Nummer 93.
Donderdag 29 November 1900.
23e Jaargang
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
PRESIDENT KRUGER IN EUROPA,
ANTOON TIELEN,
De valsche Baron.
Uitgever:
Bekendmaking.
KRUGER.
FE V1L LET ON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden fÜ.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
WA AL WIJ K.
Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden finaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Zitting van den iMilitieraad.
aan land te Marseille.
o Zonnig land der troubadouren,
Dat zingend speelde en spelend zong,
Dat liefde en lied wist saam te snoeren,
Wen eer en deugd naar lauwren drong
o Zonnig land in 't zangrig Zuiden
Met uwen oleander-krans,
Die balsemend uw luchten kruiden,
Mijn Vaderland benijdt u thans.
Niet om het zoele van uwe luchten,
Niet om het blauwe van uw zee,
Noch om uw smachtend minnezuchten
Of ridderlijke dicht-tropee
Doch om den zang, dien gij moogt zingen
Het perste, schoon in vreemde taal,
Om huldigend den held te omringen,
Den grijzen Balling van Transvaal,
De welkomstgroet der duizendtallen,
Dien reeds van ver de Gelderland
Zich machtig te gemoet hoort schallen,
Provence, langs uw juichend strand,
DE ONTPLOFFING.
Dreunt van de zee op naar de wolken,
Vertolkend wat het harte zegt
Van elk der Europeesche volken,
Dat nog gevoel heeft voor het Recht,
Waak op, gij oude troubadouren,
En spant uw snaren Zingt den lof
Van 't riddervolk der kloeke Boeren
Want bier is waarlijk zingensstof
Hier, riddereer uit oude tijden
En riddertrouw in kamp voor 't Reeht
Hier, ridderdeugd, die weet te lijden
En vrijheid met haar bloed bevecht.
Wie over 't Recht de doodsklok luiden
Europa's volken doen het niet
Eu uit het Afrikaansehe Zuiden
Klinkt nog het vrije vrijheidslied.
De worstelstrijd, daarginds gestreden,
Wordt ook gestreden in de borst
Des Ballings, die met zware schreden
Zijn leed en dat der zijnen torst.
Door 't somber waas, dat hem omhulde.
Glimt thans een nieuwe straal van hoop
Bij 't schittren van de wereldhulde
Der oude volkren van Euroop.
Gij schenkt dier hulde de eerste glunsen
Geestdriftig, moedig, edel, fier,
Gij echte ridderlijke Franschen
De hoogste hulde wacht hem hier.
Reeds golven naar het ruwe Noorden
De warme klanken van het Zuid,
En snelt naar onze Noordzee-boorden
De huldegroet zijn komst vooruit
#Uw volk heeft nog voor Recht en
[Vrijheid
//Zijn goed, zijn bloed, zijn leven veil,
gin weedoin, ja, maar ook met blijheid
z/Heil u, Transvaal! Heil, Rruger, heil
A. H. M. Ruyten.
De prachtige, hartelijke betoogingen, die
president Kruger te Marseille, te Avignon,
te Lyon en te Dijon zijn bereid, hebben
Zaterdag haar echo gevonden te Parijs. De
groote stad had, zonder toebereidselen van
pracht, zonder eerebogen, die teekenen van
de ofïicieele feesten, toch een feestelijk aan
zien. De geweldig groote bevolking van
Frankrijk's hoofdstad heeft getrild in één,
zelfde gevoel, heeft gegeestdrift door één
indentieke gedachte.de groote, moedige
Kruger, die voortaan populair zal zijn als
de grootste helden uit de Fransche historie,
zou de geëerbiedigde gast worden van de
meest gastvrije stad de gast der Parijze-
den tijd* hij nam hem onder den arm en wilde
met hem terugkeeren in de richting, vanwaar hij
gekomen was, maar Nicolaas soheen daarop min
der gesteld.
naars, die hem de eerbewijzen hebben ge
bracht, verschuldigd aan zulk een verdediger
van bet eeuwig recht der volkeren en van
bet vrijheidsbeginsel.
