Nummer 7. Donderdag 24 Januari 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. De Zuid-Afrikaansche ooilog. ANTOON TI EL EN, DE STIKSTOF. De valsche Baron. Uitgever: FEUILLETON. BUITENLAND. Duitschland. WAALWIJK. DE SPIRITISTEN. De Echo van h Waalwijksclif ei Lugstriitsekc Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f U.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2 maal berekend. Voor plaatsiug van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeclige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Er is tegenwoordig geen enkel laudbou- wer meer, of de naam, aan het hoofd vau dit opstel geplaatst, is hem bekendhet woord heeft hem reeds duizenden malen in het oor geklonken. De boer heeft eerbied voor de stikstof en toch weet hij niet juist, wat zij is en welke rol zij speelt. Dit opstel heeft ten doel een weiuig meer ken nis te verspreiden, omtrent deze voor den landbouwer zoo gewichtige stof. De stikstof is een onzichtbaar gas, zoo iets als dunne rook, dien men niet zien kan. Zij vormt o. a. een voornaam en wel het grootste gedeelte der lucht. Met andere stoffen te zamen vormt zij vloeistoffen en vaste lichamen. Er is geen enkel levend plantendeel of het bestaat voor een voor naam deel uit stikstof. Zonder stikstof geen stengels, geen bladeren, geen wortels zonder stikstof geen bloemen, geen zaden, geen knollen. Waar halen de planten deze stikstof? Bijna alle planten moeten de stikstof uit den bodem halen, uit den grond. De stikstof moet dus in den etn of anderen vorm in den grond aanwezig zijn en anders door den landbouwer er in gebracht worden, Nu is het tegenwoordig van algemeene be kendheid, dat alle stoffen, waarin stikstof aanwezig is, in den grond omgezet worden in salpeter. Alleen in den vorm van salpeter kan de stikstof door de planten opgenomen worden. Verder weten wij, dat er tusschen de bovenste lagen van den grond, de zooge naamde bouwvoor en den ondergrond aan de ééne zijde, en de lucht aan de andere zijde een gedurige uitwisseling van stikstof plaats heeft, zoodat een bouwgrond, die op een gegeven oogenblik een zekere hoeveel heid stikstof bevat, die stikstof langzamer hand verliest, ook dan, wanneer er op dien grond geen landbouw zou worden uitgeoe fend. Het is dus zaak, dat op de een of andere manier de voorraad stikstof aanhoudend ver nieuwd worde. In verband met wat ik boven zei, is het duidelijk, dat, wanneer we gaarne hebben, dat de stikstof zoo spoe dig mogelijk ten goede koint aan de planten, die op het land staan, wij niet beter kun nen doen dan ze te geven in den vorm van salpeter. Geven wij ze immers in een an deren vorm, dan moet er eerst nog salpeter gevormd worden. En daarvoor is tijd noodig. Onder de verschillende kunstmeststoffen, ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. rMijn vader, gij raaskalt, wie wie is mijn va^er dan?' /Hebt gij mij niet naar een vertrouwd persoon gevraagd om eene zaak voor u te vereffenen?' „Nu ja verder Gij meent toch niet Nico- laas „Dezelfde „En die zou maar dat is niet mogelijk I zegt dat het niet waar is Gij lieg: Nicolaas zou mijn vader zijn „Nu ja wat zou dat de boom kent men aan zijn vruchten. Heeft hij zijne taak niet goed vervult. De voormalige galeiboef kan men overal voor gebruiken. Ferson keek als wezenloos rond, de doortrapte schurk schrok van zichzelve. Nicolaas zijn vader I Nicolaas, die hij door het helsche werktuig, zoo hij vernomen had, van het gezicht had beroofd, ja, had getracht te dooden, zijn vader? Maar spande dan alles tegen hem samen. Henri, te ruggevonden door zijne moeder. Zijn vader, waarnaar hij zoo menigmaal had aangedrongen, hem te leeren kennen, eigenhandig van het licht zijner oogen beroofd^. Dat