Nummer 21.
Donderdag 14 Maart 1901.
24e Jaargang
I
Toegewijd eau iiaodelg industrie en Gemeentebelangen.
p den Oiempel van liet Paradijs,
De Zuid-Afrikaansche oorlog.
AMTOOH TIELE
Uitgever:
Bekendmaking.
philisalpeter op gazons en
grasvelden.
FEUILLETON.
ATJEH.
t «Jffiissffiu-L^xaafias
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALÏIJ K.
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden finaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
Wat zijn de eischen, waaraan gazons,
fas velden en grasperken moeten voldoen
iet gras moet dik staan en de kleur moet
roen zijn en gedurende den geheelen zomer
■oen blijven. Voldoen de grasvelden altijd
ui deze eischen In de meeste gevallen
iet. In 't voorjaar is het gras gewoonlijk
roen en zijn de velden gevuld, doch ge
urende den zomer, begint het gras geel
a dun te worden. Wat is daarvan de
arzaak De grasvelden krijgen gewoonlijk
een ander voedsel dan water. En zij heb-
en meer noodig. I)e eigenaardig donker-
roene kleur van het gras kan alleen ver
regen worden door de ecu of andere stik-
.ofbemesting. Nu is de gemakkelijkste eu
etrekkelijk goedkoopste bemesting die met
ChilisalpeterDoor Chilisalpeter krijgt men
en sierlijk, dicht en weelderig donkergroen
rasperk. In Maart begint men, om dit
isuïtaat te verkrijgen, met al het grasveld
ngeveer 1U gram Chilisalpeter per vier-
anten meter te geven.
Telkens nadat het gras gesneden is, her-
ale men deze bemesting en men zal zien,
at door deze wijze van doen het grasveld
en ganschen zomer in zeer goeden staat
lijft. Hoe moet men de Chilisalpeter aan
et grasveld geven De Chili moet zeer
ïlijkmatig worden uitgestrooid. Doch,
tar het schadelijk zou kunnen zijn als het
De wijze van doen, boven aangegeven,
komt trouwens geheel en al overeen met
de nieuwste wijze van bemesting op de weide
en het hooiveld. Alhoewel nog niet alge
meen doorgedrongen, zoo begint toch ook
de bemesting der weiden en hooivelden met
Chilisalpeter onder de vooruitstrevende land
bouwers hoe langer hoe meer veld te win
nen. Men begint in te zien, dat een vol
ledige bemesting van de weide noodzakelijk
is en Chilisalpeter onontbeerlijk is, als men
liet gras de noodige voedzaamheid en kracht
wenscht te geven. Niet alleen veel gras,
maar veel en voedzaam gras is tegenwoor
dig de leus van den veehouder.
De Echo van het Zuiden
Conrant,
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
lekend
dat hij ter secretarie van de gemeente gedu-
ende dertig dagen 'ter inzage van de belang-
ebbenden heeft nedergelegd eene opgave van
itkomsten (c) bedoeld in de artt. 15, 23 en 43
er wet; dat van die nederlegeing afkondiging
I gsdaan den 10 de Maart 1001.
De verzoekschriften om hermeting of herschut-
:ng ten koste van ongelijk, die om vernie
ling van schattingen, welke geacht worden
strijd met de wet te zijn verricht-, de
ezwaarschriften tegen ambtshalve verbeteringen
m misstellingen in de belastbare opbrengst
i van onjuiste metingen en berekeningen, zoo
iede de bezwaarschriften omtrent de onderwer-
en, bedoeld in art. 43 der wet, behooren 1 ui—
ens de artt. 16 no. 1, 19 no. 2, 23 derde lid en
1 bij Gedeputeerde Staten dezer provincie te
orden ingediend, binnen dertig dagen
oden dag der voormelde afkon-
i g i n g.
Waalwijk den 10 den Maart 1901.
De Burgemeester voornoemd,
K. D. VAN DER SCF1UEREN.
10)
Een oogenblik stond zij besluiteloos, daarna
>og zij zich tot don geknielde voorover en
uisterde dicht aan zijn oor: Op den drempel
in het Paradijs.»
