Nummer 30. Zondag 14 April 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. H0N0P0L-THËE a m 1 1 m Dp dentapel van het Paradijs. Landbouwbrieven over Bemesting, AIT00N TIELEN, Theod. WESSELS, m Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. door waterhoudendheid voordeelig in gebruik. WAALWIJK Bekendmaking. FEV1LLETON Een verbond met België. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Verkrijgbaar bij den Heer I s e h r ij v i n g. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel J. schrijft in de L. K. omtrent dit on derwerp een artikel, waaraan wij het vol gende ontleenen In de laatste jaren is het denkbeeld van een Nederlandsch-Belgisch verbond meer malen ter sprake gekomen in de pers zoo wel van ons land als van onze zuiderburen. Maar terwijl blijkbaar de volken aan deze en gene zijde der grens geheel rijp schijnen voor de p.actische toepassing van dit denk beeld, heeft de diplomatie er blijkbaar nog geen ooren naar. Den Haag en Brussel schijnen er de voorkeur aan te geven om bij tusschenpoozen samen eens flink tekra- keelen over den invoer van vee, den schuttersdienst en dergelijke onderwerpen meer. Het is dus de zaak, dat de pers ruste loos op dit aanbeeld voorthamert en ten slotte eene zoo krachtige openbare meening smeedt, dat men zich niet meer Oost Indisch doof kan houden. Wat is er deze dagen nog, ter gelegen heid van den val van onzen minister Eland, in de pers gejammerd, dat Nederland op het oogeublik zoo goed als machteloos staat te genover een aanval eener kwaadwillige bui- tenlaudsche mogendheid. Nu daar is eenige reden voor. Maar geen reden is er dan nog voor de gevolgtrekking, die de milita ristische pers eraan vastknoopt: *dus we moeten zooveel jongens mogelijk naar de kazerne te sturen om daar gedrild te wor den." Dnt #dus" heeft geene reden van bestaan. Van een „dus" zou men kunnen praten, als er geen ander middel om ome weerbaarheid te versterken dan ons nog meer persoonlij ke en geldelijke lasten te getroosten dan is het antwoord niet moeilijk. Veronderstel, dat gij ia een onveilige streek woont, alleen in uw huis en naast uw huis staat de woning van uw buurman, die in hetzelfde geval verkeert. Wat zult ge dau doen Gaat ge dan een pootigen knecht huren, met het denkbeeldnu staan we met ons tweeën, als er onraad komt als buurman moet hij zich ook maar dien last en die kosten getroosten Ik denk, dat ge, in plaat» daarvan, liever naar den man zoudt gaan en hem zeggen,/buur, laten wc een verbindingsdeur, in onze huizen maken wordt het mijne aangevallen, dan helpt ge mij wordt het uwe aangerand, dan kom ik u te hulp zoo staan we altijd met ons' tweeën, zonder kosten en zonder moeite." En als ge zoo deedt, zoudt ge zeer ver standig handelen. Welnu, waarom doen Nederland en België, die toch ook buurlui zijn, niet eveueeus Ja, dat is een van de raadselen der diplo matieke onverstandigheid. Men heelt het goede voorbeeld van de presidenten Kruger en Steyn voor oogen, en nog baat het niet. In plaats van een defensief verbond te sluiten, knoeit België liever aan zijne Maas forten en tobt Nederland met zijne stelling Amsterdam in plaats van afspraak te ma ken om bij noodzakelijkheid elkanders legers saam te trekken en zoo een krachtige armoe te vormen, peutert Nederland liever aan opdrijving van zijn contingenten, en houdt koning Leopold liever zijn land in beroe ring door te streven naar persoonlijken, en misschien algemeenen dienstplicht. Wat kunnen staatslieden toch soms on verstandig handelen Er zouden nog