Nummer 16. Zondag 24 Februari 1901 24e Jaargang Toegewijd &girg HB§id©!g Industrie ©n CSe!ii©®iHitob©l<ingeri« Eerste blad. H m m m THEE - MOHÖPOL de beste. STELEN EN SCHULDEN MAKEN, Op den Dtempel van het Paradijs, Oe Zuid-Affikaansche oorlog. NTOOI TIELEN, Theod. WESSELS, Dit nummer bestaat uit twee bladen. WAALWIJK. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f ü.7o. Franco per post door het geheele rijk f0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. UlïGEV ER WAALWIJK. Advertentie* 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden «maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel Verkrijgbaar bij den Heer Zijn beenen weigerden en toen een oogen- blik later een agent hem meenam, had hij moeite den man der wet te volgen. Zoo kon men lezen in een onzer dag bladen. Maar laten we ter geruststelling onzer lezers er aan toevoegen, dat de aandacht nu gevestigd was op dit allerongelukkigst gezin, dat weldoende handen het noodige hebben gedaan. Och onze maatschappelijke toestanden zijn soms of dikwijls wel hard, maar onze menschen zijn toch altijd nog gevoelig voor 't lijden van hunne broeders. klopt aan bij iemand van wien ge onderstelt, dat hij 't u zal kunnen verschatten, dan vraagt de geldschieter naar soliede borgen. Anders heeft hij geen zekerheid voor zijn geld. En hij eischt ook een behoorlijke (vaak onbehoorlijke) rente. Maar nis ik naar een winkel ga, en in- koopen doe, dan is het regel dat de win kelier mij zijne ware medegeeft, al weet hij in 't minst niet of ik ooit zal kunnen betalen. IJlings stond de lange magere man op en verliet het zolderkamertje, om langs den donkeren trap te komen op de straat, waar een natte kou hem om de schouders sloeg. Hij kon 't niet langer aanzien, dat lijden van zijn ongelukkige vrouw, hij kon 't niet meer hooren, dat vragen om brood door zijn kinderen. Voort ging hij, als 't beeld van diepe ellende, van weggezonken moed, vau wan hopige onderwerping. Dan in een breede maar stille straat ge komen, kijkt hij eerst schuchter in 't rond, vliegt dan toe op een helder verlichten bak kerswinkel, de deur stond open, sluipt naar binnen en grijpt naar een groot versch ge bakken brood dat achter een houten hekje lag opgestapeld boven op anderen, op wel dozijnen. Wat er volgde, kon hij zich slecht her inneren, eerst een vrouwengegil van binnen, dan een paar grove bakkersknechts toe schietend, hem, ternauwernood uit den winkel gegaan, vastgrijpend en terugsleurend. Als ik een brood steel dan wordt ik offi cieel een dief genoemd. En dat is ook billijk. Maar als ik stik in de schulden [men vergeve ons 't woord, 'i is de best ver staanbare term] als ik jaren lang leef van een anders geld, terwijl ik nog groote ze kerheid heb, nooit mijne schulden te kunnen betalen Wel, dan kan ik een hoogst fatsoenlijk en geëerd man blijven. En toch goed beschouwd, is er tusschen schulden maken en stelen bitter weinig verschil. Men versta ons nu wel. Creditt is er natuurlijk noodig. Zonder crediet is handel onmogelijk. En ook kan het gebeuren dat iemand tijdelijk in geldverlegenheid is en binnen korten tijd de aangegeven schuld kan vol doen. Maar credict verkeerd toegepast, is de bron vau onnoemelijk veel ellende en ver driet, ja men kan gerust zeggen een maat schappelijk kwaad, een groot gevaar voor ons maatschappelijk leven. Of is het niet dwaas, dat iemand, in een winkel gaande, van alles, soms zeer kost bare dingen, kan krijgen, zonder dat de verkooper ook maar eenigen waarborg heeft, dat de kooper ooit in staat zal zijn te be talen Wanneer gij geld noodig hebt, en gij vroegen, wat zou er weinig overblijven Op de tweede plaats aan wie nog meer de schuld Aan den winkelier zelf voor een zeer groot gedeelte. Hij maakt 't u immers zoo gemakkelijk mogelijk. Hij zal 't wel „opschrijven." Hij