was te veel. Als een getergde leeuw greep hij Tamerlan bij den schouder. „Dat zult gij mij betalen, schurk I' riep hij. „Levend verlaat gij deze kamer niet. Gij hebt mij bedrogen en verraden, weet gij wat er door uw toedoen van mijn vader geworden is Een ongelukkige blinde.' Tamerlan was opgesprongen en had zich achter de tafel geplaatst. Als hij gewapend was geweest had hij zich kunnen verdedigen, maar een dolk, die hij altijd bij zich droeg, was hem op de prefectuur van politie ontnomen. Eensklaps trok Antoon Gersant een dolk te voorschijn en trachtte zijn tegenstander over de tafel heen te treffen. Tamerlan ontweek de stoot. die tegenwoordig in den handel gebracht worden, en die in den laatsten tijd in toenemende hoeveelheid gebruikt worden, bekleedt de zoogenaamde Chilisalpeter een eerste en eenige plaats. De Chilisalpeter is de eenige kunstmeststof, waarin de stik stof in direct-opneembaren vorm aanwezig is. Zij is tevens, wanneer zij met oordeel en met mate gebruikt wordt, de goedkoop ste en doelmatigste stikstof-meststof. En dat de landbouwers dat langzamerhand be grijpen, bewijzen |zeker de volgende cijfers. In het jaar 1870 werden op de west kusten van Zuid-Amerika 850 ton van 1000 Kg. Chilisalpeter ingescheept, terwijl in 1899 dat aantal 1,360,000 ton van 1000 Kg. bedroeg. Ziedaar het beste bewijs, dat Chilisalpeter tegenwoordig gewild is. In zijn telegram van 16 dezer vermeldt de opperbevelhebber eindelijk weder iets om trent den inval in de Kaapkolonie. Hij seint, dat de vorigen dag 300 Boeren te Aberdeen waren gekomen en, na de win kels te hebben geplunderd, attrokken toen 100 Engelsche infanteristen en eenige bere den manschappen aankwamen. Werwaarts die terugtocht geschiedde, wordt niet ver meld, en daar het in dezen oorlog nog nooit gebleken is, dat de Boeren zoo veel ontzag hebben voor hunne vijanden, dat zij zelfs geen gevecht durven aan te nemen tegen een zoo aanzienlijk kleinere macht als waar van hier sprake is, dunkt het ons waar schijnlijk, dat ecu commando Boeren, na zich te Aberdeen vau den noodigen voor raad te hebben voorzien, den tocht zuid waarts heeft voortgezet. Met deze ondeistelliug strookt geheel het bericht uit Kaapstad, dat de Boeren in het midden der Kolonie oprukken naar Willow- raore, 100 KM. ten zuidwesten van Aber deen en nog slechts 30 KM. van de zee, met name van de Pleltenberg baai verwij derd. Laogs den Natal—spoorweg treden de Boeren zeer bepaald aanvallend op tegen de colonne van Colville en den 17en dezer heeft een gevecht plaats gehad, waarin de En— gelschen verdedigend handelen, zooals dui delijk blijkt nit het telegram van Kitchener, die seint dat de Boereu werden afgeslagen, met de bijvoeging, dat zij ernstige verliezen geleden hebben. In aanmerking nemeude, dat zelfs twee gesneuvelde vijanden steeds worden vermeld, is het zeer te bezien of aan het woord ernstige wel veel gewicht moet worden gehecht. Op hetzelfde oogenblik werden de deuren der kasten geopend en verscheen Lucien Ramoussot en de twee agenten van politie aan de verbijs terde oogen van Gersant. „Verraders!' riep hij knarsetandend en trachtte door eene snelle be weging de deur te bereiken. Hij deinsde weder om terug, toen hij zag, dat de deur geopend werd en de twee voor de deur geposteerde agenten hem tegemoet trnden, den loop der revolvers op hem gericht. Thans zag hij dat hij verloren washet wapen ontviel aan zijne hand en hij liet zich gewillig ketenen. Opeens kreeg zijne lage natuur de overhand. Zijne gelaatstrekken verwrongen zich afzichtelijk. Zijne oogen rolden als vurige karbonkels door het hoofd. Eindelijk stiet hij deze woorden kort eu krijschend uit. „Maar niet ik alleen zal boeten Neen, baron Emil van