Nummer 4.
Zondag 13 Januari 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
gÏITstdbTft™
AITOON T X E L E N,
De valsche Baron.
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
F KUIL L ET O A.
I QMHHB33£3SBB9E29
De Echo van het Zuiden,
ra LaiigsJraatscbe Courant,
Dit Blad verschijnt W oensdag- en Zaterdagavo 11 d.
Abonnementsprijs per 3 maanden t 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz.,
Uitgever.
franco te zenden aan den
Wat is het, dat een glans brengt in
onze oogen, dat het bloed krachtiger doet
stroomen door onze aderen, dat ons aan
drijft om door gebaar of geluid uiting te
weven aan ons gevoel, bij den aanblik eener
beroemde persoonlijkheid Wat doet ons
mede opgaan in het algemeen koor van
bewondering en toejuiching, waarvan onze
stem toch slechts een onmerkbaar klein
onderdeel vormt, als een held ons tegemoet
treedt
Zeker niet de indruk van zijn bijzijn al
leen. Wij kuunen hem ontmoeten op de
straat en zullen dan met een eerbiedigen
groet voorbijgaan, zonder in een andere
stemming te geraken. Er moet nog iets
bij komende omstandigheden, waaronder
wij tot hem naderen, of hij zich tot ons
begeeft, moeten van dien aard zijn, dat
al onze gedachten zich vereenigen, en al
het denken dergenen, die bij ons zijn, sa
mensmelten op dat ééne 'puiltHier staat
vóór u, als een levende werkelijkheid, de
drager van een ideaal, het onwederlegbaar
bewijs voor het bestaan van menschelijke
grootheid. Die te huldigen, is ons een
behoefte, welker voldoening iets schijnt te
kunnen bijdragen om voor een oogenblik
den afgrond tusschen ons en hem iets
kleiner te maken. Met die persoonsver
heerlijking staat in nauw verband de vereering
van de groote eigenschappen, door welke
hij boven de groote massa uitsteekt.
Althans, zoo de geestdrift echt is en van
deugdelijk gehalte. Namaak kan slechts
voor een korte wijle misleiden, surrogaat
wordt spoedig als zoodanig herkend. Dat
het heel vaak ter markt gebracht wordt,
wie zou het niet weten En volstrekt niet
altijd is de verkooper strafschuldig. Heel
te goeder trouw debiteert hij zijn waar,
zonder te bedenkeu dat er uiterst weinig
van het zijne bij ill}' dat al de bestand-
deelen zijn gehuurd, geroofd of overgenomen.
De "eest van nabootsing heeft hier ook
wat te3 zeggen, en^ wanneer men spreekt
van de besmettelijkheid der geestdrift, dan
wordt slechts met een andere uitdrukking
aangewezen, dat niet alles op welt uit de
bron van het eigen gemoed.
Wij haasten ons er bij te voegen, dat dit
geen grief is tegen hetgeen men gewoonlijk
een „gees'driftvolle belooging" noemt. Zij
hecht zich hij voorkeur aan een persoon,
wegens de sterke bewijskracht van het
levende, van het zicht- en tastbare. Als
de verwezenlijking van een ideaal ons voor
de oogen staat in een wezen, aan het onze
gelijkvormig, grijpt het ons aan met won
dere macht.
Er is van de kinderen dezer eefeöv zeer
veel gezegd, dat hun niet tot lof strekt,
en niet geheel ten onrechte is het gezegd.
Wij zijn erg materialistisch geworden en
erg nuchter. De begeerte naar hetgeen de
zinnen streelt en de eerzucht bevredigt heeft
ons belangstelliug doen verliezen in de
dingen van hoogere orde wij zijn aan het
cijferen gegaan en hebben bevonden, dat
het weinig voordeel geeft, de beginselen
vau rechtvaardigheid, van edelmoedigheid
en van meiischenmin sterk op de voorgrond
te plaatsen. Met plotselinge opwellingen
van een eerlijke geziudheid hebben we
geleerd voorzichtig te zijn zich blootgeven
op gevaar van er naderhand schadelijke ge
volgen van te moeten ondervinden, wordt
geen verstandig bedrijf geacht. Dit alles
werkt doodend op de geestdrift, die een
spontane openbaring is waarbij geen bere
kening te pas komt.