verzekert met een vriendelijk lachje „dal het wel in orde zal komen". En zoodoende zijn er bepaald een groot aantal winkeliers, die de menschen verleiden tot schulden maken. Crediet geven of horgen was een blijk van vertrouwen van den winkelier tegenover den klant, van wien hij wist dat hij naar be- hooren zijne rekening zou vereffenen- Dat was vroeger zoo. Maar nu is 't ontaard. Nu is een gevaar, een zeer sterke verzoeking voor de zeer velen, die wel be- geeren te koopen doch er niet toe in staat zijn. Het opent den weg tot allerlei misbrui ken, het bezorgt ontelbare, voortdurende zorg en kwelling. (Men denke eens aan het veel gebruikte woord „geldzorgen", waar komt dit anders dan van 't verkeerd crediet van daan Het brengt tot oplichterij, het ondermijnt hopeloos het gevoel van eerlijkheid. Aan wie de schuld Aan den kooper, zeer zeker, op de eerste plaats. Waarom wacht hij niet, vooral met minder noodzakelijke dingen, tot hij 't geld bijeen heeft om te kunnen koopen. Maar neen, men paait zich zelf met 't voornemen het spoedig te betalen, en men koopt al is het aaizeleud. Dat is de eerste stap. Doch wie eenmaal achterop is, komt zoo gemakkelijk niet weer bij. Dan komt de tweede stap en zoo gaat 't door. Alle overleg en schaamtegevoel gaat verdwijnen en inderdaad loopen er dan ook menschen, die van boven tot onder, van voor tot achter in schulden steken en als op een zelfde oogenblik alle schuldeischers- in plaats van het geld hun goederen terug Lezer, wie komt u schuldiger voor? De man die dat brood stal, gedwongen door den hoogsten nood, en officieel „dief" heet, of de schaamtelooze achuldeumaker, die koopt en blijft koopen, wat hij niet kan betalen In ieder gevallaat elk van ons mede doen, dit euvel te verminderen. Als we winkelier zijn door geen crediet te geven, zeker niet door 't op te dringen aan menschen, voor wie 'l gevaarlijk is. Als wij geen winkelier zijn, door geen crediet te willen, wanneer 't voor ons ge vaarlijk is, maar den winkelier zoo spoedig mogelijk 't zijne te geven. Want tusschen schulden maken en stelen, is bitter weinig verschil. M. C. De Echo van het Zuiden en Courant Waalwyksche, 6) De jonge dames drongen in zijne nabijheid, om hem een welkomstgroet toe te roepen om te hooren wat hij zeide en hij sprak zeer vlug, met van vreugde stralende oogen en een glimlach op da lippen. Hij bedankte en ant woordde iedere vraag, die men hem stelde. Hij schudde de handen, die hem geboden werden hij groette de dames, die hem toeknikten en lette op alles, wat zich in zijne nabijheid be vond. Het was een zeer mooie man met een reuzen gestalte, blond kroeshaar en een sierlijken knevel. Ziju gelaat straalde van vreugde, terwijl er tevens een vleugje trots over verspreid lagde pas behaalde overwinning deed zijn borst zwellen. Eenige heeren, die tot nu toe zich eenigszins achteraf hadden gehouden, naderden hem, ge volgd door een livreibediende, die op een zijden kussen een prachtige lauwerkrans droeg. Ondertusschen landden de overige mededingers. «Heil u Dagobert! Hartelijk geluk, waarde Vrij heer!' klonk het van alle zijden in koor. »U hebt ons den voorrang afgewonnen nu voor uit, daar is de trophee dei overwinning, kom, laat u bekransen 1* De nieuwaangekomenen en de medekampioenen omringden den Vrijheer en voerden hem in triomf de heeren tegemoet, die hem den eere beker en den krans met waardeerende woorden reikten. ,Is er iemand onder de dames, die mij den krans op het hoofd wil zetten?" Met vorschende, onderzoekenden blikken keek de-Vrijheer den kring der dames rond. «Wil zich geene mijner erburmen De krans is toch ontegenzeggelijk voor het hoofd bestemd, of niet?» «Natuurlijk 1 ja 1 zeker!' klonk het schaterlachend in koor. Zij vormden een frisch, vroolijk, dol troepje, deze sportlui. Een b-oep van vijftig Boeren