Nummer 18. Zondag 3 Maart 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Hand©l9 Industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad 1 a m i i THEE - M0S0P0L de beste. De Zeid-Maansche oorlog. Op den Drempel van het Paradijs, AN TOON TIELEI, Theod. WESSELS, Levensverzekering. Uitgever Dit nummer bestaat uit twee bladen. WAALWIJK. FEUJLLETOJS\ L^EBaBffi^affiSBEEESSBSBSiÈBi e Echo van het Zuiden Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavon d. Abonnementsprijs per 3 maanden t 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advkrtentiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote- letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3iuaal ter plaatsing opgegevon, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel LIJST van onbekende brieven, verzonden gedurende de 2e helft der maand Fe— bruati. W. DE JONG, Iloutenisse. Verkrijgbaar bij den Heer Behalve de drie winstbronnen in ons vorig opstel behandeld Opleg, Voordeelige sterfte en Rente, hebben wij nog een vierde bron, die der royementen. Terwijl eerstgenoemde bronnen aangelegd zijn door de bestuurders en baar oorsprong vinden in de fundamenten der verzekering, haar invloed op alle contracten gelijkelijk uitoefenende, vindt deze bron baar ontstaan in eene actie uitgaande van de verzekerden, namelijk in bet feit, dat tal van contracten door de houders vrijwillig of gedwongen binnentijds opgezegd worden. Of iemand, voornemens zich slechts tij delijk te verzekeren, beter doet eene tijdelijke dan een levenslange polis te nemen zullen wij later zien, maar dat het verschil in premiebetaling groot moet zijn of bijv. een 40-jarige eene polis neemt voor het leven of slechts voor een korten tijd springt een ieder in bet oog. Immers iemand kan jong sterven maar regel is, dat een gezond mensch van 40 jaren nog een heelen tijd meegaat, zoodat bij contracten van niet langer dan 20 jaar op leeftijden beneden de 40 jaar de grootste kans is, dat de Maatschappij niet zal be hoeven te betalen terwijl bij levenslange verzekering uitkecring volgen moet. In bet volgend overzicht van (netto) jaarpremiën komt bet verschil duidelijk uit Oud Levenslang 20 J. 15 J. 10. J. 20 j. 1.56 f 0.95 f 0.93 f 0.93. 30 j. 1.99 1.16 1.07 0.99. 40 j. 2.76 1.77 1.59 1.44. Trouwens weten wij, dat als men eene polis voor bet gansche leven neemt, men langen tijd meer betaalt dan de sterfte vordert, dat de maatschappij dat meerdere reserveert, dat zij voor ons als bet ware een spaarpot in beheer heetl. Bij tijdelijke verzekeringen als bovenbe doeld en zoo zijn de meeste tijdelijke contracten beeft die spaarpot minder te beteekenen. Daarbij wordt jaarlijks weinig meer dan bet loopend risico betaald gelijk dat bij brandverzekering bet geval is. Wij wrten ook dat als men na verloop van tijd de verzekering opzegt de spaarpot (reserve) niet geheel verloren is. De Maatschappij geeft gewoonlijk na een minstens driejarig bestaan der polisdaarvan een gedeelte terug onder den naam van afkoop waarde en wel bet grootste maar in elk geval blijft een aardig deel in handen der Maatschappij en zoo vormt de atkoop eene bron van winst, die echter goed be schouwd voor de Maatschappij niets aau trekkelijks heeft, baar dikwijls vele onaan genaamheden berokkent, ontevredenheid veroorzaakt en wellicht antipathie \oor Levensverzekering kweekt. De winst is ook slechts betrekkelijk en kan aldus begrepen worden De Maat schappij stelt zich geheel of gedeeltelijk schadeloos voor bet gemis der voordellen, die bet contract volgende jaren zou opge leverd hebben. Die voordeelen vallen dan samen in bet jaar van afkoop, begunstigen de winstreke ning van dat jaar ten nadeele van volgende jaren. Zoolang dus eene Maatschappij van de reserve niet meer inhoudt dan wat geacht wordt als schadeloosstelling te strekken leveren royementen eigenlijk geen aparte brou van winst op doch wordt daarbij slechts de bedreigde opleg in bescherming