En niettemin komen zij in ons leven,
die oogenblikken dat het hoogere geestes
leven ons aanpakt en in beroering brengt
dan moeten wij het uitspreken, het uit
schreeuwen zelfs. Dan wordt er, uit de
massa deels waardelooze dingen, waarin onze
voet verward is geraakt, (een vaandel op
gestoken, en een juichkreet ontsnapt ons
't is alsof wij temidden van nevelen een
zonnestraal zien doorbreken. De hand die
dat vaandel verheft, is die van een held
en wij ontblooten eerbiedig het hoofden
toch ook de hand van een onzer broeders,
een onzer gelijken, wij gevoelen het,
hem van verre na te volgen ons te bewegen
in de richting, door hem aangegeven, is
niet iets onmogelijks, niet iets dat voor
onze Krachten te zwaar is. Daar staat het
levend onderpand van onze eigen waarde,
die ons op eenmaal duidelijk wordt geopen
baard het spreekt tot ons in een taal,
aan de ouze gelijk, woorden des hoogeren
levens. Over de aschlaag, onder welke het
vonkje van karakter flauw slechts glimmen
de, blaast een frissche wind, en de vonk
wakkert aan tot eeu vlam.
WAALWIJK.
Tot een vlam ja, maar voor hoe lang
Een vuur, dat hevig brandt, verkwijnt
spoedig uit gebrek aan voedsel. Dan blijft
er nog wel een vonkje over, maar de asch-
bedekking is weer dikker geworden. Het
kan zelfs gebeuren dat wij na eenigen tijd
glimlachen over onze eigen drukte. "Wat
hebben we ons laten opwinden en uit ons
dagelijksch doen laten dringen en tot
welke resultaten zijn wij er mede gekomen
Niets dat gebeuren moest hebben wij er
door verhinderd, de wereldgeschiedenis gaat
haar gang, de logica der feiten verliest
niets van baar scherpte, en de man, die op
zeker oogenblik het voorwerp was van een
algemeeue vereering, vervolgt zijn weg, te
vergeefs zoekende naar vruchten, na de af
gevallen blaadjes onzer geestdrift betuigin
gen overgebleven. De slinger van den tijd
zet zijn eentouigen telgang voort en wij
gaan weer mede in den sleur, onze taak
afdraaiende, onze stuivers en guldens tel
lende, ons pad bewandelende als de bleeke
schimmen in een doodendans. Werkelijk,
hebben we ons met ouze geestdrift niet een
beetje belachelijk gemaakt Hadden de
nuchtere toeschouwers wel geheel ongelijk
toen zij bii het hooren onzer juichkreten
van ons zeitien Zij zijn vol zoeten wijns
De cijfermeester in ons midden heeft nog
een anderen maatstaf van beoordeeling.
Volgens hem is geesdrift een goedkoope
wijze van meedoen.
Kondt gij, zoo luidt zijn advies, den
moedigen strijder voor het recht hulp ver-
leenen om zijn zaak te doen zegevieren,
't zou heel mooi zijn. Maar dat is u niet
mogelijk. Al waart gij zooveel duizenden
als nu honderdtallen, 't zou nog niets ge
ven. Macht gaat boven recht en daar is
niets tegen te doen. De magnetische kracht
van het machtsvertoon is zoo groot, dat het
Advertentiën 1—7 regels f daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden '/maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
wapenen met kanonnen van de vernuftigste
vinding, tegen welke het pantserkleed der
ware geestdrift geen beschutting geeft; en
voor goud is alles te koop. Tegenover het
blinkend metaal maakt uw geestdrift eeu
zeer poovere vertooning. Zeer zeker is hier
van veel waar in onzen tijd.
Ja, was zij bij machte om, als een was
sende oceaau de bestuurders van hst lot der
volken mede te sleepen in haar vaart, hen
te dwingeu tot handelend optreden, hen de
wapenen te doen opvatten om het recht te
doen zegevieren, de betuigingen uwer
sympathie in woord en lied, in adressen en
bloemen, zouden waarde hebben voor de
twekomst. Maar die bestuurders blijven er
zeer kalm onder, zij kennen het platonisch
karakter van uw hulde. Voor hen bestaat
slechts de quaestie der belangen, die zij met
groote zorgvuldigheid bewaken, belangen
van stoffelijkcn aard, voorwerpen van ruil
handel, waarbij van ethische beginselen geen
sprake kan zijn. Eerbied voor heldenfiguren
past niet in het kader van regeeringsbeleid;
dat is iets voor de niet georganiseerde mas
sa, die zich laat vervoeren door indrukken
van het oogenblik, maar geenszins voor de
hooggeplaatste!!, die de dingen beschouwen
uit een oogpunt van practische politiek.
