Nummer 97. Donderdag 13 December 1900. 23® Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, De valsche Baron. Ter overweging And Patei /pans reas De Zuid-AMaansche oorlog, Uitgever: Bekendmaking. FEUILLETON. Zij, die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonnee- ren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. Nationale Militie. DE REDDING DER JONGE ALICE. W. t IN MEMORIAM. t De Echo van het Zuiden. Wil al wijk se !sc en I/angstraatsclie Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Oproeping tot inschrijving. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk Gelet op art. 19 der Wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72), zooals die is gewijzigd bij de wet van 4 April 1892, (Staatsblad No. 5(j). BRENGEN IN HERINNERING Dat alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januari van het jaar 19U1 hun 19e j»ar zijn ingetreden, namelijk die geboren zijn in het jaar 1882, onverschillig of zij redenen van vrijstelling hebben of niet, verplicht zijn zich in de maand Januari 1901 voor de Militie te doen inschrijven dat voor ingezeten wordt gehouden lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli 1850, (.Staatsblad No. 44); 2o. hij, die geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip, voorafgaande achttien maanden, in Nederland verblijf hield 3o. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk verblijf houdt dat voor ingezeten niet wordt gehouden de vreemdeling beboorende tot een S'aat, w«?r de Nederlander niet aan de verplichte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen, terwijl daarentegen hij, die eerst na het intreden van zijn 19e, doch voor het volbrengen van zijn 20e jaar, ingezeten wordt, verplicht is, zich zoodra dit plaats heeft, ter in schrijving aan te geven dat voor de Militie niet wordt ingeschreven lo. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is, en 2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten dat de inschrijving geschiedt lo. van een ongehuwde in de gemeente,waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont2o. van een gehuwde en van een weduwnaar in de ge meente waar hij woont 3o. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont ;4o. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar aijn vader of voogd het laatst in Nederland ge woond heeft. Bij ongesteldheid afwezigheid of ontstentenis is de vader, of, is deze overleden, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Met waarschuwing, dat diegenen, welke zich VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. „Ja, ik wil den arbeid staken, ik richt zoo waar hier toch niets goeds uit, ik wil weg van hier, buiten Parijs, ik verlang naar den aanblik van boomen, bergen en dalen, naar het ruischen der beken, die mij hun dampend schuim in het gelaat jagen. Ik zou mij zoo gaarne aan deft groenen oever eener zee nederleggen en drooraen mij in haar spiegelen die zee, in wier diepe wateren zich de zon en de blauwe hemel afspie gelen.' „Willen wij dau naar Zwitserland gaan vroeg Bauvais. „Ik moet dezen avond om tien uur terug zijn.' „En gij wilt toch al de sohoor.heden genieten, die gij zooeren opgenoemd hebt?' „Alle, of ik zet geen voet buiten de deur.' „Wil ik u een voorstel' doen „Komaan, laat eens hooren,» „Wij zullen bij Ëarbesius om raad vragen.' „Zijt gij gek geworden In plaats van naar het gezang der leeuwerikken te luisteren, zal hij kikvorschen willen vangen.' „Wat hindert ons dat? Laten wij naar hem toe gaan, want, geloof mij Jean, ook hij heeft behoefte aan verstrooiing, üij is in den laatsten tijd zoo bleek en mager geworden, dat ik wer kelijk voor hem bezorgd ben. Laten wij hem eens opzoekenhet is een vriendschapsdienst, dien wij hem hiermede bewijzen en ingeval hij ons een goeden raad geeft, is het bezoek ruim schoots betaald." De beide vriendon verlieten het huis nadat Jean Marigné zijne zuster Nathalie van hun plan in keunis gesteld had en haar had opgedragen het avondcVéiijW^rvoo- hij hoogstwaarschijnlijk nog eerigafflffSdiiueR zou meebrengen, een weinig later gerëéu te maken. Toen Barbesius, Andreas en Jean in zijnen winkel zag binnentreden, stond hij snel op en op den 31 Augustus 1901 niet hebben aangegeven, overeenkomstig de wet zullen worden gestraft. Waulwijk den 9 December 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Woorden van den socialist. 