Nummer 7.
Donderdag 24 Januari 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Zuid-Afrikaansche ooilog.
ANTOON TI EL EN,
DE STIKSTOF.
De valsche Baron.
Uitgever:
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Duitschland.
WAALWIJK.
DE SPIRITISTEN.
De Echo van h
Waalwijksclif ei Lugstriitsekc Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f U.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2 maal berekend. Voor plaatsiug van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeclige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Er is tegenwoordig geen enkel laudbou-
wer meer, of de naam, aan het hoofd vau
dit opstel geplaatst, is hem bekendhet
woord heeft hem reeds duizenden malen in
het oor geklonken. De boer heeft eerbied
voor de stikstof en toch weet hij niet juist,
wat zij is en welke rol zij speelt. Dit
opstel heeft ten doel een weiuig meer ken
nis te verspreiden, omtrent deze voor den
landbouwer zoo gewichtige stof.
De stikstof is een onzichtbaar gas, zoo
iets als dunne rook, dien men niet zien kan.
Zij vormt o. a. een voornaam en wel het
grootste gedeelte der lucht. Met andere
stoffen te zamen vormt zij vloeistoffen en
vaste lichamen. Er is geen enkel levend
plantendeel of het bestaat voor een voor
naam deel uit stikstof. Zonder stikstof
geen stengels, geen bladeren, geen wortels
zonder stikstof geen bloemen, geen zaden,
geen knollen. Waar halen de planten deze
stikstof? Bijna alle planten moeten de
stikstof uit den bodem halen, uit den grond.
De stikstof moet dus in den etn of anderen
vorm in den grond aanwezig zijn en anders
door den landbouwer er in gebracht worden,
Nu is het tegenwoordig van algemeene be
kendheid, dat alle stoffen, waarin stikstof
aanwezig is, in den grond omgezet worden
in salpeter. Alleen in den vorm van salpeter
kan de stikstof door de planten opgenomen
worden.
Verder weten wij, dat er tusschen de
bovenste lagen van den grond, de zooge
naamde bouwvoor en den ondergrond aan
de ééne zijde, en de lucht aan de andere
zijde een gedurige uitwisseling van stikstof
plaats heeft, zoodat een bouwgrond, die op
een gegeven oogenblik een zekere hoeveel
heid stikstof bevat, die stikstof langzamer
hand verliest, ook dan, wanneer er op dien
grond geen landbouw zou worden uitgeoe
fend.
Het is dus zaak, dat op de een of andere
manier de voorraad stikstof aanhoudend ver
nieuwd worde. In verband met wat ik
boven zei, is het duidelijk, dat, wanneer
we gaarne hebben, dat de stikstof zoo spoe
dig mogelijk ten goede koint aan de planten,
die op het land staan, wij niet beter kun
nen doen dan ze te geven in den vorm van
salpeter. Geven wij ze immers in een an
deren vorm, dan moet er eerst nog salpeter
gevormd worden. En daarvoor is tijd noodig.
Onder de verschillende kunstmeststoffen,
ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
rMijn vader, gij raaskalt, wie wie is mijn
va^er dan?'
/Hebt gij mij niet naar een vertrouwd persoon
gevraagd om eene zaak voor u te vereffenen?'
„Nu ja verder Gij meent toch niet Nico-
laas
„Dezelfde
„En die zou maar dat is niet mogelijk I
zegt dat het niet waar is Gij lieg:
Nicolaas zou mijn vader zijn
„Nu ja wat zou dat de boom kent
men aan zijn vruchten. Heeft hij zijne taak niet
goed vervult. De voormalige galeiboef kan men
overal voor gebruiken.
Ferson keek als wezenloos rond, de doortrapte
schurk schrok van zichzelve. Nicolaas zijn vader I
Nicolaas, die hij door het helsche werktuig, zoo
hij vernomen had, van het gezicht had beroofd,
ja, had getracht te dooden, zijn vader? Maar
spande dan alles tegen hem samen. Henri, te
ruggevonden door zijne moeder. Zijn vader,
waarnaar hij zoo menigmaal had aangedrongen,
hem te leeren kennen, eigenhandig van het licht
zijner oogen beroofd^. Dat was te veel. Als
een getergde leeuw greep hij Tamerlan bij den
schouder.
„Dat zult gij mij betalen, schurk I' riep hij.