„Ju dank, duizendmaal dank, het is de
aarheid.Zijne oogen schoten vreugdevonken
i zijn rechterhand vatte Manons har.d. „Maar
lar luidt reeds de etensbel, wij missen toch
dit eiland geen enkel gerief! Aantreden
leren, geleidt de dames aan tafel I Barones
arger, mag ik u mijn arm aanbieden Asses-
•r Buchhall, u wilt zeker wel zoo goed zijn
eviouw Brunneck aan tafel te geleiden?'-'
Een heerlijk middagmaal. Het ging er dan
ik zeer vroolijk toe, de zetels waren wel is
uar een beetje primitief, zij bestonden uit
lomstammen, doch het zat daarop toch altijd
)g gemakkelijker dan op het gras.
De kok had zijn beste beentje voortgezet en
frissche zeelucht deed alles dubbel heerlijk
aaken. De wijnbowle was uitstekend raads-
ïer van liuber herhaalde dit telkens weer, en
j was een echte kenner. Toasten wisselden
mot korte, luimige tafelgesprekkenalle
inwozigen gaven zich in do vrije natuur aan
in ongebondene en bijna uitgelatene vroolijk-
iid over. Alle formaliteiten werden terzijde
isteld, ieder amuseerde zich naar hartelust en
roeg, voor zoover in zijn vermogen was, bij
4 de algemeene vroolijkheid. Ook mevrouw
runneck was vroolijk en spraakzaam geworden
schertste met haren jongen tafelbuur zoo
lierhoudend en amusant, dat deze spoedig
rgat, hoe ongaarne hij den plicht had vervuld
a de oude dame naar tafel te geleiden. Zij
'de hem, door geestige opmerkingen en ge-
lide scherts, rijkelijk schadeloos. Hij lachte,
de tranen hem over de wangen rolden en,
heel spoedig, mengden de naaste tafelgenootcn
salpeter op vochtig gras blijft hangen, moet
men des middags, als de grond droog is,
de mest uitstrooien. Des ochtends is het
gras door den dauw gewoonlijk vochtig.
Na het uitstrooien van liet salpeter begiele
men liet gras overvloedig. Deue wijae van
doen is de beste eu ik zal dus maar geen
andere aangeven. De bemesting met Chi
lisalpeter, zooals ik die heb aangegeven
en die zeer weinig geld kost, dient overal
gevolgd te worden. Misschien zal het voor
sommigen een bezwaar zijn, dat liet gras
wat sneller groeit en dus wat vaker moet
geschoren worden. Doch is dat wel een
bezwaar De opbrengst van het gras
weegt toch zeker wel op tegen de kosten
van het knippen.
Piiju Keubee.
l)e co! respondent van de J.-B. schrijft,
onder dagteckening vau 1 Februari uit Ko
taradja, over de eerste inneming van Paja
ReubcC (/.ooals men weet, is deze verstel king
de vurige week dooi den vijand herbezet,
maar andermaal door onze troepen genomen)
„In Pedir werd weer eens een goeden slag
geslagen met de inname der versteikingen
in de Paja (d. i. moeras) ReubeC gelegen.
Ziehier de bijzonderheden er van.
„Reeds dikwijls hadden de patrouilles in
deze streken bij de vervolging van den vij
and moeten ondervinden, dat hij plotseling
verdween en in den laalsten tijd had men
ditzelfde ondervonden met benden van 30 a
40 geweerdragenden. Tot nog toe dacht
men steeds dat de bij dit moeras gelegen
kampong Hago de schuilplaats dezer lieden
was, die onder meer ook steeds op deu
trein schoten. Eindelijk vernam men dat
zulks minder juist was enkele doorzoe—
kingen van Hago leverden niet veel op
en dat de ware schuilplaats in het moeras
zelf moest gelegen zijn, waarheen de bendeu
zich overdag terugtrokken, om zich daaren-
zich in hun gesprek, om mede te kunnen pro-
fiieereri.
Toen het gezelschap van tafel opstond, om
naur het terrein terug te keeren, waar het af
gebroken spel zou worden vervolgd, bleef Buch
hall standvastig aan de zijde van de weduwe,
die hij naur een, reeds vroeger door hem uit
gezocht, lommerrijk plekje voerde. Tot zijn
grooten spijt, was de raadsheer met zijne echt-
genoote naar hem toegekomen en had de dames
uan elkander voorgesteld. Üok Euimy, die aan
tafel reeds elke gelegenheid had te baat geno
men, om zijne opmerkzaamheid te trekken, was
hen gevolgd. Nadat hij lmd ingezien, dal de
beminnenswaardige dame in den eersten lijd
ongenaakbaar voor hem zou zijn, gaf hij zich,
met een diepen zucht, aan de kleine Emiuy
over, die hem, zonder plichtplegingen, nuur de
speelplaats terugvoerde, waar zich iulusschen
het jonge volkje had opgesteld en op de voort
zetting van het spei waclute.