heelwat meer voordeelen te behalen zijn uit een samengaan van Nederland en België dan de reeds ge schetste. Laten we de zaak b.v. eens uit handels- en nijverheidsoogpunt beschouwen. Een militair bondgenootschap zou al zeer licht leiden tot - en behoorde ook samen te gaan met - een tolunie. Dit wil zeg gen, dat onder het opzicht van invoerrechten- de geünieerde landen zich als één land moesten beschouwen. Belgische goederen moesten dus geen invoerrechten behoeven te betalen in Nederland en Nederlandsche niet in België. Meen niet, dat dit voorstel eenige af breuk doet aan het protectionistisch stelsel van België. Integendeel, het is er juist de volmaking van. Voor den oppervlakkige moge het den schijn hebben, vrijhandelsgezind te we zen, het is dit weinig, dat tusschen free- trade-landen geen tolunie mogelijk is, en wij, om tot die tolunie te geraken, eerst een flink tarief -van douane-rechten moeten heb ben ingevoerd Komen we dus tot de invoerrechten (en dat zal geen tien jaar duren), dan staan ook onder dit opzicht, het economische, België en Nederland gelijk. Welnu, ge weet dat ook op dit gebied door de verschillende Staten verwoed ge streden wordt. De een tracht den ander op de wereld markt dood te drukken, en een bekend staatsman heeft niet ten onrechte gezegd, dat de felste krijg niet op de slagvelden maar in de tol-oorlogen wordt gevoerd. Italië heeft zijn financieelen ondergang in hoofdzaak te wijten aan den tol-oorlog tegen Frankrijk, waartoe Crispi door Bismarck gedwongen werd. Ook op de wereldmarkt staan de kleine Staten in ongunstiger verhouding dan de grootere, en evenzeer als voor hun behoud vau nationale zelfstandigheid (in een mili tair verbond) zouden Belgie en Nederland dan elkanders steun moeten zoeken om kracht te vinden in den economischen strijd (in een tolverbond). Door eene tol-uuie immers zouden zij samen op de wereld markt staan niet als twee zwakke kooplui, maar als een flinke geassocieërde firma. Door bovenstaande uiteenzetting hebben we slechts enkele van de doorslaande argu menten kunnen ontwikkelen, die voor dit groote belang pleiten. Er valt nog menige toelichting, menig nader betoog te leveren, waarvoor echter in dit bestek de ruimte ontbreekt. Eerlang is er misschien wel gelegenheid om daarop verder te gaan. Voor het oogenblik zij alleen op de op merking voorkomen, dat, althans militair, Nederland het minst in de compagnieschap zou iubrengen, omdat het Belgische leger sterker is dan het onze. Men bedenke n.l. eens, dat het voor België van niet gering gewicht zou ziju, wanneer het, zelf eene vlooit missende, yoor zijne zeekust, en des noods Yoor de Congo-monding, rekenen kon op bescherming van onze Nederland- sche marine. De vloot 6ijgerekend, is het militair overwicht veeleer aan dezeu dan aan genen kant, en dit bezwaar kan dus niet wegen. Bepalen we ons thans tot deze korte, al- gemeene aanduiding van het nut, dat in eene Hollands-Belgische unie zou gelegen zijn. XXIII. Onlangs las ik in een Duitsch Landbouw blad voor noordwestelijk Duitscbland, uit gegeven te Osr.abriick, in bet nummer vau 8 Maart 1899 het volgende zeer belangrijke stuk over den invloed van het gebruik van kunstmest, met name van Chilisalpcter, Kalizouten en Thomasslakken meel, op de veeteelt en den veestapel. Het grootste g.edeelte van de streek, waarover gesproken wordt, behoort tot de armste landen van Hannover. Men vindt er voornamelijk liohte zand- en veengronden. Voor de invoering van kunstineststolfen kon de kracht van den bouwgrond op