Nummer 50. Zondag 23 Juni 1901. 24ü Jaargang. J Tweede Blad. IONOPOL - THEE Op den Drempel van tiet Paradijs Theod. WESSELS, Moord te Tilburg. zuiver, lekker, goedkoop, WAALWIJK. Bekendmaking. FEUILLETON. ROTTERDAM Verkrijgbaar bij den Heer Oprichting Kamers van Arbeid. Loting voor de Schutterij. Kiezerslijst voor de Kamer van Koophandel. Levenslange gevangenisstrai. Thans werd beklaagde ontroerd, eu greep zijn zakdoek om een traan uit 't oog te wisschen. Pleidooi van den verdediger. De verdediger Mr. Pels Rijcken, advo caat te Breda, krijgt Vrijdagmorgen het woord. Spreker begint met een veldbloempje te leggen op het graf van Maria Kessels, het aanvallige meisje, het zonnetje in huis, de vreugde daarbuiten, die zoo licht en opge wekt daar henen trippelde met haar krans van blonde lokken om het hoofd Hij haalt hier het heerlijke vers van Victor Hugo zoo schoon vertolkt in de Camera Opscura. Zij ruste in vrede Pleiter schetst dan de ontroering van heel Nederland, toen de nieuwsbladen de mare van den ontzettenden moord ver spreidden, eind Augustus van het jaar 1900. Ieder voelt het reine, het heilige van een kind. En met een huivering van ontzetting vernam men, dat dit reine vertrapt was door een lagen wellusteling Levenslustig huppelde ze het huis uit en na tweemaal vier en twintig uren werd haar lijk teruggevondeneen rozenknop was vertrapt. Pleiter brengt vervolgens hulde aan den officier van justitie, met wien hij oen eer lijken en ridderlijken strijd ondernam, en aan den president die zoo taktvol deze zaak heeft geleid. De rechtbank vraagt hij geheel haar ziel te dringen in deze zaak, haar mee te leven, want dan zullen ze een heel andere voor stelling krijgen van de feiten, die Mutsaers verdacht maken. Vaststaat dat aan Maria Kessels op den bewusten dag was beloofd, dat ze uit rijden mocht, vast ook dat ze mishandeld is en daarna geworgd. De vraag is wie is de dader Het is noodig na te gaan, wat gebeurd is sedert de vermissing en het oogenblik dat Mutsaers den commissaris van politie aansprak. Spreker herinnert aan de eerste nasporin gen naar het kind, het zoeken van de werklieden van den heer Kessels, het ver moeden van ontvoering. Ei rst Donderdags zocht men op de ge welven, wat de koster na eenige aarzeling toestond. Men zocht, omdat men het kind opge sloten dacht. Niemand vermoedde toen mooid. Daar werd vernomen, dat een vrouw gillen had gehoord. Men kwam zoeken in de kerk beklaagde zocht mee men zocht op de gewelven, doch vond niets. Trouwens toen men het lijkje op de ge welven wist had men nog vijf kwartier werk om het te ontdekken. „Heb je het al?* riep de beklaagde, dat legt men ter zijnen nadeel uit, doch be klaagde riep het, toen Vlamings aan 't zoeken was in den put aan de tegenover- gestelde zij de, vanwaar het lijkje lag. Nu liet oogenblik dat beklaagde door den commissaris isx ontmoetde commissaris beeft beklaagde aangesproken toen hij op de kerk aan T werk was, dat klopt niet met bet absoluut onware verbaal der fami lie Panhuizen die den beklaagde uit de ge sloten kerkdeuren hebben zien komen. Of de vader dat verbaal aan de dochter beeft gesuggereerd of omgekeerd weet plei ter niet. Pleiter verbaalt nu boe de schilder in bet torentje aan den commissaris bet ver baal deed van bet pakje en van de beken tenis van den koster. Pleiter wijst er met nadruk op dat de schilder op den commissaris toen een uit— nemenden indruk maakte. Het rekwisitoir beeft op pleiter hoege naamd geen indruk gemaakt bij mist er alle opjectiviteit in. De geheele redeneering steunt hierop „ik, officier, acht den schilder schuldig* en om dit aan te toonen woidt