Op den rit van bet Gare de Lyon naar
het Hotel Scribe beeft Kruger's triomftocht
door Frankrijk baar hoogtepunt bereikt
zelden zijn vorstelijk of hooggeplaatste per
sonen ooit in de Fransche hoofdstad zoo
ontvangen, als de president der Boeren re
publiek Zaterdag.
De idee van gerechtigheid en mensche-
lijke solidariteit heeft het wonder bewerkt,
in één zelfde gevoel eenige uren lang, alle
Franschen zonder onderscheid van politieke
belijdenis of rang, te vereenigen en ze ge
schaard rondom den man, in wien een
kleine, maar dappere natie verpersoonlijkt
is, die, zedelijk althans, onoverwinnelijk,
door haar onbuigbaren heldenmoed, haar
recht op een onafhankelijk en vrij bestaan
heeft bewezen.
De ontvangst, die Parijs president Paul
Kruger heeft bereid, maakt van den 24sten
November 1900 een schitterenden datum
in de geschiedenis der raenschheid. //Hoopt
dat heeft Frankrijk den Boeren toege
roepen mot een eenstemmigheid, waarvan
de machtige echo tot zelfs in Engeland
heeft weerklonken.
Zaterdagmorgen kwam president Kruger
te Parijs aan. Talrijke toespraken werden
gehouden o. a. door den vertegenwoordiger
van president Loubet, den heer Crozier,
directeur van het Protocol, Grébauval, den
president van den Parijschen gemeenteraad,
Chérioux, president van den Algemeeneu
Raad van het Seine-departement e. a.
Een drukte, een enthousiasme als Parijs
zelden heeft gezien.
We zullen hier wat meer breedvoerig
den zegetocht beschrijven van 't station
naar het Hotel Scribe.
Om halfelf waren de een half uur le voren
gewoon uitziende boulevards met een groote
menigte gevuldalle balkons, alle vensters
waren dicht bezet. In den killen zonne
schijn stonden dringenden schouder aan
schouder te wachten.
Plotseling werd paardengetrappel hoor
baar twee pelotons beredea republikeinsche
gardes naderden, daarachter het rijtuig van
den prefect van politie, Lépine, dan een
escadron gardes en achter hen, eveneens
omringd door bereden gardes, het rijtuig
van president Kruger, waarop andere rij
tuigen volgden. Toen werden talloo2e
hoeden gezwaaidvan alle zijden wuifdeu
zakdoeken en tot van de daken klonk het
donderend geroep Vive Kruger
Als de rijtuigen voor het Hotel Scribe
waren gekomen, trachtte de ontzaglijke
menschenmassa, die van de boulevards en
de aangrenzende straten aangolfde, voor het
hotel te komen. De municipale gardes en
de politie trachtten de menschen terug te
houden. Een ontzettend gedrang ontstond,
waar bovenuit gegil en hulpgeroep steeg.
De menigte begon te schreeuwen *Op het
balkon Op het balkon
Na eenige oogenhlikken opende zich op
de tweede verdieping van het hotel een
balkondeur en Kruger trad naar buiten.
Naaét hem stond zijn achterkleinzoontje,
Geralt Eloff in een witte blouse en wuif
de met een Transvaalsch vlaggetje.
Nu werd het tooneel indrukwekkend.
Ongeveer ÏOO.ÜUO personen stonden rondom
het plein voor het hotel onder oorverdoo-
vend gejubel. Dan zweeg het geschreeuw
een oogenblik en de geheele menigte op
straat, op de daken en aan de vensters
klapte in de handen. Presideut Kruger
boog, zwaaide met den hoed en trad daarna
het huis weer binnen.
Men zong een //Lied op Kruger", dat
in de straten verdeeld werd men riep op
de maat van den Laterne-marsch //Cham
berlain, moordenaar!", zong: //Weg met
de Engelschen en schreeuwde onafgebro
ken//Leve Kruger!"
Herhaaldelijk verscheen de president op
het balkon en telkens werd hij met hand
geklap begroet. Het lawaai werd onbeschrij
felijk. Eenige Engelschen, die zich durfden
vertoonen, werden met hoongeroep en ge
fluit verjaagd en achtervolgd.