Verwijt men die politiek dat zij geen ka
rakter bezit, zij heeft dat ook niet noodig
in het streven naar zelfbehoud zou zij daar
maar last van hebben. Van individuen kan
verwacht worden dat zij, aangegrepen door
een edelmoedige aandrift, de eischen van
het persoonlijk belang op zijde te zetten en
strijden gaan voor die van het recht; inde
zoogenaamde broederschap der volken geldt
dit reeds lang niet meer.
En toch... en toch kunnen wij ons daar
niet hij nederleggen. Toch overweldigt ons
VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
DANIEL IN DEN LEEUWENKUIL.
Inderdaad opende de kleine zijne oogleden
hii herkende zijue moeder, eloegzijne beide armen
n,n haren hals en loosde een diepe zucht, als
wns het zijn laatste. Maar het geluk en vreugde
doodt de menschen zelden Henn drukt kus
kas "op het aangezicht zijner moeder en
noemde haar met de leederste namen. --Terwijl
moeder en kind elkander omarmd hielden en
weenden, verschenen Marigné en Beauvais
Rliif nou een oogenblik bij mevrouw Blanca»,
reide de schilder tot zijnen bulterigen vriend
Karbesius. Andreas zal een rijtuig halenik
zelf ga terstond naar het commissariaat van
P°{ieleoolitio agenten kwamen intusschen de tent
reeds binnenwat door het publiek over het
buitengewoon voorval door elkaar geroepen en
pescbreeuwd was, was tot hun doorgedrongen
fn oorzaak geweest, dat zij direct binnen
kwamem kind door de leeuwen verscheurd
ge7E°ernenvrüuwdheeefUt met levensgevaar gered
Ve;LulodemCoeent opdde guillotine!' schreeuwde de
menigte, die in haar gezond, natuurlijk gevoel
direct voor Henri en zijne moeder partij ge-
tr°\fcteneroote moeite drongen de politie-agenten
door het publiek en dwongen de nieuwsgiengen
a tint te verlaten, zoodat ten slotte slechts
Henr° Blanca en de gebochelde kikvorscheu-
oostopper, benevens de politie-agenten tegenwoor-
?i?„ waren. Het roode voorhangsel was reeds
f er neergelaten. Op het oogenblik dat hij de
vrouw gewaar werd, had Tamerland ter-
ffd geraden wat er aan de hand was1,ij
tloot de kooi en begal zich achter de coulissen
en ducht vol schrik er over na, hoe die fatale
geschiedenis voor hem eindigen zou. Ontvluchten
wilde hij niet, want in dit geval had hij de
geheele meuagerie in den steek moeten laten
de vlucht zou hem daarbij ook niet gelukt zijn,
want de politie hield alle uitgangen der menagerie
bezet. Hij bleef alzoo met zijne vrouw achter
de coulissen en beiden troosten zich ermede, dat
de naam Luco en de op dezen naam luidende
papieren hen uit alle verlegenheid zouden
redden.
Vijf minuten later verscheen de commissaris
van politie met Marigné. Nadat de ambtenaar
de weduwe met weinige woorden gerustgesteld
en eenige vragen tot haar gericht had, gul" hij
bevel den dierentemmer voor hem te brengen.
Deze verscheen spoedig daarop, zijne papieren
in de hand houdend. Nadat de commissaris de
stukken na een nuuwkeurig onderzoek iiad on
derworpen weüddc hij zich tot den dierentemmer
,Uw waren naam is dus niet Luco, maar Ta-
merlun
„De naam Luco en de menagerie heb ik geërtd,
mijnheer de commissaris.'
„Ongetwijfeld verbergt zich achter den naam
Tamerlan een of ander gevuarlijk sujet.'
„Volstrekt niet, ik ben met de politie geheel
in liet reine.'