rijp en groen bijgesleept. „De dader had haast* zegt de officier, „hij liet bet onderlijfje bij bet lijk* even later boor ik „De dader handelde met groote kalmte*, „bij trachtte den postzegel van den brief te scheuren* wat was bet nu: kalmte of baast Een misdadiger begaat dwaasheden, maar kan de koster geen dwaasbeden doen bet overgeven van dat pakje De schilder bezocht de plaats der mis daad óók de koster. Het geheele rekwisitoir bestaat uit te genstrijdigheden. De jurisprudentie van den Hoogen Raad zegt, dat leugens van een beklaagde kunuen worden uitgespeeld. Pleiter haalt citaten aan uit de Pinto. Volstrekt waardeloos acht pleiter de po gingen om den beklaagde in tegen spraak te brengen met zijn eigen verkla ringen. ileklaagde vertelde, de politie luisterde, bij schreef op. Dat is een drievoudige handeling waar door licht een onjuistheid kan ontstaan. Pleiter tracht dit nader aan te toonen uit de processen-verbaal. Dan zegt bij dat men gemakkelijk waarnemingen en rede neeringen verwart men ziet een schim bij een raam, later ziet men een man uit dat raam komen. Wij hebben een schim zien inklimmen, redeneeren we dan. Ook met den tijd moet men voorzichtig wezen uit niets blijkt dat de schilder Donderdags de bloedvlekken op bet pakje beeft ontdekt. En wat bet wegbergen betreft, dat is een kwestie van gewoonte. Er is geen schijn van bewijs, dat be klaagde in bet kerkportaal stond, toen bet kind voorbijkwam. Noch vrouw Panhuizen, noch vrouw Claessen hebben den kost<*r gezien. Zij zagen wel bet kind het kan dus niet waar zijn dat de koster van de kerk naderde. Dat bet bloed in de catechismuskamer De Echo van het Zuiden Bnrgemeester en Wethouders van Waalwijk Gezien de Koninklijke besluiten van '20 Slei j.l. nos. 47 en 48 waarbij voor deze gemeente zijn opgericht: A. Eene kamer van arbeid voor liet leerlooiers- bedrijf en B. eene kamer voor het schoenmakersvak noodigen de hoofden en bestuurders van ge noemde bedrijven uit, om voor het einde dezer maand ter secretarie alhier opgaat te doen van de mannelijke en vrouwelijke werk lieden die bij hen in dienst zijn of geweest zijn, gedurende het laatst verloopen kalenderjaar en den ouderdom van 25 jaar hebben bereikt, welke opgaaf noodig is tot het opmaken der kiezers lijsten ttr zake. De genoemde opgaaf kan d a g e I ij k s worden gedaan ter secretarie alhier van 9 tot 12 uur voormiddag, terwijl formulieren voor de aangifte aldaar kosteloos verkrijgbaar zijn. Waalwijk, 15 Juni 1901. Burgemeester en Wethouders voornd., De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. VV. VAN LIEMPT. De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt aan de belanghebbenden bekend Dat de loting voor de Schutterij, tusschen de ingeschrevenen van dezen jare, zal plaats hebben onder toezicht ecner Commissie uit het Bestuur, ten Raadhuize dezer gemeente, op Woensdag den 20 Juni 1901, des voormiddags ten elf ure precies wordende de belanghebbenden bij deze gelast, zich ter plaatse en op dato vermeld, te laten vindeu, ten einde aldaar voor de dienst der Schutterij te loten of zulks door behoorlijke ge machtigden te laten doen zullende voor hen die persoonlijk alwezend blijven, en zich niet op vorenstaande wijze hebben doen vertegenwoor digen, door een der leden van de Commissie worden getrokken. En dat eindelijk de belanghebbende personen, bij de loting de gelegenheid zal worden open gesteld om de redenen van vrijstelling, waarop sommigen aanspraak zouden mogen maken, ter kennisse van genoemde Commissie te brengen, met aanduiding van het artikel der wet en het onderdeel van dien, waarop zij liunne reclame hebben gegrond. En opdat niemand hiervan eenige onwetenheid zoude kunnen voorwenden, zal deze worden af gekondigd en aangeplakt, waar zulk3 binnen deze gemeente gebruikelijk is. Waalwijk den 17 Juni 1901. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. 39. De dorpstraat liep tusschen de ter rechter en linkerzijde opdoemende huizen door, maar alles was doodstil, slechts uit een stal in de nabijheid klonk het loeien van een koe en voor het huis daarnaast sloeg de waakhond Ban die met zijn ketting verschrikkelijk rammelde. Reeds wilde Manon hare wandeling voortzetten, toen zij een tweede straat ontdekte, die meer naar links af boog en naar een ander gedeelte van het dorp scheen te voeren. In twijfel, waarheen te gaan blijf zij staan. Waar bevond zich het logement Eensklaps was het zinsbegoocheling Onwillc keurig richtte zij hare schreden naar een oud met sneeuw bedekt huis, waaruit haar de toonen van een oude piano tegemoet klonken. .Ver trouw op God, Hij is de Heer....* zong een bc- Zende, oude mannenstem. Manon vouwde hare vanden een troostwoord hier in den vreemde hij luisterde, zoolang het lied weerklonk en toen klopte zij aan de gesloten huisdeur. De melodie, daarbinnen werd plotseling afge broken en een heldere, zachte vrouwenstem sprak: .vader, er klopt iemand aan de deur, wilt u niet opendoen Slepende schreden werden spoedig gehoord in de huisgang en een schel licht viel door de spleten der deur. „Wie is daar?* vroeg de oude mannenstem vaD zoo juist. .Een vreemdeling die op haar doorreis is en die een schuilplaats voor den nacht zoekt.' De grendel werd weggeschoven en de deur draaide in hare hengels. .Komt ju, in Godsnaam, binnen, al houden wij er geen logement op na, toch jagen wij niemand van onze deur.» Do lichtstrnlen vielen, door de geopende ka merdeur, op het gelaat van den oude en over goten ook Manon. Op hetzelfde oogenblik stieten beide een kreet van verassing nit. Het was de oude man, die met Manon in dezelfde coupé had Burgemeester en Wethouders van Waalwijk j noodigen belanghebbenden uit, die niet op de j laatst vastgestelde kiezerslijst voorkomen, waar aan de bij art G van liet betrokken kiesreglement volgden en aanspraak maken om op de kiezers lijst te worden geplaatst, daarvan voor 1 Juli a.s. schriftelijk aangifte te doen ter secretarie alhier. Waalwijk, 15 Juni 1901. Burgemeester en Wethouders voorn., De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHEUREN. De Secretaris, F, W. VAN LIEMPT. (Vervolg le Blad.) Groote misdadigers doen altijd dwaze dingen. En het gelukt de justitie altijd de misdadigers op te zoeken, wanneer zij op die dwaasheden sloot. Dat spreken met die otlbekende vrouw is een dier dwaasheden. Het meisje Kessels had een kerkboekje in den zak. Beklaagde zegt, dat toen hij de kleertjes onder de looze baar vond, hij niet zag, dat in het japonnetje een zak zat. Be klaagde zeide eerst van de justitie het be staan van het kerkboekje gehoord te hebben. Toch is op dat punt gelogen en spreker zal dit bewijzen. Op 24 Augustus zeide bekl. tegen de C. v. H. dat in den zak van het japonnetje een kerkboekje was. Vergissing is hier niet mo gelijk. Beklaagde moet de kleertjes ouder dc oogeu gehad hebben. Onmiddellijk na het plegen van het misdrijf moet hij de kleeren hebben nagezien. Alweer een aanwijzing van schuld. Beklaagde zegt eerst, dat het pakje hem open en bloot werd ter hand gesteld, later dat het in een courant gewikkeld was. Noch in het schortje, noch iu de strook was bloed te bespeuren, al beweerde beklaagde dit Dit wordt bevestigd door liet rapport der deskundigen. Ter terechtzitting verklaarde beklaagde, dat