dezen zand grond slechts verhoogd worden door heide plaggen en plaggestroo. Do veenen werden afgebrand. Ofschoon de heideschapen weinig winst gaven, kou men hun mest toch niet missen voor het bouwland. Behalve de teelt van varkens stond in het jaar 1883 de geheele landbouw er nog op den laagsten sport van ontwikkeling. In dien tijd werden, als men zeer kleine hoeveelheden beende- renineel niet mederekent, geen phosphaten gebruikt. Langzamerhand nam echter het gebruik van kunstmeststoffen ook in deze streken toe, totdat men in 1889 constateerde, dat men 5,7 millioen KG. tot een waarde van 1 157,200 gebruikte, welke hoeveelheid in 1897 tot 20,3 millioen KG. steeg. Er werd voornamelijk Kaïniet en Thomasphos- phaat gebruikt tot verbetering en vergroo ting der weiden. Langzamerhand begon men er ook èn op de weiden èn op het bouwland Chilisalpeter te gebruiken, waar door men met reuzenschreden vooruit ging. De gevolgen van het groote gebruik van kunstmest aijn 1°. dat er meer en beter hooi geoogst wordt; 2°, er blijft meer stroo over tot strooien der beesten 3°. het dure strooien met plaggen en heide kan men missen4°. er wordt meer en betere De Echo van het Zuiden. Waahvijksche en Langslraatsclif Courant, SCHUTTERIJ. De Burgemeester der Gemeente Waalwijk roept bij deze op zoodanige Ingezetenen, die op den «ersten Januari dezes jaars hun 25ste jaar van ouderdom zijn ingetreden, namelijk die geboren lijn in 1876, benevens de zoodanigen, die zich vau buitenlands binnen deze Gemeente gevestigd hebben, voor zoo verre zij nog in eene der Klassen van de Schutterij vallen, zich tusschen den 15eu en den 30en Mei aanstaande, ter Se cretarie van het Gemeentebestuur te Waalwijk voor den dienst der Schutterij te doen inschrijven, lullende tot aangifte dagelijks, gedurende den voormiddag van 9 tot 12 uur gelegenheid bestaan, de invallende Zon- en Feestdagen hiervan uit gezonderd. Tot naricht der belanghebbenden dient: Dat ale ingezetenen in deze worden beschouwd alle Nederlanders, binnen het Kijk hun gewoon verblijf houdende, en alle vreemdelingen binnen het Rijk woonachtig, die hun voornemen om zich lldaar te vestigen, hebben aan den dag gelegd, hetiij door eene uitdrukkelijke verklaring, hetzij door het overbrengen van den zetel van hun vermogen of de hoofdmiddelen van hun bestaan, voor zoo verre zij in de voorrechten van Ne derlanders kunnen deelen. Dat de aangifte tot de insehrijving in allen gevalle, door de ingezetenen van den hierboven bedoelden ouderdom, behoort gedaan te worden, ook dan zelfs wanneer de belanghebbende ver- meenen mocht, tot de vrijgestelden of uitgeslo- tenen van den schutterlijken dienst te behooren. Dat zij, die in meer dan eene gemeente hun verblijf honden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrijving verplicht lijn binnen die gemeente, alwaar eene Dienst doende Schutterij aanwezig is, en dat, bijaldien, 18) Altijd wist zij den schijn te geven, alsef zij het was, die gunsten uitdeelde en, ïonderling genoeg, juist daardoor imponeerde zij het ge- lelschap. Zij bracht haar tijd niet in ledigheid door, maar studeerde vlijtig in de boeken, die Raimond Brunneck haar, op haar verzoek had gegevendaarom had zij haren tijd, volgens vaite regelen verdeeld, waarvan zij niet afweek in den voormiddag had niemand toegang tot. haar. Na den eten vertoefde zij met de andere dsmes in den tuin of zat in het muzieksalon. Zij was een hartstochtelijke liefhebster van mu- «iek en vooral zoetvloeiende stukken grepen haar al» met betooverend geweld