1Vim de onomkoopbaarheid onzer rechterlijke macht ben ik overtuigd. 2Integendeel, de nnti-drankhe- weging neemt toe, het misbruik van sterke drank neemt af, en dit gaat gepaard met afneming van allerlei misdrijven en over tredingen. Aldus de heer Troelstra in de vergadering van de Tweede Kamer op Vrijdag 7 December 1900. De dagen v^p het eerste Christendom schijnen terug te keeren, de twintigste eeuw te beginnen zooals de tweede, de derde, de vierde eeuwen van het martelaarschap. Wat in die oude tijden door de wreed heid der Roraeinsche keizers, vooral in het Westen plaats vond, vindt thans zijn her haling in het verre Oosten. De Kerk door goddeloosheid en ongeloof van de dagen van Voltaire tot op de onze als een ontzield lichaam voorgesteld, is weer gebleken vruchtbare moeder van tallooze martelaren te zijn. De vaderlandsche Kerk, die een Boni- facius, een Lambertus, een aegentiental Gorkumsche helden voor het Geloof in Jezus Christus den martelaarsdood zag sterven, ziet met trots neer op de zonen, die door ijlde met uitgestrekte armen op hen toe. Werkelijk P Wilt gij mij medenemen riep hij uit, toen beiden hein hun plan hadden me degedeeld. „Openhartig gesproken, ik dank u, want een weinig verandering van lucht zal mij goed doen. Bij mij is alle9 koud en treurig. Ach, schiep God toch eene zon, die niet alleeD de aarde maar ook het gemoed der menschen verwarmde, ik geloof, alles zou dan 'opnieuw in mijnen geest en in uaijn hart herleven en ik zou in staat zijc iets heerlijks te scheppen. „Neemt een oogenblik plaats, ik zal even aan Alwina's moeder, mijne huishoudster zeggen, dat zij tijdens mijr.e afwezigheid op den winkel past." „Wat zou hem toch schelen vroeg Jean zacht aan Andreas, toen de kiltvorschen-opslop- per den winkel verlaten had. Zijne kwaal zal zoo spoedig niet genezen,' was het eveneens zacht gegeven antwoord. „Hoe, gij weet Bauvais liet zijn vriend niet uitspreken, doch onderbrak hem door de vraug „Hoe bevalt u Al wine „De blinde? Zij is zoo schoon als een engel.» „Gij ziet alzoo, dat ik gelijk heb als ik zeg. dat de wonde van Barbesius zoo spoedig niet zal genezen.'. De terugkomst van den kikvorschen-kunsteDaar maakte aan het dialoog een einde. „Wat dunkt u er van sprak Bauvais den binnentredende!) aan, „Marigné wil heden bos- schen, bergen, rotsen, dalen, watervallen, in een woord, alles zien, zonder den voet buiten de stad te zetten.' „Niets gemakkelijker dan dat; dit alles zal u ten deel vallen, als ge mij volgen wilt." Natuurlijk beviel dat de beideD uitmuntend en alle drie daalden de rue de Provence uf. Aan het einde derselve gekomen, namen zij een rijtuig, welks koetsier Barbesius, zonder dal zijne vrienden het merkten, de woorden „Buttes- Chaumont Puebapoort" toeriep. Een half uur later stapte het klaverblad door de deur van eeD ijzeren hek in een groot park. Barbesius liep vooruit, zijne vrienden volgden hem. Plotseling bleef Marigné staan. Het ge murmel eener beek verrestte hem en hij was ge heel opgetogen. Deze beek vlood tusschen twee steile boschranden met green struik werk begroeid. WAALWIJK. bet blijmoedig geven vnn bloed en leven, getoond hebben uit den ouden stam der martelaren gesproten te zijn. Waalwijk mag er fier op wezen, dat een zijner beste zonen als een «goed strijder van Christus Jezus" in Chineesch Mongolië den marteldood gestorven is. Tertulliauus' woord «het bloed der mar telaren is het zaad der Christenen" zal, hopen wij door God's genade ook in Waalwijk bewaardheid worden. Wat door allen gevreesd, maar, oindut elke zekere aanwijzing ontbrak, zoo gaarne als ijdele vrees verworpen werd, is wreede waarheid geworden. Het is inij als Waalwijksch priester een behoeite des harten onzen jongen ge loofsheld een eerbiedig In Meraonam te wijden. Andreas Zijlmans werd 27 