Nummer 4. Zondag 13 Januari 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. gÏITstdbTft™ AITOON T X E L E N, De valsche Baron. Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. F KUIL L ET O A. I QMHHB33£3SBB9E29 De Echo van het Zuiden, ra LaiigsJraatscbe Courant, Dit Blad verschijnt W oensdag- en Zaterdagavo 11 d. Abonnementsprijs per 3 maanden t 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., Uitgever. franco te zenden aan den Wat is het, dat een glans brengt in onze oogen, dat het bloed krachtiger doet stroomen door onze aderen, dat ons aan drijft om door gebaar of geluid uiting te weven aan ons gevoel, bij den aanblik eener beroemde persoonlijkheid Wat doet ons mede opgaan in het algemeen koor van bewondering en toejuiching, waarvan onze stem toch slechts een onmerkbaar klein onderdeel vormt, als een held ons tegemoet treedt Zeker niet de indruk van zijn bijzijn al leen. Wij kuunen hem ontmoeten op de straat en zullen dan met een eerbiedigen groet voorbijgaan, zonder in een andere stemming te geraken. Er moet nog iets bij komende omstandigheden, waaronder wij tot hem naderen, of hij zich tot ons begeeft, moeten van dien aard zijn, dat al onze gedachten zich vereenigen, en al het denken dergenen, die bij ons zijn, sa mensmelten op dat ééne 'puiltHier staat vóór u, als een levende werkelijkheid, de drager van een ideaal, het onwederlegbaar bewijs voor het bestaan van menschelijke grootheid. Die te huldigen, is ons een behoefte, welker voldoening iets schijnt te kunnen bijdragen om voor een oogenblik den afgrond tusschen ons en hem iets kleiner te maken. Met die persoonsver heerlijking staat in nauw verband de vereering van de groote eigenschappen, door welke hij boven de groote massa uitsteekt. Althans, zoo de geestdrift echt is en van deugdelijk gehalte. Namaak kan slechts voor een korte wijle misleiden, surrogaat wordt spoedig als zoodanig herkend. Dat het heel vaak ter markt gebracht wordt, wie zou het niet weten En volstrekt niet altijd is de verkooper strafschuldig. Heel te goeder trouw debiteert hij zijn waar, zonder te bedenkeu dat er uiterst weinig van het zijne bij ill}' dat al de bestand- deelen zijn gehuurd, geroofd of overgenomen. De "eest van nabootsing heeft hier ook wat te3 zeggen, en^ wanneer men spreekt van de besmettelijkheid der geestdrift, dan wordt slechts met een andere uitdrukking aangewezen, dat niet alles op welt uit de bron van het eigen gemoed. Wij haasten ons er bij te voegen, dat dit geen grief is tegen hetgeen men gewoonlijk een „gees'driftvolle belooging" noemt. Zij hecht zich hij voorkeur aan een persoon, wegens de sterke bewijskracht van het levende, van het zicht- en tastbare. Als de verwezenlijking van een ideaal ons voor de oogen staat in een wezen, aan het onze gelijkvormig, grijpt het ons aan met won dere macht. Er is van de kinderen dezer eefeöv zeer veel gezegd, dat hun niet tot lof strekt, en niet geheel ten onrechte is het gezegd. Wij zijn erg materialistisch geworden en erg nuchter. De begeerte naar hetgeen de zinnen streelt en de eerzucht bevredigt heeft ons belangstelliug doen verliezen in de dingen van hoogere orde wij zijn aan het cijferen gegaan en hebben bevonden, dat het weinig voordeel geeft, de beginselen vau rechtvaardigheid, van edelmoedigheid en van meiischenmin sterk op de voorgrond te plaatsen. Met plotselinge opwellingen van een eerlijke geziudheid hebben we geleerd voorzichtig te zijn zich blootgeven op gevaar van er naderhand schadelijke ge volgen van te moeten ondervinden, wordt geen verstandig bedrijf geacht. Dit alles