„Levend verlaat gij deze kamer niet. Gij hebt
mij bedrogen en verraden, weet gij wat er door
uw toedoen van mijn vader geworden is
Een ongelukkige blinde.'
Tamerlan was opgesprongen en had zich achter
de tafel geplaatst. Als hij gewapend was geweest
had hij zich kunnen verdedigen, maar een dolk,
die hij altijd bij zich droeg, was hem op de
prefectuur van politie ontnomen.
Eensklaps trok Antoon Gersant een dolk te
voorschijn en trachtte zijn tegenstander over de
tafel heen te treffen. Tamerlan ontweek de stoot.
die tegenwoordig in den handel gebracht
worden, en die in den laatsten tijd in
toenemende hoeveelheid gebruikt worden,
bekleedt de zoogenaamde Chilisalpeter een
eerste en eenige plaats. De Chilisalpeter
is de eenige kunstmeststof, waarin de stik
stof in direct-opneembaren vorm aanwezig
is. Zij is tevens, wanneer zij met oordeel
en met mate gebruikt wordt, de goedkoop
ste en doelmatigste stikstof-meststof. En
dat de landbouwers dat langzamerhand be
grijpen, bewijzen |zeker de volgende cijfers.
In het jaar 1870 werden op de west
kusten van Zuid-Amerika 850 ton van 1000
Kg. Chilisalpeter ingescheept, terwijl in
1899 dat aantal 1,360,000 ton van 1000
Kg. bedroeg. Ziedaar het beste bewijs, dat
Chilisalpeter tegenwoordig gewild is.
In zijn telegram van 16 dezer vermeldt de
opperbevelhebber eindelijk weder iets om
trent den inval in de Kaapkolonie. Hij
seint, dat de vorigen dag 300 Boeren te
Aberdeen waren gekomen en, na de win
kels te hebben geplunderd, attrokken toen
100 Engelsche infanteristen en eenige bere
den manschappen aankwamen. Werwaarts
die terugtocht geschiedde, wordt niet ver
meld, en daar het in dezen oorlog nog nooit
gebleken is, dat de Boeren zoo veel ontzag
hebben voor hunne vijanden, dat zij zelfs
geen gevecht durven aan te nemen tegen
een zoo aanzienlijk kleinere macht als waar
van hier sprake is, dunkt het ons waar
schijnlijk, dat ecu commando Boeren, na
zich te Aberdeen vau den noodigen voor
raad te hebben voorzien, den tocht zuid
waarts heeft voortgezet.
Met deze ondeistelliug strookt geheel het
bericht uit Kaapstad, dat de Boeren in het
midden der Kolonie oprukken naar Willow-
raore, 100 KM. ten zuidwesten van Aber
deen en nog slechts 30 KM. van de zee,
met name van de Pleltenberg baai verwij
derd.
Laogs den Natal—spoorweg treden de
Boeren zeer bepaald aanvallend op tegen de
colonne van Colville en den 17en dezer heeft
een gevecht plaats gehad, waarin de En—
gelschen verdedigend handelen, zooals dui
delijk blijkt nit het telegram van Kitchener,
die seint dat de Boereu werden afgeslagen,
met de bijvoeging, dat zij ernstige verliezen
geleden hebben. In aanmerking nemeude,
dat zelfs twee gesneuvelde vijanden steeds
worden vermeld, is het zeer te bezien of
aan het woord ernstige wel veel gewicht
moet worden gehecht.
Op hetzelfde oogenblik werden de deuren der
kasten geopend en verscheen Lucien Ramoussot
en de twee agenten van politie aan de verbijs
terde oogen van Gersant. „Verraders!' riep hij
knarsetandend en trachtte door eene snelle be
weging de deur te bereiken. Hij deinsde weder
om terug, toen hij zag, dat de deur geopend werd
en de twee voor de deur geposteerde agenten
hem tegemoet trnden, den loop der revolvers op
hem gericht. Thans zag hij dat hij verloren
washet wapen ontviel aan zijne hand en hij
liet zich gewillig ketenen.
Opeens kreeg zijne lage natuur de overhand.
Zijne gelaatstrekken verwrongen zich afzichtelijk.
Zijne oogen rolden als vurige karbonkels door
het hoofd. Eindelijk stiet hij deze woorden kort
eu krijschend uit.