genomen. En in slechts weinige gevallen zal afkoop absoluut winst geven, in den regel zelts zal de schadeloosstelling slechts eene ge deeltelijke zijn omdat de royementen vooral voorkomen onder polissen van te korten duur om de toekomstige winst op de re serve te verbalen. liet zou ook wel wat ver gaan om als een contract na eenige jaren loopens opge zegd werd, de winst, die men bij een nor maal verloop zich voorgesteld had te willen réaliseeren. Dit is dan ook de bedoeling niet al zou de toepassing van de bestaande voorwaarden van afkoop voor polissen, die lang geloopen hebben nog tot grooter onbillijkheden voeren. De beteckenis van afkoop voor de Maat schappij spiegelt zich ook at in de volgende beschouwing lo. De staking van bet contract van iemand, die verzekerd is bij overlijden, is voor de maatschappij bet voordeeligst als het contract zeer lang bestaan beeft en de staking plaats beeft kort voor het over lijden. 2o. De staking is voordeelig doch in minder mate als bet contract wel lang bestaan heeft doch de uitgetreden verzekerde nog lang leeft. 3o. De staking zal het schadelijkst zijn als de verzekerde uittreedt kort na de deel neming en bij zeer oud wordt. Zij is in dit geval schadelijk direct en indirect. Di rect ofndat het afsluiten der verzekering de maatschappij geld gekost heeft aan aan brengpremie, geneeskundig onderzoek enz., indirect omdat verloren g.iat de winst, die van dezen post verwacht werd. •lo. Staking is voor de maatschappij niet wenscbelijk, zij beeft belang bij een normaal verloop der contracten, opdat deze beantwoorden aan bet goede doel waarmede zij werden aangevangen, welks bereiking haar bet meest tot aanbeveling zal strekken terwijl zij ook financieel daarbij bet best zal varen. Laat men daar de teleurstelling voor eene Maatschappij aan royementen verbonden, stelt men tegencver gepresteerde diensten, (in casu geloopen risico), gemaakte kosten en administratie de genoten premiën en de reserve-inhouding; vergelijkt men wat de verzekering gekost beeft en wat mener voor ontvangen beeft, dan kan men van royementen veilig spreken als van eene bron van niet te versmaden winst ook al beeft de Maatschappij alle recht om de bron zelve wel te versmaden. De winst, voortspruitende uit den opleg, is eene natuurlijke, gevolg van voordeelig beheer, de winst uit voordeelige sterfte wordt genoten in blijheid, de maatschappij juicht in bet welvaren barer verzekerden en deze juichen mede, immers de verzeker de hecht aan bet leven en misschien meer nog dan de onverzekerde, want dat bij zich verzekerde bewijst wellicht, dat hij daaraan door kostbare banden gebonden is. Ook de rentebrou mag vrij vloeien, de verzekerde zal roemen in een voorspoed zijner Maat schappij, waarbij bij minstens geen kwaad kan. Geheel anders met de royementbron. De winst, die daaruit ontspringt is de schade, bet verlies der uitgetredenen. Door afkoop komt de maatschappij hierin te gemoet De schade geheel wegnemen kan zij niet. CORNS. OOMENS. 8) „En u blijft gedurende den tocht bij ons, niet waar?* viel de vrouw van den raadsheer haren man in de rede. De aan beide zijden vastgeklampte, keek on geduldig in het rond. .Mijn boot is inderdaad te klein, maar ik dacht dat de «Victoria* zich er het best toe leende een massa personen op te nemen en, omdat ik veronderstelde dat u met de familie van den gezondheidsraad Leohhart te zamen wildet blijven, ben ik zoo vrij geweest, die boot voor u te reserveeren 1" .Heerlijk I Hemelsch 1* klonk het uit den mond van de drie dochters. Met een „Tot ziens gelukkige vaart I* wilde Stamm zich haastig uit de voeten maken. .llalt wat, joDge vriend en waar blijft u dan ,Ik volg in mijn eigen boot". ,Ach toe, xou u niet bij ons willen blijven, we hadden ons daarop al zoo gespitst, ul was het alleen maar ter wille van mama, die zoo angstig op het water is/ smeekten de drie meisjes. „Het spijt mij zeer ik ben ontroostbaar, ik heb, helaas, geen tijd meer!" De rest zijner woorden ging verloren in het gejoel der feest- genooten. In het volgende oogenblik was de rijheer bij de bootslui, aan wie hij zijn hevelen uit deelde. „Wat. had hij toch foei, hoe weinig galant/ klonk het hem achterna. «Pa komt u toch, wij willen instappen.