het hemdje met bloed be smeurd was. Waarom beklaagde het pakje mee naar huis aam Misschien om den koster verdacht te maken, misschien uit hebzucht. Want de dader was hebzuchtig. Eeu kwartje en een dubbeltje dat het kind in den zak had, is nooit teruggevonden en de dader heeft ge tracht de postzegels van den briel nog af te trekken. Beklaagde had het pakje thuis. Hij moest politie en justitie vóór zijn en daarom heeft hij het verhaal van den koster en het pakje verzonnen. Het is ondenkbaar, dat de koster die gelegenheid genoeg had om lijkje en kleeren voorgoed te verbe-gen, zonder deug delijken grond een hem zoo goed als onbe kenden man zijn geheim zou toevertrouwen. Bovendien was om 7 uur het lof begonnen. De koster moest in de sacristy zijn, en vele kerkgangers zouden in het portaal het over handigen van het pakje gezien hebben. Waarom vergewiste de schilder zich dan niet van den inhoud van het pakje Beklaagde zonder vast werk zijnde, leefde van den eenen dag in den andere. Het is dus zeker dat hij, tuk om de premie te ver dienen, zijn oogen den kost zou gegeven hebben. En is het niet vreemd dat de koster de plaatjes weer zou laten liggen op een plaats, gezeten, toen zij haar eerste schreden in de wereld deed. „Een zeldzaam toeval zeide de oude en nam zijn fluweeleu kalotje af. Waarlijk wel een toeval.' „Kent u mij terug?" Manon haalde verlicht adem. Van deze milde, trouwe trekken kon zij slechts' goeds verwachten. Een zacht, innig en vurig dankgebed steeg, uit haar hart, tot God op, die hare schrede naar deze woning had ge leid. „Zulk ccn lief, schoon gelaat gaat iemand nooit, uit de gedachte.... ik heb waarlijk dikwijls aan u gedocht maar, kom binnen, mijn kind, vertel ons, wat u naar deze streken voert.» Hij hielp Manon de sneeuwvlokken van haar mantel afschudden eu nam haar de bagage uit de handen. Daarna bracht hij haar naar de woonkamer. In dc gemoedelijke kamer heersclitc een aan gename warmte; op de canapé, die achter de ronde tafel stonfl, lag een jeugdige vrouwenge stalte, in doeken en kussen gehuld, die hen vol verwachting aankeek. „Dat is mijn dochter Toni, die pas van een ernstige ongesteldheid is genezer.om haar heb ik toen ter tijd die reis ondernomen, zij was eenige jaren gouvernante bij een familie te N en ik bracht haar daar eens een bezoek op de terugreis ontmoetten wij elkaar in den trein. Kijk Toni, dit is mijn jonge reisgenoot van toen. Ga nu zitten en vertel ons, wat u tot ons heett gevoerd „Dat was spoedig gedaan. Manon was nog niet ten einde, toen de oude man en zijn dochter reeds het voorstel deden bij hen den nacht door te brengen, „lk ben de schoolmeester van het dorp en dit huis behoort bij de school wij zijn wel is waar wat klein behuisd, maar een logeer kamertje houden wij er toch op na en ik zal dadelijk gaan om eenige houtblokken in den haard te leggen, opdat het een weinig verwarmd is. wanneer u er op komt. Toni zal zich in dien tusschentijd wel met u onderhouden.' De oude vriendelijke man was opgestaan, stak een licht aan en ging de kamer uit. De morgentrein had zijn versche locomotief gekregen en was in alle vroegte vertrokken, maar Manon had hij niet meegenomen zij sliep onder het dak van een rechtschapen man den langen slaap van do hoogste en diepste uit waar ook beklaagde geregeld komt Beklaagde beweert, dat hij 22 Augustus het torentje tot zijn verbazing open vond. Later toen het torentje gesloten was, zag hij den koster het angelus luiden, 's Middags zeide de koster, dat hij een boodschap voor hem had. Toen hij de sacristy-deur open zag, ging hij niet naar den koster toe, maar ging weg. Maken deze