Nummer 48.
Zondag 16 Juni 1901.
'24# Jaargang.
Tweede Blad.
Bericht.
Moord te Tilburg.
Het vervolg van het verslag der
Kamer van Koophandel en Fa
brieken te Waalwijk zal in het
volgend nummer worden opgeno
men
(Vervolg van het Eerste Blad.)
De Echo van het Zuiden
WAALWIJK.
Zondag 16 Juni a. s. nam. ten 12 uur, zal
door de Liedertafel „Oefening en Vermaak»
van Waalwijk en Besoijen op de zaal «Mu
sis Sacrotn» te Waalwijk worden uitgevoerd:
1. De Heidebloem Scliellekeus.
2. Omhoog Heinze.
3. Ncerlands mannenzang. De Vliegh.
Pres. „Heb je Mutsaers dadelijk herkend?
G t. „Die schilder? Ja, dien gemeenen
schilder, met z'n verlokkend gezicht!...
Slechter duivel is er niet, en als 'ie kon, zou
'ie nog meer doen..."
Pres. „Juist omdat hij zoo'n duivel is, moet
je de waarheid zeggen, Dan mag je weer
terug naar U.recht."
Een der doctoren onder de getuigen voelt
het vrouwtje de hand, m rar zij slaat hem af.
Pres. „Wist je dal Mutsaerts hier was
Get. staat op, ziet rond, en zegt verbaasd
»Ik weet niet waar 'ie nou heen is."
Pres. „Ik bedoel den man, dien je r» oor
denaar noemde".
Get.„O, die schilder
De president laat beklaagde nu weer binnen
brengen, en hem, geboeid tusscheu de ma
rechaussees voor 't oude vrouwtje stilhouden.
Eu dadelijk strekt zij zich weer overeind, en
schreeuwt hem toe: Leclijke gemeene mooi-
denaar En beken je 't nou niet Beken
je 't niet. O, 't onschuldige bloed! Je krijgt
't toch man Van al je misdaden is dit de
ergste. En toch zal God jc straffen. Je
herkent mij nietjmeer, hè Ik ben veranderd,
niet waar? Ja, ik ben heel mager geworden
Bekl. wil iets zeggen, doch de pies. legt
htm dadelijk het zwijgen op.
Pies.: „Bekl., jij blijft ontkennen
Bekl.: »Zoo waar helpe mij.
Pies.: „Die vingers neer; geen comedie
hier, daar geiooven we niet aan, vooral vat.
jou niet. Je blijft ontkennen
Bekl Ja volkomen
Get.„Hij zegt, dat 'ie 't niet gedaan
heeft."
Get. „Boven is er Eer, machtiger dan
alle heeren hier, dan de heele zaal. Dit zal
je treffen man al hou j'j ook je long neer/'
Pres..- „Als hij zijn tong neer houdt en jij
ook, dan help je hem."
Get. „Voor het korte cogenblik, dat ik
nog in het leven ben ik heb al zoo
veel onrechtvaardigs gezien
Pres. tot bekl.: »Keo je die vrouw?"
Bekl.„Ik heb baar nooit gezien
Pies.: „Hoe noemt zij jou dan ineens den
moordenaar
Bek'.: „Meneer, ik durf te beweren dat
ik haar nooit ontmoet heb. Laat ze dan
zeggen waar. Maar, ziet u, zij hoort bij die
getuigen, die daar in de kamer waren. En
mij kan ze makkelijk herkennen, zoo met de
politie om me heen! Vraagt u haar nu
hoe ze weet, dat ik 't gedaan heb. Het is
mijn eenig verlangen, dat ze spreekt."
Get. begrijpt dat wel. Ze is zoo veran
derd. Maar boe is 't mogelijk, dat hij zoo
brutaal dut ft te zijn. „De duivel heeft je
wel te pakken man
Bekl.Als je tegen iemand spreekt, moet
je 'rn in de oogen durven zien.«
Pres.: S'il jij."
Get. „Toen was je nog een brave jon
gen,* maar nou
Pres. »Hij zegt, dat je een werktuig van
git. Lieshout bent."
Get. „Die ken ik niet."
Pres. „Hoe weet je nu, dat hij 't kind
vermoord heeft?"