Haudra, ook gij zult mij verge zellen naar de galeien, want gij zijt evenveel, zoo niet meer schuldig dan ik Toen werd hij kalmer en liet zich gewillig door de agenten leiden. Aan de prefectuur van politie aangekomen werd hij direct in verhoor genomen en legde hij eene volledige bekentenis af, welke hij later trachtte te herroepen. Onder deze bekentenis was ook de misdaad, die Germain op aansporing van Emil van Haudra op den baron de Chancy had begaan. Van Hau dra had Germain de pil ter hand gesteld om zijn zoogenaamden vriend te vergiftigen. Lucien Ramoussot begat zich terstond naar zijne vrienden en deze besloten van de gelegen heid gebruik te maken om den zoogenaamden baron Emil van Haudra te ontmaskeren. Deze gelegenheid bood zich nog dienzelfden avond aan in den vorm van eene spiritistische zitting. Lu cien Ramoussot bood zich bij den graaf van Montagne als „medium* aan, de overige vrienden fungeerden als mediën*. Zoodoende zal het den lezer begrijpelijker voorkomen, dat het verhaal van den dood van baron de Chancy op deze zit ting werd ter berde gebracht. Op het hooren van deze beschuldiging, die met langzame, hol gesprokene woorden uit het graf scheen te komen, was baron Emil van Haudra eerst opgestaan, voorovergebogen als een jaguar die zijne prooi beloert, had hij de „mediën' een In het midden latende of Louis Botha bij Carolina werkelijk 8000 man vereenigd heeft, welk cijfer ons wel wat hoog voorkomt, kan toch wel worden aangenomen, dat hij het op deu Delagoa—spoorweg heeft voorzien en niet van zins is te gaan rusten op de bij Belfast (36 IC. M. ten uoorden van Carolina) geplukte lauweren. In hetzelfde telegram waarin wordt ge waagd van de overwinniug van Colville, le zen wij ook, dat bij Veniersburg (een station 40 KM. ten zuiden van Kroonttad) 800 Boeren verslagen en verstrooid zijn met het ontzagelijk verlies aan dooden en gewonden van 0.75 pet. hunner sterkte terwijl de Engelschen slechts één gewonden hadden, paarden zonder ruiters en eenige zadels en bandelieren hebben buitgemaakt. Men moet wel ziende blind zijn om met het oog op deze cijfers aan een gevecht van eenige beteekenis te gelooveu, en het is haast niet denkbaar, dat een dergelijk ge steld bericht uit Afrika is verzonden, terwijl bij het vermelden v-an andere gevechten alleen ran ernstige verliezen wordt gesproken. De paarden van de 6 gesneuvelde of ge wonde mannen zijn, natuurlijk met hunne zadels op den rug, door de Engelsche op- gevangeu de bandeliers van de gevallenen zijn hun afgenomen. Welke waarde kan du toch aan zulke oorlogstropecen worden ge hecht Maar het is vleiend voor de Australische koloniërs om te lezen, dat hunne zonen zich zoo dapper hebben geweerd hoe sterk zij waren tegenover die 800 Boereu, wordt, jammer genoeg, niet gemeld. Vau de oostelijke colonne der invallers in de Kaapkolonie hooren wij niet veel, maar bij Steynsburg is dan toch een Engelsch pa trouille gevangen genomen, zoodat de Boe ren in de Zuurbergen daar klaarblijkelijk nog zijn en zorgvuldig den omtrek bewaken, terwijl de Engelschen er uiet aan schijnen te denken om hen daar aan te vallen. De westelijke colonne intusschen zal, als men te Kaapstad juist is ingelicht, weidia versterking ontvangen, want in Klein-Nama- qualand is ook een coloune verscheneu. Dit meest noordwestelijk district van de Kaapkolonie is door de Oranjerivier van het Duitsch gebied gescheiden een spoor weg verbindt de hoofdplaats Springbokfon— tein met de kustplaats Port Nolloth aan deu Atlantischen Oceaan, terwijl eerstgenoemde plaats zoo wat 275 KM. ten noorden van Clanwilliam is gelegen, de plaats, die als het hoofdkwartier van de westelijke colonne der invallers kan worden beschouwd. Het kan dan ook