„Het was afschuwelijk van don Vrijheer, dat
hij ons allen afviel, terwille van die dorume ba
ronesse, die tocli eerst te voornaam was om aan
liet spel mede ledoen. En ten slotte preste hij
u nog als galant voor de oude rechters vrouw',
mopperde Emmy, met toornig geluut.
„Mejuffrouw, ik verzeker u, dat mevrouw
Brunneck een allerliefst, zeer onderhoudende
dame is, die, hoewel eenigszins van de stijve,
oude school, haar gezelschap teu volle waard
is. Niet licht zal ik mij in mijn leven voor de
tweede maal zoo amusceren, als heden aan tafel
en ik koester het voornemen mij straks nog
lauger aan de waardige dame te wijden.
„Werkelijk Bind u dan eerst vadermoorders
om de ooien en neem de snuifdoos in de hand.
Zoo'n smaak verbijstering is merkwaardig
spotte juffrouw liuber toornig. „Eerst barones
„kruidje-roo;-mij-niet* met huren twijfelachtige»
adel, voor wie de Vrijheer zoete broodjes bakt
en knievallen doet en nu komt u nog als het
vijfde rad aan de wagen. Houd u toch goed
aan de staart van de komeet vast, opdat u er
iets vun kunt bemachtigen, ik bedoel, die oude...''
„Mejuffrouw van Huber, ik verzoek u1» De
a.sse80r was gloeiend rood geworden. „Wat
geeft u het recht cm zoo te spreken. Zijn de
de Vrijheer en ik niet volmuakt vrij in ons
doen eu laten? Daarenboven wil ik u ernstig
tegen in enkele omliggende kampongs op ie
houden.
Volgens gidsen zouden drie voetpaden
naar die paja leiden. Er werden drie pa
trouilles uitgezonden een naar elk der twee
genoemde ingangen aan de Oostzijde der
paja, de deide patiouille naar liet voe'pad
nabij kampong Hago, aan de westzijde.
Deze patrouilles zouden in hinderlaag gaan
liggen om de, met het ainbreken fan den
morgen komende djahats op te vangen, voor
welk doel nog drie brigades maréchaussées
naar hel heuvelpad trokken, om vandaar uit
den viiand op te jagen in de richting van
het moeras.
eDe twee eerstgenoemde patrouilles kre-
gtn, terwijl zij bij het aanbreken van den
dag naar hunne plaatsen wilden marcheeren,
zwaar vuur van een heuveltje aan den rand
van het moeras gelegen en daarna, voor
zoover zij konden nagaan, ook uit een huis
in de paja zelf gelegen, waar later twee ver
sterkingen bleken te zijn, waarin atappeu
afdaken, geheel in riet verscholen en naar
schatting door 40 50 geweren vetdedigd.
„De patrouille nabij Hago aan de westzijde
hoorde dit vuur, zag echter niets en kon ten
slotte uit een boom ook zien, dat zich in de
paja een huis bevond, waarop Atjehers ston
den. De op dat vuur eveneens aanmarchee-
rendc maréchaussées trachtten deu vijand in
de tlank te komen en naderden de bentengs
tot naar schatting op 140 meters, maar moes-
tan onverrichter zake weer het moeras uit,
omdat men op sommige plaatsen bijna ge
heel wegzakte in den modder en tusschen
waterplanteu.
«Nog werd getracht met een sampan en
later met een vlot te naderen, maar dit
lukte ook niet en deze heele affaire kwam
ons te staan op een gesneuvelde en zes ge
wonden, waarvan er een sedert overleden is.
„De maréchaussées b'even nog een tijdje
in stelling, maar zonder iets naders te kun
nen uithalen, evenmin als een den volgenden
dag uitgezonden patrouille naar dien kant,
om te beletten dat eventueele lijkeu en ge
wonden uit de paja vervoerd zouden s\ orden
en om te trachten eeu geweer terug te vin
den, dat een der gewonden verloren had.
Deze patrouille had echter gelegenheid om
eene nadere verkenning te doen en conclu
deerde daaruit dat een nieuwe aanval nog
wel ondernomen kon worden, wat ook eenige
dagen er na bewezen werd, toen de overste
Van der Wedden cr met twee compagnie»
op uit ging.
