar op de wieken, die het geloof het aan
bindt, stijgt het met arendsvlucht niet al
leen tot bergspitsen en wolken, maar dringt
door de wolken heen, door sterrenkreitsen,
tot den troon van God zolf en staart daar
als Joannes met areudsblikken op de volle
schoone waarheid, die voor het bloote oog
des verstands ongenaakbaar was.
Ogevoed en gesterkt èn door eigen
wetenschappelijk onderzoek èn door de vaste
spijzen der Openbaring, kan de ziel zoo
opgetogen, zoo frank en vrij, zich hoog be
wegen in de frissche en reine atmospheer
en dartelen daar rond in het heldere licht,
dat van God afstraalt en putten zoeten ho
nig uit elke bloem der waarheid, als de
vliuderen, die in 't felle zonlicht vroolijk
dartelen over groene weiden en rijpende
velden en azen op allerlei geurige bloemen.
Heeft eenmaal het geopende verstand aldus
de groote waarheden ontvangen, dan heeft
liet eene wet in zich, naar welke de mensch
zijn wil moet buigen, want de wil zal de
handelingen des menschen behoorcR te be
stieren naar de waarheidsbegrippen des ver
stands.
De grondwet voor den wil is de in het
verstand opgenomene waarheid.
De gewone regel is het, dat gebrek aan
kennis of een verkeerd begrip der voor
naamste waarheden den wil verkeerd doet
handelen.
Heeft het verstand in zich de schoone
waarheid, de wil zal die schoone waarheid
omzetten in schoone daden.
Terwijl omgekeerd eene verkeerde daad
van deu wil dikwijls is voorafgegaan door
gebrek aan kennis of verkeerde begrippen
in het verstand.
Is het verstand dus naar waarheid ont
wikkeld, dan zal er de wil meestal naar
handelen. En, is de wil zoo vast, onwan
kelbaar, dat hij in alles en altijd en overal
de ontvangene waarheid volgt, dan wordt
die homelsche harmonie geboren tusschen de
twee edelste gaven, tusschen het verstand,
dat begrijpt en den wil, die er naar han
delt en die welluidende harmonie is het,
die men in den mensch met den schoonen
naam bestempelt van karakter
Een man, die als de sterrenloop naar de
eeuwige wetten, zoo vast en onwankelbaar
zich regelt naar de ware verstandsbegrippen
is wat men verstaat door een „man van
karakter.'
Welnu die ontwikkeling van het verstand,
die vorming van den wil geschiedt heden
ten dage voor een groot deel door het ge
drukte woord door de persdoor volksbi
bliotheken.
Da Costa zingt in een zijner tijdzangen
„De wereld omes tijd», met weten ingenomen
„Zooals geen vroegere ooit, zuigt in haar dorst
bij stroomen,
„De vrucht der drukpers in, die gistend tot ons
komt
„En hoofd èn hart om strijd öf opvoert öf verstomt'
Wij katholieken hebben in 't begin de
kracht der pers niet genoeg gekend en ge
waardeerd.
De vijanden kenden en waardeerden die
beter.
Wij hebben ons het krachtigste wapen,
waarmede wij met den moed van een David
den geduchtsten Goliath gemakkelijk had
den afgemaakt, uit de haud laten vrriugen
en kwam eenmaal dat wapen in de vuist
van den Goliath der zonde, dan werd het
zooveel te verschrikkelijker en gevaarlijker,
als het vroeger ons heilzaam was. Corrup-
tio optimi pessima. Als de beste bederft
wordt hij de slechtste.
Helaas eene van de vele lessen die ons
gegeven zijn.
Wij laten tè dikwijls ons vóór zijn in het
vinden en aanwenden van nieuwe, kracht
volle middelen, die eene verbazende macht
aan onze zijde hadden kunnen behouden of
veroveren.
Dikwijls zien wij onze vijanden nieuwe
middelen gebruiken wij krijgen een voor
oordeel tegen zulke middelen wij worden
achterdochtig en wij klagen en jammeren
en veroordeelen niet alléén de wijze, waarop
de middelen gebruikt worden, maar de mid
delen zelf, tot wij eindelijk inzien, dat die
zelfde middelen in onze hand middelen zijn
van wonderbare krachtsontwikkeling.
Zoo is het in de laatste eeuw gegaan met
vele dingen.
Zoo heeft men tot schade en schande reeds
dikwijls geleerd.
Men hechte vaak te veel nog aan den
goeden ouden tijd.
Men vreesde voor den nieuwen, alsof er
geene Voorzienigheid was, die waakte en
den loop der tijden bestierde, alsof deze
nieuwe tijd door God niet ware gewild,
alsof deze nieuwe tijd door Paus Leo XIII
niet met innige liefde was begroet.