liet Maan dagnacht bij Taaibosch een kolentrein ont sporen. Zij vuurden in de wagens, die vol Kaffers waren en wierpen ze daarna omver. Er waren ook paarden en vier man van de yeomanry in den trein. De wagens schoven in elkander. Twee kaffers en een yeoman werden gedood, de overigen kwamen met kwetsuren vrij. In Transvaal treden de Boeren, in weer wil van de beroemde concentrische colonnes van Kitchener, niet minder stoutmoedig op dan aan de Kaap Het blijkt nu namelijk dat hun aanval op eeu spoortrein bij Klip- rivier, tusschen Vereeniging en Johannesburg, tegen niemand minder dan den Engelschen opperbevelhebber, lord Kitchener, in eigen persoon gericht was. De trein, die daar Het werd een algemeen gegiegel eD een stoo- ten met de ellebogen onder de rij der dames, de schoonste en de voornaamste meisjes werden in de voorste gelederen geschoven en stonden nu daar verlegen den jongen held aan te kijken. Wie van haar zou dezen eeredienst verrichten Dezo vraag drong zich aan alle op. «Kies u er zelf eene uit, daar de dames zich op de beminnenswaardigste wijze bereid hebben verklaard" riep men den Vrijheer van alle zijden toe. Hij kleurde eventjes en antwoordde snel „Hehf medelijden met mij. Die taak gaat mijne krachten te boven. Hoe zou ik dat kunnen? Uit den krans van levende bloemen wang ik niet er eene te kiezen." Hernieuwd gelach weerklonk. «Hij heeft er zich op eene handige wijze uitgered,» duisterde men achter zijne rug. Hij overlegde een oogenblik en, tengevolge van een plotseling besluit, overtoog een glued zijn gelaat. Op eenigen afstand nade -den twee dames, een oude en een jonge, der verzamelde menigte; de laatste in eeD wit costnum met een gouden, schitterend stralenden band in bet haar, was betooverend schoon. Snel g.eep hij den krans en richtte zijne schreden naar de beide dun.es «Red mij, genadige jonkvrouw, uit deze hinderlaag, waarin ik ben gevallen. Schoone onbekende, tooi mij, met verlof uwer mama, het hoofd, met de gewonnen lauweren, ik zal mij deze gunst zoeken waardig te maken, door de trouw van een vasal, onvoorwaardelijke gehoor zaamheid en stille vereering....» zijn lippen lachten, doch zijne oogen namen onwillekeurig een ernstigere uitdrukking aan, toen hij in het lieflijk schoone gelaat van het jonge meisje keek. «Mijnheer, ik weet niet'.... stamelde Manon, die met de rechtersweduwe den weg naar de pier had ingeslagen. «Ik ben de Vrijheer von Stammwanneer Mevrouw uwe moeder het veroorlooft, zal ik de formaliteit van mij voor te stellen morgen nog eens, in frak en witte handschoenen, herhalen." Lachend, doch prikkelend van nieuwsgierig heid, was het geheele gezelschap genaderd. „Een slimme vogel 1 Wie zijn die dames?» klonk het uit den mond der andere sportlui. Mevrouw Brunneck had met één oogopslag het geheele terrein verkend. ,U kunt het zonder aarzelen doen, daar, in den dameskring, zijn alle handen er toe bereid er is slechts sprake van een scherts,» fluisterde zij Manon in. Deze nam den krans uit Stamm's handen, die voor haar in de knie was gezonken, hield hem een oogenblik in de lucht en drukte hem toen zacht op het hoofd van den Vrijheer. Een honderdvoudig bravo deed de lucht da veren. De bekranste overwinnaar der sportclub boog diep voor Manon en de weduwe en ver wijderde zich toen met zijne gezellen Het strandhotel was prachtig gelegen, niet ver van de schuimende zee en omgeven door een, op de wijze van een park aangelegden, zorg vuldig onderhouden tuin, die, door een met klimopranken begroeiden muur, van het strand was afgesloten. Eene heerlijke, zoele zomeravond was op dezen woeligcu dag gevolgd. Alle plaatsen in den tuin waren door badgasten bezet. De zee had zich zacht murmelend ter ru9te gelegd. In de schemering verdwenen de zeilen der visschers- schuiten, die ter nachtelijke vangst uittrokken, uit