geene verwondering baren, da: men, zooals de Daily Mail be richt, te Kaapstad den toestand zeer ernstig inziet en voortgegaan wordt met het af kondigen van den staat van beleg. Behalve tijdlang aangestaard, zijne gelaatstrekken werden akelig verwrongen, dit duurde slechts eenige oogen blikken. Het scheen alsof uit deze bedor ven natuur alle zenuwen van berouw cn wroe ging waren verdwenen, want hij zette zich daarna naar 't scheen weer kalm neer en er vertoonde zich zelfs een glimlachenden trek op zijn gelaat. Het aanwezige publiek had echter deze geschie denis meer getroffen aller oogen zochten baron van Haudra en bleven als 't ware op zijn gelaat gevestigd, zoo goed als liet heerschende halfduis ter in de zaal het toeliet. Toen de opgeroepen geest had uitgesproken werd de zaal weder verlicht en vroeg het „me dium' of graaf van Montagne over de verklaring van den geest tevreden was. Deze laatste wss naar 't scheen een geheel ander raensch geworden, hij gevoelde zich van den drakkenden last, die zijne borst beklemde, bevrijd. Hij knikte beves tigend maar was niet in staat een woord uit te brengen. Met „medium* verzocht de secretarissen, welke niemand anders waren dan Marigoé en Clemens Roux, van de verklaringen een nauwkeurig pro tocol op te maken. Daarna wendde zich het „medium* naar het publiek en vroeg of een der aanwezigen nog wenschte een of ander persoon uit de geesten wereld te raadplegen. Alle aanwezigen schenen nog onder den indruk van liet zooeven gehoorde, want niemand antwoordde, zoodat er een tijdlang eene pijnlijke stilte in de zaal heersebte. Daar verheft zich in een der achterste rijen der aanwezigen eene dame, zij scheen aan een hevige gemoedsbeweging ten prooi, want haar geheele lichaam scheen te sidderen; de oogen der aanwezigen schenen door den sluier te willen heendringen welke haar gelaat bedekte. Zoo stond zij een oogenblik sprakeloos, eindelijk schenen hare zenuwen te bedaren en sprak zij met eene zachte, doch door de stilte, die in de zaal heerschte, duidelijk verstaanbare stem „Ik wilde het „medium* verzoeken, mij in ver binding te stellen met den geest van den heer Monnier Op liet hooren van dien naam was baron van Haudra opgesprongen en zag de dame aan als een getergde leeuw. „Dat zal uiet gebeuren 1* riep hij, „ik verbied u, mijn oom in zijne rust te storen ik alleen de zeer bepaald Engelsche districten ver keert nagenoeg de geheele kolonie thans in dezen abnormalen toestand. Maar de Engelschen doen ons denken aan een brandweer, die alle pogingen aanwendt om de belendende huizen te beschermen, doch het brandende perceel zelf aan zijn lot overlaat, daarbij uit het oog verliezend, dat door op deze wijze te handelen, het vuur zoodanig in kracht toeneemt, dat, niet tegenstaande alle pogingen om zijn voort gang tegen te houden, het eindigt om met onweerstaanbare kracht om zich heen te grijpen en, spottend met alle bluschmiddelen, de geheele wijk in lichtelaaie te zet'en. Zoo ook hier. In het eene district na het andere worden wapenen in beslag genomen en alle maatregelen getroffen waarover de oppermachtig verklaarde militaire autori teiten kunnen beschikken, om het uitbre- keu van een opstand te voorkomen, maar er wordeu geene maatregelen genomen om de ingevallen Boeren terug te drijven; ein delijk zelfs niet om hun een krachtig „tot hiertoe en niet verder/' toe te roepen. Wat te denkeu van verklaringen, dat de inval niets te beteekenen heelt, dat de Boe ren geen steun vinden bij de kolonisten en daarom alweer bezig zijn noordwaarts te trekken, enz. als men leest, dat marinege- schut aan wal wordt gebracht om tot de verdediging van Kaapstad te kunnen bij dragen Is de veiligheid van de hoofdstad der Kolonie