Nummer 97.
Donderdag 13 December 1900.
23® Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN,
De valsche Baron.
Ter overweging
And
Patei
/pans
reas
De Zuid-AMaansche oorlog,
Uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Zij, die zich voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonnee-
ren, ontvangen de nog deze maand
verschijnende nummers GRATIS.
Nationale Militie.
DE REDDING DER JONGE ALICE.
W.
t IN MEMORIAM. t
De Echo van het Zuiden.
Wil al wijk se !sc en I/angstraatsclie Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Oproeping tot inschrijving.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
Gelet op art. 19 der Wet van 19 Augustus
1861, (Staatsblad No. 72), zooals die is gewijzigd
bij de wet van 4 April 1892, (Staatsblad No. 5(j).
BRENGEN IN HERINNERING
Dat alle mannelijke ingezetenen, die op den 1
Januari van het jaar 19U1 hun 19e j»ar zijn
ingetreden, namelijk die geboren zijn in het jaar
1882, onverschillig of zij redenen van vrijstelling
hebben of niet, verplicht zijn zich in de maand
Januari 1901 voor de Militie te doen inschrijven
dat voor ingezeten wordt gehouden
lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden,
wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens
voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli
1850, (.Staatsblad No. 44); 2o. hij, die geen
ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste
aan het in de eerste zinsnede van dit artikel
vermelde tijdstip, voorafgaande achttien maanden,
in Nederland verblijf hield 3o. hij, van wiens
ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn
voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk
verblijf houdt
dat voor ingezeten niet wordt gehouden
de vreemdeling beboorende tot een S'aat, w«?r
de Nederlander niet aan de verplichte krijgsdienst
is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst
plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen, terwijl daarentegen hij, die eerst
na het intreden van zijn 19e, doch voor het
volbrengen van zijn 20e jaar, ingezeten wordt,
verplicht is, zich zoodra dit plaats heeft, ter in
schrijving aan te geven
dat voor de Militie niet wordt ingeschreven
lo. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon
van een ingezeten, die geen Nederlander is, en
2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende
ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn
voogd ingezeten
dat de inschrijving geschiedt
lo. van een ongehuwde in de gemeente,waar
de vader, of, is deze overleden, de moeder, of,
zijn beiden overleden, de voogd woont2o. van
een gehuwde en van een weduwnaar in de ge
meente waar hij woont 3o. van hem, die geen
vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is
achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands
gevestigd is, in de gemeente waar hij woont ;4o.
van den buiten 's lands wonenden zoon van een
Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in
een vreemd land woont, in de gemeente, waar
aijn vader of voogd het laatst in Nederland ge
woond heeft.
Bij ongesteldheid afwezigheid of ontstentenis
is de vader, of, is deze overleden, de moeder, of
zijn beiden overleden, de voogd tot het doen van
die aangifte verplicht.
Met waarschuwing, dat diegenen, welke zich
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
„Ja, ik wil den arbeid staken, ik richt zoo
waar hier toch niets goeds uit, ik wil weg van
hier, buiten Parijs, ik verlang naar den aanblik
van boomen, bergen en dalen, naar het ruischen
der beken, die mij hun dampend schuim in het
gelaat jagen. Ik zou mij zoo gaarne aan deft
groenen oever eener zee nederleggen en drooraen
mij in haar spiegelen die zee, in wier diepe
wateren zich de zon en de blauwe hemel afspie
gelen.'
„Willen wij dau naar Zwitserland gaan vroeg
Bauvais.
„Ik moet dezen avond om tien uur terug zijn.'
„En gij wilt toch al de sohoor.heden genieten,
die gij zooeren opgenoemd hebt?'
„Alle, of ik zet geen voet buiten de deur.'
„Wil ik u een voorstel' doen
„Komaan, laat eens hooren,»
„Wij zullen bij Ëarbesius om raad vragen.'
„Zijt gij gek geworden In plaats van naar
het gezang der leeuwerikken te luisteren, zal hij
kikvorschen willen vangen.'