Toen president Kruger het Hotel Scribe
was binnengegaan steeg hij met een lift
naar de tweede verdieping, waar hij ont
vangen en toegesproken werd door Neder-
landsche dames, prinses Mathilde, prinses
Pierre Bonaparte, markiezin De Villeneu-
ve e. a. Na een korte begroeting betrad
Kruger de voorkamer. Plotseling bleef hij
geroerd staan vijf kleine knapen hieven
met wat onzekere stem het Transvaalsche
Volkslied aan. Mevrouw Pierson, de echt-
genoote van den consul-generaal te Parijs,
begeleidde het gezang op het klavier. De
oude Kruger weende, tranen rolden over
zijn gelaat. Van de straat af drongen don-
derende jubelkreten door. De president
ging in een rooden fauteuil zitten en keek
naar de jongentjes, die zongen. In de ka
mer heerschte nu minutenlang stilte, terwijl
van buitenaf onophoudelijk het geschreeuw
der menigte weerklonk, die den president
wilde zien. Kruger vroeg daarom den raad
van dr. Leyds, die hem verzocht op het
balkon te gaan, en zich aau de menigte te
vertoonen
Crozier, directeur van het protocol kwam
om 2.15 in het hotel Scribe aan. Kruger
die zich ter ruste gelegd had, stond op, om
hem te ontvangen en ontving van hem de
mededeeling, dat president Loubet hem te 4
uur op het Elysée zou outvangen. Kruger
maakte daarop groot toilet.
De betoogingen van sympathie voor het
hotel hielden aan, men hoorde voortdurend
de kreten Leve Kruger Leve de Boeren
Aan het hotel werden verscheidene rede
voeringen afgegeven o. a. door de heeren
Demahy, royalistisch Kamerafgevaardigde en
George Berry, president der parlementaire
groep der ADéfense nationale."
Na het bezoek van den heer Crozier,
ontving president Kruger den heer Philippe
Deschamps, die hem een exemplaar van zijn
werk, getiteld /Alliance Franco-Russe",
overhandigde. Om drie uur ontving de
president den hertog van Orleans.
Precies 4 uur nam president Kruger
plaats in een galarijtuig van den president
der republiek, om zich naar liet Elysée te
begeven in hetzelfde rijtuig namen plaats
Crozier, in de uniform van luitenant-kolo
nel, en Meaux Saint Mare. In den tweeden
landauer namen plaats de heeren dr. Leyds,
jhr. Van der Hoeven en professor Van
Hamel. Het escorte werd gevormd door
een escadron van het tweede regiment ku
rassiers.
President Loubet ontving president Kru
ger, die aankwam langs de groote boule
vards de rue Royale, Champs Elysées en
Avenue Vaugny; over den geheelen weg
werd hij hartelijk toegejuicht. Een bataljon
infanterie bewees de militaire eer op het
plein van het Elisée. De muziek speelde
het Transvaalsche volkslied. De heer Cro
zier en twee ordonnansofficieren leidden
president Kruger naar de vestibule, waar
hij werd ontvangen door twee secretarissen
van president Loubet, die op hun beurt
Kruger voorgingen naar het salon van de
h
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksclie en Uigstrutsche Courant,
De Burgemeester van Waalwijk maakt bekend
dat op den avond van 5 December a. 8. uitslui
tend aan ingezetenen welke voor eigen rekening
handelen, vergunning zal woiden gegeven tot
opslaan van kramen - te., op het marktplein.
Aan niet-ingezetenen dezer gemeente, zoomede
aan ingezetenen welke voor anderen handelen
of als zetbaas of dergelijk optreden zal geene
vergunning gegeven worden.
Waalwijk den 27 November 1900.
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk.
Gelet op de wet op de Nationale Militie van
19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72) de wet van
4 April 1892 (Staatsblad No. 56) en op de aan
schrijving van den Hoer Militie-Commissaris van
<'en 12 dezer, brengen ter kennis van dc Lote-
lingen dezer gemeente van de lichting van 1901
dat de zitting van den Militieraad, voor deze
gemeente zal gehouden worden te Tilburg op
•onderdag den 27 December aanstaande, des
voormiddags ten 10 ure, op het Stadhuis aldaar
dat alsdan voor den militieraad moeten ver
schijnen de lotelingen, die vrijstelling verlangen
wegebs ziekelijke gesteldheid of gebreken, of die
de gevorderde Jengte missen.
