Nummer 43. Donderdag 30 Mei 1901. 24e Jaargang i f Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, I10H0P0L THEE i Op den Drempel van het Paiadijs, ANTOON TIELEN, DE LEKKERSTE. Theod. WESSELS, waalwijk. feuilletojs. Uitgever: Bekendmaking. Botha en Kitchener. 1 1 De Echo van het Zuiden en l.aigslrulsrkr Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Z a t e r d a g a v o n d. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75. Franco per post door het gehecle rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., Uitgever. franco te zenden aan den WAALWIJK. Advertenties 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven, worden '/maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels eu advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel ROTTERDAM Verkrijgbaar bij den Heer Verkiezing Tweede Kamer. De Burgemeester der gemeente Waalwijk brengt ter openbare kennis dat op Dinsdag 4 Juni 1901 van des voormiddag» 9 tot des namiddags -1 uur ten ruadhuize dezer gemeente opgaven van c*n- didaten kunnen worden ingeleverd voor de ver kiezing van één lid voor de Tweede Kamer der Staten Generaal voor het district Waalwijk. Waalwijk, 13 Mei 1901. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Burgemeester der gemeente Waalwijk brengt ter openbare kennis dat lijsten voor opgaven van candidaten voor de vei kiezing van een hd voor de tweede Kamer der Statan-Generaal ter secretarie der gemeente kosteloos verkrijgbaur zijn. Waalwijk, 13 Mei 1901. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN.DER SCHUEREN. Inspectie Verlofgangers. Burgemeester eu Wethouders der gemeente Waalwijk, ontvangen hebbende aanschrijving van Zijne Excellentie den lieer Commissaris der Ko ningin in deze provincie, van den 611 April 1901, 6e Afdeeliog (Bijblad No. 49). Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72). MAKEN BEKEND: Dat het te houden onderzoek (inspectie) van ds verlofgangers der Nationale Militie in deze provincie, voor deze gemeente zal plaats hebben op Dinsdag den 18 Juni aanstaande, des voor- uiiddugs om ll1/, ure, ter. raadhuize der gemeente Waalwijk. Dat tot bijwoning van die inspectie zijn ge houden, alle verlofgangers der militie te land, die vóór 1 April van het jaar der inspectie in het genot zijn gesteld van onbepaald verlol. Dat de voorschriften der aangehualde Wet onder anderen luiden als volgt: Art. 140. De verlofganger verschijnt bij Int onderzoek in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak boekje en van zijn verlofpas. Art. 141. Behoudens het bepaalde in att. 130, kan een arrest van twee lot xes dagen, te onder gaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door den Militie-Commissaris worden opgelegd aan den verlofganger: lo. die zonder geldige reden niet bij het on derzoek verschijnt; 2o. die daarbij verschenen zijnde, zonder gel dige reden niet voorzien is vun de in het voor gaande artikel vermelde voorwerpen 3o. wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden 4o. die kleeding-, of uitrustingstukken aan een ander behoorende, als de zijne vertoont. Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaande artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide, in arrest worden ge- brucht. D hij niet tegenwoordig eu onderwerpt hij zich nist oau de hem opgelegde straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den Militie-Com missaris, te richten aan den Burgemeester dtr woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder verzekerde geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij lijnde huis van bewaring of arrest overgebracht. Art. 143. Onverminderd de stiai in art. 141 vermeld, is de verlofganger verplicht, op den duurtoe door den Militie-Commissaris te bepalen tijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschre ven wijze, voor hum te verschijnen om te worden onderzocht. Art. 144. De verlofganger, die zich bij herha ling schuldig maakt aan het feit, sub 4o. vud art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den Militie-Commissaris verschijnt, of, al daar verschenen zijnde, in het geval verkeert sub 2o en 3o van artikel 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van diie tot zes maanden gehouden. Maken de verlofgangers tevens opmerkzaam, dat gedurende den lijd dat het opdërzoek duurt en in het algemeen wanneer zij in uniform ge kleed zijn, volgens het aangehaalde art. 130, 2e en 3e lid der wet, worden geacht onder de wa penen te zijn en het crimineel wetboek en het reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande op hen van toepassing is. En opdat niemand onwetendheid zoude kun nen voorwenden, zal deze, na afkondiging, op de gewone wijze worden aangeplakt, ter plaatse waar zulks te doen gebruikelijk is. Waalwijk, den 28 Mei 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, f. w. Van liempt. De N. B. Ct. van heder. geeft een uit voerige beschrijving van de onderhaudelin- gen tusschen Botha en Kitchener, waaraan wij 't volgende outleenen Reeds in Juli 1900 liet Lord Roberts aan den commandant-generaal Louis Botha weten, dat hij een samenkomst voorsloeg ten einde te overleggen op welke voorwaarden de oorlog kon beëindigd worden. Botha antwoordde, dat de onaf hank e,lij kheid der republieken de /conditio sine qua non" was van alle vredesvoorstellen en toen lord Ro berts berichtte, dat Engeland nimmer de onafhankelijkheid kon teruggeven, maar be reid was overigens gunstige voorwaarden aan te bieden, hernam Botha, dut in dit geval eene samenkomst nutteloos was. In Januari 1901 richtte mevr. L. Botha Emmett zich tot de Engelsohe autoritei ten te Pretoria met verzoek haar toestem ming te verleenen om haren echtgenoot op te zoeken. Haar hoofddoel was otn zich flnancieelen hijstand te verschaffen immers vóór de inbezitneming van Pteloria had Botha aan zijne vrouw een soms gelds hene vens eene formeele maehtigiug ter hand ge steld om gelden van zijne deposito-rekening op een der banken te trekken daarop ver trouwende, was mevr. Botha met de gewo ne Afrikaansche gastvrijheid hare minder bedeelde vriendinnen te hulp gekomen. Toen echter de contante gelden ver bruikt waren, waartoe de zeer booge oorlogsprijzen na de Britsche occupatie vlij tig medewerkten werd haar geweigerd geld uit de bank te trekken Door dezen maatregel zijn volgens mevr. Botha een aantal vrouwen van niet-wapenafleggers zwaar getroffen. Toen nu mevr. Botha persoonlijk aanzoek deed om haar pas, werd haar gevraagd, of zij voornemens was haren echtgenoot op het nuttelooze van verdere tegenstand te wijzen en bij hem aan te dringen den strijd op to geven. Dit weigerde zij heslist, waarop de verlangde toestemming geweigerd werd. Zeg aan Lord Kitchener, antwoordde zij, dat ik met of zonder verlof ga ik wil mijn man zien en zal mij door niemand la ten weerhouden. De zaak kwam Lord Kitchener ter oore, die terstond een zijner stafofficieren zond om aan mevr, Botha zijn leedwezen te betui- genen haar te verzoeken om een onder houd. Lord Kitchener was, gelijk reeds vroe- ger, jegens mevr. Botha zeer voorkomend en gaf haar de verlangde paswegens de krijgsoperaties van generaal French moest zij van Pretoria over Standerton reizen; tevens verzocht Lord Kitchener haar om aar. den commandant-generaal mede te deelen, dat Lord Kitchener hem tot een mondeling on derhoud uitnoodigde. Mevr. Botha werd te Standerton van rij tuig en paarden voorzien, reisdenaar Wak- 33) Misschien zou ik hem ook hebben genomen, als ik toen meer van de wereld had geweten, maar ik verlangde d® wereld ia te gaan, om toch eens tets meer te zien, dan het smalle plekje