„Wat hindert ons dat? Laten wij naar hem
toe gaan, want, geloof mij Jean, ook hij heeft
behoefte aan verstrooiing, üij is in den laatsten
tijd zoo bleek en mager geworden, dat ik wer
kelijk voor hem bezorgd ben. Laten wij hem
eens opzoekenhet is een vriendschapsdienst,
dien wij hem hiermede bewijzen en ingeval hij
ons een goeden raad geeft, is het bezoek ruim
schoots betaald."
De beide vriendon verlieten het huis nadat
Jean Marigné zijne zuster Nathalie van hun plan
in keunis gesteld had en haar had opgedragen
het avondcVéiijW^rvoo- hij hoogstwaarschijnlijk
nog eerigafflffSdiiueR zou meebrengen, een weinig
later gerëéu te maken.
Toen Barbesius, Andreas en Jean in zijnen
winkel zag binnentreden, stond hij snel op en
op den 31 Augustus 1901 niet hebben aangegeven,
overeenkomstig de wet zullen worden gestraft.
Waulwijk den 9 December 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Woorden van den socialist.
1Vim de onomkoopbaarheid onzer
rechterlijke macht ben ik overtuigd.
2Integendeel, de nnti-drankhe-
weging neemt toe, het misbruik van sterke
drank neemt af, en dit gaat gepaard met
afneming van allerlei misdrijven en over
tredingen.
Aldus de heer Troelstra in de
vergadering van de Tweede Kamer
op Vrijdag 7 December 1900.
De dagen v^p het eerste Christendom
schijnen terug te keeren, de twintigste eeuw
te beginnen zooals de tweede, de derde, de
vierde eeuwen van het martelaarschap.
Wat in die oude tijden door de wreed
heid der Roraeinsche keizers, vooral in het
Westen plaats vond, vindt thans zijn her
haling in het verre Oosten.
De Kerk door goddeloosheid en ongeloof
van de dagen van Voltaire tot op de onze
als een ontzield lichaam voorgesteld, is weer
gebleken vruchtbare moeder van tallooze
martelaren te zijn.
De vaderlandsche Kerk, die een Boni-
facius, een Lambertus, een aegentiental
Gorkumsche helden voor het Geloof in Jezus
Christus den martelaarsdood zag sterven,
ziet met trots neer op de zonen, die door
ijlde met uitgestrekte armen op hen toe.
Werkelijk P Wilt gij mij medenemen riep
hij uit, toen beiden hein hun plan hadden me
degedeeld. „Openhartig gesproken, ik dank u,
want een weinig verandering van lucht zal mij
goed doen. Bij mij is alle9 koud en treurig.
Ach, schiep God toch eene zon, die niet alleeD
de aarde maar ook het gemoed der menschen
verwarmde, ik geloof, alles zou dan 'opnieuw in
mijnen geest en in uaijn hart herleven en ik zou
in staat zijc iets heerlijks te scheppen.
„Neemt een oogenblik plaats, ik zal even aan
Alwina's moeder, mijne huishoudster zeggen, dat
zij tijdens mijr.e afwezigheid op den winkel
past."
„Wat zou hem toch schelen vroeg Jean
zacht aan Andreas, toen de kiltvorschen-opslop-
per den winkel verlaten had.
Zijne kwaal zal zoo spoedig niet genezen,'
was het eveneens zacht gegeven antwoord.
„Hoe, gij weet
Bauvais liet zijn vriend niet uitspreken, doch
onderbrak hem door de vraug
„Hoe bevalt u Al wine
„De blinde? Zij is zoo schoon als een engel.»
„Gij ziet alzoo, dat ik gelijk heb als ik zeg.
dat de wonde van Barbesius zoo spoedig niet
zal genezen.'.
De terugkomst van den kikvorschen-kunsteDaar
maakte aan het dialoog een einde.
„Wat dunkt u er van sprak Bauvais den
binnentredende!) aan, „Marigné wil heden bos-
schen, bergen, rotsen, dalen, watervallen, in een
woord, alles zien, zonder den voet buiten de stad
te zetten.'
„Niets gemakkelijker dan dat; dit alles zal u
ten deel vallen, als ge mij volgen wilt."