werkt doodend op de geestdrift, die een spontane openbaring is waarbij geen bere kening te pas komt. En niettemin komen zij in ons leven, die oogenblikken dat het hoogere geestes leven ons aanpakt en in beroering brengt dan moeten wij het uitspreken, het uit schreeuwen zelfs. Dan wordt er, uit de massa deels waardelooze dingen, waarin onze voet verward is geraakt, (een vaandel op gestoken, en een juichkreet ontsnapt ons 't is alsof wij temidden van nevelen een zonnestraal zien doorbreken. De hand die dat vaandel verheft, is die van een held en wij ontblooten eerbiedig het hoofden toch ook de hand van een onzer broeders, een onzer gelijken, wij gevoelen het, hem van verre na te volgen ons te bewegen in de richting, door hem aangegeven, is niet iets onmogelijks, niet iets dat voor onze Krachten te zwaar is. Daar staat het levend onderpand van onze eigen waarde, die ons op eenmaal duidelijk wordt geopen baard het spreekt tot ons in een taal, aan de ouze gelijk, woorden des hoogeren levens. Over de aschlaag, onder welke het vonkje van karakter flauw slechts glimmen de, blaast een frissche wind, en de vonk wakkert aan tot eeu vlam. WAALWIJK. Tot een vlam ja, maar voor hoe lang Een vuur, dat hevig brandt, verkwijnt spoedig uit gebrek aan voedsel. Dan blijft er nog wel een vonkje over, maar de asch- bedekking is weer dikker geworden. Het kan zelfs gebeuren dat wij na eenigen tijd glimlachen over onze eigen drukte. "Wat hebben we ons laten opwinden en uit ons dagelijksch doen laten dringen en tot welke resultaten zijn wij er mede gekomen Niets dat gebeuren moest hebben wij er door verhinderd, de wereldgeschiedenis gaat haar gang, de logica der feiten verliest niets van baar scherpte, en de man, die op zeker oogenblik het voorwerp was van een algemeeue vereering, vervolgt zijn weg, te vergeefs zoekende naar vruchten, na de af gevallen blaadjes onzer geestdrift betuigin gen overgebleven. De slinger van den tijd zet zijn eentouigen telgang voort en wij gaan weer mede in den sleur, onze taak afdraaiende, onze stuivers en guldens tel lende, ons pad bewandelende als de bleeke schimmen in een doodendans. Werkelijk, hebben we ons met ouze geestdrift niet een beetje belachelijk gemaakt Hadden de nuchtere toeschouwers wel geheel ongelijk toen zij bii het hooren onzer juichkreten van ons zeitien Zij zijn vol zoeten wijns De cijfermeester in ons midden heeft nog een anderen maatstaf van beoordeeling. Volgens hem is geesdrift een goedkoope wijze van meedoen. Kondt gij, zoo luidt zijn advies, den moedigen strijder voor het recht hulp ver- leenen om zijn zaak te doen zegevieren, 't zou heel mooi zijn. Maar dat is u niet mogelijk. Al waart gij zooveel duizenden als nu honderdtallen, 't zou nog niets ge ven. Macht gaat boven recht en daar is niets tegen te doen. De magnetische kracht van het machtsvertoon is zoo groot, dat het Advertentiën 1—7 regels f daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden '/maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. wapenen met kanonnen van de vernuftigste vinding, tegen welke het pantserkleed der ware geestdrift geen beschutting geeft; en voor goud is alles te koop. Tegenover het blinkend metaal maakt uw geestdrift eeu zeer poovere vertooning. Zeer zeker is hier van veel waar in onzen tijd. Ja, was zij bij machte om, als een was sende oceaau de bestuurders van hst lot der volken mede te sleepen in haar vaart, hen te dwingeu tot handelend optreden, hen de wapenen te doen opvatten om het recht te doen zegevieren, de betuigingen uwer sympathie in woord en lied, in adressen en