Nummer 43.
Donderdag 30 Mei 1901.
24e Jaargang
i
f
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
I10H0P0L THEE
i
Op den Drempel van het Paiadijs,
ANTOON TIELEN,
DE LEKKERSTE.
Theod. WESSELS,
waalwijk.
feuilletojs.
Uitgever:
Bekendmaking.
Botha en Kitchener.
1
1
De Echo van het Zuiden
en l.aigslrulsrkr Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Z a t e r d a g a v o n d.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het gehecle rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz.,
Uitgever.
franco te zenden aan den
WAALWIJK.
Advertenties 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden '/maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels eu
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
ROTTERDAM
Verkrijgbaar bij den Heer
Verkiezing Tweede Kamer.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk brengt
ter openbare kennis dat op Dinsdag 4 Juni 1901
van des voormiddag» 9 tot des namiddags -1 uur
ten ruadhuize dezer gemeente opgaven van c*n-
didaten kunnen worden ingeleverd voor de ver
kiezing van één lid voor de Tweede Kamer der
Staten Generaal voor het district Waalwijk.
Waalwijk, 13 Mei 1901.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk brengt
ter openbare kennis dat lijsten voor opgaven
van candidaten voor de vei kiezing van een hd
voor de tweede Kamer der Statan-Generaal ter
secretarie der gemeente kosteloos verkrijgbaur
zijn.
Waalwijk, 13 Mei 1901.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN.DER SCHUEREN.
Inspectie Verlofgangers.
Burgemeester eu Wethouders der gemeente
Waalwijk, ontvangen hebbende aanschrijving van
Zijne Excellentie den lieer Commissaris der Ko
ningin in deze provincie, van den 611 April 1901,
6e Afdeeliog (Bijblad No. 49).
Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet
van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72).
MAKEN BEKEND:
Dat het te houden onderzoek (inspectie) van
ds verlofgangers der Nationale Militie in deze
provincie, voor deze gemeente zal plaats hebben
op Dinsdag den 18 Juni aanstaande, des voor-
uiiddugs om ll1/, ure, ter. raadhuize der gemeente
Waalwijk.
Dat tot bijwoning van die inspectie zijn ge
houden, alle verlofgangers der militie te land,
die vóór 1 April van het jaar der inspectie in
het genot zijn gesteld van onbepaald verlol.
Dat de voorschriften der aangehualde Wet
onder anderen luiden als volgt:
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij Int
onderzoek in uniform gekleed en voorzien van
de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn
vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak
boekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in att. 130,
kan een arrest van twee lot xes dagen, te onder
gaan in de naastbij gelegen provoost of het
naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door
den Militie-Commissaris worden opgelegd aan
den verlofganger:
lo. die zonder geldige reden niet bij het on
derzoek verschijnt;
2o. die daarbij verschenen zijnde, zonder gel
dige reden niet voorzien is vun de in het voor
gaande artikel vermelde voorwerpen
3o. wiens kleeding- of uitrustingstukken bij
het onderzoek niet in voldoenden staat worden
bevonden
4o. die kleeding-, of uitrustingstukken aan een
ander behoorende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens
het voorgaande artikel arrest is opgelegd, bij het
onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk
onder verzekerd geleide, in arrest worden ge-
brucht.
D hij niet tegenwoordig eu onderwerpt hij zich
nist oau de hem opgelegde straf, dan wordt hij
op schriftelijke aanvrage van den Militie-Com
missaris, te richten aan den Burgemeester dtr
woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerde geleide naar de naastbij
gelegen provoost of het naastbij lijnde huis van
bewaring of arrest overgebracht.
Art. 143. Onverminderd de stiai in art. 141
vermeld, is de verlofganger verplicht, op den
duurtoe door den Militie-Commissaris te bepalen
tijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschre
ven wijze, voor hum te verschijnen om te worden
onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herha
ling schuldig maakt aan het feit, sub 4o. vud
art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143
voor den Militie-Commissaris verschijnt, of, al
daar verschenen zijnde, in het geval verkeert
sub 2o en 3o van artikel 141 vermeld, wordt
onder de wapenen geroepen en van diie tot
zes maanden gehouden.
Maken de verlofgangers tevens opmerkzaam,
dat gedurende den lijd dat het opdërzoek duurt
en in het algemeen wanneer zij in uniform ge
kleed zijn, volgens het aangehaalde art. 130, 2e
en 3e lid der wet, worden geacht onder de wa
penen te zijn en het crimineel wetboek en het
reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk
te lande op hen van toepassing is.