Get. Ja, hij durft zoo'n groot woord te
hebben, omdat hij begrijpt wie er zoo voor
hem gesmeekt heeft, dat we zijn schuld niet
zouden uitbrengen omdat we daar een eed
op hebben moeten doen.
De Pres. Een eed?
G-t. Ja, dat we hem sparen zullen en
overlaten aan zijn eigen straf. Dat hebben
we samen gezworen.
Pres. Wie samen
Get. Ja, anders zou het met mij net gaan
als met Musketier. Die is overal verraden,
omdat hij den moord heeft uitgebracht.
Pres. Die met jou gezworen heeft, was dat
een schilder?
Get. Ja, hij schilderde wel 's. Ook in
Tilburg. Ik heb hem groot gebracht, maar
nu is hij op een groot handelskantoor in 't
buitenland.
Pres. Waar
Get. Dat kan ik immers niet zeggen.
Pres. Was hij in Tilburg, toen de moord
gebeurde
Get.Ach God ja -
Pres. Had Mutsaerts niet tegen dien
man gezegd, dit hij vetliefd was op hei
meisje van Kessels
Get.: Ik heb een etd gedaan en kan er
dus niets meer van zeggen. Dat zou strijden
nvt God.
Pres. Hoe heb je dien eed gedaan
Get. Op den Bijbel hebben ze 'i me
laten doen. Zij lag op haar sterfbed, een
jong meisje dat Mutsaets beschermde, omda'
ze hem zoo graag wou hebben.
Pres.: Waar wooi.de cl.t meisje?
Get.: Dan zou ik weer tegen God tn
mijn geweien handelen
Pres.; lleb je op haar sterfbed met dien
man uit Tilburg samen gezworen?
Get.Ja. Och, ze was zoo naar, ze smeekte
zoo; ze had 't kruis tusscheu de handen en
riep maar Wees zijn veriader niet.
Pies.: Is zij nu gestorven?
Get Ja, ze was tusschen '20 en 26 jaren
oud, maar ze had al zoo'ang idee op hem.
Pres. Heeft hij vroeger kennis aan haar
j.ehad?
Get. Nee. Maar daar komen die brie
ven o <k vandaan. Dat heeft ze me brutaal,
of moet ik zeggen oprecht opgebiecht.
De verpleegster van dat meisje heeft nog een
woord opgevangen toen ze stierf, maar zij
heefi 't niet begrepen. En een ander hetfi
ons afgeluisterd. Zij wil dien andeieu jon
gen hebben.
Pres.: Wie was die verpleegster?
G t. De dochter van een vrouwelijke
dtteciieve. Zij wou den jongen hebben, die
ik heb opgevoed.
Pres Hoe heet die
Gei. Och laa' me nou geen naam noe
men. Ik h-b 't gezworen en mijn arme ziel
is me te veel waard.
Gel.: Ja maar door te zwijgen, doe je
nog meer z-onde.
Pres. Je moet de eed doen
Ge;.: Zou ik dus twee eeden tegen elkaar
in moeten doen en zouden de heeren rech
ters mij dan geiooven? Als ik nu eenmaal
een eed voor den Almachtige heb afgelegd,
7.ou ik nu we< r doodgewoon een eed daar
tegen iu moeten dotJn Zouden de heeren
rechters dat voor hun geweten kunnen ver
antwoorden
Pres.Waar is die man nu, die met je
gezworen heeft
Get. Als ik dat nu zeg, weel u immers
alles. Mijn geweten verbiedt me om namen
te noemen.
Pres.: Je moet de waarheid zeggen.
Git Waarom moet ik nu die andere eed
voor God vei breken?
P, es. Dal is een slechte eed Nu span
je samen met den moordenaar. Het onschul
dige mebje wil 't.
Get. Dal bloed wordt toch gewroken.
De openbare zitting wordt geschorst. Als
ze na eenige miuutt n heropend wordt, con
fronteert de pres. de getuige Anna Beyer,
dienstbode te Utrecht en vroegere verloofde
van den beklaagde, vrouw Van Rossura, waar
Mulsaeis vroeger te Utrecht woonde en haar
dochter, met de oude vrouw, doch deze ver
klaren haar niet te kennen en kunnen ook
geen licht over de geheimzinnige getuigenis
ontsteken.