Natuurlijk beviel dat de beideD uitmuntend
en alle drie daalden de rue de Provence uf.
Aan het einde derselve gekomen, namen zij een
rijtuig, welks koetsier Barbesius, zonder dal
zijne vrienden het merkten, de woorden „Buttes-
Chaumont Puebapoort" toeriep.
Een half uur later stapte het klaverblad door
de deur van eeD ijzeren hek in een groot park.
Barbesius liep vooruit, zijne vrienden volgden
hem. Plotseling bleef Marigné staan. Het ge
murmel eener beek verrestte hem en hij was ge
heel opgetogen. Deze beek vlood tusschen twee
steile boschranden met green struik werk begroeid.
WAALWIJK.
bet blijmoedig geven vnn bloed en leven,
getoond hebben uit den ouden stam der
martelaren gesproten te zijn.
Waalwijk mag er fier op wezen, dat een
zijner beste zonen als een «goed strijder
van Christus Jezus" in Chineesch Mongolië
den marteldood gestorven is.
Tertulliauus' woord «het bloed der mar
telaren is het zaad der Christenen" zal,
hopen wij door God's genade ook in Waalwijk
bewaardheid worden.
Wat door allen gevreesd, maar, oindut elke
zekere aanwijzing ontbrak, zoo gaarne als
ijdele vrees verworpen werd, is wreede
waarheid geworden.
Het is inij als Waalwijksch priester
een behoeite des harten onzen jongen ge
loofsheld een eerbiedig In Meraonam te
wijden.
Andreas Zijlmans werd 27 December 1873
uit echt christelijke oudors te Waalwijk
geboren. Reeds van zijné prille jeugd af
gaf hij blijk van ongewone deugd en diepe
godsvrucht.
Hij behoorde tot die bevoorrechte zielen,
voor wie 't gebed een ware zielsbehoefte,
't vertrouwelijk omgaan met God een wel
lust is.
Wie de familie Zijlmaus kent, dien zal
het niet verwonderen, dat André in het
ouderlijke huis krachtig aansporing, kloeke
opwekking tot godsvrucht vond, dat het
kruisbeeld, waarvoor zijne moeder hem de
handjes leerde vouwen den toekomstigen
Missionaris dierbaar was en bleef.
Zijne brave ouders, die spoedig in hem de
roeping tot het II. Priesterschap bespeurden
zonden hem, nadat hij de Waal wij ksche
scholen en die te Waspik had bezocht,
naar Sittard en van daar naar het semina
rie St. Michiel-Gestel. Hier verbleef hij
tot hij zijn hartewensch, missionaris te mogen
worden, zag ingewilligd.
Hij trad dan in de Congregatie der mis
sionarissen van Scheutveld en was zoo wel
daar als later te Leuven waar hij zijn
theologische studiën voltooide een voor
beeld van godsvrucht en plichtsbetrachting.
Anderen weten dit alles beter, laten zij
het ons verhalen wat ik weet is, dat hij
ons, Waalwijksche priesters steeds in de
hoogste mate stichtte. Zijne ongeraeene
goedheid, zijne buitengewone zachtzinnig
heid, ziju teedere godsvrucht, zijn groot hart
maakten heió' voor ons tot een vriend, naar
wiens deugden wij met bewondering opzagen.
Hij was zoo stil godsdienstig, zoo intiem
godsvruchtig.
viel plassend op de witte kiezelsteenen en van
daar, nn en dan kleine inhammen vormend,
Btroomde zij immer verder en verder. In het
dal splitste zij zich in twee armen, die door
groene weiden zich tot de in het nabijheid ge
legen meer uitstrekte. Midden in het meer lag,
met den oever door eene ijzeren brug verbonden,
een rcusachtigen rotsblok, welks spits door een
door dennen boomen omgevene Griekschen tempel
gekroond werd. Aan geae zijde van het meer,
dat door witte eu zwarte zwanen trotsch door
zwommen werd, 9trekten zich, zoover het oog
reikte, de iu het eerste groen der lente pralende
bosschen uit.