* «Het is toch een knappe man/ deed Emmy hooren, terwijl zij met hare zusters opliep. Een schril gefluit en het luiden van een klok, gaven het teeken om in te stappen. «De „Victoria" is zeer solide gebouwd, wees u maar niet hang,* zeide de Vrijheer glimlachend tot de vrouw van den raadsheer, die, met behulp van hem en haren man, aan dek van het vaartuig was gelootst. „Ik verlaat mij volkomen op u.* Hij boog en hielp toen de jonge dames bij het instappen. Daarbij keek hij met argusoogen het strand langs, alsot hij op iets wachtte. De drukte was nog toegenomen het was een bont gewoel door elkander! Enkele booten stieten langzaam van wal en gingen in het ruime sop, waarop zij vroolijk dansten. Slechts nog enkele, en daaronder het sierlijke ranke vaartuigje van den Vrijheer, wachtten op de passagiers. Eensklaps vloog Stamm langs de pier. Barones Karger naderde met de weduwe Brunneck de landingsplaats. Emmy van Huüer had nauwkeurig opgelet wat da Vrijheer, die overal zoo hulpvaardig w*s opgetreden, voor zichzdven in petto had gehou den en, toen zij zog dat het Manon wus, die hij tegemoet snelde, krulde een spotachtige glim lach hare lippen. .Had ik het niet gedacht de juflrOuw, die hem gisteren bekranst heeft. Kijk, Martha, zij draagt weer hetzelfde witte, geborduurde kleed, met de turksche sjerp I Ik wil wedden, dat er nooit een vlekje iu zit. Sedert veertien dagen heb ik haur nooit anders gezien, dan in die Oostenrijksche dracht; zij kleedt zich alleen maar in het wit, met den gouden band in hel haar, een buitengewoon goedkoop toilet.* „Maar het kleedt haar uitstekend en de heeren houden haar, zonder uitzondering, voor een volmaakte schoonheid/ zeide Maitha, zonder afgunst. «Dot is zij ongetwijfeld,* bevestigde Hei mine. „De Vrijheer schijnt mij dezelfde meeuing toegedaan te zijn want, kijk eer.s, hij gaat bijna voor hnar knielen 't is te zotl- Emmy zweeg en balde haar kleine hand tot een vuist en zond een woedenden blik naar de kleine groep, die juist aanstalten maakte om in het bootje te stappen. De booten vlogen reeds geruimen tijd wiege lend over de donkergroenen golven en hier en daar weerklonken zingende 6temmon of een krachtig halloo-geroep. „Ik ben blij. dot ik mij tot den watertocht liet overhalen merkte de rechtersweduwe, die met den Vrijheer in een levendig gesprek was In langen tijd heeft er niet zulk een hopelooze verwarring aangaande den toe stand in Zuid—Afrika beslaan als de laatste week. Niet alleen de onvolledigheid der oorlogstelcgramraen belette het vormen van een opinie, die althans eenigen waarborg van juistheid bood, tnaar de volkomen te genspraak van bijua gelijktijdig verzonden telegrammen maakte het geheel onmogelijk ten slotte zelfs nog maar te gissen hoe de toestand was. Wat de verklaring van deze omstandigheid moge geweest zijn? Ons dunkt niets anders dan een poging tot „bewerking" van het Engelsche Parlement en de Londensche Beurs. In het Parlement moest een adres van antwoord worden aan genomen zonder lastige amendementen (hetgeen dan ook schitterend gelukt is met 297 legen 78 stemmen, terwijl de coöpe ratieve inspanning van Kitchener en de oorlogscorrespondenten verder tot gevolg heeft gehad dat Dillon's amendement, afkeuring uitdrukkende over de brand— stichtingspolitiek in Zuid-Afrika, is gevallen met 2439L stemmen). In zooverre is dus het effect van de Wet's vernietiging, Botha's reusachtige verliezen en zijn overgave volkomen geweest. Het Parlement was gewikkeld, op. „En ik prijs mij zeer gelukkig, dat ik er in heb mogen slagen u aan uwe eenzaamheid te ontrukken. Misschien zal ik kans zien u inden loop van den dag eenige