Zoo is het ook gegaan in vroegere eeuwen
met de pers.
Wij katholieken hebben de kraeht der
pers niet genoeg gekend en gewaardeerd.
En zeker wij Nederlanders niet, die naar
de eeuwenoude traditie kunnen roemen te
gen Germanje's zonen op de uitvinding der
drukkunst.
Ik kan niet nalaten hier met de zangen
van onzen vader der dichters, Vondel, den
lof van Neerland even aan te heffen
„Is het geen twee eeuwen oud,
„Dat Haarlem in zijn geestgroen Hout,
„Beviel van zulk een uitverkoren,
„Uit zijne beukenschors geboren
„Dat Laurens Koster (dien ik hier
„Nu niet met Delfuch lauwerier
„Maar met zijn eigen beukloof krans)
„In Holland oplook met dieD glans,
„En d' eerste boekstaaf sneed uit boomen,
„Die voor geen heilige eiken schroomen.
„Al roemt zich Mentz van zulk een vont;
„Dc Keurstad kloppe op haren mond,
„Als Haarlem spreektde fiere Rijn
„Geef d' eere aan 't Sparen, met dien schijn
„Van Recht, en zwijgt van Vuist, dien zetter
„En Gutenberghs geroofde letter,
„Hier geldt bescheid, van hand tot hand,
„Van stam tot stam ons ingeplant
„Wij stutten hier de Drukroem mee,
„Ten roem der wijdberoemde stee.'
Wij Nederlanders hadden zeker de uit
vinding moeten waardeeren.
Ware de pers bij haar geboorte eens in
bare volle kracht gekend
Hadde men eens beseft, dut zij in staat
was de wereld te hervormen
Hadden de Katholieken met hunne talen
ten en met al hun onversaagden ijver en
moed zich eens geworpen op het nieuwe
uitvindsel, dat meer en meer de aarde zou
beheerschen 1
De edele gaven des menschen zouden
degelijker zijn ontwikkeld, echte wetenschap
en waarheid en goede zeden zouden op
breeder gebied hebben gebloeid, wij zoudeu
meer meester geweest zijn over de pers en
hare uitspattingen meer hebben kunnen be
teugelen.
Geene Hervorming zoude zooveel twist
en oneensheid, zooveel vijandschap ea haat
hebben voortgebracht. Geen Voltaire en
geene Encyclopedisten zouden met zooveel
Godvergetene boosheid zeden, geloof en
zielen verwoest hebben.
Geene revolutie zoude de aarde geverwd
en doorweekt hebben met in dolle bande
loosheid vergoten menschenbloed.
De pers werd door onze lamlendigheid
een machtig raiddel iu de handen van de
kinderen der duisternissen.
Toen begonnen de kinderen des lichts de
pers te wantrouwen en als iets op zich zelf
kwaads te schelden, alsof de Schepper zich
verklaard hadde tegen nieuwe uitvindingen
en niet den mensch hadde gezegd „heerscht
over de narde I' en waarlijk uit den monc
van sommigen heeft de jeremiade over de
aarde geklonken„Och ware de boekdruk
kunst toch nimmer uitgevonden 1'
Neen dat is de ware klacht niet
Met Vondel durf ik de boekdrukkunst
hoog verheffen:
„Zoo nutte en onvergeldbre eer. Kunst
„Verdient met recht der volkren gunst...
„O I Moeder van ontelbre kindren I
„Wie kan uw vruchtbaarheid behindren
„Wie trekt dees Kunst haar ulagveer uit,
„Van plaats noch tijd noch nijd gestuit?
„Wie keert haar snelheid in de vlucht,
„Op zee en stroom en door de lucht?
„Wat lettervijand weert dat zwieren
„Der alomzwevende papieren
„'k Verwerp al wat naar boosheid ruik.
„Doch niet de kunst, om snood misbruik,
„Haar andre zustren ook gemeen.
„Men moet ze God ten dienst bestesD,
„Den mensch tot nHt, tot niemands hinder:
„Dit was het oogmerk van haar Vinder.'
Bij de woorden van dezen dichterlijken
man voegen de woorden zoo schoon van
den practischen man, onzen Bisschop
z/De kennis van lezen is den mensch van
veel nut, als zij goed wordt aangewend,
maar zij werkt verderfelijk, als zij wordt
misbruikt door het lezen van hetgeen slecht
of gevaarlijk is.'
Neen dat was de ware klacht dus niet:
//Och ware de boekdrukkunst nimmer uit
gevonden.' Zij hadden de nieuwe uitvin
ding met blijdschap moeten begroeten en
voor God moeten aanwenden.