En opdat niemand onwetendheid zoude kun
nen voorwenden, zal deze, na afkondiging, op de
gewone wijze worden aangeplakt, ter plaatse
waar zulks te doen gebruikelijk is.
Waalwijk, den 28 Mei 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
f. w. Van liempt.
De N. B. Ct. van heder. geeft een uit
voerige beschrijving van de onderhaudelin-
gen tusschen Botha en Kitchener, waaraan
wij 't volgende outleenen
Reeds in Juli 1900 liet Lord Roberts
aan den commandant-generaal Louis Botha
weten, dat hij een samenkomst voorsloeg ten
einde te overleggen op welke voorwaarden
de oorlog kon beëindigd worden. Botha
antwoordde, dat de onaf hank e,lij kheid der
republieken de /conditio sine qua non" was
van alle vredesvoorstellen en toen lord Ro
berts berichtte, dat Engeland nimmer de
onafhankelijkheid kon teruggeven, maar be
reid was overigens gunstige voorwaarden aan
te bieden, hernam Botha, dut in dit geval
eene samenkomst nutteloos was.
In Januari 1901 richtte mevr. L. Botha
Emmett zich tot de Engelsohe autoritei
ten te Pretoria met verzoek haar toestem
ming te verleenen om haren echtgenoot op
te zoeken. Haar hoofddoel was otn zich
flnancieelen hijstand te verschaffen immers
vóór de inbezitneming van Pteloria had
Botha aan zijne vrouw een soms gelds hene
vens eene formeele maehtigiug ter hand ge
steld om gelden van zijne deposito-rekening
op een der banken te trekken daarop ver
trouwende, was mevr. Botha met de gewo
ne Afrikaansche gastvrijheid hare minder
bedeelde vriendinnen te hulp gekomen.
Toen echter de contante gelden ver
bruikt waren, waartoe de zeer booge
oorlogsprijzen na de Britsche occupatie vlij
tig medewerkten werd haar geweigerd
geld uit de bank te trekken Door
dezen maatregel zijn volgens mevr. Botha
een aantal vrouwen van niet-wapenafleggers
zwaar getroffen.
Toen nu mevr. Botha persoonlijk aanzoek
deed om haar pas, werd haar gevraagd, of
zij voornemens was haren echtgenoot op
het nuttelooze van verdere tegenstand te
wijzen en bij hem aan te dringen den strijd
op to geven. Dit weigerde zij heslist,
waarop de verlangde toestemming geweigerd
werd. Zeg aan Lord Kitchener, antwoordde
zij, dat ik met of zonder verlof ga ik wil
mijn man zien en zal mij door niemand la
ten weerhouden.
De zaak kwam Lord Kitchener ter oore,
die terstond een zijner stafofficieren zond om
aan mevr, Botha zijn leedwezen te betui-
genen haar te verzoeken om een onder
houd.
Lord Kitchener was, gelijk reeds vroe-
ger, jegens mevr. Botha zeer voorkomend en
gaf haar de verlangde paswegens de
krijgsoperaties van generaal French moest
zij van Pretoria over Standerton reizen; tevens
verzocht Lord Kitchener haar om aar. den
commandant-generaal mede te deelen, dat
Lord Kitchener hem tot een mondeling on
derhoud uitnoodigde.
Mevr. Botha werd te Standerton van rij
tuig en paarden voorzien, reisdenaar Wak-
33)
Misschien zou ik hem ook hebben genomen,
als ik toen meer van de wereld had geweten, maar
ik verlangde d® wereld ia te gaan, om toch eens
tets meer te zien, dan het smalle plekje blauwe
lucht, dat zich boven de huizen onzer straat uit
breidde. Ik dorstte naar vrijheid en daarom sloeg
ik dit goede aanbod af."
«En de Vrijheer von Stam ?'vroeg Brunneck
op somberen tson,
,lk mag niet, O spreek niet over hem Manon
verhaastte hare schreden.