het gezicht. Slechts hier eD daar flikkerde een schel licht vau de passagiersbooten, die nieuwe bezoekers op het eiland brachten. Een doordringende, schrille toon weerklonk, de laatste stoomboot verliet de pier. Het was acht uur. De rechtersweduwe en Manon waren eerst nu in den tuin gekomen en hadden hun vaste plaatsen, dicht bij het terras, ingenomen. Manon had haar toilet niet gewijzigd, alleen hare glanzende lokken verrieden, dat zij er pas geleden de kam door had laten glijden, toen zij van de lange wandeling, die zij met de oude dame geregeld voor het souper maakte, was teruggekeera. Op eenigen afstand weerklonk muziek een avondgebed werd gespeeld, zooals het sinds jarcu op het eiland het gebruik is; het zachte gesoem der menschenstemmen verstomde bij deze klonken. Het was een oneindig schoon oogenblik. Dicht achter Manon's rug brandde een veel- vlammige gaslantaarn, die een helder licht ver spreidde en zijne stralen een eind ver over de Maandag tot ontsporing werd gebracht, bevatte de bagage van generaal Kitchener en reed eenige minuten voor een anderen trein uit, waarin de opperbevelhebber met zijn staf uit De Aar naar Pretoria terug keerde zondfcr De Wet, dien men had hopen te vangen. De bagagetrein was ge derailleerd en de tweede trein reed argeloos voort, toen op hetzelfde oogenblik een ge pantserde trein van de andere zijde naderde en het kleine detachement Boeren verraste en verjoeg. Het heeft dus een haar gescheeld of Kitchener was door de Boeren gevangen genomen, evenals het in de vorige maand tusschen Pretoria en Middelburg ook weioig heeft gescheeld, of de opperbevelhebber was hun in handen gevallen. Terwijl de Eogelschen de laatste dagen op geen enkel succes kunnen wijzen, hebben de Boeren zich weer met groot succes aan een paar vermetele aanslagen op de spoor wegen gewaagd. We bedoelen die bij I aai- boschfontein, ten oosten vau de Aar, en die op Kitchener's trein, welke laatste nu blijkt te hebben plaats gehad bij Kliprivier, half weg Elandsfonteiu en Vereeniging. De ontsporing van den kolentrein heeft tot een geheele vernieling er van geleid. De wagens schoven door den schok in el konder tclescopeerden, gelijk men het noemt met het gevolg dat een yeoman en twee Kaffers gedood werden, zooals reeds is geseind. De verwoesting was zoo groot dat men 13 uur noodig had, om een ande ren yeoman, een zekeren Sampson, uit de puinhoopen te bevrijden. Verder leden vele inzittenden en een wagen met paarden ernstig door den schok. Bennett Burleigh van de Daily Telegraph voegt er aan toe, dat het buiten twijfel is, dat de Ivaapsche Boeren in den omtrek er alles van geweten hebben, en dat zoowel zij, als de plegers van den aanslag, zoo streng mogelijk moeten worden gestraft. M. a. w. de brandstichtingspoli— tiek behoort ook in de Kaapkolonie te wor den ingewijd. Dat is zeker de rechte ma nier 1 Wat Kitchener's trein betreft, weten we nu, dat de opperbevelhebber niet in ambu lance-treinen reist, waarvan velen hem ver dachten, tenminste ditmaal niet, maar dat hij zijn bezoek aan de Aar iu een gedeel telijk gepantserdeu trein bracht. Centra News deelt mede, dat de aanslag door de Boeren zorgvuldig was voorbereid; het blijft echter de vraag of zij geweten hebben dat Kitchener volgde in eeu trein achter den vernielden. De ontspoorde goederentrein met de bagage van den opperbevelhebber verloor vier wagens, die totaal verbrijzeld werden, terwijl de machinist werd gedood door het ontploffen van den ketel der loco motief, hetgeen het vermoeden wettigt, dat van deze ook niet veel is overgebleven. De gepantserde wagens van Kitchener's zee uitgooit. De laatste passagicr6boot van net vasteland was in het gezicht. Deze waren de weduwe en Manon gewoon af te wochten, voordat zij hare kamers opzochten. Het oog van de oude dame rustte