„Ofschoon in den beginne er wel over
gedacht werd om van de voor Sauialanga
bestemde en over zee vervoerde bergkanon-
nen er twee in Segli te lossen, om daarmee
tegen Paja ReubcC te ageertu, heeft men
dit plan toch maar lateu varen.
Des morgens vroeg er op uitgaande,
kwam de overste Van der Wedden met ge-
waarschuwen voor uwe woorden „van twijfel
achtige» udelneem uw tong in acht. De fami
lie Kargcr is zeer oud er bestaat nog een
veelbelovende tak vun deze in Oostenrijk.*
„En gelooft u, riat deze veelbelovende tak,'
die mijn papa kent, veel oeter dan u, deze
raadselachtige barones, zonder eenige bescherming
of geleide, naar een badplaats zou zenden
bij ons is gisteren deswege krijgsraad gehouden
wij wilden natuurlijk weten, door wie de Vrij
heer zijn hoofd met lauweren liet kronen. Papa
uent alle leden van die familie, tengevolge van
zijn langdurig verbliji in Oostenrijk en die ge
looft, dat die dame niet van die familie
is. Acht dageu lang heeft zij moederziel
allecu rondgezworven, op hare schuchtere,
terughoudende wijze, die wij allen kennen
ten slotte heeft ze' alles aangewend om de
waardige rechterswedu we aan den haak te
slaan, in wier gezelschap zij thans altijd ver
schijnt.*
Emmy van liuber zweeg en wees met den
vinger naar liet boseh, in de richting waar juist
een Turksche sjerp in den wind fladderde.
„Daar gaat zij met Slamm. Laten wij maar
geduldig afwachten, wij zijn nog bij lange na
niet aan liet einde, zelfs de rechtersweduwe
niet, die zich, door hare goedheid, heeft laten
verleiden, een onwaardige rol te spelen. Ge
groet, mijnheer de assessor, vertrouw niet te
veel op dat gladde bakkesje. Ik ga een anderen
heer opzoeken, die niet de moderne kometen
naloopt.'
Met deze snibbig uit^estooten woorden, liep
de kleine, neuswijze Emma haastig over tak
en steen naar het gezelschap terug.
De assessor keek haar met een moeilijk te
beschrijven uitdrukking na. .Boosaardig schepsel',
mompelde hij toornig. Met haastige, groote
schreden liep hij de helling af naar het strand,
wuur de bootjes logen en de schippers onder een
vroolijken maaltijd vereenigd waren. Even te
voren had hij in deze richtiug Mauons wit kleed
zien verdwijnen cn hij was er, zonder nadenken,
achteraan geloopcn, alsof hij haar voor den
laster kon beschutten, die zoo juist van rozige
meisje8lippcn was gevloeid. Hij zag haar een
zaam tegen een boom leunen, doch, voordat hij
haar bereikt luid, werd hij door deu Vrijheer
aangeroepen, die, iets verder op, bij dc schippers
noemde twee compagnien legen 9 uur 's mor
gens voor de Paja eu terwijl een compagnie
in den ontoegankelijke» Oostrand stelling
nam, om alles wat zich vertoonen zou onder
vuur te nemen, maakte de andere compagnie
zich gereed om op dc voorste versterking
in te gaan. Daartoe moest door zwaar ver
sprrd terrein en een hevig vuur van den
vijand een diepe kali van ongeveer 30 me
ters breed woiden overgegaan met behulp
van eenige medegenomen bamboeladders en
kreebruggen. Hiermede gingen twee uui
voorbij, zo.>d.at tegen 11 uur geaitakkeerd
werd op de voorste benteng, waar, na fana
tieke» eu hardnekkigen tegenstand, 16 Atje
hers werden nedeigeschoten. Toen deze
door de overigen verlaten werd en ook dooi het
vuur der in stelling liggende compagnie wer
den de vijf anderen bentengs eveneens ont
ruimd, waarbij deze compagnie nog velen
neerschoot. In hel geheel vielen 33 dooden
in onze handen, ongeacht de velen, die in
de gaja wegzakten, verdronken, enz.
„Dat de vijand hier een heei magazijntje
had, moge blijken uit het volgende wat in
onze handen viel, behalve wat nog verloren
ging in het moeras.
„Buitgemaakt werden o. a. 2 lilla's, 2
beaumoutgeweren, 42 voorlaadgeweren, 20
donderbussen, 1 lans, 12 klewangs, 3 rent-
jongs, 2 krissen, veel voorlaad en eenige
achtcrlaad-muuitie, eenige gevulde houders
voor ons repeteergeweer, 1 tonnetje buskruit,
een groote massa rijst en andere levensmid
delen, die vernietigd werden en ten laatste
een sappi, afkomstig van de Atjeh-leveiantie.