blauwe lucht, dat zich boven de huizen onzer straat uit breidde. Ik dorstte naar vrijheid en daarom sloeg ik dit goede aanbod af." «En de Vrijheer von Stam ?'vroeg Brunneck op somberen tson, ,lk mag niet, O spreek niet over hem Manon verhaastte hare schreden. Maar over, mijselven mag ik spreken, niet waar Brunneck zag riet hare afwerende beweging, doch slechts het blanke, bekoorlijke meisjesgelaat, voelde den zoeten last van haar slank lichaam, dat zoekend, op hem begon te leunen en zijn zelf beheersching verliet hem. .Over mijzelven wil ik spreken en God weet, dat het ernstig geineend is, wat ik te zeggen heb... lang, reeds lang ge leden, wilde ik spreken.... Manon, schenk mij deze kleine hand, zij zal nooit anders dan door mijue lippen worden aangeraaktik betuin u huttstocfitelijk, zooals ik nog nooit heb bemind en nooit in mijn gebeele leven weer zal beminnen u weet dat. Het leven en mijne loopbaan hebben mij ernstig gestemd en mij mannelijker gemankt, dan ik anders wel zou wezen. Wil ie liet met mij wagen. Manon Ik bied u niet de jonge, pas ontloken bloemen der lente, maar de volwassen, vrucht eener rijke liefde! En je weet ook, dat mijne liefde je voor altijd zal toebehooren.' Hij zweeg, diep ontroerd en wachtte op Mar.on s antwoord. Maar zij zeide niet9. Een gesmoord snikken drong door tot zijn oor en, toen hij haar zacht en behoedzaam tegen zijn borst drukte, vlijde zij zich machteloos tegen zijn hart, dat haar voor eeuwig zou toebehooren. Zijne oogen werden vochtig, toen hij het hevig snikkende meisje iu zijne armen sloot.» Kijk, Manon, ik wist wel dat God mij een groote vergoeding schuldig was, voor het leed, dat ik onschuldig heb gedragen en, dat die vergoeding groot zou kerstroom en ondervond alle hulp van de Engelsche generaals, die onder opperbevel van generaals French bezig waren met dei» concentreerenden veldtocht over liet z g.n. Hoogeveld. Doordat het den Engelsehen merkwaardi gerwijze onbekend was, dat Louis Botha reeds achter, instede van vóór de Engelsche operatielijn was, word mevr. Botha aanvan kelijk in de richting van Piet Relief gezonden en eerst toen de Engelschen hun misverstand gevaar werden, deelde men haar ntede, dat zij meer kans had haren echtgenoot ten W. van Klipstapel (tusschen Ermelo en Carolina) te vinden. Als gevolg van hare ontmoeting met den cominandantgenernal reisde, deze, nu zijn commando's in veiligheid waren, terstond naar de regeeting der Z.A.R., die toenmaals sinds maanden bij Tantesberg (ten N. W. van Botha's Berg) gevestigd was. Er werd in een zitting van een Uitvoerenden Raad besloten, dat de commandant-generaal gevolg zoude geven aan het verzoek van Lord Kitchenerna eene briefwisseling werd de sameukomst op den 28stcfi Februari 's mor gens te Middelburg bepaald. De heer Van Velden, secretaris van den wn. staatspresi dent Schalk Burger en de heer de Wet, militair secretaris van den commandant-ge neraal, zouden hem vergezellen de beste paarden in 't generaalakamp werden uitge zocht en voor een van Botha's paarden, een witten hengst, werd zelfs een stuk zeep zeldzaam weeldeartikel in dezen tijd opgeofferd om „goed voor den dag te ko men*. Op een half uur afstands rijden van het dorp werd Botha door een sterk es corte als eerewacht, onder bevel van een officier van den generalen staf opgewacht en inet militair eerbetoon ontvangen. Aan- vaukelijk stapvoets rijdende, vroeg de officier of Botha galop wilde rijden terstond gaf hij 'zijn paard de sporen en weldra reed het kleine gezelschap zoo snel, dat bij het dorp gekomen de eerewacht verre achter bleek te zijn, tot niet geringe vroolijkheid der Engelsche en een greintje heimelijke tevre denheid van Botha Aan het hoofdkwartier aangekomen, stond de generale staf „en haie» geschaard en twain lord Kitchener door den tuin