„Maar niet ik alleen zal boeten Neen,
baron Emil van Haudra, ook gij zult mij verge
zellen naar de galeien, want gij zijt evenveel,
zoo niet meer schuldig dan ik
Toen werd hij kalmer en liet zich gewillig
door de agenten leiden.
Aan de prefectuur van politie aangekomen
werd hij direct in verhoor genomen en legde hij
eene volledige bekentenis af, welke hij later
trachtte te herroepen.
Onder deze bekentenis was ook de misdaad,
die Germain op aansporing van Emil van Haudra
op den baron de Chancy had begaan. Van Hau
dra had Germain de pil ter hand gesteld om zijn
zoogenaamden vriend te vergiftigen.
Lucien Ramoussot begat zich terstond naar
zijne vrienden en deze besloten van de gelegen
heid gebruik te maken om den zoogenaamden
baron Emil van Haudra te ontmaskeren. Deze
gelegenheid bood zich nog dienzelfden avond aan
in den vorm van eene spiritistische zitting. Lu
cien Ramoussot bood zich bij den graaf van
Montagne als „medium* aan, de overige vrienden
fungeerden als mediën*. Zoodoende zal het den
lezer begrijpelijker voorkomen, dat het verhaal
van den dood van baron de Chancy op deze zit
ting werd ter berde gebracht.
Op het hooren van deze beschuldiging, die met
langzame, hol gesprokene woorden uit het graf
scheen te komen, was baron Emil van Haudra
eerst opgestaan, voorovergebogen als een jaguar
die zijne prooi beloert, had hij de „mediën' een
In het midden latende of Louis Botha bij
Carolina werkelijk 8000 man vereenigd heeft,
welk cijfer ons wel wat hoog voorkomt, kan
toch wel worden aangenomen, dat hij het
op deu Delagoa—spoorweg heeft voorzien en
niet van zins is te gaan rusten op de bij
Belfast (36 IC. M. ten uoorden van Carolina)
geplukte lauweren.
In hetzelfde telegram waarin wordt ge
waagd van de overwinniug van Colville, le
zen wij ook, dat bij Veniersburg (een station
40 KM. ten zuiden van Kroonttad) 800
Boeren verslagen en verstrooid zijn met het
ontzagelijk verlies aan dooden en gewonden
van 0.75 pet. hunner sterkte terwijl de
Engelschen slechts één gewonden hadden,
paarden zonder ruiters en eenige zadels
en bandelieren hebben buitgemaakt.
Men moet wel ziende blind zijn om met
het oog op deze cijfers aan een gevecht van
eenige beteekenis te gelooveu, en het is
haast niet denkbaar, dat een dergelijk ge
steld bericht uit Afrika is verzonden, terwijl
bij het vermelden v-an andere gevechten
alleen ran ernstige verliezen wordt gesproken.
De paarden van de 6 gesneuvelde of ge
wonde mannen zijn, natuurlijk met hunne
zadels op den rug, door de Engelsche op-
gevangeu de bandeliers van de gevallenen
zijn hun afgenomen. Welke waarde kan du
toch aan zulke oorlogstropecen worden ge
hecht
Maar het is vleiend voor de Australische
koloniërs om te lezen, dat hunne zonen zich
zoo dapper hebben geweerd hoe sterk zij
waren tegenover die 800 Boereu, wordt,
jammer genoeg, niet gemeld.
Vau de oostelijke colonne der invallers in
de Kaapkolonie hooren wij niet veel, maar
bij Steynsburg is dan toch een Engelsch pa
trouille gevangen genomen, zoodat de Boe
ren in de Zuurbergen daar klaarblijkelijk nog
zijn en zorgvuldig den omtrek bewaken,
terwijl de Engelschen er uiet aan schijnen te
denken om hen daar aan te vallen.
De westelijke colonne intusschen zal, als
men te Kaapstad juist is ingelicht, weidia
versterking ontvangen, want in Klein-Nama-
qualand is ook een coloune verscheneu.
Dit meest noordwestelijk district van de
Kaapkolonie is door de Oranjerivier van
het Duitsch gebied gescheiden een spoor
weg verbindt de hoofdplaats Springbokfon—
tein met de kustplaats Port Nolloth aan deu
Atlantischen Oceaan, terwijl eerstgenoemde
plaats zoo wat 275 KM. ten noorden van
Clanwilliam is gelegen, de plaats, die als
het hoofdkwartier van de westelijke colonne
der invallers kan worden beschouwd.