aangename uren te bezorgen alles is tenminste iu het werk gesteld, om het gezelschap te vcrras6cn en op te yroo lijken. Het middageten in het bosch te gebruiken zal iets bijzonders zijn en muziek, spel en dans, besloten door een schitterend vuurwerk, zijn aangename dingen.' ,U bent dus eigenlijk de ontwerper van het feest?" «Toch niet, mevrouw, maar ik ben reedsjaren lid van de club, waarvan dit feest uitgaat. Ik ben altijd een groot liefhebber van de water sport geweest, ja, ik geloof zelfs, dat het't beste met mijne neigingen zou overeenstemmen, mijn bestaan op het water te zoeken, doch ik ben eenigste zoon en draag de verplichting den naam der familie hoog te houden." „Hebt u dan in 't geheel geen broers of zusters?" «Welzeker, twee zusters/ liet oog van den Vrijheer bleef, zoo dikwijls als hij dit ongemerkt meende te kunnen doen, op Manon's gcluat en gestalte rusten. Er lag zulk een kalme rust over haar gelaat verspreid, zij zag er zoo idealistisch schoon uit, io haar rijk geborduurd, wil kleed, dat zijn verstand er hall en half door beneveld werd. Zijn hart- begon harder en sneller te kloppen, het bloed joeg onstuimig door zijn zijt stil geworden, baronesse?' Met deze woorden deed Mevrouw Brunneck het meisje uit haar diep gepeins ontwaken. „Vervult u het schoone heerlijke golvenspel en ons zacht voortglijden niet met vreugde?" Manon's bruine oogen ontmoetten, toen zij opkeek, die van den Vrijheer, die zich, vol spanning; had voorovergebogen. „Ik ben u zeer dankbaar voor dit uitstapje. ÏJ Mevrouw, weet dat ik niet veeleischend ben en' welk genot mij elke afwisseling verschaft. W09 ik te stil naar uw zin?" Deze laatste vraag had zij tot Stamm gericht cn het duurde eenige oogenblikken voor hij antwoordde, ,U was in gedachten verdiept en dan stoor ik iemand niet gaarne." tevreden. Gratis kreeg het er nog bij „geruchten" van de la Rey's gevangenne ming en Fourie's aanstaande overgave. Intusschen is bet groote publiek dat geen Randaandeelen bezit of belang heeft bij het adres van antwoord weinig gediend met deze goochelarij met oorlogstelegraramen, die met het bericht van Botha's overgave en de Wet's zwempartij over de Oranjeri vier haar hoogste punt bereikt schijnt te hebben. De Engelsche bladen begonnen gisteren reeds te erkennen, dat de Wet „weer" ontsnapt is, en de bewering van de Daily Chronicle als zoude Botha zich reeds overgegeven hebben is vrijwel onop gemerkt voorbij gegaan. De terugslag doet zich thans al sterker gevoelen en 't allereerst blijkt uit de laatste telegrammen, die ons uit de jongste Afrikaansche duisternis moeten helpen, dat „het daghet in 'toosten" immers over den toestand in z.-o. Trans vaal gaat voor 't oogenblik het meeste licht op. Vast staat nu, dat generaal De Wet en president Steyn nog altijd in Kaapkolonie zijn en dat zij zich voor het oogenblik buiten gevaar bevinden, liet laatst is De Wet gezien met een strijdmacht van 500 a 800 man, trekkende in zuidelijke richting naar Petrusville. De verstrooide detache menten van zijn commando, waarmede hij de Oranjerivier vóór een paar weken over trok, volgen hem op den voet, terwijl ook het commando van Hertzog hem achterna trekt. Waarschijnlijk neemt Hertzog op dezen tocht de verstrooide Boerenafdeelin- gen op en het heet zelfs, dat een deel van Hertzog's troepenmacht er reeds in geslaagd is zich onder De Wet's bevel te scharen. Negen Engelsche colonnes zijn nu bezig De Wet achterna te zetten. Dat de Vrijstaatsche generaal innerdaad ontkomen is uit de val, welke men hem had gezet, blijkt onweerlegbaar uit het vol gen.ie telegram uit Engelsche bron uit De Aar „Volgens uit Aliwalnoord ontvangen be richten is de poging van De Wet, om in de Kolonie door te dringen, mislukt. Het is waar, dat de generaal, begunstigd door zij tl gave van alomtegenwoordigheid, niet gevangen is genomen, want de dringende noodzakelijkheid om hem uit de Kolonie te verjagen heeft verhinderd, dat er maatrege