Maar over, mijselven mag ik spreken, niet waar
Brunneck zag riet hare afwerende beweging, doch
slechts het blanke, bekoorlijke meisjesgelaat, voelde
den zoeten last van haar slank lichaam, dat
zoekend, op hem begon te leunen en zijn zelf
beheersching verliet hem. .Over mijzelven wil
ik spreken en God weet, dat het ernstig geineend
is, wat ik te zeggen heb... lang, reeds lang ge
leden, wilde ik spreken.... Manon, schenk mij
deze kleine hand, zij zal nooit anders dan door
mijue lippen worden aangeraaktik betuin
u huttstocfitelijk, zooals ik nog nooit heb bemind
en nooit in mijn gebeele leven weer zal beminnen
u weet dat. Het leven en mijne loopbaan
hebben mij ernstig gestemd en mij mannelijker
gemankt, dan ik anders wel zou wezen. Wil ie
liet met mij wagen. Manon Ik bied u niet de
jonge, pas ontloken bloemen der lente, maar de
volwassen, vrucht eener rijke liefde! En je weet
ook, dat mijne liefde je voor altijd zal toebehooren.'
Hij zweeg, diep ontroerd en wachtte op Mar.on s
antwoord. Maar zij zeide niet9. Een gesmoord
snikken drong door tot zijn oor en, toen hij haar
zacht en behoedzaam tegen zijn borst drukte,
vlijde zij zich machteloos tegen zijn hart, dat
haar voor eeuwig zou toebehooren. Zijne oogen
werden vochtig, toen hij het hevig snikkende
meisje iu zijne armen sloot.» Kijk, Manon, ik
wist wel dat God mij een groote vergoeding
schuldig was, voor het leed, dat ik onschuldig
heb gedragen en, dat die vergoeding groot zou
kerstroom en ondervond alle hulp van de
Engelsche generaals, die onder opperbevel
van generaals French bezig waren met dei»
concentreerenden veldtocht over liet z g.n.
Hoogeveld.
Doordat het den Engelsehen merkwaardi
gerwijze onbekend was, dat Louis Botha
reeds achter, instede van vóór de Engelsche
operatielijn was, word mevr. Botha aanvan
kelijk in de richting van Piet Relief
gezonden en eerst toen de Engelschen
hun misverstand gevaar werden, deelde men
haar ntede, dat zij meer kans had haren
echtgenoot ten W. van Klipstapel (tusschen
Ermelo en Carolina) te vinden.
Als gevolg van hare ontmoeting met den
cominandantgenernal reisde, deze, nu zijn
commando's in veiligheid waren, terstond
naar de regeeting der Z.A.R., die toenmaals
sinds maanden bij Tantesberg (ten N. W.
van Botha's Berg) gevestigd was. Er werd
in een zitting van een Uitvoerenden Raad
besloten, dat de commandant-generaal gevolg
zoude geven aan het verzoek van Lord
Kitchenerna eene briefwisseling werd de
sameukomst op den 28stcfi Februari 's mor
gens te Middelburg bepaald. De heer Van
Velden, secretaris van den wn. staatspresi
dent Schalk Burger en de heer de Wet,
militair secretaris van den commandant-ge
neraal, zouden hem vergezellen de beste
paarden in 't generaalakamp werden uitge
zocht en voor een van Botha's paarden,
een witten hengst, werd zelfs een stuk zeep
zeldzaam weeldeartikel in dezen tijd
opgeofferd om „goed voor den dag te ko
men*. Op een half uur afstands rijden van
het dorp werd Botha door een sterk es
corte als eerewacht, onder bevel van een
officier van den generalen staf opgewacht
en inet militair eerbetoon ontvangen. Aan-
vaukelijk stapvoets rijdende, vroeg de officier
of Botha galop wilde rijden terstond gaf
hij 'zijn paard de sporen en weldra reed het
kleine gezelschap zoo snel, dat bij het dorp
gekomen de eerewacht verre achter bleek
te zijn, tot niet geringe vroolijkheid der
Engelsche en een greintje heimelijke tevre
denheid van Botha
Aan het hoofdkwartier aangekomen, stond
de generale staf „en haie» geschaard en
twain lord Kitchener door den tuin Boiha
tegemoethetu ouder den arm nemende,
begon hij onmiddellijk het gesprek over den
ooi log en de toekomst daarvan en leidde
lij hem in eene kamer, waar zij het gesprek
voortzetten. Terstond stelde Botha voor
secretarissen binnen te roepen ten
einde stenographische aanteekeningen te
houden KitcliPiicr vond dit zijnerzijds niet
noodig, maar had geen bezwaar, wanneer
Botha zijne reisgenooten binnenriep iu—
tusschen zette hij het gesprak onverdroten
voort en toen Botha nog tweemalen opzijn
verzoek terug kwam en Kitchener telkens
zeide dat hij er niets tegen had, middeler
wijl echter doorpraatte, stond Botha op om
zelf van Telden en de Wet te halen Kit
chener begreep den wenk, verontschuldigde
zich en riep de secretarissen binnen van
Engelsche zijde was echter niemand behalve
Lord Kitchener tegenwoordig.