bloemen, zouden waarde hebben voor de twekomst. Maar die bestuurders blijven er zeer kalm onder, zij kennen het platonisch karakter van uw hulde. Voor hen bestaat slechts de quaestie der belangen, die zij met groote zorgvuldigheid bewaken, belangen van stoffelijkcn aard, voorwerpen van ruil handel, waarbij van ethische beginselen geen sprake kan zijn. Eerbied voor heldenfiguren past niet in het kader van regeeringsbeleid; dat is iets voor de niet georganiseerde mas sa, die zich laat vervoeren door indrukken van het oogenblik, maar geenszins voor de hooggeplaatste!!, die de dingen beschouwen uit een oogpunt van practische politiek. Verwijt men die politiek dat zij geen ka rakter bezit, zij heeft dat ook niet noodig in het streven naar zelfbehoud zou zij daar maar last van hebben. Van individuen kan verwacht worden dat zij, aangegrepen door een edelmoedige aandrift, de eischen van het persoonlijk belang op zijde te zetten en strijden gaan voor die van het recht; inde zoogenaamde broederschap der volken geldt dit reeds lang niet meer. En toch... en toch kunnen wij ons daar niet hij nederleggen. Toch overweldigt ons VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. DANIEL IN DEN LEEUWENKUIL. Inderdaad opende de kleine zijne oogleden hii herkende zijue moeder, eloegzijne beide armen n,n haren hals en loosde een diepe zucht, als wns het zijn laatste. Maar het geluk en vreugde doodt de menschen zelden Henn drukt kus kas "op het aangezicht zijner moeder en noemde haar met de leederste namen. --Terwijl moeder en kind elkander omarmd hielden en weenden, verschenen Marigné en Beauvais Rliif nou een oogenblik bij mevrouw Blanca», reide de schilder tot zijnen bulterigen vriend Karbesius. Andreas zal een rijtuig halenik zelf ga terstond naar het commissariaat van P°{ieleoolitio agenten kwamen intusschen de tent reeds binnenwat door het publiek over het buitengewoon voorval door elkaar geroepen en pescbreeuwd was, was tot hun doorgedrongen fn oorzaak geweest, dat zij direct binnen kwamem kind door de leeuwen verscheurd ge7E°ernenvrüuwdheeefUt met levensgevaar gered Ve;LulodemCoeent opdde guillotine!' schreeuwde de menigte, die in haar gezond, natuurlijk gevoel direct voor Henri en zijne moeder partij ge- tr°\fcteneroote moeite drongen de politie-agenten door het publiek en dwongen de nieuwsgiengen a tint te verlaten, zoodat ten slotte slechts Henr° Blanca en de gebochelde kikvorscheu- oostopper, benevens de politie-agenten tegenwoor- ?i?„ waren. Het roode voorhangsel was reeds f er neergelaten. Op het oogenblik dat hij de vrouw gewaar werd, had Tamerland ter- ffd geraden wat er aan de hand was1,ij tloot de kooi en begal zich achter de coulissen en ducht vol schrik er over na, hoe die fatale geschiedenis voor hem eindigen zou. Ontvluchten wilde hij niet, want in dit geval had hij de geheele meuagerie in den steek moeten laten de vlucht zou hem daarbij ook niet gelukt zijn, want de politie hield alle uitgangen der menagerie bezet. Hij bleef alzoo met zijne vrouw achter de coulissen en beiden troosten zich ermede, dat de naam Luco en de op dezen naam luidende papieren hen uit alle verlegenheid zouden redden. Vijf minuten later verscheen de commissaris van politie met Marigné. Nadat de ambtenaar de weduwe met weinige woorden gerustgesteld en eenige vragen tot haar gericht had, gul" hij bevel den dierentemmer voor hem te brengen. Deze verscheen spoedig daarop, zijne papieren in de hand houdend. Nadat de commissaris de stukken na een nuuwkeurig onderzoek iiad on derworpen weüddc hij zich tot den dierentemmer ,Uw waren naam