aanDe jonge d&mes speelden gaarne voor haar, want zij was een dankbare, diepgevoelende toehoorderes alleen wanneer mé vrouw Hertwig, de bekoor lijke, jonge weduwe, in overeenstemming met haar rumoerig karakter, op het instrument hare •pektakelstukken begon te hameren, hield zij de ooren toe en ging de kamer uit. Manou bezat bovendien, behalve andere, noe menswaardige, voortreffelijke eigenschappen, een bevalligheid in hare bewegingen, die, met die her anderen, niets gemeen had. Eveneens ver stond zij het, zich op een bijzonder bekoorlijke *ijze te kleeden en toch waren het niet de beste en duurste stoffen, die zij droeg. Bijna iederen dag bracht zij, in het schemer- "ortje, eenige oogenblikken bij de rechterswe- huwe door. De advocaat trof zij er zelden en, wanneer hij nog eens bij zijn moeder in de woonkamer bleef, dan was hij, zooals altijd, ®eest stil en teruggetrokken, ofschoon hij de hoffelijkheid nooit uit het oog verloor. Hij was een stille, ernstige man, begaafd met diepe, pondige kennis, die in een salongesprek geen «hagen vermocht te scheppen I Zelden ontmoette mj Manon in gezellige kringen, waar hij zich l'hjd in dun kring der geleerden terugtrok of, in de verschillende Gemeenten, waar iemand verblijf houdt, of den zetel van zijn vermogen heeft gevestigd, alleen Dienstdoende-, of alleen Rustende Schutterijen bestaan, hij zich moet doen inschrijven in die Gcraeantc, alwaar hij voor de Personeele Belasting is aangeslagen moetende de Ambtenaren zich doen inschrijven in die Gemeente, alwaar zij ambtshalve verplicht zijn hun verblijf te houden. Dat zij, die bevonden zullen worden zich niet vóór den eersten Juni dezes juars te hebben doen inschrijver, door het Plaatselijk Bestuur ambts halve zullen worden ingeschreven, en ter zake van hun verzuim, in eene geldboete vervallen, terwijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde, inschrij ving, geen redenen tot uitsluiting ol vrijstelling ten hunnen aanzien bestouden. Eu worden overigens de ingezetenen aange maand, om zich tijdig van een geboorte-extract te voorzien en zich alzoo van hunnen juisten ouderdom te verzekeren, ten einde de inschrijving behoorlijk geschiede, er zij niet komen te ver vallen in atraffen bij de Wet bepaald. Waalwijk den 12 April 1901. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. aan de zijde van een meer bejaarde dame, een weinig keuvelde. Een gesprek met rozig bloeiende lippen wist hij, op handige wijze, te ontwijken. Hij verliet het gezelschap altijd zeer vroegtijdig en meestal dan, wanneer de vreugde haar hoogste toppunt had bereikt. Nooit nam hij deel aan den dans, maar Manon had herhaaldelijk opgemerkt, dat hij er behagen in voud haar na te zien, wanneer zij aan den arm van een auder door de zaal vloog. De vonkelende brilleglazen volg den haar onophoudelijk en een g oote zelfvol doening bekroop Manon bij het waarnemen daarvan het was een bewijs voor haar, dat hij niet gevoelloos was voor bekoorlijkheid en schoonheid, zooals men achter zijn rug beweerde. Maar het was ook een genot voor een belletrist om Manon te zien dansenZij hield er ook hierin een bijzondere kunst op na; hare heerlijk gevormde gestalte bewoog zich rustig op de maat der muziek, teiwijl anderen wild en met inspanning voortvloger.het scheen, alsof zij bijna niet van haar plaats week en haar schoon, wit kleed, beschreef zachtgolvende lijnen. Eens op een bal was zij, nadat zij bizonder veel had gedanst, toevallig op de plaats vlak naast hem gaan zitten, daar hij onderwijl zijne moeder