December 1873 uit echt christelijke oudors te Waalwijk geboren. Reeds van zijné prille jeugd af gaf hij blijk van ongewone deugd en diepe godsvrucht. Hij behoorde tot die bevoorrechte zielen, voor wie 't gebed een ware zielsbehoefte, 't vertrouwelijk omgaan met God een wel lust is. Wie de familie Zijlmaus kent, dien zal het niet verwonderen, dat André in het ouderlijke huis krachtig aansporing, kloeke opwekking tot godsvrucht vond, dat het kruisbeeld, waarvoor zijne moeder hem de handjes leerde vouwen den toekomstigen Missionaris dierbaar was en bleef. Zijne brave ouders, die spoedig in hem de roeping tot het II. Priesterschap bespeurden zonden hem, nadat hij de Waal wij ksche scholen en die te Waspik had bezocht, naar Sittard en van daar naar het semina rie St. Michiel-Gestel. Hier verbleef hij tot hij zijn hartewensch, missionaris te mogen worden, zag ingewilligd. Hij trad dan in de Congregatie der mis sionarissen van Scheutveld en was zoo wel daar als later te Leuven waar hij zijn theologische studiën voltooide een voor beeld van godsvrucht en plichtsbetrachting. Anderen weten dit alles beter, laten zij het ons verhalen wat ik weet is, dat hij ons, Waalwijksche priesters steeds in de hoogste mate stichtte. Zijne ongeraeene goedheid, zijne buitengewone zachtzinnig heid, ziju teedere godsvrucht, zijn groot hart maakten heió' voor ons tot een vriend, naar wiens deugden wij met bewondering opzagen. Hij was zoo stil godsdienstig, zoo intiem godsvruchtig. viel plassend op de witte kiezelsteenen en van daar, nn en dan kleine inhammen vormend, Btroomde zij immer verder en verder. In het dal splitste zij zich in twee armen, die door groene weiden zich tot de in het nabijheid ge legen meer uitstrekte. Midden in het meer lag, met den oever door eene ijzeren brug verbonden, een rcusachtigen rotsblok, welks spits door een door dennen boomen omgevene Griekschen tempel gekroond werd. Aan geae zijde van het meer, dat door witte eu zwarte zwanen trotsch door zwommen werd, 9trekten zich, zoover het oog reikte, de iu het eerste groen der lente pralende bosschen uit. „PrachtigVerrukkelijk I' riepen Jean en An dreas tegelijkertijd uit. „Koint het uit, wat ik u beloofd heb vroeg Barbesius de in het auuschouwen dezer natuur schoonheden verzoukene vrienden. Zonder een woord te spreken drukte dezen hem de hand en alle drie daalden aan den an deren kant van den door hen beklommen heuvel af en richtten hunne schreden naar het meer. Zij bevonden zich in een breede laan, die hen getieel in de nabijheid van het meer moest voeren. De kikvorschen-opstopper had met het doel. zijne vrienden de als kleine zeilschepen het meer doorploegende zwanen van zeer nabij te lateu bewonderen, expresselijk te huis een stuk brood bij zich gestoken, waarmede hij de dieren naar deD oever meende te lokken. Bij het meer aangekomen, voederde hij terstond de vogeD, die in het park Butte9 Chauraont zoo tain zijn, dat zij dengene. die hen een stukje brood of een ander lekker beetje voorhoudt als 't wan op de hand gaan zitten. In een oogen blik was eene schaar van honderd vogels op de plaat9 waar zij stonden, die onder groot geschreeuw en ijverzuchtig op elkaar, met snavel, vleugels en pooten elkander de hun voorgeworpen brood kruimels betwistten. Barbesius die dezen twist verrukkelijk vond, wierp opeens een tamelijk groot stuk onder hen en keek vol verwachting, hoe de diertjes het wel zouden aanleggen het zelve kleiu te krijgen. Eensklaps stiet hij een luiden schreeuw uit. In het zich langs de laan bevindende struikgewas, tot waar het stuk brood gerold of veel racer door de vogels was voortgeworpen, had hij een r.aar donkerblauwe oogen en tegelijkertijd eene Advertbntiën 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Kon de kapel der Zusters spreken zij zou verhalen hoe vele uren, van het eerste morgenkrieken af, hij daar, zonder dat de buitenwereld er ooit iets van bemerkte, iu stille aanbidding doorbracht. 