Achtereenvolgens kwamen ter sprake de
kwestie van de onafhankelijkheid der repu
blieken, het toekomstig bestuur daarvan, de
oorlogskosten, schadevergoedingen enz., de
behandeling der vrouwen en ambulance, de
houding der Kaffers enz.
Botha stelde voorop, dat de onufltatike--
lijkheid der republieken de hoofdvoorwaarde
van een compromis moest zijn en waarom
Kitchener verklaarde dat de Engelsche re-
geeriug hierin nimmer kon of wilde toe
stemmen, voorloopig het militair bestuur
wensehte te handhaven om na alloop der
vijandelijkheden zoo spoedig doenlijk een
kroonkoloniebestuur daarvoor in de plaats
te stellen en eer3t later een vertegenwoor
digend element in de regeering te brengen.
Kitchener deelde mede dat Sir Alfred
Milner tot gouverneur was benoemd (wat
Botha reeds uit buitgemaakte dagbladen
wist); dat het goed zoude zijn, als Botha
ook Sir Alfred eens ontmoette Botha ant
woordde, dat hij Sir Alfred Milner niet
wensehte te ontmoeten. „Why not, he is
such a nice man", zeide Kitchener, waarop
Botha antwoordde: 't Mag waar zijn, maar
ik wil met Sir Alfred niets te doen hebben.
Sprekende over de behandeling der vrou
wen van burgers, die nog in 't veld staan,
somde Botha alle zijne klachten op, deze
met feiten en data stavendetelkens wan
neer Kitchener in het nauw gedreven werd,
ook bij andere punten, die ter sprake kwa
men, redde hij er zich uit, doer een onder
zoek te beloven of te verklaren, dat het
niet op zijne orders was geschied. Feitelijk
ligt dus hierin de erkentenis, dat veel on-
noodig onrecht is begaan.
Kitchener beloofde een onderzoek (gelijk
reeds zoo dikwerf beloofd werd) en ver
klaarde dat hij geen kans zag om den oorlog
tot een einde te brengen zonder de vrouwen
kinderen weg te voeren, daar elk huis
en
zijne
moeten zijn heb ik gevoeld aau de smart, die mij
jarenlang heeft ondermijnd. God meet met dub
bele maat, jij bent nu de mijne, voor altijd, toe,
zeg mij, met jo eigen woorden, dat je mij wilt
toebehooren1"
Zij bevrijdde zich uit de zijne omarming en
vatte hem bij de handen. ,Eeus zal de dag kom
en, waarop je de gevoelens en gedachten, dia
mij thans bestormen, zult begrijpen en dan zal
het arme kind, dat than9 sprakeloos hier voor
je staat, ook niet langer ern raadsel voor je
zijn I»
»Je zegt zoo weinig, Manon, en noemt jezclve
arm. Maakt mijne liefde je dan niet gelukkig
en rijk
Een somber «ach* vlood van hare lippen. Met
geweld klampte zij zich vast ann zijne handen,
alsot deze alleen haar, tegen het dreigende ge
vaar vermochten te beschutten en toch wist zij
maar al te goed, dut deze handen, die haar thans
zoo vast omsloten hielden, haar spoedig, mei
afschuw, van zich zouden at'slingeren. Zijne
woorden: «veel eerder zou ik een misdaad, in
hartstocht of toorn begaan, hunnen vergeven,
dan eene vooruilberaamde leugen en bedrog',
dwarrelden en gonsden haar door het hoofd. Ach,
dat hij toch reeds zijn vonnis over haar hadde uitge
sproken I Nog eens sprak de eteui van haar geweten,
waarschuwend, tot haar: «beken hem alias, nog
is hat tijd, dun zult gij tenminste zijne achting
niet verliezen. Hem den uwe noemen, zult gij
nooit raogeu.de leugen scheidt u voor altijd van
elkaar, diep ademhalend, liet zij moedeloos
hethoold op de borst zinken ;zij bezat daartoe niet
meer de kracht. Zij had dezen man boven alles
lief, haar hart klampte zich, met taaie volharding
aan hem vast en toch gevoelde zij met ver
schrikkelijke duidelijkheid, dat hij haar zou laten
schieteu, wanneer het bedrog aan het daglicht
kwam. Dagobert von Stumm zou haar hebben
vergeven deze was tot het grootste offer in staat
maar Raimond Brunneck was een geheel ander
roan 1 Zijn karakter was koeler, ernstiger en meer
bexonuen. Hijonderscheiddediepereu nauwgezetter
Daarom bracht de door het heldere zountlicht
o vertogen bloemengaarde van den Vrijheer, steeds
nieuwe bloesems voortmaar de rotsachtige bodem
van Biunuecks karakter zou geeu tweede bloem
doen ontspruiten ;verkwijnde zijn eerste liafde,
dan zou zijn liefde dor eo kaal worden. Wat
zou het haar baten, wanneer tij bad en smeekte?