Boiha tegemoethetu ouder den arm nemende, begon hij onmiddellijk het gesprek over den ooi log en de toekomst daarvan en leidde lij hem in eene kamer, waar zij het gesprek voortzetten. Terstond stelde Botha voor secretarissen binnen te roepen ten einde stenographische aanteekeningen te houden KitcliPiicr vond dit zijnerzijds niet noodig, maar had geen bezwaar, wanneer Botha zijne reisgenooten binnenriep iu— tusschen zette hij het gesprak onverdroten voort en toen Botha nog tweemalen opzijn verzoek terug kwam en Kitchener telkens zeide dat hij er niets tegen had, middeler wijl echter doorpraatte, stond Botha op om zelf van Telden en de Wet te halen Kit chener begreep den wenk, verontschuldigde zich en riep de secretarissen binnen van Engelsche zijde was echter niemand behalve Lord Kitchener tegenwoordig. Achtereenvolgens kwamen ter sprake de kwestie van de onafhankelijkheid der repu blieken, het toekomstig bestuur daarvan, de oorlogskosten, schadevergoedingen enz., de behandeling der vrouwen en ambulance, de houding der Kaffers enz. Botha stelde voorop, dat de onufltatike-- lijkheid der republieken de hoofdvoorwaarde van een compromis moest zijn en waarom Kitchener verklaarde dat de Engelsche re- geeriug hierin nimmer kon of wilde toe stemmen, voorloopig het militair bestuur wensehte te handhaven om na alloop der vijandelijkheden zoo spoedig doenlijk een kroonkoloniebestuur daarvoor in de plaats te stellen en eer3t later een vertegenwoor digend element in de regeering te brengen. Kitchener deelde mede dat Sir Alfred Milner tot gouverneur was benoemd (wat Botha reeds uit buitgemaakte dagbladen wist); dat het goed zoude zijn, als Botha ook Sir Alfred eens ontmoette Botha ant woordde, dat hij Sir Alfred Milner niet wensehte te ontmoeten. „Why not, he is such a nice man", zeide Kitchener, waarop Botha antwoordde: 't Mag waar zijn, maar ik wil met Sir Alfred niets te doen hebben. Sprekende over de behandeling der vrou wen van burgers, die nog in 't veld staan, somde Botha alle zijne klachten op, deze met feiten en data stavendetelkens wan neer Kitchener in het nauw gedreven werd, ook bij andere punten, die ter sprake kwa men, redde hij er zich uit, doer een onder zoek te beloven of te verklaren, dat het niet op zijne orders was geschied. Feitelijk ligt dus hierin de erkentenis, dat veel on- noodig onrecht is begaan. Kitchener beloofde een onderzoek (gelijk reeds zoo dikwerf beloofd werd) en ver klaarde dat hij geen kans zag om den oorlog tot een einde te brengen zonder de vrouwen kinderen weg te voeren, daar elk huis en zijne moeten zijn heb ik gevoeld aau de smart, die mij jarenlang heeft ondermijnd. God meet met dub bele maat, jij bent nu de mijne, voor altijd, toe, zeg mij, met jo eigen woorden, dat je mij wilt toebehooren1" Zij bevrijdde zich uit de zijne omarming en vatte hem bij de handen. ,Eeus zal de dag kom en, waarop je de gevoelens en gedachten, dia mij thans bestormen, zult begrijpen en dan zal het arme kind, dat than9 sprakeloos hier voor je staat, ook niet langer ern raadsel voor je zijn I» »Je zegt zoo weinig, Manon, en noemt jezclve arm. Maakt mijne liefde je dan niet gelukkig en rijk Een somber «ach* vlood van hare lippen. Met geweld klampte zij zich vast ann zijne handen, alsot deze alleen haar, tegen het dreigende ge vaar vermochten te beschutten en toch wist zij maar al te goed, dut deze handen, die haar thans zoo vast omsloten hielden, haar spoedig, mei afschuw, van zich zouden at'slingeren. Zijne woorden: «veel eerder zou ik een misdaad, in hartstocht of toorn begaan, hunnen vergeven, dan eene vooruilberaamde leugen en bedrog', dwarrelden en gonsden haar door het hoofd. Ach, dat hij toch reeds zijn vonnis over haar hadde uitge sproken I Nog eens sprak de eteui van haar geweten, waarschuwend, tot