Waalwijk, den 17 November 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN L1EMPT.
TWEE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Haastig stak hij een licht op, nadat hij de gor
dijnen had laten zakken, nam uit eene kleerkast
een groote Poolsche jas, sloeg deze om, zoodat
zijne gestalte er geheel in verdween, trok de
pelsmuts diep over de ooren en verliet, nudat hij
uit eene secretaire een kistje genomen had, welks
deksel hij opende, om te zien, of alles in orde
was, de kamer.
Aau de deur gekomen, keerde hij even terug,
zocht van zijn sleutelbos een klein sleuteltje,
wond het uurwerk, dat in het kistje scheen aan
wezig te zijn, op, zette eene veer in beweging en
daalde daarna de trappen af. Op straat gekomen
keek hij naar alle zijden aandachtig rond en
daar hij niemand ontwaardde, slenterde hij met
onverschillige schreden weder de straat uit in de
richting van de Notre Dame-brug.
Hij kon zoowat tien minuten geloopen hebben,
toen hij in de verte een onsamenhangend gezang
vernam, dat van iemand scheen, die te veel aan
Bachus geofferd had; het kwam naderbij en na
eenige oogenhlikken kon hij, hoewel stotterend
uitgesproken, toch de woorden verstaan
In den kelder moet men mij begraven,
Daar heb ik zoo vaak mijn keel gesmeerd,
't Hoofd bij 't vat, om mij te laven,
De voeten naar den muur gekeerd.
Altijd duidelijker werd het gezang; eindelijk
was de man, van wien het kwam, hem genaderd.
Bij de eerste regels had hij al gemeend, die stem
meer gehoord te hebben, maar het wilde hem
maar niet in de gedachte komen, waar en wan
neer. Toen hij den man zag, helderde zijn ge
laat op - Dat wa3 meer dan hij gewenscht
had Juist dezen man zocht hij en nu liep
hij hem tegemoet.
„Nicolaas I* riep hij, /gij hier kameraad, ik zoek
u juist, /maar," voegde hij er fluisterend bij,
,laat ons te zamen den weg afleggen, dat verkort
„Neen/ zeide hij, niet terug van waar ik ge
komen ben, maar/ voegde hij er fluisterend bij,
»droom of waak ik Gij zijt toch Ferson, wien
ik juist een bezoek wilde brengen, want ik moet
geld hebben, veel geld, om brandewijn te koopen
en mijne zenuwen een beetje op streek te bren
gen, want, om u de waarheid te zeggen, had ik
bijna niet den moed, mijn woord te houden. Hij
zng er zoo openhartig en goedaardig uit, dat ik
niet kon begrijpen, dat zoo eeu tuensch u hin
derlijk kan zijn. Kent gij Emil van Haudra,
met hem heb ik nog eeu appeltje te schillen
maar mijn keel wordt droog en ik heb geen geld,
laat ona spoedig naur uwe woning gaan en geef
mij zoo vlug mogelijk de afgesproken duizend
francs. Ik moet brandewijn hebben, veel, zoodat
ik daarin mijn geheugen kan wegspoelen, van
hetgeen ik dezen avond beleefd heb
Ferson greep hem bij den schouder. „Ongeluk
kige, zwijg Gij bazelt u aan de galg', snauwde
hij hem zacht in het oor. „Kom mede en ik zal
u oogenblikkelijk de som uitbetalen; maur voor
aleer ik een centiem geef, moet ik bewijzen heb
ben, dat gij ze verdiend heb, want schurken zijn
niet gewoon elkaar zoo maar op het. woord te
gelooven.'
„Wat bewijzen 1 Ik zeg dat ik de zaak ten
einde heb gebracht en dat moet je genoeg zijn,
maar als ge mij niet gelooft zal ik u een bewijs
laten zien, dat ik voor mij zelve heb opgedaan,
maar daar ik, nu de zaak zoo ie afgeloopen, niet
veel aan heb, alleen zou het kunnen dienen om
tegen den valsehen baron van Haudia tewoideu
gebruikt.'
Maar hebt
ïbt gij dan geene papieren van hem
ontvangen P Het was toch afgesproken, dat gij
deze moest zien machtig te worden.»