'k Herinner mij nog levendig bij de eerste H. Mis, die hij op Waal wij k's bodem opdroeg, tegenwoordig geweest te zijn. In die stille kapel, omringd van eenige pieuse, eenvoudige menschen kon hij zich geheel aan dat, op een muurtast Geloof steunend, zielsgenot overgeven. Hij was men kon het hem aan zien thans reeds zoo gelukkig, maar zijn hoogste wensch moest nog in vervullling gaan, hij zou ouders en verwanten verlaten om hun, die in de schaduwen des doods zitten, het Evangelie te verkondigen. Bij het feest zijner H. Priesterwijding herdacht onze Herder hartelijk en geroeid ziju afscheid Andrc sprak slechts een kort woord van dank, zonder van afscheid te reppen, want die woorden uit zijnen mond zouden zijne goede moeder thans reeds zaliger gedachtenis noodeloos bedroefd hebben. Is dit niet leekenend? Gold het echter steun voor zijne missie te krijgen dan kon hij welsprekend zijn, zooals wij allen, die hem van den kansel zijne missie hoorden uanbeveleu kunnen ge tuigen. 't Was of moeder een voorgevoel had van zijn spoedig heengaan een moeder heeft een bijzonder sterk ontwikkeld voorgevoel ziju brieven werden door haar letter voor letter overgeschreven en tot een bundel verzameld zij zullen thans want zij zijn naïeve getuigen van zijnen apostolischen arbeid zijnen bejaarden vader, met wien wij innig medelijden gevoelen, troost en opbeuring schenken, en tot in het nageslacht van zijn groote godsvrucht spreken. Lange jaren van apostolisch lijden waren hem niet beschoren zijn kudde werd door wreede wolven besprongen, maar de goede Herder bleef en gaf ziju jong leven voor zijne schapen. Niet op de wreedheden, waaraan hij bloot stond, maar op den palm der martelaren, die in zijne hand schittert willen wij ons oog gevestigd houden, want als de grijs aards van het Boek van de Openbaring zoo kwam hij, jeugdig held, «uit groote ver drukking en wiesch z'jn kleed eu reinigde het het in het Bloed des Lams." JOS. VAN GILS. R. K. Pr. kleine baud uit het loover zien te voorschijn komen, het stuk brood zien grijpen en dun we der zien verdwijnen. „Een kind I» riep Barbesius uit; er is een kind daar in de struiken I' „Ik meen het ook gezien te hebben," zeide Marigné, zonder twijfel is het een arme worm die honger heeft, anders zou hij wel niet het voor de vogels bestemde brood hebben gegrepen.' „Komt er uit, kleine bengel I Komt hierheen, er geschiedt u niets riep Barbesius meteen stem zoo zachtmoedig, alsof hij duiven had wil len lokken. „Maar kom dan toch kind I" liet zich Andreas Bauvais hooren wnnneer gij onze hulp uoodig hebt, zal u die geworden.» Maar in de struiken bewoog zich niets. „Wij hebben het bang gemaakt,' meende Ma- "gn6- Maar Barbesius beproefde opnieuw liet kind naar zich toe te lokken. „Ziet, hier is brood ik leg het hier neer, om dat gij het zoudt kunnen nemen, wanneer gij het wilt; mBar gij hebt ongelijk, dat gij niet te voorschijn wilt komenwij zullen u geen leed doen, wij zijn in het geheel niet boos,' Na deze laatste woorden zagen de drie vrien den opnieuw de blauwa oogen tusschen het groene loover en ecu zachte stem liet zich aldus hooren „Niet boos Op betzelfde oogenblik bespeurde zij een blond, een weinig in wanorde geraakt krullenkopje, dan een sneeuwwit voorhoofd en eindelijk een allerliefst meisjesgelaat. „Wat voert gij daar uit, lieve kleine? vroeg Marigné. „Mij verbergen' was het antwoord. „Voor wien zijt gij dan bang, voor de park wachters „Voor de wachters? Neen ik heb niets kwaad gedaan maar ik ben bang voor Paumelle.' „Wie is Paumelle vroeg Jean verder. Het meisje strekte smeekend een handje uit en zeide: „Ach, ik heb nog zoo'n grooten honger!" Barbesius ledigde zijn zak in den schoot van de kleine. „Dank, hartelijk dank!' zeide het kiud. „U zijt zoo goed, u zult mij niet verraden.' Nu krijgen we nog eens wat te hooren van iemand, die rechtstieeks terugkeert uit Zuid—Afrika en die het welen kau. William Meyerbach Caserta, de adjudant van president Steyn, is aan boord van de Kanzier te Marseille aangekomen. Meyer bach, die van oorsprong een Duitscher is, bekleedt een post van veitrouwen bij Steijn en komt in Europa met eene zeer bepaalde zending. Hij is vergezeld door baron Raynach, een officier