«Morgen niet waar, morgen zullen wij aan de
buitenwereld verkondigen dat wij verloofd zijn
Brunneck sloeg zijn# armen om haar heen en
kuste haar op de lippen.
«Morgen Manon ontwaakte uit een zwa-
ren droom. Morgen, ja morgen moest er iets
bijzonders gebeuren, zij kou de comedie niet
langer doorspelen, met hem Diet? Geen enkel
oogenblik moet hij tegenover de vermeende «ba
rones" verbondeu zijn en tegenover de buiten
wereld, de verantwoording daarvoor op zijne
schouders dragen. «Morgen' herhaalde zij werk
tuigelijk niet een eigenuardigen klank in de stem
«Morgen zal ik" zij voltooide den zin niet,
lij vermocht het niet eene andere leugen te
spieken door hem te verzekeren, dat zij zou ko
men en met hem voor zijne moeder zou treden.
Zij wilde reeds in de vroegte, wanneor de datnes
van het pension den balroes uitsliepen, vertrek
ken, haar koffer zou zij in den nacht kunnen
pakken, het door den expediteur luten halen en
liet zich laten nazenden. In haar hoofd warrel
de het alles bont dooreen.
OndertusscheD hadden mij het pension Wullbradt
bereikt eu den tuin doorgeloopen. Hij stak zijne
hand uit naar de schel. Manon hield die tegen.
«Nog nipt", verzocht zij met trillende stem.
«Voordat'wij scheiden' de stem stokte haar
in de keel.
Verwonderd keek hij haar aan. «Voordat wij
scheiden.' herhaalde hij* en greep hare handen
trok haar niet zonder moeite, de lange balhand
schoenen uit en kuste elk harer vingers. «Lie
veling, wij scheiden slecht» tot morgen mor
Sen verwerf ik het recht, je ten aanschouwe van
e gehecle wereld, in den arm te ho.uden en
haar ons geluk te toonen. Ik ben er geheel door
in de wolken, Itoe is het mogelijk Manon, dat
«on mensch zoo gelukkig kan zijn. Ach het
zou wreed, gruwelijk wreed van je zijn, als je
mij misleiddet.'
«Jou misleiden 1' Het was een hartverscheu
lende folterende angstschreeuw, die zich aan
Manon's borst ontwrong 1 En voor dat hij het
kon verhinderen, lag zij aan zijne voeten, liet
■neeuwwitte, ruischende atlaskleed breidde zich
over de voch:ig schitterends, kleine steentjes uit
en de lange met kant omzoomde sleep, sleepte
een zwaau gelijk over de donkere, vochtige aaide.
«Erbarmen Raimond. heb mededoogen l«
Hij was vreeselijk geschrokken over de uit
werking zijner woorden. «Die ongelukkige arg-
waan nu is mij toch het onvergeeflijko woord
ontsnapt. Vergeet mij Munon, vergeef mij, nooit
weer zal ik u krenken
«Raimond, wannerr alles naast eu boven ons
in elkaar stort, wanneer de stortvloed mij heeft
meegesleurd, zoodat er geen spoor vun mij is
overgebleven, houd dan toch vast aun de over
tuiging dat ik u heb bemind, zooals niemand
ter wereld in de eerste honderd jaar voor de
tweede maal zal worden bemind. Eu het be
wustzijn dat ik het ben geweest, die u het zalige
gevoel der minne heeft geschonken, al was het
ook slechts voor enkele, weinige uren, zal het
eenige zijn wat mij staande houdt.'