had opgezocht met wie hij, terwijl Ma non aan Terpsichore wijdde, druk had zitten redeneeren. Toen naderde haar een jonge luite nant, met wien zij reeds herhaalde malen had gedanst, om haar opnieuw te vragen. Opge wonden door de bedwelmende muziek, verhief zij zich van haren zetel, om voor de quadrille, die juist zou beginnen aan te tredeD, toen zij plotseling haar schouder voelde aanraken en Brnnnecks stem fluisterend hooi de vragen „danst u toch niet meer, zoo is het voldoende.' Zij had den dunser bedankt en hare plaats weer ingenomen. #U danst te veel," vervolgde hij. „Nu moet u uitscheiden.... het beste zou zijn dat u met ons huiswaarts keerdet.' Manon had zijn verzoek dadelijk ingewilligd en toen hij hare sortie had omgeslagen en haar de witte atlaskap over het hoofd trok, had hij schertsend den gouden band aangeraakt en gezegd: „Weet u wel, dat u er daarmede precies uitziet als de koningsdochter in de sprookjes. Het vonkelen van bet goud verried mij voortdurend, onder welke groep in de zaal u zich bewoogt. en wanneer u nu het kleed van Asschepoetser droegt, zou de kroon u verraden ja zij doet dit tegenwoordig dikwijls: als ik over de hoof den der dames kijk, duidt de gouden band mij altijd aan, waar ik u moet zoeken." Manon had niets geantwoord, maar haar hartja had onstuimig geklopt. Waren de zoo juist ge hoorde woorden daarvan de oorzaak of kwam het uit vrees voor den, van haat gloeienden, blik uit de oogen van Amelie Wullbradt, die vlak naast hem was opgedoken Deze moest ieder woord hebben gehoord Zij week daarna niet van Manon'a zijde en Bloot zich ook bij de kleine groep, die huiswaarts keerde aan. Het was in de eerste dagen van October. De zou had nog eens al hare warmte verzameld, om de menschen over hare kracht in deze maand op een dwaalspoor te brengen. De hemel spande zich onbewolkt over de aarde en de bladeren hingen verwelkt, naar regen smachtend, aan de hoornen. Voor de deur van het pension Wullbradt hield een zonderling rijtuig stil. Het was een soort meubelwagen, die op breede assen rustte en waarvan de kap met wasdoek was overtrokken,- eeu soort „Janplezier', waarin velen gemakkelijk plaats en beschutting konden vinden, zelfs tegen storm en regen. Met koortsaclitigen haast snelden de dnmes de trap op en af. Lilly en Daisy de Heesen droegen voor het eerst lichte toiletten en waren met de anderen reeds in den wagen geklommen. De meiden draafden met mantels en omslagdoeken heer. ei weer. De jonge weduwe, in teer rosa, en miss Stevenson, in het blauw gekleed, liepen druk pratend in den tuin; zij wachtten op me vrouw Wullbradt, Manon en Lucy die nog bin nenshuis waren. Een groote, slankgeboawde, jonge man, schreed juist door het ijzeren hek, doorliep den tuin met groote passen, nam, in het voorbijgaan, zijn hoed voor de dames af en was, met een sprong in het huis verdwenen. „Zon ik freule von Stamra kunnen spreken hij stootte, bij deze woorden, Kitty, die zijn verschijnen in het geheel niet opgemerkt had, onzacht in den rug. „Freule von Stamm stotterde deze verschrikt. Maar van de trap klonk reeds een stem, ge tuigende van blijde verrassing „Dagobert 1 li mogelijk I Als ik niet gedacht had, dat je mij verrassen zoudt.