„Wonderlijk dat wij er zoo goed van af
kwamen, nl. met slechts twee gewonden,
hetgeen vermoedelijk daaraan lag, dat de
fuseliers door het hooge riet hunne plaats
niet verrieden.»
Bntoe Ilili.
Op 1 en 2 Febr. weid 's vijands positie
op Batoe IIih en Asara Koembang door de
maiine eu het geschut van Nangroü onder
vuur genomen. Door eene colonne, welke
tegen de vijandelijke stelling, na voorberei
ding door artillerievuur, oprukte, werden
vier versterkingen zonder tegenstand genomen
waarna het vroegere Batoe Ilik, dal hard
nekkig veidedigd werd, door marechaussee,
eene landingsdivisie en infanleiie stormen
derhand werd vermeesterd.
Gedurende een woest handgemeen binnen
de versterking liet de vijand een vat bus
kruit springen.
Vervolgens viel Asam Koembang, door de
artillerie onder vuur genomen, zonder te
genstand van den vijand in onze handen.
Onzerzijds zijn gesneuveld vijf mindere
militairen, namelijk de Euiopeesche fuselier
Mentrop, drie Amboineezen en één Inlander,
werden voorts leveusgevaai lijk gewond de
Europeesche inianterist le klasse Lubbers,
stond.
Een korte meriedeeling, een minuut van be
raadslaging en, als een loopend vuurtje, ver
breidde zich liet resultaat door de rijen der
mannen zij sprongeu op en maakten hunne
vaartuigen gereed. „Wij moeten ons geweldig
haasten, als wij voor het uitbreken van den
storm tehuis willen zijn,* sprak de Vrijheer tot
Manon, terwijl Buchhall naar het gezelschap
terug ging om hen van het naderende onweer te
verwittigen.
,Zou het erg worden?* waB wat zij ant
woordde.
Hij haalde de schouders op. „Wie kan dat
weten in elk geval doen wij goed met dadelijk
op te breken. Wij moeten geen minuut laten
verloren gaan. Wees zoo goed iu onze boot te
stappen, de schippers zulieri u helpen; ik ga
mevrouw Brunneck en ons goed halen.*
Hij sprak zeer rustig, maar iets uls bezorgdheid
straalde toch door in zijn toon. Zonder Manons
antwoord af te wachten, vloog hij letterlijk de
helling op.
En nu kwamen alle badgasten, zonder orde of
regel aanstormen. Vooraan de vrouw \anden
raadsheer van liuber, die, 'olj het zien van den zich
plotselingverdnhiterden hemel en angstig vliegende
vogels, die krijschend over de golven scheerden,
in tranen uitbrak. Zij beweerde, telkens weer
vun voren af aan, dat Emmy's overmoedige en
goddelooze woorden de oorzaak van het gevaar
waren en zij dreef lot zulk een spoed aan, dat
de „Victoria* werkelijk de eerste boot was, die
in zee 6tak. Manon had het ranke vaartuigje
gevonden, dat haar te voren gebracht had de
beide schippers waren reisvaardig. Zij spraken
zacht met elkaBi en keken naar de lucht.
„Is er weikelijk zulk een zware 9torin op til?'
vroeg zij.
„Zeer zeker, juffrouw, de golven huilen en de
wind fluit, dat zijn onmiskenbare teekenen,
maar wij zullen allen krachten inspannen om,
voordat de storm op zijn hevigst is, het strand
te bereiken. Ons bootje is licht en schiet als
een pijl vooruit. I)uar komt de Vrijheer al aan.'
De rechtersweduwe zag er een weinig ont
steld uit, toen zij aan den a m van den Vrijheer
naderde; hij keek voortdu^nd naar de lucht,
die er op dit oogenblik vWcewekkend uitzag.
Helioode 9trepcn teekenden zich af op de pik-
de fuselier Duinmeyer en zeven Amboinee-
sclie mindere militairen terwijl niet levens
gevaarlijk werden gewond de kapitein der
mariniers J. A. Gauw, de eerste-luitenant
adjudant der infanterie W. van der Wielen,
de eerste-luitenant der infanterie J. E. W.