.Slechts voor enkele uren Manon, wat spreek
je toch? Ik bemin je eindeloos «onder ophouden.»
Met geweld beurde hij haar van den grond cn
lachte om haar bleek verward gezicht, /.ij griep
naar de bel. Onheimelijk schril klonk de bel
door de gang. Kitty kwatu slaapdronken eu half
gekleed bij de deur en deed open.
«Vaarwel," fluisterde Manon tot Brunneck, die
iu de schaduw stond.
«Tot morgen, dierbare Manon," guf hij even
zacht ten antwoord.
Da deur vloog met een zwaren slag achter haar
dicht.
«Bent u alleen gekomen, barones?'
«De andoren komen siraks ik was moede
van het dansen. Hoe laat is het nu wel?'
t Even over middernacht, ik heb reeds (luchtig
geslapen. Zal ik u bij het uitkleeden helpen?'
«Neen gaat maar weer kalm naar bed.»
«Dan weDsch ik u een aangeuame nachtrust,
barones." Kitty, blij dat hare hulp niet verlaDgd
werd, verwijderde zich haastig
Manon beklom, met een zwuar hoofd, de sche
merachtig verlichte trap. Het was een afscheid
voor hel leven geweest. Bedroog lij hem ook
hierin niet? Met sidderende hand deed zij hare
kamerdeur op slot en bleef roerloos, als een
standbeeld staan, «ltsimond Brunneck,' sprak
zij, «Raimond Brunneck, nu is alles voorbij.'
Terugroepen zou hij haar niet, daarvoor kende
zij hem te goed, nog liever zou hij alle liefde
voor haar uit zijn hart rukken. Nog steeds stond
zij op dezelfde plek en perste hare handen tegen
de rol van depot van voedingsmiddelen eu/,.
vervulde.
het gejaagd kloppend hart. Nu was het sprookje
afgeloopen, ach zoo geheel anders dan zij had
gedacht. Haar hart was zoo diop, zoo innig diep
gewond. Zij hud een blik in het paradijs gu-
worpen en dat woog tegeu alles op. Raimond
Brunneck had aan hare voeten gelegen, hud naar
hare hand gedongen cn zij wist dat hijuooitecn
andere zou beraiiraen. Dat was haar meer waard
dan alles ter wereld. Met een zwaren zucht be
gon zij zich te herstellen, nu moest zij handelen,
snel handelen. Zij trok haar grooto reiskoffer
uit de slaapkamer en wierp er alles, wat aan
haar behoorde in, verwisselde haur b*lkleed met
een gemakkelijk reiscostuum en maakte haar
handbagage iD orde.
Zij had de klok niet hooren slaan hoe laut
zou het zijn Zij keek op haai horloge, maar
dat was blijven stilstaan. Maar, d ar echoot haar
te binnen, dat zich in den corridor do groote
ouderwetsche hangklok bevond. De ganglamp
brandde nog, duar de dames nog niet waren
teruggekeerd. Manon stak den sleutel van haar
koffer in den zak en keek nog eens na, of al
haar bagage in orde was; daarna liep zij naar
de deur, opende die zacht, nadat zij den grendel
er voor had weggeschoven en keek op de klok.
Zij kon de wijzerplaat zeer duidelijk onderschei
den, het was nog vroeg, pas één uur. Manon
zeide tot zichzelve, dat zij zich bij het inpakken
buitengewoon moest gerept hebbeu en i.u eerst
voelde zij dat zweetdroppels haar op het voor
hoofd parelden. Juist wilde zij hare deur weer
sluiten toen een ontzettenden gil iu de nachte
lijke stilte klonk, oogenblikkelijk gevolgd door
een donderend geraas. De deur trilde in Manons'
handen. Iemand, die van het dak scheei: te ko
men vloog den trap af over de treden, zonder
er ook iuaar een enkele aan te raken een
donkere gedaante, hel hoofd omwonden met
doeken, vloog als dol en blind Manon voorbij,
was met één sprong in den gang en verdween
daarin.
Manon stond uls verlamd door den schrik, met
in staat een lid te verroeren nog altijd klonk
die doodsgil haar in de ooren en benaiu haar het
denk en spraakvermogen.
Kitty, door het vreeselijk geraas gewekt, kwam
aanhollen, tust een licht in de hand.
(Wordt vervolgd)
i
i' d
ii i
i
.1
I 1