„Hoe heet het kind, dut onder den bijnaam
„Kolibri' hedenavond de leeuwenkooi betreden
heeft
„Het is mijn pupil.'
,Uw pupil P Dat kind is gestolen; liet is van
zijne moeder ontroofd 1'
„Of het eeu gestolen kind is weet ik niet; ik
heb straks wel eene vrouw hooren uitroepen
„Mijn kind I" Ik kan u alleen zeggen, dat ik
het kind gehuurd heb.'
.Gehuurd
„Zeker, mijnheer de commissaris, en nog wel
met contract, ziet hier, het contract is door
Antoon Gersant onderteekeDd.'
„Antoon Gersant 1 Wie is deze Antoon Ger
sant
„Eveneens een pupil, die mij echter ondank
baar verlaten heeft.'
„Gij beschuldigt dus dien Antoon Gersant het
kind gestolen te hebben
„Daar nieuwsgierigheid mijne zwakke zijde
niet is, heb ik hem daarover niet ondervraagd;
mogelijk is 't, maar het is ook mogelijk, dat hij
ZIJ
uitoefent, en uw tegenspartelen maakt tie'
zaak eer erger dan beter. Zou het niet
practischer zijn, dat gij u maar rustig hield
Kom, zoo vervolgt hij zijn koel bereke
nende beschouwingen, niet aandragen met
historische voorbeelden praat niet van de
vaderlandslievende geestdritt van de roem
rijke Jeanne d'Arc, de maagd van Orleans,
die op de bovennatuurlijke roepstem
de met verlamming geslagen Fransche
natie een nieuw leven inblies. Gij moet
de feiten van het verleden plaatsen iu de
lijst van hun tijd, en onze tijd is eene an
dere dan de middeleeuwen. Thans regeert
de majesteit van het goud, waarmede zelfs
de duivel legioeneu kan aanwerven en ze
ijn aantrekking over het halve wereldrond een gevoel van diepe droefheid, als op onze
1,1 geestdrift die koud waterstraal der „verstan
dige redenee.ring wordt gericht.
Daar staat in ons midden de vrijwillige
balling, de leidsman van een voor zijn vrij
heid worstelend volk. Hij staat daar, die
Oude, met zijn eenvoudige taal en zijn een
voudig geloof, als een protest tegen den
geest der pasgescheiden eeuw met haar schit
terend vertoon van de beschaving en ont
wikkeling, die misschien wel het rechtsbe
wustzijn heeft verlevendigd, maar de toe
passing der rechtsmacht niet heeft weten
te verzekeren. Eu ons hart stormt hem
tegemoet; zijn verschijning wekt bij den
kleinste zoowel als bij den aanzienlijkste ge
voelens zooals bij menschenheugeuis niet
zich het kind met goede bedoelingen heeft aan
getrokken, en een bewijs daarvan is, dat hij mij
muandelijks honderd francs kostgeld gaf, waar
voor ik verplicht was, een talentvollen jongen
en kunstrijder uit hem te vormen."
„Antoon Gersant,' zeide de commissaris uit
deukend, „ik geloof, wij zullen hem nader leeren
kennen, als wij tot op den tijd terugkeeren, d.it
de zoon van mevrouw Monnier gestolen werd.
Ik herinner mij, dat deze gebeurtenis in geheel
Parijs groote opschudding teweeg bracht, maar
toenmaals werd naar een anderen r.aam na-
vorschingen gedaan.'
„Heet hij wellicht Ferson?' bracht Tamerlan
er tegen in.
„Juist,* antwoordde de ambtenaar.
„Zoo uoemde ik hem mijnheer de commissaris,
toen hij mij zeide, de naam „Antoon Gersant'
iu vergetelheid te willen brengen.'
„De oom van bjt gestolen kind/ ging de
commisaris voort, „was de bekende millionnair
Monnier.'
„Dau is Gersant tegenover mij een kniezer
geweest. Ik heb het nooit geweten overigens
is nieuwsgierigheid, zooals ik u reeds eenmiial
de eer had te zeggen, mijne zwakke zijde
»iet.»
„Neemt u in acht," zeide de commissaris
streng.