haar: «beken hem alias, nog is hat tijd, dun zult gij tenminste zijne achting niet verliezen. Hem den uwe noemen, zult gij nooit raogeu.de leugen scheidt u voor altijd van elkaar, diep ademhalend, liet zij moedeloos hethoold op de borst zinken ;zij bezat daartoe niet meer de kracht. Zij had dezen man boven alles lief, haar hart klampte zich, met taaie volharding aan hem vast en toch gevoelde zij met ver schrikkelijke duidelijkheid, dat hij haar zou laten schieteu, wanneer het bedrog aan het daglicht kwam. Dagobert von Stumm zou haar hebben vergeven deze was tot het grootste offer in staat maar Raimond Brunneck was een geheel ander roan 1 Zijn karakter was koeler, ernstiger en meer bexonuen. Hijonderscheiddediepereu nauwgezetter Daarom bracht de door het heldere zountlicht o vertogen bloemengaarde van den Vrijheer, steeds nieuwe bloesems voortmaar de rotsachtige bodem van Biunuecks karakter zou geeu tweede bloem doen ontspruiten ;verkwijnde zijn eerste liafde, dan zou zijn liefde dor eo kaal worden. Wat zou het haar baten, wanneer tij bad en smeekte? «Morgen niet waar, morgen zullen wij aan de buitenwereld verkondigen dat wij verloofd zijn Brunneck sloeg zijn# armen om haar heen en kuste haar op de lippen. «Morgen Manon ontwaakte uit een zwa- ren droom. Morgen, ja morgen moest er iets bijzonders gebeuren, zij kou de comedie niet langer doorspelen, met hem Diet? Geen enkel oogenblik moet hij tegenover de vermeende «ba rones" verbondeu zijn en tegenover de buiten wereld, de verantwoording daarvoor op zijne schouders dragen. «Morgen' herhaalde zij werk tuigelijk niet een eigenuardigen klank in de stem «Morgen zal ik" zij voltooide den zin niet, lij vermocht het niet eene andere leugen te spieken door hem te verzekeren, dat zij zou ko men en met hem voor zijne moeder zou treden. Zij wilde reeds in de vroegte, wanneor de datnes van het pension den balroes uitsliepen, vertrek ken, haar koffer zou zij in den nacht kunnen pakken, het door den expediteur luten halen en liet zich laten nazenden. In haar hoofd warrel de het alles bont dooreen. OndertusscheD hadden mij het pension Wullbradt bereikt eu den tuin doorgeloopen. Hij stak zijne hand uit naar de schel. Manon hield die tegen. «Nog nipt", verzocht zij met trillende stem. «Voordat'wij scheiden' de stem stokte haar in de keel. Verwonderd keek hij haar aan. «Voordat wij scheiden.' herhaalde hij* en greep hare handen trok haar niet zonder moeite, de lange balhand schoenen uit en kuste elk harer vingers. «Lie veling, wij scheiden slecht» tot morgen mor Sen verwerf ik het recht, je ten aanschouwe van e gehecle wereld, in den arm te ho.uden en haar ons geluk te toonen. Ik ben er geheel door in de wolken, Itoe is het mogelijk Manon, dat «on mensch zoo gelukkig kan zijn. Ach het zou wreed, gruwelijk wreed van je zijn, als je mij misleiddet.' «Jou misleiden 1' Het was een hartverscheu lende folterende angstschreeuw, die zich aan Manon's borst ontwrong 1 En voor dat hij het kon verhinderen, lag zij aan zijne voeten, liet ■neeuwwitte, ruischende atlaskleed breidde zich over de voch:ig schitterends, kleine steentjes uit en de lange met kant omzoomde sleep, sleepte een zwaau gelijk over de donkere, vochtige aaide. «Erbarmen Raimond. heb mededoogen l« Hij was vreeselijk geschrokken over de uit werking zijner woorden. «Die ongelukkige arg- waan nu is mij toch het onvergeeflijko woord ontsnapt. Vergeet mij Munon, vergeef mij, nooit weer zal ik u krenken «Raimond, wannerr alles naast eu boven ons in elkaar stort, wanneer de stortvloed mij heeft meegesleurd, zoodat er geen spoor vun mij is overgebleven, houd dan toch vast aun de over tuiging dat ik u heb bemind, zooals niemand ter wereld in de eerste honderd jaar voor de tweede maal zal worden bemind. Eu het be wustzijn dat ik het ben