„PrachtigVerrukkelijk I' riepen Jean en An
dreas tegelijkertijd uit.
„Koint het uit, wat ik u beloofd heb vroeg
Barbesius de in het auuschouwen dezer natuur
schoonheden verzoukene vrienden.
Zonder een woord te spreken drukte dezen
hem de hand en alle drie daalden aan den an
deren kant van den door hen beklommen heuvel
af en richtten hunne schreden naar het meer.
Zij bevonden zich in een breede laan, die hen
getieel in de nabijheid van het meer moest
voeren. De kikvorschen-opstopper had met het
doel. zijne vrienden de als kleine zeilschepen
het meer doorploegende zwanen van zeer nabij
te lateu bewonderen, expresselijk te huis een
stuk brood bij zich gestoken, waarmede hij de
dieren naar deD oever meende te lokken.
Bij het meer aangekomen, voederde hij terstond
de vogeD, die in het park Butte9 Chauraont zoo
tain zijn, dat zij dengene. die hen een stukje
brood of een ander lekker beetje voorhoudt als
't wan op de hand gaan zitten. In een oogen
blik was eene schaar van honderd vogels op de
plaat9 waar zij stonden, die onder groot geschreeuw
en ijverzuchtig op elkaar, met snavel, vleugels
en pooten elkander de hun voorgeworpen brood
kruimels betwistten. Barbesius die dezen twist
verrukkelijk vond, wierp opeens een tamelijk
groot stuk onder hen en keek vol verwachting,
hoe de diertjes het wel zouden aanleggen het
zelve kleiu te krijgen.
Eensklaps stiet hij een luiden schreeuw uit.
In het zich langs de laan bevindende struikgewas,
tot waar het stuk brood gerold of veel racer
door de vogels was voortgeworpen, had hij een
r.aar donkerblauwe oogen en tegelijkertijd eene
Advertbntiën 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Kon de kapel der Zusters spreken zij
zou verhalen hoe vele uren, van het eerste
morgenkrieken af, hij daar, zonder dat de
buitenwereld er ooit iets van bemerkte, iu
stille aanbidding doorbracht.
'k Herinner mij nog levendig bij de
eerste H. Mis, die hij op Waal wij k's bodem
opdroeg, tegenwoordig geweest te zijn. In
die stille kapel, omringd van eenige pieuse,
eenvoudige menschen kon hij zich geheel
aan dat, op een muurtast Geloof steunend,
zielsgenot overgeven.
Hij was men kon het hem aan zien
thans reeds zoo gelukkig, maar zijn hoogste
wensch moest nog in vervullling gaan, hij
zou ouders en verwanten verlaten om
hun, die in de schaduwen des doods zitten,
het Evangelie te verkondigen.
Bij het feest zijner H. Priesterwijding
herdacht onze Herder hartelijk en geroeid
ziju afscheid Andrc sprak slechts een kort
woord van dank, zonder van afscheid te
reppen, want die woorden uit zijnen mond
zouden zijne goede moeder thans reeds
zaliger gedachtenis noodeloos bedroefd
hebben. Is dit niet leekenend?
Gold het echter steun voor zijne missie
te krijgen dan kon hij welsprekend zijn,
zooals wij allen, die hem van den kansel
zijne missie hoorden uanbeveleu kunnen ge
tuigen.
't Was of moeder een voorgevoel had van
zijn spoedig heengaan een moeder heeft
een bijzonder sterk ontwikkeld voorgevoel
ziju brieven werden door haar letter voor letter
overgeschreven en tot een bundel verzameld
zij zullen thans want zij zijn naïeve
getuigen van zijnen apostolischen arbeid
zijnen bejaarden vader, met wien wij innig
medelijden gevoelen, troost en opbeuring
schenken, en tot in het nageslacht van zijn
groote godsvrucht spreken.
Lange jaren van apostolisch lijden waren
hem niet beschoren zijn kudde werd door
wreede wolven besprongen, maar de goede
Herder bleef en gaf ziju jong leven voor
zijne schapen.