„Waarachtig, daar heb je het, die zou ik geheel
vergeten hebben ja, deze heeft hij mij gegeven/
en tegelijkertijd haalde hij de stukken, welke
Lodewijk Taden hem had overhandigd uit zijn
rokzak.
Ferson, of beter gezegd, Germain, greep haastig
naar het pakket, wat Nicolaas hem wjjde over
reiken, maar Nicolaas was niet zoo dronken of
hij wist wat hij deedhij trok haastig de hand
■IJAULI Al JIJ*. '"■•■-"-I-
terug, richtte zich hoog op en zag zijn gezel met
doorborenden blik aan, als wilde hij in zijn ziel
lezen, dan klopte hij hem op den schouder en
zeide
,Zoo niet, kameraad; ik heb voor niets geen
twintig jaren een twaalfponder aan mijn been
gehad, zoo neem je den oude niet beet, ik krijg
het geld, gij de papieren, laat ons dus spoedig
naar uwe woning gaan, om deze zaak te regelen/
„Luister eens, oude; daar ik dezen nacht pres-
seerend naar een bijeenkomst moest en ik toch
gaarne aan onze afspraak had gevolg gegeven,
heb ik de duizend francs bij mij gestoken en ben
u tegemoet gegaan, om zoodoende u de moeite
te besparen naar de Driebroederstraat te loopen,
en mijzelve des te eer te vergewissen dut alles
goed was afgeloopen. Ziehier eene cassette, be
vattende vijf bankbiljetten van 200 francs, wan
neer gij nu de papieren overgeeft, zijt gij in het
zelfde oogenblik bezitter van deze casette en
behoelt de eerste dagen geen dorst te lijden."
„Kijk, dat is aardig van u gedacht, dan kan ik
onderweg nog een afzakkertje nemen, want de
oude ïal wel opspelen als ik thuis kom en dan
ben ik liever in een staat dat ik er niets van
begrijp van al wat zij babbelt Hier zijn de
papieren, geef hier dat kistje.
beiden werden tegelijkertijd tusschen deze twee
schurken overhandigd. Ferson bekeek bij het
schijnsel van een lantaarn een der stukken en
lachte tevreden, Nicolaas wierp een blik in het
doosje, deed het deksel weder dicht en stak het
onder zijn jas en mompelde
„Thans zal Paumelle mij niet meer weigeren
brandewijn te schenken, want ik zal ze met
f oudstukken naar het hoofd werpen. Nu mijn
eer Ferson zijt gij tevreden over mij
„Opperbest. Nicolaas, wij beiden kunnen tevre
den zijn, gij zijt uit de oogenblikkelijke nood
geholpen en ik heb dengene niet meer te duch
ten, die mij hinderlijk was, ter bereiking van het
mij voorgestelde doel. En nu, goeden nacht, de
tijd i9 reeds lang verstreken, dat de bijeenkomst
plaats vondt, wij scheiden, mocht er soms in het
vervolg iets voor u te verdienen ziju, zal ik om
u denken.*
Nicolaas groette Ferson beleefd en wendde zich
in de richting waar zijne woning gelegen was.
Toen hij de straat genaderd was, waar hij thuis
behoorde, beproefde hij het kistje in den biunen-
zak van zijn jas te verbergen, daar hij bang was
dat zijne vrouw naar den inhoud zoude vragen.
Daar dit hem onmogelijk was, aangezien de
casette te groot wa9, opende hij deze en wilde
er het geld uitnemer., maar het rolletje bank
biljetten bood wederstand, bij nadere betasting
voelde hij, dat het aan een koord bevestigd was,
toen werd hij ongeduldig en rukte met geweld,
om zoodoende het koord te verbreken door den
ruk ging het los, maar tegelijkertijd zag hij eene
vlam in de casette, een geweldige knal volgde
en in hetzelfde oogenblik lag Nicolaas uitgestrekt
ter aarile zonder nog een teeken van leven te
geven.
Ferson had ar wel degelijk op gerekend om
zijn medeplichtige te treffen de cassette bevatte
eene geheime kruidkamer door aan het koord
een soort van zaagje te bevestiger en dit in een
buisje, gevuld met wrijvingeas, te steken, moest,
daar het buisje in verbinding stond met de kruid
kamer, bij het uitrukken van het koord, nood
zakelijk het kruid ontvlammen.