dan nog niet genoeg verzekerd, door het kwart millioen strijders, die nu sedert een jaar bezig zijn om misschien 20,000 Boeren ten ouder te brengen En wat te deuken van de positie en de rechten van een occupator, die alle krachten moet inspannen om zijn operatielijneu vrij te houden, die dag op dag wordt aangevallen en geen man kan afzonderen om den vijand uit het eigen land te verdrijven Kitchener schijnt zich van den geheelen inval niets aan te trekken en er vast op te rekenen, dat de Kolonie zich zelve wel zal weten te redden. Het wordt trouwens mei den dag duidelijker, dat het afzenden van een troepenmacht van eenige beteekenis uit Transvaal of den Oranje-Vrijstaat, als on middellijk gevolg zoude hebben een geheele ontruiming van het grondgebied der beide republieken door de Engelsche troepen. Afgaande op een bericht uit Kimberley kan men aannemen, dat de Boeren geheel meester zijn in het westen van Transvaal, en dat Methuen zich genoopt heeft gezien het grondgebied van de republiek te verlaten ook al om een sterk commando dat zuid waarts wilde trekken tegen te houden. Te dien einde op I dezer Vrijburg verlaten hebbende, leverde hij een gevecht bij Taungs heb het recht, mij, wanneer ik het noodig mocht vinden, met hem in verbinding t« stellen. Nog maals, het zal niet gebouren, nooit, nooit „Secretaris, schrijf deze samenspraak tusschen baron Emil van Haudra en de onbekende dame in uw proces-verbaal duidelijk op,' sprak het „medium'. ,Aan u, baron van Haudra, moet ik zeggen, dat hier ieder der aanwezigen evenveel recht heeft, zich met de geesten in verbinding te stel len en aan u, geachte dame moet ik verzoeken mij haar naam op te geven, opdat ik den geest kan zeggen, met wien hij zich in verbinding moet 9tcllen.' De dame trad vooruit en naderde de tafel, waaraan de secretarissen gezeten waren. Zij fluisterde een der secretarissen eenige woorden toe daarna ging zij weer naar hare vroegere plaats. Het „medium* plaatste zich in het midden van het tooneel, de muziekinstrumenten hieven eene zachte treurige melodie aan, geheel het tooneel scheen door geesten bezet te zijn, want men vernam onder de toonen der muziek, steu nen, zuchten, kermen, kloppen, stampen en roe pen. Langzamerhand werd het wederom stil. Daar verheft het „medium* nogmaals zijDe stem en roept op bevelenden toon «Geest van Monnier, stelt u in verbinding met mejuffrouw Nathalie Marigné I* fiij het hooren van dien naam keken allen naar den kant waar de gesluierde dume zich bevond. Zij stond daar, hoog opgericht, als was zij zich ten volle bewust van de taak die zij op zich genomen had. Langzamerhand werd het duister in de zaal. Men vernam weer dat akelig gekerm en gesteun. Plotseling ontstond er onder de aanwezigen eone opschudding; baron van Ilaudra was opgestaan en wilde de zaal verlaten. Toen het „medium* dit zag, beval hij hem weer naar zijne plaats terug te keeren en herin nerde den voorzitter der club aan de belofte, die hij hem gegeven had, dat niemand der aanwe zigen vóór den afloop der seance de zaal mocht verlaten en welke voorwaarden door al de leden onderleekend waren. De voorzitter verzocht daarom Emil van Hau dra zijne plaats weer in te nemen en den loop der seance niet te storen. ongeveer 70 KM. meer zuidelijk op den 13en, met het gevolg, zoo lezen wij, dat de Boeren naar hel zuiden werden teruggedreven. Of de richting van dezen terugtocht den inwoners van Kimberley wel aangenaam zal zijn, dunkt ons zeer twijfelachtig, maar met vrij groote zekerheid kuunen wij uit het bovenstaande het besluit trekken, dat een sterk commando op raarsch is, met het doel te nachten ten westen van Hoopslad over de Oranjerivier te trekken. Resumeerende, komen wij tot het