Het kan dan ook geene verwondering
baren, da: men, zooals de Daily Mail be
richt, te Kaapstad den toestand zeer ernstig
inziet en voortgegaan wordt met het af
kondigen van den staat van beleg. Behalve
tijdlang aangestaard, zijne gelaatstrekken werden
akelig verwrongen, dit duurde slechts eenige
oogen blikken. Het scheen alsof uit deze bedor
ven natuur alle zenuwen van berouw cn wroe
ging waren verdwenen, want hij zette zich daarna
naar 't scheen weer kalm neer en er vertoonde
zich zelfs een glimlachenden trek op zijn gelaat.
Het aanwezige publiek had echter deze geschie
denis meer getroffen aller oogen zochten baron
van Haudra en bleven als 't ware op zijn gelaat
gevestigd, zoo goed als liet heerschende halfduis
ter in de zaal het toeliet.
Toen de opgeroepen geest had uitgesproken
werd de zaal weder verlicht en vroeg het „me
dium' of graaf van Montagne over de verklaring
van den geest tevreden was. Deze laatste wss
naar 't scheen een geheel ander raensch geworden,
hij gevoelde zich van den drakkenden last, die
zijne borst beklemde, bevrijd. Hij knikte beves
tigend maar was niet in staat een woord uit te
brengen.
Met „medium* verzocht de secretarissen, welke
niemand anders waren dan Marigoé en Clemens
Roux, van de verklaringen een nauwkeurig pro
tocol op te maken.
Daarna wendde zich het „medium* naar het
publiek en vroeg of een der aanwezigen nog
wenschte een of ander persoon uit de geesten
wereld te raadplegen. Alle aanwezigen schenen
nog onder den indruk van liet zooeven gehoorde,
want niemand antwoordde, zoodat er een tijdlang
eene pijnlijke stilte in de zaal heersebte.
Daar verheft zich in een der achterste rijen
der aanwezigen eene dame, zij scheen aan een
hevige gemoedsbeweging ten prooi, want haar
geheele lichaam scheen te sidderen; de oogen der
aanwezigen schenen door den sluier te willen
heendringen welke haar gelaat bedekte. Zoo
stond zij een oogenblik sprakeloos, eindelijk
schenen hare zenuwen te bedaren en sprak zij
met eene zachte, doch door de stilte, die in de
zaal heerschte, duidelijk verstaanbare stem
„Ik wilde het „medium* verzoeken, mij in ver
binding te stellen met den geest van den heer
Monnier
Op liet hooren van dien naam was baron van
Haudra opgesprongen en zag de dame aan als
een getergde leeuw.
„Dat zal uiet gebeuren 1* riep hij, „ik verbied
u, mijn oom in zijne rust te storen ik alleen
de zeer bepaald Engelsche districten ver
keert nagenoeg de geheele kolonie thans in
dezen abnormalen toestand.
Maar de Engelschen doen ons denken aan
een brandweer, die alle pogingen aanwendt
om de belendende huizen te beschermen,
doch het brandende perceel zelf aan zijn
lot overlaat, daarbij uit het oog verliezend,
dat door op deze wijze te handelen, het
vuur zoodanig in kracht toeneemt, dat, niet
tegenstaande alle pogingen om zijn voort
gang tegen te houden, het eindigt om met
onweerstaanbare kracht om zich heen te
grijpen en, spottend met alle bluschmiddelen,
de geheele wijk in lichtelaaie te zet'en.
Zoo ook hier. In het eene district na het
andere worden wapenen in beslag genomen
en alle maatregelen getroffen waarover de
oppermachtig verklaarde militaire autori
teiten kunnen beschikken, om het uitbre-
keu van een opstand te voorkomen, maar er
wordeu geene maatregelen genomen om de
ingevallen Boeren terug te drijven; ein
delijk zelfs niet om hun een krachtig „tot
hiertoe en niet verder/' toe te roepen.