„Mijne bedoeling is in t geheel niet, u op een
valsch spoor te brengen, daarom zal ik u zonder
terughoudendheid zeggen, waar ik Antoon Ger
sant gewoon was te vinden, als ik hem noodig
had. Gersant is de zoon van een dronkaard,
name Nikolaas Gersant, die meerdere jaren in
het bagno doorgebracht heeft, daar hij zijn vrouw
op messteken getrakteerd had. Nicolaas bracht
op zekeren dag zelf zijn jongen bij mij en hier
ziet u nog het tusschen ons beiden gesloten
contract. De kleine Antoon stelde zich zeer on
willig aan, was brutaal en onhandelbaar en op
zekeren morgen was hij verdwenen. Na eenigen
tijd trof ik hem op een of ander volksfeest waar
hij mij vertelde, dat hij eene betrekking bij eene
Engelsche familie bekleedde, welke hem Ferson
noe°mde. Toen hij mij vroeg, hem voorlaan ook
zoo te noeu.en, deed ik enkel, wat iedereen
deed. Vijf jaren na dien tijd bracht hij mij
Henri en wij kwamen overeer, dat ik iedere
maand honderd frans, of wel over de po9t zou
zijn waargenomen. Eerbied en liefde, be
wondering en meedoogen mengen zich door
een, als in een bloemenkrans dien wij ne
derleggen aan de voeten van dezen held.
Dat alles zou onvruchtbaar zijn als het
zeeschuim opspattend in de branding, straks
op den adem des winds weggevoerd, nie
mand weet waarheen
Zeker onze geestdrift zal de Boerenrepu
blieken niet redden. Op haar grondgebied
moet de strijd volstreden worden tot het
einde toe, en ook daar zal het bloed der
vrijheidshelden, zullen de tranen van mis
handelde vrouwen en kinderen niet vergeefs
gevloeid hebben. Groot is de macht des
overweldigers, maar onbegrensd is zij niet,
en wat een Hoogere macht zal beschik
ken, ontsnapt aan onzen blik.
Onze geestdrift voor de zaak dier kloeke
strijders, onze hartelijke hulde aan hun
voorganger, zal wellicht niet eens kunnen
dienen om hen te bemoedigen, indien zij
nog bemoediging behoeven, maar de
vijanden zullen wel zorgen, dat de klanken,
in Frankrijk, in België, in Duitschland en
in Nederland ter hunner eer en ter ver
welkoming van hun leider aangeheven, huil
oor niet bereiken. Alleen zal hun duidelijk
worden gemaakt, dat zij op geen hulp van
„mogendheden" te rekenen hebben.
Maar al vras het alleen i i-
sten onzer tijdgenooten, re mze
landpalen een oogenblik v u-t en eeni
ge vertroosting in zijn lij- ;i /urn,
aan te bieden wat wij hem geven innen,
dan nog is onze geestd g* i i ulu-.ións
vertoon. Die man heeft hel i mm
heel de wereld verdiend. j ilraag iu zijn
persoon een ideaal dat liuogi t dan g
wetenschappelijke ontwik 'm. hui aan
zien en rijkdom; hij bez i er
van aan ons mede, wa, nnhioodig
hebben om niet onder te neer
drukkende alledaagschheid - en jammer
lijk egoisme. Hij, gescli n i ge
zin, als het ware verdreven uit zijn
hij is rijker dan een vai .ons en iu
de hulde, die wij hem breng" U tna
het middel om ons ie':s van zijn rijkdom
deelachtig te maken.
Die geestdrift, zal n et verflauwer >a
wegsterven en als de ecliu in liet wd'l
Zij maakt in ons iets levend, dat leven
blijft, ook al is het voorwerp olizer sym
pathie van ons heengegaan, liet zal vruch
ten dragen voor de pas ingetreden eeuw,
ons kloeker maken i i den komenden strijd
voor recht en waarheid. Wij zullen het
aaukweeken, het aanwakkeren met het beeld
krijgen of gedurende mijn oponthoud in de hoofd
stad in de herberg van P»umelle zou afhalen.'
,19 dat niet de weduwe van een man, die op
het schavot gestorven is, rue -'e Flandres?*
„Juist, mijnheer de commissaris.'
„En scheeu deze Ferson of Gersant rijk te
zijn
„Naar mijne mcening en voor zoover ik onder
vonden heb, stak hij tot over de ooren in het
geld.'