En de ware klacht was du» wel in hün
mond,/Ochhadden wij de kracht der
„pers beter gekend en gewaardeerd, te laat
„gaan ons de oogen open en zien wij onze
„achterlijkheid en lauwheid, mea culpa, miju
„allergrootste schuld!'
Maar wat baat het klagen, dachten terecht
de groote mannen onzer eeuw, die de fout
hunner voorvaderen gewaar werden. Zij
grepen naar het machtige wapen en de
kreet heeft geklonken, weerkaatst door de
vier hoeken der wereld, dc goweldige wa
penkreet „Katholieken beheerscht dc pers,
de pers zal u de wereld veroveren
De goede pers moeten wij dus bevorderen,
want zij zal waarheid en deugd doen opbloeien
en om die te bevorderen is een gemakkelijk
middel de volksbibliotheek.
Wat waar is van een enkele persoon:
„zeg mij wat gij leest, dan zal ik zeggen
wie gij zijt' is waar van de provincie,
den staat, de wereld „zeg mij welke pers
er gelezen wordt, dan zal ik zeggen of er
waarheid heerscht of leugen, deugd of on
deugd.
Daarom is goede lectuur zoo noodzakelijk
en zich door goede lectuur degelijk ont
wikkelen in godsdienstzaken zoo gewenscht.
Men durft het dan ook niet meer schrij
ven „ons volk moet niet lezen'. Ons volk
moet wel lezen, maar niet het slechte, wel
het goede.
„Niet het slechte, zegt de Bisschop, waarin
„ons heilig geloof, de godsdienst, de deugd,
„de goede zeden, de H. Kerk en hare be
dienaren als zoodanig, het wettig gezag
„met opzet worden aangerand, veracht, bespot,
„belachelijk gemaakt, enz. Zulke lectuur,
„hetzij ze wordt aangeboden in boeken,
„tijdsshriften, dagbladen of hoe dan ook,
„moet absoluut vermeden worden. Er is
„geen bederf zoo ingrijpend en zoo moeilijk
„te genezen als dat, hetwelk volgt uit slechte
„lezing.
„(De Bisschop is aan't woord) Wie langs
„dezen weg bedorven wordtlaat maar weinig
hoop meer op ware bekeering over."
Het volk moet niet het slechte lezen,
maar wel het goede.
Da Costa geef ons hier een wenk
„Onthoud
„Dan ook des menschen geest geen spijs, die
(▼osdtl gesf sout,
„Geen gif; geef brood, geen drank, gestookt in
(helledampen.'
De volksbibliotheek is alzoo het krach
tigste middel om waarheid en deugd te
doen zegevieren. Het wijze bisschoppelijk
woord bevestigd het
„De pers is eene ontzaglijke macht, zegt
„de Bisschop. Zij kan veel ten kwade,
„maar ook wonder veel ten goede. En aan
gezien de Katholieke per» dit laatste al-
„leen beoogt, geene andere roeping heeft dan
„de zaak van God te dieDen, die ook de
„onze is, door de waarheid te verkondigen
„en te verdedigen, de dwaling en het kwaad
„te bestrijden en het goed te bevorderen
„bieden wij haar onze hulp naar de mate
„onzer krachten.'
Eene goede volksbibliotheek moge dus le
in de straks ontlokene zielen doen neer
dauwen de waarheden des hemels en de met
dien hemeldauw gevulde zielen sluiten voor
den verpestenden dampkring van buiten.
Eene goede volksbibliotheek moge den
wil vormen naar het voorbeeld van den wil van
den goddelijken Meester, vast, onwankelbaar,
in harmonie met de opgenomene waarheid
gelijk een Michel Angelo zijn Mozes in
marmer beitelde met zekere, vaste hand
naar het idee, dat zich zijn genie had ge
schapen.
De goede volksbibliotheek moge het ze
gevierend wapen zijn, waarmede wij den
vijand afweren en het volk veilig voeren
door woestijn en de roode wereldzee naar
het beloofde land.
Als een apostel Paul us moest strijden
tegen de kwalen van onzen tijd, hij zou
kracht tegenover kracht stellen, hij zou
apostel zijn der wereld veroverende pers en
zijue krachtige pen nog onvermoeider doen
snellen over het papier als vroeger over het
perkament.
Een degelijk volk vormen in godsdienst
waarheid ontwikkeld, in wilskracht vast en
sterk, ziedaar het ideaal van onzen nieuwen
tijd.
Ligt het ideaal hoog en is het even
i v'
•it
11.
le
•.e
ti<
•it
i
',ia
'en
i>K
sft*
fi
nt
iu
at
i u.
'.'as
'f
ai
i
)r