Wat te denkeu van verklaringen, dat de
inval niets te beteekenen heelt, dat de Boe
ren geen steun vinden bij de kolonisten en
daarom alweer bezig zijn noordwaarts te
trekken, enz. als men leest, dat marinege-
schut aan wal wordt gebracht om tot de
verdediging van Kaapstad te kunnen bij
dragen
Is de veiligheid van de hoofdstad der
Kolonie dan nog niet genoeg verzekerd,
door het kwart millioen strijders, die nu
sedert een jaar bezig zijn om misschien
20,000 Boeren ten ouder te brengen En
wat te deuken van de positie en de rechten
van een occupator, die alle krachten moet
inspannen om zijn operatielijneu vrij te
houden, die dag op dag wordt aangevallen
en geen man kan afzonderen om den vijand
uit het eigen land te verdrijven
Kitchener schijnt zich van den geheelen
inval niets aan te trekken en er vast op te
rekenen, dat de Kolonie zich zelve wel zal
weten te redden. Het wordt trouwens mei
den dag duidelijker, dat het afzenden van
een troepenmacht van eenige beteekenis uit
Transvaal of den Oranje-Vrijstaat, als on
middellijk gevolg zoude hebben een geheele
ontruiming van het grondgebied der beide
republieken door de Engelsche troepen.
Afgaande op een bericht uit Kimberley
kan men aannemen, dat de Boeren geheel
meester zijn in het westen van Transvaal,
en dat Methuen zich genoopt heeft gezien
het grondgebied van de republiek te verlaten
ook al om een sterk commando dat zuid
waarts wilde trekken tegen te houden. Te
dien einde op I dezer Vrijburg verlaten
hebbende, leverde hij een gevecht bij Taungs
heb het recht, mij, wanneer ik het noodig mocht
vinden, met hem in verbinding t« stellen. Nog
maals, het zal niet gebouren, nooit, nooit
„Secretaris, schrijf deze samenspraak tusschen
baron Emil van Haudra en de onbekende dame
in uw proces-verbaal duidelijk op,' sprak het
„medium'.
,Aan u, baron van Haudra, moet ik zeggen,
dat hier ieder der aanwezigen evenveel recht
heeft, zich met de geesten in verbinding te stel
len en aan u, geachte dame moet ik verzoeken
mij haar naam op te geven, opdat ik den geest
kan zeggen, met wien hij zich in verbinding
moet 9tcllen.'
De dame trad vooruit en naderde de tafel,
waaraan de secretarissen gezeten waren. Zij
fluisterde een der secretarissen eenige woorden
toe daarna ging zij weer naar hare vroegere
plaats.
Het „medium* plaatste zich in het midden
van het tooneel, de muziekinstrumenten hieven
eene zachte treurige melodie aan, geheel het
tooneel scheen door geesten bezet te zijn, want
men vernam onder de toonen der muziek, steu
nen, zuchten, kermen, kloppen, stampen en roe
pen. Langzamerhand werd het wederom stil.
Daar verheft het „medium* nogmaals zijDe stem
en roept op bevelenden toon
«Geest van Monnier, stelt u in verbinding met
mejuffrouw Nathalie Marigné I*
fiij het hooren van dien naam keken allen naar
den kant waar de gesluierde dume zich bevond.
Zij stond daar, hoog opgericht, als was zij zich
ten volle bewust van de taak die zij op zich
genomen had.
Langzamerhand werd het duister in de zaal.
Men vernam weer dat akelig gekerm en gesteun.
Plotseling ontstond er onder de aanwezigen eone
opschudding; baron van Ilaudra was opgestaan
en wilde de zaal verlaten.
Toen het „medium* dit zag, beval hij hem
weer naar zijne plaats terug te keeren en herin
nerde den voorzitter der club aan de belofte, die
hij hem gegeven had, dat niemand der aanwe
zigen vóór den afloop der seance de zaal mocht
verlaten en welke voorwaarden door al de leden
onderleekend waren.
De voorzitter verzocht daarom Emil van Hau
dra zijne plaats weer in te nemen en den loop
der seance niet te storen.
ongeveer 70 KM. meer zuidelijk op den 13en,
met het gevolg, zoo lezen wij, dat de Boeren
naar hel zuiden werden teruggedreven. Of
de richting van dezen terugtocht den inwoners
van Kimberley wel aangenaam zal zijn, dunkt
ons zeer twijfelachtig, maar met vrij groote
zekerheid kuunen wij uit het bovenstaande
het besluit trekken, dat een sterk commando
op raarsch is, met het doel te nachten ten
westen van Hoopslad over de Oranjerivier
te trekken.