is dus niet Luco, maar Ta- merlun „De naam Luco en de menagerie heb ik geërtd, mijnheer de commissaris.' „Ongetwijfeld verbergt zich achter den naam Tamerlan een of ander gevuarlijk sujet.' „Volstrekt niet, ik ben met de politie geheel in liet reine.' „Hoe heet het kind, dut onder den bijnaam „Kolibri' hedenavond de leeuwenkooi betreden heeft „Het is mijn pupil.' ,Uw pupil P Dat kind is gestolen; liet is van zijne moeder ontroofd 1' „Of het eeu gestolen kind is weet ik niet; ik heb straks wel eene vrouw hooren uitroepen „Mijn kind I" Ik kan u alleen zeggen, dat ik het kind gehuurd heb.' .Gehuurd „Zeker, mijnheer de commissaris, en nog wel met contract, ziet hier, het contract is door Antoon Gersant onderteekeDd.' „Antoon Gersant 1 Wie is deze Antoon Ger sant „Eveneens een pupil, die mij echter ondank baar verlaten heeft.' „Gij beschuldigt dus dien Antoon Gersant het kind gestolen te hebben „Daar nieuwsgierigheid mijne zwakke zijde niet is, heb ik hem daarover niet ondervraagd; mogelijk is 't, maar het is ook mogelijk, dat hij ZIJ uitoefent, en uw tegenspartelen maakt tie' zaak eer erger dan beter. Zou het niet practischer zijn, dat gij u maar rustig hield Kom, zoo vervolgt hij zijn koel bereke nende beschouwingen, niet aandragen met historische voorbeelden praat niet van de vaderlandslievende geestdritt van de roem rijke Jeanne d'Arc, de maagd van Orleans, die op de bovennatuurlijke roepstem de met verlamming geslagen Fransche natie een nieuw leven inblies. Gij moet de feiten van het verleden plaatsen iu de lijst van hun tijd, en onze tijd is eene an dere dan de middeleeuwen. Thans regeert de majesteit van het goud, waarmede zelfs de duivel legioeneu kan aanwerven en ze ijn aantrekking over het halve wereldrond een gevoel van diepe droefheid, als op onze 1,1 geestdrift die koud waterstraal der „verstan dige redenee.ring wordt gericht. Daar staat in ons midden de vrijwillige balling, de leidsman van een voor zijn vrij heid worstelend volk. Hij staat daar, die Oude, met zijn eenvoudige taal en zijn een voudig geloof, als een protest tegen den geest der pasgescheiden eeuw met haar schit terend vertoon van de beschaving en ont wikkeling, die misschien wel het rechtsbe wustzijn heeft verlevendigd, maar de toe passing der rechtsmacht niet heeft weten te verzekeren. Eu ons hart stormt hem tegemoet; zijn verschijning wekt bij den kleinste zoowel als bij den aanzienlijkste ge voelens zooals bij menschenheugeuis niet zich het kind met goede bedoelingen heeft aan getrokken, en een bewijs daarvan is, dat hij mij muandelijks honderd francs kostgeld gaf, waar voor ik verplicht was, een talentvollen jongen en kunstrijder uit hem te vormen." „Antoon Gersant,' zeide de commissaris uit deukend, „ik geloof, wij zullen hem nader leeren kennen, als wij tot op den tijd terugkeeren, d.it de zoon van mevrouw Monnier gestolen werd. Ik herinner mij, dat deze gebeurtenis in geheel Parijs groote opschudding teweeg bracht, maar toenmaals werd naar een anderen r.aam na- vorschingen gedaan.' „Heet hij wellicht Ferson?' bracht Tamerlan er tegen in. „Juist,* antwoordde de ambtenaar. „Zoo uoemde ik hem mijnheer de commissaris, toen hij mij zeide, de naam „Antoon Gersant' iu vergetelheid te willen brengen.' „De oom van bjt gestolen kind/ ging de commisaris voort, „was de bekende millionnair Monnier.' „Dau is Gersant tegenover mij een kniezer geweest. Ik heb het nooit geweten overigens is nieuwsgierigheid, zooals ik u reeds eenmiial de eer had te zeggen, mijne zwakke zijde »iet.» „Neemt u in acht," zeide de commissaris streng. „Mijne