geweest, die u het zalige gevoel der minne heeft geschonken, al was het ook slechts voor enkele, weinige uren, zal het eenige zijn wat mij staande houdt.' .Slechts voor enkele uren Manon, wat spreek je toch? Ik bemin je eindeloos «onder ophouden.» Met geweld beurde hij haar van den grond cn lachte om haar bleek verward gezicht, /.ij griep naar de bel. Onheimelijk schril klonk de bel door de gang. Kitty kwatu slaapdronken eu half gekleed bij de deur en deed open. «Vaarwel," fluisterde Manon tot Brunneck, die iu de schaduw stond. «Tot morgen, dierbare Manon," guf hij even zacht ten antwoord. Da deur vloog met een zwaren slag achter haar dicht. «Bent u alleen gekomen, barones?' «De andoren komen siraks ik was moede van het dansen. Hoe laat is het nu wel?' t Even over middernacht, ik heb reeds (luchtig geslapen. Zal ik u bij het uitkleeden helpen?' «Neen gaat maar weer kalm naar bed.» «Dan weDsch ik u een aangeuame nachtrust, barones." Kitty, blij dat hare hulp niet verlaDgd werd, verwijderde zich haastig Manon beklom, met een zwuar hoofd, de sche merachtig verlichte trap. Het was een afscheid voor hel leven geweest. Bedroog lij hem ook hierin niet? Met sidderende hand deed zij hare kamerdeur op slot en bleef roerloos, als een standbeeld staan, «ltsimond Brunneck,' sprak zij, «Raimond Brunneck, nu is alles voorbij.' Terugroepen zou hij haar niet, daarvoor kende zij hem te goed, nog liever zou hij alle liefde voor haar uit zijn hart rukken. Nog steeds stond zij op dezelfde plek en perste hare handen tegen de rol van depot van voedingsmiddelen eu/,. vervulde. het gejaagd kloppend hart. Nu was het sprookje afgeloopen, ach zoo geheel anders dan zij had gedacht. Haar hart was zoo diop, zoo innig diep gewond. Zij hud een blik in het paradijs gu- worpen en dat woog tegeu alles op. Raimond Brunneck had aan hare voeten gelegen, hud naar hare hand gedongen cn zij wist dat hijuooitecn andere zou beraiiraen. Dat was haar meer waard dan alles ter wereld. Met een zwaren zucht be gon zij zich te herstellen, nu moest zij handelen, snel handelen. Zij trok haar grooto reiskoffer uit de slaapkamer en wierp er alles, wat aan haar behoorde in, verwisselde haur b*lkleed met een gemakkelijk reiscostuum en maakte haar handbagage iD orde. Zij had de klok niet hooren slaan hoe laut zou het zijn Zij keek op haai horloge, maar dat was blijven stilstaan. Maar, d ar echoot haar te binnen, dat zich in den corridor do groote ouderwetsche hangklok bevond. De ganglamp brandde nog, duar de dames nog niet waren teruggekeerd. Manon stak den sleutel van haar koffer in den zak en keek nog eens na, of al haar bagage in orde was; daarna liep zij naar de deur, opende die zacht, nadat zij den grendel er voor had weggeschoven en keek op de klok. Zij kon de wijzerplaat zeer duidelijk onderschei den, het was nog vroeg, pas één uur. Manon zeide tot zichzelve, dat zij zich bij het inpakken buitengewoon moest gerept hebbeu en i.u eerst voelde zij dat zweetdroppels haar op het voor hoofd parelden. Juist wilde zij hare deur weer sluiten toen een ontzettenden gil iu de nachte lijke stilte klonk, oogenblikkelijk gevolgd door een donderend geraas. De deur trilde in Manons' handen. Iemand, die van het dak scheei: te ko men vloog den trap af over de treden, zonder er ook iuaar een enkele aan te raken een donkere gedaante, hel hoofd omwonden met doeken, vloog als dol en blind Manon voorbij, was met één sprong in den gang en verdween daarin. Manon stond uls verlamd door den schrik, met in staat een lid te verroeren nog altijd klonk die doodsgil haar in de ooren en benaiu haar het denk en spraakvermogen. Kitty, door het vreeselijk geraas gewekt, kwam aanhollen, tust een licht in de hand. (Wordt vervolgd) i i' d ii i i .1 I 1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1