Dan laat dc pres. het oudje in het oor
roepen, dat zij nio'gen om half tien weer
present moet zijn en dat dit zoo zal duren,
totdat zij de waarheid gezegd heeft.
Get. Nee, dat kan ik niet. Ik doe wat
Go 1 wil, maar dat zal nooit over mijn lippen
komen.
Dan schorst de president te kwart over
zessen de zitting tol Dondeidagochtend half
tien.
DE ZITTING VAN DONDERDAG
werd geopend om kwart voor tienen en bij
gewoond door een even groot publiek als
gisteren.
Men merkte nu op de gereserveerde plaat
sen nog meer dames dan gisteren, want de
melodramatische tooneelen door vrouw Van
Rossum, geboren Van Til, gisteren voorge
dragen, hebben niet nagelaten de belang
stelling te doen stijgen in deze geruchtma
kende zaak.
Vrouw Van Rossum wordt dan heden
weer voorgeleid en de Utrechische inspec
teur van politie, die haar begeleidt, begint
weer met haar in 't oor te schreeuwen dat
zij den eed moet doen, vrouw Van Rossum
weigert pertinent, maar zij biedt veront
schuldiging aan wegens haar gedrag van
gisteren, zeggende dat zij toen zoo raar was.
De president vroeg haar nog eens den
eed af te leggen.
De getuige ik mag niet voor God.
De presidentmaar God heeft toch be
volen, dat gij u aan de wetten moet onder
werpen.
De getuige: Mijn geweten zegt mij, dat
ik geen eed mag doen.
De verdediger treedt nu tusschenbeide
en vraagt gijzeling van deze beklaagde,
aangezien de zaak niet door hare verklaring
wordt gediend.
De rechtbank zich voorbehoudende, later
over deze kwestie te beslissen, verhoort nu
den heer van Doorn, inspecteur van politie
te Utrecht pn geleider van vrouw Van
Rossum.
Deze vertelt, dat vrouw Van Rossum
aan vrouw Van Lieshout heeft verteld, een
pleegzoon te hebben, deze kennis hal met
een meisje dat verliefd was geraakt op den
schilder Mutsaers. Deze pleegzoon nu zou
in de kerk zijn geweest, toen Mutsaers den
moord leegde op Maria Kessels Het meisje
is later gestorven, maar op haar sterfbed
heeft zij vrouw Van Rossnm en den pleeg
zoon doen zweren, geen woord te zeggen
van hetgeen zij wisten.
Nu komt de Till urgsehe coramisaris van
politie, op, de heer H. Caarls, en geeft een
omstandig verhaal v.an het gebeurde. Hoe op
den 22n Augustus 1900 de vermissing van
het kind is aangegeven, en hij in alle rich
tingen heeft gezocht; hoe de schilder Mut
saers den commissaris ontmoetende, door
hein aangesproken, hem verteld heelt, dat
de koster hem een pakje kleeren had gege
ven oin liet op straat weg te gooien, doch
de schilder had liet pakje opgeborgen in
ziin kist. Later zou de koster aan den schil
der hebben verteld, dat de kleertjes in het
torentje lagen.
De commissaris verhoorde den koster.
Deze was zeer kalm De schilder en koster
hadden, naar blijkt uit de verklaring van
den commissaris, beiden gevangen g. nomen
moeten worden, maar door een vergissing
zijner ondergeschikten heeft men den schil
der langer vrijgelaten.
Beklaagde was het met den commissaris
niet geheel eens en wees op een plitte-
grondskaart een andere plaats aan waar hij
den commissaris had ontmoet dan door
dezen was opgegeven.
Beklaagde is zeer levendig in zijn ver
klaringen en discussieert met een vrijmoedig
heid die op het brutale af gaat.
In den loop der zitting stelde hij bij
voorbeeld een vraag aan den president
waarop deze zeide dat beklaagde slechts te
antwoorden had en geen vragen te stellen
aan hem, den president,
Beklaagde geeft dan verder een verhaal
van zijn openbaringen aan «len commissaris
over het pakje kleeren doch wordt door
den president in de vaart van zijn verhalen
gestuit met de vraag hoe hij weten kon dat.
in het japonnetje van Maria Kessels een
kerkboekje zat.