bedoeling is in t geheel niet, u op een valsch spoor te brengen, daarom zal ik u zonder terughoudendheid zeggen, waar ik Antoon Ger sant gewoon was te vinden, als ik hem noodig had. Gersant is de zoon van een dronkaard, name Nikolaas Gersant, die meerdere jaren in het bagno doorgebracht heeft, daar hij zijn vrouw op messteken getrakteerd had. Nicolaas bracht op zekeren dag zelf zijn jongen bij mij en hier ziet u nog het tusschen ons beiden gesloten contract. De kleine Antoon stelde zich zeer on willig aan, was brutaal en onhandelbaar en op zekeren morgen was hij verdwenen. Na eenigen tijd trof ik hem op een of ander volksfeest waar hij mij vertelde, dat hij eene betrekking bij eene Engelsche familie bekleedde, welke hem Ferson noe°mde. Toen hij mij vroeg, hem voorlaan ook zoo te noeu.en, deed ik enkel, wat iedereen deed. Vijf jaren na dien tijd bracht hij mij Henri en wij kwamen overeer, dat ik iedere maand honderd frans, of wel over de po9t zou zijn waargenomen. Eerbied en liefde, be wondering en meedoogen mengen zich door een, als in een bloemenkrans dien wij ne derleggen aan de voeten van dezen held. Dat alles zou onvruchtbaar zijn als het zeeschuim opspattend in de branding, straks op den adem des winds weggevoerd, nie mand weet waarheen Zeker onze geestdrift zal de Boerenrepu blieken niet redden. Op haar grondgebied moet de strijd volstreden worden tot het einde toe, en ook daar zal het bloed der vrijheidshelden, zullen de tranen van mis handelde vrouwen en kinderen niet vergeefs gevloeid hebben. Groot is de macht des overweldigers, maar onbegrensd is zij niet, en wat een Hoogere macht zal beschik ken, ontsnapt aan onzen blik. Onze geestdrift voor de zaak dier kloeke strijders, onze hartelijke hulde aan hun voorganger, zal wellicht niet eens kunnen dienen om hen te bemoedigen, indien zij nog bemoediging behoeven, maar de vijanden zullen wel zorgen, dat de klanken, in Frankrijk, in België, in Duitschland en in Nederland ter hunner eer en ter ver welkoming van hun leider aangeheven, huil oor niet bereiken. Alleen zal hun duidelijk worden gemaakt, dat zij op geen hulp van „mogendheden" te rekenen hebben. Maar al vras het alleen i i- sten onzer tijdgenooten, re mze landpalen een oogenblik v u-t en eeni ge vertroosting in zijn lij- ;i /urn, aan te bieden wat wij hem geven innen, dan nog is onze geestd g* i i ulu-.ións vertoon. Die man heeft hel i mm heel de wereld verdiend. j ilraag iu zijn persoon een ideaal dat liuogi t dan g wetenschappelijke ontwik 'm. hui aan zien en rijkdom; hij bez i er van aan ons mede, wa, nnhioodig hebben om niet onder te neer drukkende alledaagschheid - en jammer lijk egoisme. Hij, gescli n i ge zin, als het ware verdreven uit zijn hij is rijker dan een vai .ons en iu de hulde, die wij hem breng" U tna het middel om ons ie':s van zijn rijkdom deelachtig te maken. Die geestdrift, zal n et verflauwer >a wegsterven en als de ecliu in liet wd'l Zij maakt in ons iets levend, dat leven blijft, ook al is het voorwerp olizer sym pathie van ons heengegaan, liet zal vruch ten dragen voor de pas ingetreden eeuw, ons kloeker maken i i den komenden strijd voor recht en waarheid. Wij zullen het aaukweeken, het aanwakkeren met het beeld krijgen of gedurende mijn oponthoud in de hoofd stad in de herberg van P»umelle zou afhalen.' ,19 dat niet de weduwe van een man, die op het schavot gestorven is, rue -'e Flandres?