„ De jonge Vrijheer begroette zijne zuster en Manon, die haar vergezelde, met een uitdrukking van groote vreugde. Lucy omhelsde haren broeder en stelde dezen aan mevrouw Wullbradt voor, die juist de trap kwam afruischen. „Geachte mevrouw, ik kom om zoo te zeggeD, met het dak in het huis vallen, het was mij er om te doen mijne zuster, nog voor het uitstapje naar het woud, te spreken in de stad had ik reeds gehoord, dat „Concordia' hare laatste partij nog buiten houdt en het wa9 mijn wensch bij de fee8tgenooten aan te sluiten.' „Mag ik u een plaatsje in onzen wagen aan bieden f Wij hebben meer dan genoeg en, wan neer u moed genoeg bezit, om u onder de dames te wagen, zal uw gezelschap ons zeer aangenaam zijn, mijnheer de Vrijheer.' Het scheen alsof de Vrijheer er half en half op gerekend had mede genomen te worden, hij maakte niet den minsten omslag en stelde zich zeiven, op zijne eigenaardige, dolle manier, aan de darae9 voor. Nadat de dames met mevrouw uilen te zamen hadden plaats genomen, koo9 hij voor zichxelve een plaatsje naast zijn zuster, die op haar beurt, weer naast Manon zat. Juist op het laatste nippertje, toen de wagen zich reeds in beweging begon te zetten, kwam Amelie Wullbradt en zwaaide zich er, zonder moeite of bijstand, in. Zij wierp een half verbaasden, half ironischen blik op Stamm. dien deze met een dergelijken beantwoordde. Het lange meisje met haar aardmannetjes gezicht, maakte op hem geen prettigen indruk. „Heb je Emmy van Huber ook begroet?' vroeg Lucy, op zachten toon. „Natuurlijk evenals de anderen.' „Zij spreekt zeer veel over jog.' „Hm zoo. En de baronesse?'" „Zelden, maar zij heeft mij alle bijzonderheden van jullie gemeenschappelijk tochtje naar het eiland Hela verteld.' „Het is een zeer lief meisje, niet waar Lucy „Bekoorlijk,4 verzekerde deze. Hij knikte zeer voldaan en beschouwde ter sluiks Manon's schoon gevormd gelaat, met de zachten frisschen kleur, die hem, gedurende zijn verblijf aan de badplaats reeds had betooverd. Maar ör was er toch eeD, die ziju blikken be spiedde, en wel Emmy, die een misnoegd ge zicht trok. Toen men de stad achter den rug had, trok men over velden en wegen langs groene beem den voor en achter zag hot gezelschap derge lijke voertuigen, als waai in zij zaten, naar hetzelfde doel rijden, het stadswoud, waarin de veieeniging „Concordia' zijn laatste zomerfeest vierde. Na «en half uur rijdens was het feest terrein bereikt. Bonte vlaggen wapperden, 9ier- lijk uitgedoschte dames wenkten met lichtkleurige parasols en de heeren zwaaiden hunne hoeden als verwelkoming. Met een schitterende fanfare begroette do mu ziek iederen wagen afzonderlijk, terwijl de gaslen er snel uitsprongen en de koele schaduw der bosschen opzochten. Een groote danstent wachtte op het jonge volkje, dat zich spoedig ten volle nan het genot overgaf. Ook Manon bevond zich onder de dansenden, hare bonte sjerp fladderde, nu eens- hier en dan daar, in de hoogte. Madame Wullbradt had met andere, meer be jaarde dames aan een tafeltje in de onmiddellijke nabijheid der tent post gevat en keek naar het dansen, waarbij zij geen harer beschermelingen uit het oog verloor. De jonge Vrijheer week nauwelijks van Ma non's zijde, hij danste zeer veel met haar en het deed hem blijkbaar genoegen, wanneer hij zijn arm om het schoone meisje kon slaan. Zoo waren er reeds uren verloopen, toen plotseling, de zon haar lachend gelaat achter, eensklaps opkomende, dikke wolkenmassa^ ver- bore. Niemand lette daarop, er werd vroolijk verder ge9cherst en gelachen. Ook gemerkte niemand, dat de dreigende teekens aan de^fitht steeds onheilspellender werden en stce'ds-Tmeer zwarte wolken in vliegende haast langs liet uit spansel joegen. De vroolijkheid had allen te pakken en liet hen zoo gemakkelijk niet weer los. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1