Door den knal opgeschrikt kwamen spoedig
eenige menschen toegesneld, om naar de oorzaak
er van te vernemen. Nicolaas lag, deerlijk mis
vormd, zonder teeken van leven te geven, op het
plaveisel uitgestrekt, van de casette wj.s hoege
naamd niets te zien, wel hield hij het rolletje
bankpapier in de hand geklemd, maar het was
den omstanders oumogelijk deze te openeu. Een
der toegesnelde personen herkende den ongeluk
kige aan zijne kleeding Hij was eerst besluite
loos wat te doen, eindelijk vertelde hij aan de
omstanders wie de ongelukkige was, dit ging
voort als een loopend vuur en eer er ti< n minu
ten verloopen waren, was het geval bekend ge
maakt aan zijne vrouw. De zwaar beproefde
vrouw sloeg de oogen ten hemel en sprak„Mijn
God, is uwe lankmoedigheid eenmaal uitgeput?
Muar laat hem toch niet zoo sterven, geef hem
ten minste den tijd zicli met U te verzoenen!'
Toen snelde zij het huis uit, om zich naar de
plaats des onheils te begeven. Daar aungekomen
kon zij een kreet van ontzetting niet weerhouden,
zij kDielde bij den verslagene neer, greep zijne
bebloede handen en riep hem herhaalde malen
bij zijn naam maar te vergeefs, helleven scheen
uit het misvormde lichaam geweken te zijn.
Daar zij niet in staat was hem op te heffeu,
verzocht zij eenige omstanders haar te helpen,
hef oogenschijnlijk levenlooze lichaam naar hare
woning te vervoeren.
Toen Nicolaas' vrouw mét hare zware last in
hare armzalige woning was aangeland, legde zij
het schijnbaar levenlooze lichaam van haren man
op eene bank. De mannen vertrokken, welke
haar met het vervoer geholpen hadden. Zij bleef
eenige minuten onbewegelijk staan en luisterde
aan de deur of zij nog eenig geluid van buiten
kon vernemen tengevolge van deze gebeurtenis
was de geheele buurt op de been. Men was er
algemeen van verschrokken en vroeg naar de
oorzaak, die tot deze misduad geleid kon hebben
ranar daar niemand dezelve verklaren kon en
zelfs de politieagenten haar r.iet op het spoor
konden komen, geloofde men ten slotte, dat deze
of gene een ontploffingsvoorwerp op straat had
geworpen en zoodoende den slag had teweegge
bracht.
Zoolang Nicolaas' vrouw vreesde, dat de poli
tie haar een bezoek zou brengen, bleef zij op
haar post en luisterde stil, van tijd tot tijd streek
zij inet de hand over de borst van haren man
om zich te vergewissen of zijn hart nog sloeg.
TevergeefsNicolaas scheen dood te zijn. Toen
zij geloofde, dat geen gevaar van buiten meer
wa9 te vreezen, stuk zij eene kleine lamp aan en
trad, met deze in de hand, nader tot haren man.
Een verschrikkelijke aanblik vertoonde zich
aan hare oogen. Het gelaat van Nicolaas was
slechts cóne bloedige wonde, üp de plaats van
zijne oogen, gaapten haar twee diepe gaten te
gemoet; de lippen waren bovenmatig opgezwol
len het voorhoofd, waarover het met bloed ge
drenkte haar hing, vertoonde talrijke diepe sneden.
Wat de vrouw bij dezen aanblik ondervond, laat
zich niet beschrijven.
En toch leefde Nicolaas misschien nog. Haas
tig maakte zij haa> halsdoek los, bevochtigde
hem met water en begon toen het tot onkenbaar
toe misvormde gelaat af te wasschen. Spoedig
verwijderde zij het bloed ven de gespleten lippen,
streek het haar van het bloedige voorhoofd eu
streek zacht en voorzichtig over de ooghollen
toen wachtte zij. Kort daarop ontsnapte een
zachte zucht aan den mond des stervenden.
„Nicolaas I» fluisterde de vrouw, Nicolaas!»
(Wordt vervolgd.)
I s