Niet op de wreedheden, waaraan hij bloot
stond, maar op den palm der martelaren,
die in zijne hand schittert willen wij ons
oog gevestigd houden, want als de grijs
aards van het Boek van de Openbaring zoo
kwam hij, jeugdig held, «uit groote ver
drukking en wiesch z'jn kleed eu reinigde
het het in het Bloed des Lams."
JOS. VAN GILS.
R. K. Pr.
kleine baud uit het loover zien te voorschijn
komen, het stuk brood zien grijpen en dun we
der zien verdwijnen.
„Een kind I» riep Barbesius uit; er is een kind
daar in de struiken I'
„Ik meen het ook gezien te hebben," zeide
Marigné, zonder twijfel is het een arme worm
die honger heeft, anders zou hij wel niet het voor
de vogels bestemde brood hebben gegrepen.'
„Komt er uit, kleine bengel I Komt hierheen,
er geschiedt u niets riep Barbesius meteen
stem zoo zachtmoedig, alsof hij duiven had wil
len lokken.
„Maar kom dan toch kind I" liet zich Andreas
Bauvais hooren wnnneer gij onze hulp uoodig
hebt, zal u die geworden.»
Maar in de struiken bewoog zich niets.
„Wij hebben het bang gemaakt,' meende Ma-
"gn6-
Maar Barbesius beproefde opnieuw liet kind
naar zich toe te lokken.
„Ziet, hier is brood ik leg het hier neer, om
dat gij het zoudt kunnen nemen, wanneer gij
het wilt; mBar gij hebt ongelijk, dat gij niet te
voorschijn wilt komenwij zullen u geen leed
doen, wij zijn in het geheel niet boos,'
Na deze laatste woorden zagen de drie vrien
den opnieuw de blauwa oogen tusschen het
groene loover en ecu zachte stem liet zich aldus
hooren
„Niet boos
Op betzelfde oogenblik bespeurde zij een blond,
een weinig in wanorde geraakt krullenkopje,
dan een sneeuwwit voorhoofd en eindelijk een
allerliefst meisjesgelaat.
„Wat voert gij daar uit, lieve kleine? vroeg
Marigné.
„Mij verbergen' was het antwoord.
„Voor wien zijt gij dan bang, voor de park
wachters
„Voor de wachters? Neen ik heb niets kwaad
gedaan maar ik ben bang voor Paumelle.'
„Wie is Paumelle vroeg Jean verder.
Het meisje strekte smeekend een handje uit
en zeide:
„Ach, ik heb nog zoo'n grooten honger!"
Barbesius ledigde zijn zak in den schoot van
de kleine.
„Dank, hartelijk dank!' zeide het kiud. „U
zijt zoo goed, u zult mij niet verraden.'
Nu krijgen we nog eens wat te hooren
van iemand, die rechtstieeks terugkeert uit
Zuid—Afrika en die het welen kau.
William Meyerbach Caserta, de adjudant
van president Steyn, is aan boord van de
Kanzier te Marseille aangekomen. Meyer
bach, die van oorsprong een Duitscher is,
bekleedt een post van veitrouwen bij Steijn
en komt in Europa met eene zeer bepaalde
zending. Hij is vergezeld door baron
Raynach, een officier van het Oranje Vrij-
staaische leger. Meyerbach heeft verklaard
Ik kom in Europa met een diplomatieke
zending van Steyn naar Kruger. Ik ga de
onderhandelingen die gevoerd v/orden volgen
en bepaaldelijk den Oranje Vrijstaat daarbij
vertegenwoordigen volgens de stellige in
structies, die mij door Steyn zijn gegeven.
Het is mij op het oogeublik onmogelijk be
langrijke onthullingen te doen, wat ik mis
schien zal doen na Kruger te hebben gezien.
Europa weet totaal niet, hoe de militaire en
economische toestand in Zuid-Afrika is.