Resumeerende, komen wij tot het besluit,
dat Kitchener al zijne krachten moet in
spannen om meester te blijven van de De
lagoa- en Natal-spoorwegen dat zelfs in de
onmiddellijke nabijheid van Pretoria en
Johannesburg de Boeren meester zijn van
het terrein buiten de steden, dat de Eugel—
schen in deu Oranje-Vrijstaat nog meester
zijo van den spoorweg, doch verder ook
niet, en dat men in de Kaapkolonie op
het ergste bedacht is, zoodat zelfs maatre
gelen worden genomen tot verdediging van
de hoofdstad.
Belangwekkend uit een oogpunt vau po
litiek is de wisseliug van telegrammeu
tusschen keizer Wilhelm eu koningin Wil—
helmina der Nederlanden. Reeds gisteren
bij zijn toespraak tot de officieren in het
Tuighuis heeft de Keizer er nadruk op ge
legd dat de eerste Hoheuzollern, die op de
wereldzee met een eigen vloot wilde ver
schijnen, de Groote Keurvorst, zijne opwek
king daartoe en zijn leermeesters uit Neder
land had gekregen. In het rescript van
hedeu betreffende de verleening van den
sabelkoppel met de keizerlijke initiaal-letter,
is wederom sprake van deu Grooten Keurvorst
als oprichter vau de Duitsche vloot, eu als
verdere gunst wordt aan de Duitsche zee
macht medegedeeld dat zij alleen voortaan
het recht zal hebben „den Hollandschen
eereraarsch» te water en te land te spelen.
Over dit besluit van den Keizer weidt het
telegram aan koningin Wilhelmina uit de
Keizer liet uitkomen dat de vorstenhuizen
Hohenzollern en Oranje sedert twee eeuwen
met elkander bevriend zijn geweest en dal
de eerBte Brandenburgsch-Duitsche vloot
eigenlijk van Hollandschen oorsprong is.
Het trekt de aandacht dat bij de manifes
taties van den Keizer naar aanleidiug van
het Pruisische kroningsjubileum de zeemacht
de hoofdrol speelt. Het lijkt of de Keizer
zeer uitdrukkelijk heeft willen te kennen
geven dat hij het als zijn historischen plicht
beschouwt, hetzelfde wat zijn voorgangers
Als waanzinnig van woede ging deze laatste
weder naar zijne plaats terug; hij ging zitten,
stond weder op, ging wederom zitten, wilde zich
dan weder verwijderen, in één woord, hij gedroeg
zich zoo in 't oog loopend opgewonden, dat het
den aanwezigen wel moe6t toeschijnen, dat eeu
geweldige angst hem bevaDgen had.
Middelerwijl was het bijua geheel duister in
de zaal geworden. Het tooneel werd eensklaps
helder verlicht, Het achterdoek werd eensklaps
als door eene onzichtbare hand terzijde geschoven,
in 't eerst zag men niets dan een dichte grijze
nevel, langzamerhand trok men deze op en men
ontwaardeilangzamerhand de omtrekken vaneen
vast lichaam, zonder te kunnen onderscheiden
wat het was. De lichten op 't tooneel werden
neergedraaid, het achtertooneel werd echter hel
derder. Thans kon men duidelijk een mensch
onderscheiden, liggende op een rustbed, het bo
venlichaam opgericht, de oogen wijd geopend
en steeds starende op één punt. Op dit gezicht
slaakte Emil van Haudra een kreet. Hij stormde
naar de deur met het voornemen de zaal te ver
laten, maar de deur was gesloten. In zijne waan
zinnige woede liep hij met zijne geheele zwaarte
en met al zijne kracht als een stormram tegen
de deur, deze was voor die geweldige stoot niet
bestand en bezweek. Het slot sprong, de deur
vloog open en Emil van Haudra kwam in zijn
vaart in den gang terecht cn wel met zoo'n ge
weld dat hij struikelde en viel, maar in een
oogwenk stond hij weer op de been en liep in
volle vaart naar de buitendeur, deze was wel
dicht maar niet gesloten; op 't oogenblik dat bij
deze wilde openen, werd er een krachtige hand
op zijn schouder gelegd een man, die in den
gang geposteerd was geweest, was hem nageijld
en zeiae met korte, doch krachtige stem:
„Johan Studen, gij zijt mijn gevangene I
(Slot volgd.)