Beklaagde vertelde namelijk dat de koster
hem gezegd had, dat de overige kleedjes van
het kind op het toreutje der kerk lagen,
hoe kon hij nu weten dat in den zak van
die kleeren een kerkboekje was.
Dat had hij gehoord verklaarde beklaagde
van de dienstbode des heeren Kessels.
De volgende getuige is L. Soentjes,
hoofdinspecteur van politie te Tilburg.
Deze getuige had van den commissaris
van politie bevel gekregen huiszoeking te
doen bij schilder Mutsaers.
Hij vond het pakje kleeren dat Mutsaers
gezegd had van den koster te hebben
gekregen op den zolder van Mutsaers' huis
in een koffer, verstopt onder andere goede-
ren.
Mutsaers verklaarde dat er in den koffer
haast geen goederen waren.
Getuige houdt rol van wel en zegt later
op een vraag van rechter Iloeffelman dat
hij wel degelijk den indruk had gekregen
dat het pakje was verstopt,
De heer Soentjes heeft verder opgemerkt
dat beklaagde in een zijstraat is geweken
toen hij den koster zag aankomen tusschen
twee agenten in.
Beklaagde beweerd dat dit niet waar is.
Toen hij van 't politiebureau kwam is
hij recht naar huis gegaan.
Op een vraag van den president zegt
beklaagde dat hij het pakje kleeren niet
heeft open gemaakt.
Het zat in eeu krant en toen hij dezen
er afscheurde zag hij de bloedvlek.
Hij heeft 't verder niet nagekeken.
Doch waarom hebt gij dat pakje bewaard
vraagt de president.
Omdat ik dacht dat er poetslappen in
zaten antwoordt beklaagde.
Volgende getuigen is pastoor G. W. J.
M. van Zinnicq Bergman.
Getuige is drie jaar reeds pastoor te
Tilburg. De kerk is door hein gebouwd.
De diensten zijn op gewone dagen om 9
uur afgeloopen. De kerk blijft den gauschen
dag open. Door deD ingang aan de noord-
hoek komt men in hel torentje. Twee sleutels
waren daarvan, die iu bewaring waren van
den koster. Na dat hij van de vermissing
van het kind gehoord had, heeft hij onder
zoek in de kerk gedaan, daar de mogelijk
heid bestond, dat het kind spelenderwijs de
kerk was binnengekomen en op een bank
was gaan slapen.
Den volgenden dag was pastoor v. Z. B.
op reis gegaan. Getuigen was van gedachte
dat het kind ontvoerd was. Dien dag heeft
getuigen de koster niet gesproken, wel 's
avonds den schilder.
Thuis komende verleide de meid, dat dr
schilder het kind het laatst gezien had.
Pastoor v. Z. B zocht den schilder op, die
in den tuin stond te werken. Getuige
vroeg beklaagde h-.b je het kind van Kessels
gezien Het antwoord luiddeja. Den
volgenden morgen na in de catechisinuskaiuer
ondeizoek' gedaan te hebben, ging getuige
tiaar den Bosch.
Bij zijne terugkomst te Tilburg was mevr.
Kessels te zijnent. Hij ging naar bet huis
van den heer Kessels en vond daar den
koster met den commissaris van politie Pas
was getuige daar, of de C. v. P. arresteerde
den koster. Deze bleef zee.r kalm en ver
zocht den commissaris hem ongeboeid te
laten, daar hij niet weg zou loopen.
De sleutels, die getuigen den koster in
bewaring had gegeven, hingen altijd in een
niet afgesloten kast inkle sacristie, die altijd
afgesloten is, tenzij de koster in de kerk is.
Op den morgen van den 22en Augustus
heeft getuige niets gehoord. Des middags
is get. in de kerk geweest, om daar zijn
getijden te bidden. Ook is getuigen op liet
koor geweest. Hij meent toen een kleedje
te hebben zien liggen op de trap. Onder eede
durft getuige dit niet tc verklaren, daar hij
liet zich maar flauw herinnert.