len genomen konden worden, om te trach ten hem te omsingelen. De Engelsche co lonnes hebben ontzaglijke afstanden afgelegd. «Mijnheer de Vrijheer, u zult mij, evenals Mevrouw Brunneck zoo dikwijls doet, moeten verontschuldigen, wanneer ik, door verstrooid heid, soms minder gezellig ben ik kan er zelve vaak niets tegen doenwilt u weten waaraan ik daar juist dacht, toen ik in de on- dergrondsche, ijzingwekkende diepten, beneden ons, staarde „Maar, lief kind, wie kijkt ook daarin? Kijk liever naar boven naar den helderen, lichtblau- wen hemel of naar het bonte, levendige gezel schap aan onze zijde een vroohjkc zeeheld bombardeert u reeds geruimen tijd en nog wel met de schoonste bloemen, 't Is jammer, de rozen vallen allen iu het water. Wilt u er niet een paar opvisschen Manon bukte zich, om een tuk te grijpen, maar de Vrijheer was haar voor; hunne handen ontmoetten elkaar in het water. Zij r.aro do zoetgeurendo, natte rozen uit zijn hand aan en reikte die aan de weduwe. Toen zij naar den geheimzinnige schenker omkeek, greep de Vrij heer nog eens in het water en legde eeri siorlijk tuiltje viooltjes op haren schoot. „Zij komen van assessor Buchhall, een speciale vriend van mij/ verklaarde hij aan de dames, terwijl hij met de hand naar een kleine boot groette, uit welke eenige heeren, zingend en jubelend, de buren op een bloemenregen ver- k^Ik^ vind het heel vriendelijk van den assessor, ik ben dol op bloemen.' „Dat wil ik gaarne gelooven. Maar u wilde ons vertellen, waaraan u zooeven dacht. Mag ik het weten Zij knikte ernstig met het hoofd. «Ik dacht aan eer. klein gedicht, 't Is toch merkwaardig, dat ik daaraan altijd moet denken, zoo dikwijls als ik de zee zie. Wilt u liet hooren?' .Neem u in acht. Vrijheer, barones Karger heeft een eigenaardige manier om gedichten te reciteeren, u raakt het heimwee niet meer kwijt/ schertste do oude dame. „En tocli heb ik het zelden gedaan, voor u slechts eens en anders nog nooit in mijne geheele leven,* verzekerde Manon, eveneens lachend. ,Als het u werkelijk mocht gelukken mijn hart met heimwee te vervuilen, hoe dankbaar zou ik, doch vooral mijn vader, die zich altijd over mijn lust tot trekken beklaagt, u zijn ik ben zelden te huis, klinkt u dat niet vreemd „Zeker doet het dat.... ik kan mij werkelijk niets schooners denken, dan eigen tehuis te hebben, al was het ook nog zoo klein en nede rig. Hoe verukkelijk moet dat zijn I* „Hebt u dan geen eigen te huis?' vroeg de rechtersweduwe verwonderd. „Neen, Mevrouw wat men een tehuis noemt, bezit ik niet; ik was nog zeer jong, toen ik wees werd en vreemden zorgden voor mijne op voeding. Ook mijne geboorteplaats heb ik ver laten, om er nooit weer terug te keeren.» „Maar u hebt toch familiebetrekkingen, ba ronesse Voor zoover mij bekend is, bestuat er eene adelijke familie Karger in Silczië of in het Noorden; precies herinner ik het mij niet/ zeide de Vrijheer. „De barones komt uit Oostenrijk," betoogde de weduwe. .Juist, daar moet ook nog een tak van de Kargers bestaan.' „Manon was eenigszins bleek geworden. „Ik ben het liefst geheel onafhankelijk en in het geheel niet familiezwak.' Misschien rust op h toch wel de plicht u te begeven in den schoot der familie, wier naam gij drangt. Een jong, onbeschermd meisje is altijd aan den laster van booze tongen bloot gesteld.' „Ik tel reeds meer dan vier en twintig jaren en ben reeds lang meerderjarig.' Manon haalde met moeite adem. „Ik bedoel: het zou niet meer dan plicht van de familie geweest, zijn zich het lot van de jonge wees aan te trekken, in plaats van haar onder de hoede van vreemden te laten. Ik kan het der jonge barones niet euvel duiden, dat zij niet dan met weerzin de eerste stap ter verzoening zou doen de groote vraag is maar, of liet de naaste bloedverwanten harer ouders zijn." be weerde Von Stamm. „Geen naaste,* zeide Manon. „Ook van moederzijde niet?' (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1