* „Juist, mijnheer de commissaris.' „En scheeu deze Ferson of Gersant rijk te zijn „Naar mijne mcening en voor zoover ik onder vonden heb, stak hij tot over de ooren in het geld.' „Alzoo', ging de commissaris voort, blijft gij bij uwe verklaring van zoo even, dat gij den knaap niet gestolen hebt?' „Ik zweer." „Hij liegt I Hij liegt I' mengde zich thans Marigné in het verhoor, „vraagt hem, of hij zich de kleine Alice herinnert, welke de lotgenoote van Henri Monnier was. Het ongelukkige meisje ontvluchtte gelukkig de hel, in welke hij haar gesleept had, op 't oogenblik wordt het kind door mijne zuster verpleegd, en zal het op ieder uur bereid zijn getuigenis af te leggen.» „Dat is voldoende," zeide de commissaris streng. Op een teeken haalde drie agenten liosalba, die over ai hare leden bvefde en ouder liuar rood blanketsel doodsbleek werd. „De vrouw naar St. Lazare en de man naar de CoDciergerie!' zeide de magiatraats persoon kort „de menagerie zal nuar den dierentuin overge bracht worden.' Nauwelijks had. Tamerlan en Rosalba tijd, een ander kleedingsstea over hun costuum te werpen. Een politie-agent beval hen in een rijtuig te stijgen en voort ging het, onder het vloeken en de "verwenschingeu der opgewonden volksme nigte. Blnnca werd in een toestand van geestelijke verdooving naar huis gebracht. Gedurende den tocht hield zij haren wedergevondenen zoon vast tegen hare borst gedrukt, als vreesde zij. dat hij haar opnieuw ontrukt zou worden. Door vermoeidheid en gedurende de laatste dagen uitgestanen schrik als gebroken, hield Henri den hals zijner moeder omklemd, die niet moede werd, zijn bleek gelaat met kussen te over dekken. Het i'jtuig hield eindelijk voor den winkel van den kikvorschenoppstopper stil. De vreugde van Wilhe'minu en hare dochter Alwine bij het zien van de met haar wedergevonden kind terugkeerende moeder, welke zij gedurende hare krankzinnigheid verpleegd hadden was innig en oprecht. Werkelijk roerend was het eerste wederzien van Ilenri en Alice. liet kleine meisje, hetwelk bij Marigné en zijue zuster Na- thulio bescherming gevonden had, vergoot hecte tranen, toen zij het verhaal der verschrikkelijke scène „Daniël in den Leeuwenkuil* uit den mond van haren voormaligen lijdensgenoot vernam. Doch laten wij hen de vreugde van het wederzien ongestoord genieten, om naar den ontwerper van alle leed en korumer, dat de nicht van den vermoorden Monnier en kind was overkomen, terug te keeren. ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. DE SPIRITISTEN. Zooals enkele personen, zoo zijn ook de ge heele natiëu door eene zeldzame ziekte a&nge- tast, die niet zelden epidemisch en aanstekelijk optreedt. Deze ziekte grijpt het eerst het ver stand aan en bemachtigt zicli ten slotte van het geheele zenuwstelsel. Met onwederstaanbuar geweld drijft de nieuwsgierigheid de menscheu aan, de omgeving van dengene, die door de ziekte reeds als offer vielen, op te zoeken, juist als of de kleine spunne tijds, gedurende zij nog niet van het algemeen kwaad zijn aangetast, een ontzettend verlies ware. Wat gewoonlijk de menschen op zeer verkeerde wegen voert, is de brandend nieuwsgierigheid, iiet vurig verlangen, de mysteriën der toekomst en de geheimen der kubalistiek te leeren kennen of de waarheid van feiten te beproeven, van welke boeken spreken, die door het stof van eeuweu bedekt zijn. In de middeleeuwen zocht men naar het tot lieden verborgen gebleven middel, nietalee in goud te veranderen. Een weinig later verdiepten zich, de door kabalistisclie tooverspreukeu in dwaling geraakte charlatans, in stadiën, die allen ernstig er op gericht waren, het mensche lijke leven te verlengen of zelfs voor immer de dood uit de wereld te verbannen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1