Aanvraag gijzeling.
Vrouw van Rossum komt weer voir.
Haar geleider moet nogmaals vragen den
eed af te leggen.
De vrouw wordt gezegd, dat ze nu naar
huis kun gaan, maar Maandag 1Ü uur
moet ze terugkomen.
De verdediger zegt, dat dit nadeel kan
zijn van beklaagde. Hij verzocht de getuige
in gijzeling te nemen, daar zij in Utrecht
teruggekeerd, wellicht luggespraak kan hou
den met derden
De officier refereert zich aan de uitspraak
van de rechtbank.
Deze gaat in raadkamer. De zitting wordt
geschorst.
Bij heropening der zitting deelt de voor
zitter mede dat het verzoek van den verde
diger moet worden geweigerd.
Bij het verlaten der zaal werpt zij een
woes ten blik op den beklaagde.
Nu komt voor.
Koster van Isterdaal.
Een lange man, een net uiterlijk, zwarte
snor. De man is thans zonder beroep.
Den getuige wordt medegedeeld, dat alles
wat nu door li m zal verklaard worden,
looit gebruikt zal kunnen worden tegen hem.
Getuige verklaart nu, dat hij al drie jaar
koster is aan de kerk van den Noord hoek.
De sleutels waren bij hem in bewaring. Een
der sleutels van het torentje was in Int
kastje van de sacristy, een had Mutsaers,
die op het dak moest werken.
De bakker had aan koster van Isterdaal
om een uur of drie 's middags veiteld van
de vermissing van Marie Kessels.
Van 's morgens kwart over vijf tot
's morgens half elf, met eenige tusschen-
ruimte, was hij in de kerk aanwezig. Toen
hij de kerk verliet, zag hij Maria Kessels
op 25 pas afstands van de kerk. Hij is
zijns weegs gegaan. Om vijf minuten voor
twaalf is hij iu de kerk weer teruggekeerd
Dienzelfden dag werd er volgens zijn weten
niet in de kerk gezocht.
Trouwens de koster is dien dag niet in
de kerk geweest als om 6 uur 's avonds
even bij het Jdoopeu van een kind Om 7
is hij weer weggegaan. Ook van den vol
genden dag kan deze getuige opgeven overal
waar hij geweest is. Toen hij om half elf
thuis kwam heeft bij eerst koffie gedron
ken.
Toen is er een knecht van den heer
Kessels gekomen, van der Pul, die vroeg
om in de kerk te mogen gaan zoeken. Op
de gewelven hebben zij toen gezocht. Nis
voor nis is door hen nagezien, maar niets
bespeurd, 's Avonds was het lot en na het
lof, half acht, ging hij naar huis en bleef
daar. Daar heeft hij aan een sportwagentje
gewerkt. Den volgenden dag heeft bij weder
om zijn gewone werk in de kerk gedaan.
Vrijdags, terwijl bij thuis was, kwam er
op nieuw een boodschap om tc gaan zoeken.
De boodschap werd aangenomen door zijn
dochtertje. Toen is bij naar de kerk gegaan
en vond daar twee knechts van den heer
Kessels.
Hij praatte een oogenblik met hen. Mutsaers
was daarbij en hij zeide. dat het boven nog
al warm was.
Alleen is de koster toen in den kelder
aan 't zoeken geweest. Om 12 uur luidde
hij het Angelus en ging toeu naar huis
eten.
Iu het kamertje, waar hij de kaarsen
maakt, heeft hij een gesprek gehad met
Mutsaers."
's Middags werd hij bij den heer Kessels
waar
de
commissure#
aan huis geroepen,
hem arresteerde.
Getuige kende den schilder pas sedert de
drie weken, dit deze in de kerk werkte
De koster zegt pertinent niet met het
kind-gesproken of bet goeden dag gezegd te
hebben.
De koster herinnert zich nog goed de
tijd te weten, daar hij op de klok in de
sacristy altijd wist, hoe laat het was.