„Alzoo', ging de commissaris voort, blijft gij
bij uwe verklaring van zoo even, dat gij den
knaap niet gestolen hebt?'
„Ik zweer."
„Hij liegt I Hij liegt I' mengde zich thans
Marigné in het verhoor, „vraagt hem, of hij zich
de kleine Alice herinnert, welke de lotgenoote
van Henri Monnier was. Het ongelukkige meisje
ontvluchtte gelukkig de hel, in welke hij haar
gesleept had, op 't oogenblik wordt het kind
door mijne zuster verpleegd, en zal het op ieder
uur bereid zijn getuigenis af te leggen.»
„Dat is voldoende," zeide de commissaris
streng.
Op een teeken haalde drie agenten liosalba,
die over ai hare leden bvefde en ouder liuar
rood blanketsel doodsbleek werd.
„De vrouw naar St. Lazare en de man naar de
CoDciergerie!' zeide de magiatraats persoon kort
„de menagerie zal nuar den dierentuin overge
bracht worden.'
Nauwelijks had. Tamerlan en Rosalba tijd, een
ander kleedingsstea over hun costuum te werpen.
Een politie-agent beval hen in een rijtuig te
stijgen en voort ging het, onder het vloeken en
de "verwenschingeu der opgewonden volksme
nigte.
Blnnca werd in een toestand van geestelijke
verdooving naar huis gebracht. Gedurende den
tocht hield zij haren wedergevondenen zoon
vast tegen hare borst gedrukt, als vreesde zij.
dat hij haar opnieuw ontrukt zou worden.
Door vermoeidheid en gedurende de laatste dagen
uitgestanen schrik als gebroken, hield Henri den
hals zijner moeder omklemd, die niet moede
werd, zijn bleek gelaat met kussen te over
dekken.
Het i'jtuig hield eindelijk voor den winkel
van den kikvorschenoppstopper stil. De vreugde
van Wilhe'minu en hare dochter Alwine
bij het zien van de met haar wedergevonden
kind terugkeerende moeder, welke zij gedurende
hare krankzinnigheid verpleegd hadden was
innig en oprecht. Werkelijk roerend was het
eerste wederzien van Ilenri en Alice. liet kleine
meisje, hetwelk bij Marigné en zijue zuster Na-
thulio bescherming gevonden had, vergoot hecte
tranen, toen zij het verhaal der verschrikkelijke
scène „Daniël in den Leeuwenkuil* uit den mond
van haren voormaligen lijdensgenoot vernam.
Doch laten wij hen de vreugde van het
wederzien ongestoord genieten, om naar den
ontwerper van alle leed en korumer, dat de
nicht van den vermoorden Monnier en kind
was overkomen, terug te keeren.
ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
DE SPIRITISTEN.
Zooals enkele personen, zoo zijn ook de ge
heele natiëu door eene zeldzame ziekte a&nge-
tast, die niet zelden epidemisch en aanstekelijk
optreedt. Deze ziekte grijpt het eerst het ver
stand aan en bemachtigt zicli ten slotte van
het geheele zenuwstelsel. Met onwederstaanbuar
geweld drijft de nieuwsgierigheid de menscheu
aan, de omgeving van dengene, die door de ziekte
reeds als offer vielen, op te zoeken, juist als of
de kleine spunne tijds, gedurende zij nog niet
van het algemeen kwaad zijn aangetast, een
ontzettend verlies ware. Wat gewoonlijk de
menschen op zeer verkeerde wegen voert, is de
brandend nieuwsgierigheid, iiet vurig verlangen,
de mysteriën der toekomst en de geheimen der
kubalistiek te leeren kennen of de waarheid van
feiten te beproeven, van welke boeken spreken,
die door het stof van eeuweu bedekt zijn.
In de middeleeuwen zocht men naar het tot
lieden verborgen gebleven middel, nietalee in
goud te veranderen. Een weinig later verdiepten
zich, de door kabalistisclie tooverspreukeu in
dwaling geraakte charlatans, in stadiën, die
allen ernstig er op gericht waren, het mensche
lijke leven te verlengen of zelfs voor immer de
dood uit de wereld te verbannen.
(Wordt vervolgd.)