besluit, dat Kitchener al zijne krachten moet in spannen om meester te blijven van de De lagoa- en Natal-spoorwegen dat zelfs in de onmiddellijke nabijheid van Pretoria en Johannesburg de Boeren meester zijn van het terrein buiten de steden, dat de Eugel— schen in deu Oranje-Vrijstaat nog meester zijo van den spoorweg, doch verder ook niet, en dat men in de Kaapkolonie op het ergste bedacht is, zoodat zelfs maatre gelen worden genomen tot verdediging van de hoofdstad. Belangwekkend uit een oogpunt vau po litiek is de wisseliug van telegrammeu tusschen keizer Wilhelm eu koningin Wil— helmina der Nederlanden. Reeds gisteren bij zijn toespraak tot de officieren in het Tuighuis heeft de Keizer er nadruk op ge legd dat de eerste Hoheuzollern, die op de wereldzee met een eigen vloot wilde ver schijnen, de Groote Keurvorst, zijne opwek king daartoe en zijn leermeesters uit Neder land had gekregen. In het rescript van hedeu betreffende de verleening van den sabelkoppel met de keizerlijke initiaal-letter, is wederom sprake van deu Grooten Keurvorst als oprichter vau de Duitsche vloot, eu als verdere gunst wordt aan de Duitsche zee macht medegedeeld dat zij alleen voortaan het recht zal hebben „den Hollandschen eereraarsch» te water en te land te spelen. Over dit besluit van den Keizer weidt het telegram aan koningin Wilhelmina uit de Keizer liet uitkomen dat de vorstenhuizen Hohenzollern en Oranje sedert twee eeuwen met elkander bevriend zijn geweest en dal de eerBte Brandenburgsch-Duitsche vloot eigenlijk van Hollandschen oorsprong is. Het trekt de aandacht dat bij de manifes taties van den Keizer naar aanleidiug van het Pruisische kroningsjubileum de zeemacht de hoofdrol speelt. Het lijkt of de Keizer zeer uitdrukkelijk heeft willen te kennen geven dat hij het als zijn historischen plicht beschouwt, hetzelfde wat zijn voorgangers Als waanzinnig van woede ging deze laatste weder naar zijne plaats terug; hij ging zitten, stond weder op, ging wederom zitten, wilde zich dan weder verwijderen, in één woord, hij gedroeg zich zoo in 't oog loopend opgewonden, dat het den aanwezigen wel moe6t toeschijnen, dat eeu geweldige angst hem bevaDgen had. Middelerwijl was het bijua geheel duister in de zaal geworden. Het tooneel werd eensklaps helder verlicht, Het achterdoek werd eensklaps als door eene onzichtbare hand terzijde geschoven, in 't eerst zag men niets dan een dichte grijze nevel, langzamerhand trok men deze op en men ontwaardeilangzamerhand de omtrekken vaneen vast lichaam, zonder te kunnen onderscheiden wat het was. De lichten op 't tooneel werden neergedraaid, het achtertooneel werd echter hel derder. Thans kon men duidelijk een mensch onderscheiden, liggende op een rustbed, het bo venlichaam opgericht, de oogen wijd geopend en steeds starende op één punt. Op dit gezicht slaakte Emil van Haudra een kreet. Hij stormde naar de deur met het voornemen de zaal te ver laten, maar de deur was gesloten. In zijne waan zinnige woede liep hij met zijne geheele zwaarte en met al zijne kracht als een stormram tegen de deur, deze was voor die geweldige stoot niet bestand en bezweek. Het slot sprong, de deur vloog open en Emil van Haudra kwam in zijn vaart in den gang terecht cn wel met zoo'n ge weld dat hij struikelde en viel, maar in een oogwenk stond hij weer op de been en liep in volle vaart naar de buitendeur, deze was wel dicht maar niet gesloten; op 't oogenblik dat bij deze wilde openen, werd er een krachtige hand op zijn schouder gelegd een man, die in den gang geposteerd was geweest, was hem nageijld en zeiae met korte, doch krachtige stem: „Johan Studen, gij zijt mijn gevangene I (Slot volgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1