Ieder, die iu de sacrity kau komen, kon
daar de sleulel wegnemen, waarmede bet
torendenrtje geopend kon worden. Men kon
echter niet in de sacristy komen. Positief
weet de koster te vertellen, dat van de drie
sleutels van de sacristydeur, die toegang
gaf tot de kerk, een in het slot stak. De
twee andere sleutels had hij in zijn jas Een
in zijn werkjas en een in een jas, die thuis
hing.
Is het wel mogelijk van uit de pas
torie in de sacristy on zoo in de kerk te
komen
De koster weet geen verklaring er van te
geven, hoe het komt dat Woensdag avond
licht in de kerk gebrand heeft, gelijk getui
gen verklaren.
Donderdags heeft de koster een kaars aan
gestoken voor den H. Antonius op lastge
ving van den pastoor. Tusschen beiu cn der
pastoor is geen woord gesproken over lie
vermiste kind.
De verdediger protesteert tegen de wijze
waarop de koster gehoord wordt. Als d(
rechtbank den koster iets vraagt, voegt «i
eraan toe vIs dat niet zoo*
De beklaagde zegt zijn verhaal te stellei
tegenover de verklaring van den koster.
De vrouw van Van Isterdaal verschijn
nu als getuige. Da vrouw blijft bij ban
getuigenis zoo;ds die is afgelegd voor der
rechter-comraissaris. Donderdag 's morgein
1112 uur is hout bij haar thuis gebracht
Marie C. v d. Sande, dienstbode bij d<
familie Kessels.
Toen het lijkje in het gasthuis aan dei
dokter werd overgegeven, was zij er bij.
Zij herkent de kleeren van het kind.
Thuis was er geen gelegenheid zich me
verf te besmeuren. Niet gemakkelijk ginj
liet, het juikje los te maken. Met de overigt
kleedjes ging dit nog al gemakkelijk.
Tusschen 12 en halt 1 kwam mevrout
Thuis en daar het meisje ongerust was ove
het wegblijven van Maria waarschuwde zi
mevrouw. Eerst werd het huis, toen tuin ei
fabriek onderzocht. Bij familieleden wert
navraag gedaan. Ook getuige is in de ker
aan het zoeken geweest.
Op een desbetreffende vraag antwoordd
getuige, dat de schoentjes niet gemakkelij
uitgingen.
Zondags was dat jurkje schoon nangt
trokken. Het meisje was al die dagen d
deur niet uitgeweest en in huis had zij ee
schortje voor. lederen avond keek zij d
kleeren na.
Maria had 's morgens tusschen acht e
negen uur ontbeten.
Daarop was zij naar de kerk geweest oi
wijwater te halen. Zij was toen geholpe
door den koster.
Mevrouw Kessels heeft toen gelast in tl
Zwarte Ruiter bij Panhuizen eveneens ni
vraag te doen. Daar hadden ze het kin
gezien aan de lantaarn, schuin den we
overgaande.
Dc inspecteur Soentjes heeft de kleere
opgepakt, zooals hij ze uit den koffer b
den schilder heeft in beslag genomen.
De schilder maakt hierop eenige aaumei
kingen.
Hij is aanmerkelijk kalmer dan liede
morgen.
Dedienstbode, nogmaals voorkomend-
herkent de bij den schilder in beslag g
nomen ondergoederen, als behoorende au
Maria Kessels. Zij geeft nog nadere, verkla
ring, hoe de koster aan Maria het wijwat
gaf.
Dat wijwater hebben ze met z'n drie*
gehaald. Het water is door den koster gr
geven uit de sacristie, omdat hij dat zuive
der vond.
DE ZITTING VAN DONDERDAG
geschorst omdat met gesloten deuren geiioo
moesten worden de vroegere beminde v;
den schilder en diens hospita, wordt hed<
(Vrijdag) ten tien uur gepoperd.
De eerste getuige is Engelbertus Dieni
die het lijkje van Maria Kessels in het gas
huis heeft gezien en herkend. Het lijkje lt
er met een doekje om den hals, om
sporen der verworging te verbergen.
De volgende getuige is Anna Van Empi
Ik vroeg mij af waarom dat mensch i
getuige was opgeroepen Was het omd
zij op den dag der misdaad in een lit
geweest was, vlak bij de kerk Dat k
de reden niet geweest zijn, want ze v(
klaarde maar taai, dat ze niets hoegenaat