van het Oranje Vrij- staaische leger. Meyerbach heeft verklaard Ik kom in Europa met een diplomatieke zending van Steyn naar Kruger. Ik ga de onderhandelingen die gevoerd v/orden volgen en bepaaldelijk den Oranje Vrijstaat daarbij vertegenwoordigen volgens de stellige in structies, die mij door Steyn zijn gegeven. Het is mij op het oogeublik onmogelijk be langrijke onthullingen te doen, wat ik mis schien zal doen na Kruger te hebben gezien. Europa weet totaal niet, hoe de militaire en economische toestand in Zuid-Afrika is. Nooit is onze militaire organisatie zoo vol ledig geweest, nooit zijn wij zoo verre ervan af geweest te wijken. Botha en de Wet, die geleerd hebben door de lessen van den oorlog, hebben troepen georganiseerd met een ijzeren disciplinedeserteurs worden gestraft met den dood, evenals in de Euro- peesche legersonze menschen hebben zeer wel begrepen wat de toestand eischtezij hebben hun taktiek geheel gewijzigd, en die is tegenwoordig geheel modem. Overigens is de organisatie even volledig ten aanzien van de burgerlijke machten voor zooveel den Oranje Vrijstaat betreft. Steijn heeft den zetel van de Regeering naar Fouriesburg overgebracht en met den Uitvoerenden Raad, die hem bijstaat in den publieken dienst, nemen zij als gewoonlijk hunne taak waar. De zedelijke invloed van onze administratie strekt zich hoe langer hoe verder in de Engelsche bezittingen van Kaapland ouder de Afrikaander bevolking uit. Weest ervan verzekerd, dat de Engelsche telegrammen de feiten geheel onjuist voorstellen, en deu toestand, die zeer kritisch is voor Engeland, valschelijk voorstellen. De wreedheden van de Engelsche soldaten cn de geweldplegingen op vrouwen brengen het publiek gevoel lot wanhoop. De gepleegde verschrikkelijkheden zijn niet te beseffen. Persoonlijk heb ik aan het hoold van mijn afdeeling zonder mee— doogen moeten optreden tegen zekere weer zinwekkende daden, waarvan ik getuige was. Ik heb in Juli bij de boerenhoeve Corua zonder pardon" de Engelschcn moeten stral'feu, die aan onze vrouwen geweld pleegden. Gevraagd naar de vredesvoorwaarden, die aanvaard zouden kunuen worden, zei Meyer- „Hebt geene vrees,' antwoordde Andreas, „wij zijn met ons drieën om u te verdedigengij hebt wel vrees voor deu weerwolf gehad, hé .Neen, maar voor de weerwolvin, die mij altijd geslagen heelt," antwoordde het meisje, de mou wen van haar dun kleedje omhoog schuivend en de drie jonge lieden hare magere, met striemen bedekte armpjes toonend. „'t Is ongehoordriep Marigné uit. „Kom kleine, wij zullen eene verborgen plaats in het park voor u opzoeken, waar gij ons uwe geschie denis vertellen kunt; maar zegt ons eerst eens hoe gij heet.' „Alice.* „Nu goed, Alic*, gij kunt op ons rekenen, of witt gij ons niet tot uwe vrienden hebben?' ,Ja zeker, laat ons in gindsche grot gaan,' zeide Alice, met den duim achter zicli wijzend. De vrienden volgden den wensch vun de kleine op. De in de rotsholte heerschende koude be woog Marigné zijnen wit zijden foulard om de vchouders van het meisje te slaan, zoodat de drie thans een werkelijk bekoorlijk figuurtje voor zich hadden. „Waarmee moet ik beginnen? vroeg Alice haastig aan hare beschermers. „Met den aanvang, natuurlijk, Mignonne," antwoordde Barbesius, „dat is het eenvoudigste eu het beste.' „De aanvang,' fluisterde de kleine nadenkend, „de aanvang is juist nis in de vertelseltjes, waar bet heet: er was eens een klein meisje. Het was 9choon als de jonge morgen.» voegde zij er hoofdschuddend bij, „uiaur ik geloof, dat ik het eenmaal was, want mijne ruoeder heeft het mij dikwijls gezegd. Het kleine meisje had eene moeder schoon als ccne prinses, met blonde haren, die haar als een gouden mantel over schouders en rug vielen. Hare oogen glansden als sterren aan het firmament en haar rozige mond zong zoovele liederen als zij de kleine kussen gaf.' „En hoe heette uwe tnocdar, Alice?' „Ik noemde haar mama, maar voor de bedien den heette zij genadige mevrouw." „En herinnert gij u ook nog dien van uw vader? vroeg Marigné. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1