Nooit is onze militaire organisatie zoo vol
ledig geweest, nooit zijn wij zoo verre ervan
af geweest te wijken. Botha en de Wet,
die geleerd hebben door de lessen van den
oorlog, hebben troepen georganiseerd met
een ijzeren disciplinedeserteurs worden
gestraft met den dood, evenals in de Euro-
peesche legersonze menschen hebben zeer
wel begrepen wat de toestand eischtezij
hebben hun taktiek geheel gewijzigd, en die
is tegenwoordig geheel modem. Overigens
is de organisatie even volledig ten aanzien
van de burgerlijke machten voor zooveel
den Oranje Vrijstaat betreft. Steijn heeft
den zetel van de Regeering naar Fouriesburg
overgebracht en met den Uitvoerenden Raad,
die hem bijstaat in den publieken dienst,
nemen zij als gewoonlijk hunne taak waar.
De zedelijke invloed van onze administratie
strekt zich hoe langer hoe verder in de
Engelsche bezittingen van Kaapland ouder
de Afrikaander bevolking uit. Weest ervan
verzekerd, dat de Engelsche telegrammen
de feiten geheel onjuist voorstellen, en deu
toestand, die zeer kritisch is voor Engeland,
valschelijk voorstellen. De wreedheden van
de Engelsche soldaten cn de geweldplegingen
op vrouwen brengen het publiek gevoel lot
wanhoop. De gepleegde verschrikkelijkheden
zijn niet te beseffen. Persoonlijk heb ik aan
het hoold van mijn afdeeling zonder mee—
doogen moeten optreden tegen zekere weer
zinwekkende daden, waarvan ik getuige was.
Ik heb in Juli bij de boerenhoeve Corua
zonder pardon" de Engelschcn moeten stral'feu,
die aan onze vrouwen geweld pleegden.
Gevraagd naar de vredesvoorwaarden, die
aanvaard zouden kunuen worden, zei Meyer-
„Hebt geene vrees,' antwoordde Andreas, „wij
zijn met ons drieën om u te verdedigengij
hebt wel vrees voor deu weerwolf gehad, hé
.Neen, maar voor de weerwolvin, die mij altijd
geslagen heelt," antwoordde het meisje, de mou
wen van haar dun kleedje omhoog schuivend en
de drie jonge lieden hare magere, met striemen
bedekte armpjes toonend.
„'t Is ongehoordriep Marigné uit. „Kom
kleine, wij zullen eene verborgen plaats in het
park voor u opzoeken, waar gij ons uwe geschie
denis vertellen kunt; maar zegt ons eerst eens
hoe gij heet.'
„Alice.*
„Nu goed, Alic*, gij kunt op ons rekenen, of
witt gij ons niet tot uwe vrienden hebben?'
,Ja zeker, laat ons in gindsche grot gaan,'
zeide Alice, met den duim achter zicli wijzend.
De vrienden volgden den wensch vun de kleine
op. De in de rotsholte heerschende koude be
woog Marigné zijnen wit zijden foulard om de
vchouders van het meisje te slaan, zoodat de
drie thans een werkelijk bekoorlijk figuurtje
voor zich hadden.
„Waarmee moet ik beginnen? vroeg Alice
haastig aan hare beschermers.
„Met den aanvang, natuurlijk, Mignonne,"
antwoordde Barbesius, „dat is het eenvoudigste
eu het beste.'
„De aanvang,' fluisterde de kleine nadenkend,
„de aanvang is juist nis in de vertelseltjes,
waar bet heet: er was eens een klein meisje.
Het was 9choon als de jonge morgen.» voegde
zij er hoofdschuddend bij, „uiaur ik geloof, dat
ik het eenmaal was, want mijne ruoeder heeft
het mij dikwijls gezegd. Het kleine meisje had
eene moeder schoon als ccne prinses, met blonde
haren, die haar als een gouden mantel over
schouders en rug vielen. Hare oogen glansden
als sterren aan het firmament en haar rozige
mond zong zoovele liederen als zij de kleine
kussen gaf.'
„En hoe heette uwe tnocdar, Alice?'
„Ik noemde haar mama, maar voor de bedien
den heette zij genadige mevrouw."
„En herinnert gij u ook nog dien van uw
vader? vroeg Marigné.
(Wordt vervolgd.)