Verschuir, de ouder-luitenant G. Wieland,
de Europeesche sergeanten Lutje en van
Veldhuyzen, de Europeesche fuselier Par
dee!, de Europeesche tamboer Mulkens, be
nevens nog twaalf mindere militairen, waarvan
elf Amboiueesche en één Inlandsche.
Van de genoemden bekwamen luitenant
Verschuir en negen mindere militairen brand
wonden door de buskruitontploffing.
I)e vijand liet 71 dooden met hunne wa
pens, benevens enkele vuurmonden in onze
handen.
De geheele vijandelijke stelling is vernield.
In de eerstvolgende dagen zou door Sa
malanga worden gepatrouilleerd.
Samalanga werd in verschillende richtingen
dooi kruist en het terrein aldaar opgenomen;
nergens viel eeu schot. Ook drie bentengs
nabij het vioegere Temoelit waren door
den vijand verlaten.
De bevolking keert overal in de kampongs
terug.
In Meurcudoe en Samalanga wordt het
Inlar.dsch bestuur opnieuw geregeld.
Een colonne zou op 10 dezer dooi rukken
naar Peusangan.
De artilleriepositie op den Glé Nangroe
werd opgeheven.
De weersgesteldheid was redelijk, de
gezondheidstoestand goed.
Zal Botha zich overgeven Ziedaar de
vraag, die ieder zich thans stelt.
Het zoude dwaasheid zijn daarop r.u reeds
eeu ontkennend of een bevestigend antwoord
te willen geven, een dwaasheid, waaraan zich
zelf de telegrammen uit Zuid—Afrika en de
Daily Chronice, die zich in deze zaak erg
geweerd heeft de laatste weken, niet schuldig
willen maken. Johannesburg en Pretoria ver-
keeren beiden slechts in een „hoopvolle"
stemming, hetgeen ons omgekeerd weer in
een „hoopvolle" stemming brengt, dat de
zaak nog niet zoo ernstig slaat als de Daily
Chronicle ons blijkens een teleg.am in dit
blad wil doen gelooven.
Maar aan den anderen kant zijn er een
aantal gegevens, die, op zijn zachtst uitgedrukt,
als een stortbad hebben moeten werken op
het onverbeterlijk optimisme van velen
aangaande den algemeenen toestand in
Transvaal, waartegeu we al een paar malen
hebben gemeend te moeten waarschuwen.
Onder volle erkenning van de zonderlinge
manipulatie» der Engelschen met hun ooi-
zwarte wolken, die op het water schenen te
hangen.
„Zouden wij niet verstandiger doen, niet op
liet eiland te blijven en duur liet onweer af te
wachten wierp de oude dame, vol angst, in
het midden.
„Het onweer kan tot morgen aanhouden. Het
eiland biedt niet genoeg beschutting, u zoudt
van koude en regen verstijven I Houd u u.aar
kalm, Mevrouw, misschien bereiken wij den
anderen oever, nog voordat de stortbui losbreekt."
De meeste booten met feestgenooten hadden
reeds zee gekozen, alleen de groote bark, die
bestemd was, den kok, diens knechten eu de
bedienden mede te nemen, wiegelde nog op de
in beroering gebrachte golven.
„Zorgt, dat wij in de onmiddellijke nabijheid
van de anderen komen," gebood Stamm. De
mannen wachtten ternauwernood dit bevel af,
en stieten met lange slagen vun wal.
Boven do kruinen der boomeri, van liet kleine
eiland Hela, log een smalle, violetachtige streep,
die het volgende oogenblik in een schrilgeie
overging.
„Daar hoopt het zich op," duidde de oudste
der schippers aan.
„Bent u bang?* vroeg de oude dame aan
Manon, die sprakeloos terneder zot.
„Een huivering bekruipt mij. het is alsof ik
een voorgevoel heb, dit wij iets ijzingwekkends
zullen zien.*
„Onderdruk dezo huivrring, barones, de op
gezweepte golven bedekken geen gezonken
schepen of steden. Blijf moedig en goedsmoeds,
zoonis voorheen onze boot is in goede handen.
Kijk eens, wij hebben de anderen reeds inge
haald," sprak de Vrijheer geruststellend.
Het kleine, goedgebouwde bootje vloog over
de golven en baande zich een weg door de
lange rij van vaartuigen en liet duurde niet
lang of het was dc anderen verre vooruit.
De roeiers, ervaren zeelui, wierpen zich met
alle kracht op de riemen en de Vrijheer hield
iut roer, vast en zeker, in handen.
(Wordt vervolgd.)