met stille bewondering op Manon, die er in haar wit kleed, met de rijke zijden ejorp en met den gouden band in de weelderige lokken, verwonderlijk schoon uitzag. De meeste aanwezigen moesten wel dezelfde meening zijn toegedaan want zij konden zich niet genoeg verzadigen met naar de slanke, witte gestalte te zien, die zich hedeD voor het eerst in het publiek vertoonde. Manon bespeurdo daarvan niets. Zij zat, als gewoonlijk, met het gelaat van de zee afgewend, terwijl zij de anderen den rug toekeerde; hare gedachten hielden zich bezig met den jongen Vrijheer; hij was do zoon van den man, die haar de' middelen had verschaft hier le ver toeven en de rol te spelen, die zij, eenige maanden geleden, in de residentie was begonnen. Met inspanning wiegde zij de waarrchuwende stem van haar geweten in slaap wie had het recht, of er belang bij, naar Manon Hitter te vragen? Wie ging het aan, dat zij hoogere en meer beschaafde kringen was binnengedrongen? En was het, op den keper beschouwd, mei precies hetzelfde ol Manon Hitler of baronnes Karger hier zat? Beide waren aan de maatschap pij onbekend zij won of verloor er niets door. Zelfs wanneer haar geheim werd uitgebazuind, wie 'zou het dan nog het arme meisje kwalijk r,emen, dat zij, na een hard slavenleven, eenige blijde dagen, volmaakt onafhankelijk, wilde ge nieten? Zulke en dergelijke gedachten waren het, waarmede zich op dit oogenblik Manon's geest bezig hield. «Een verrukkelijke avond", met deze woorden verbrak de rechtersweduwe het stilzwijgen. «Als u eens wist, hoezeer ik gedurende deze genotvolle dagen geniet I' «Vermoedelijk komen er nog veel meer zulke dager, en nog veel schoonere, lief kind. Wat verschilt de natuur van den een toch met die van den ander. Toen ik zoo jong was als u, was in ij de schoone natuur niet alleen vol doende, ik verlangde veel meer var. het leven. Mijne dochter Leokadië had veel van u zij is tien jaar verloofd geweest en heeft dezen langeu verlovingstijd met eindeloos geduld gedragen zij wa9 opgeruimd en vroolijk en ik heb er mij in stilte over verwonderd, dat ieraund met zoo weinig tevreden kon zijn. Maar Leokadië had tenminste een gouden prijs in het vooruitzicht en dien heeft zij, door dupper vol te houden, gewonnen. Zij is, den hemel zij dank, zeer gelukkig.' «Dus uwe dochter is getrouwd „Ja, met een opperhoutvester.' «En mijnheer uw zoon vroeg de baronnes verder. „Die is rijksadvocaat in N.... Misschien kent u die schoone stad in den Harz ^Neen ik ben er totaal vreemd.' «Ach, ik vergeet telkens dat u uit Oostenrijk komt.' «En woont u bij Mevrouw uwe dochter?» «Neen, bij mijn zoon, die ongehuwd is; doch Leokadië woont slechts een paar uren van ons af en wij bezoeken elkaar zeer dikwijls.' «O, dan ontbreekt er ook niets meer aan uw geluk, Mevrouw 1* «Zeker niet, en toch...' ,En tooh „Zou ik mijn zoon gelukkiger wenschen te zien.... een vreeselijk bedrog heeft zijn jeugd verwoest en zijn verstand beneveld.,.. Er is een tijd geweest, waarin zijne kracht tengevolge van den geweldigen druk van zijn ongeluk, dreigde te verlammen, Als ik nog daaraan terugdenk, wordt het mij wee om het harte 1 Dat waren moeilijke, droevige uren voor mijn Raimond waren zij verschrikkelijk. En als wij nagaan, dat het leugen en bedrog zijn geweest, die zijn levenslust ondermijnden, dan moeten wij terecht rillen voor de verschrikkelijke verantwoording, die een mensch daardoor op zijne schouders heeft geladen.» De weduwe zweeg, door haar gevoel overstelpt. «Het is zeker trouwloosheid, eene ongelukkige liefde, die hem heeft getroffen beweerde Ma non oogenblikkelijk. 3 „Neen, het was geene vrouw; dc liefde heelt nooit den weg tot zijn hart gevonden, het iets veel ergers geweest een schurk van een man draagt de schuld. Beide zwegen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1