omstandigheden het verhaal van den beklaagde niet onaannemelijk Beklaagde steekt de plaatjes die hij zgn. in het torentje vond in zijn zak, of bracht beklaagde geen verband tusschen de kleertjes die daar lagen en de plaatjes? Bovendien kan de beklaagde niet hebben waargenomen wat hij heeft medegedeeld. Nog vindt hij zijn bewijs van schuld in de omstandigheid dat beklaagde na de ver dwijning van het kind bepaald onrustig was, gelijk uit de getuigenverklaringen blijkt. Een ander bewijs van schuld vindt spr. in beklaagdes geaardheid. Hij is een lieder lijk individu, gelijk de getuigenverklaringen leeren. Een der getuigen wierp hij tegen den grond, sloeg haar en dreigde haar te wur gen. Nog een andere wierp hij tegen den grond en sloeg. Opmerkelijk is dit, dat beide meisjes tegen hel hoofd werden geslagen als ook het kindje Kessels. Dat hij beide meisjes bij de keel greep en Maria Kessels is gewurgd. De beide meisjes hadden een zwaren taak maar brachten hulde aan de waarheid. Herhaaldelijk ondervraagd ontkende be klaagde. De handeling aan Maria Kessels gepleegd wijst op en vurige misdaad. Een laatste omstandigheid is het vinden van bloed in de kiel van Mutsaers. De kiel was 's Maandags schoon geweest. Bij onder zoek bij Mutsaers moeder is gebleken hoe brandhelder die vrouw het goed altijd wascht. In hel bloed in zijn kiel en dat in Maria's kleertjes is geen verschil gevonden. Op 25 Augustus is beklaagde onderzocht, maar geen schram werd op zijn lijf gevonden. In beklaagdes boven- en onderhand, zijn bruine en grijze broek werd bloed gevonden. De aanwezigheid van bloed in die kleeren, zou tot het doen van verschillende vragen aanleiding kuunen geven? Heeft bekl. van broek verwisseld na de misdaad Er is een omstandigheid, die daar op wijst. Bekl. beweert de broek, behoorende bij zijn grijze jas 21 Augustus nog te hebben gedragen, doch 22 Augustus niet omdat de eerste nat was door regen. Die broek hing bij huiszoeking over een droogstok. Beklaagde heeft thuis de bruine broek weer aangetrokken en de grijze gerei nigd, gcüjk spr. vermoedt, vooral daar hij zijn giijze jas op 22 Augustus wel heeft gedragen. De schuld van beklaagde is wettig en overtuigend bewezen. Beklaagde heeft een afschuwelijk misdrijf gepleegd tegenover een kind. Daarna heeft hij zijn onschuldig slacht offer uit den weg geruimd. Ontzetting heeft een ieder aangegrepen Ieder vader en moeder ging een rilling door de leden. Met sluw overleg wierp de misdader de schuld op een medemensch en wierp hij een hee1 gezin in een peel van jammeren. Van spoor van berouw is bij dit individu geeu sprake, Zoo'n man moet voor altijd uit de samen leving verbannen worden. Ik requireer in naam der koningin putting. De schokken, die zich in den luatsten tijd op haar hoofd hadden gestapeld, waren te hevig en te talrijk geweest. Toen zij eindelijk uit den, niet door droomen gestoorden slaap ontwaakte, was het reeds lang dog. Haastig kleedde zij zich aan en liep de trap af. Uit het schoollokaal klonk haar het eentonige „éénmaal één is één* uit vele jonge keelen tegen, dat als aan een touwlje werd afgedraaid. Toni, de dochter van den schoolmeester, ont ving haar in de woonkamer met een vriendelijken handdruk. Zij was niet jong meer, zooals Manon nu eerst opmerkte, zij zou zoo ongeveer achter in de dertig zijn, maar een uitdrukking van reine goedhartigheid en edele beschaving lag over hare trekken verspreid. Toen zij zich mei moeite van de canape ophief, om voor de gast het ontbijt te halen, dat op het helder brandende fornuis stond, drukte Manon haar zacht in de kussens terug en ging zelve de warme melk halen, die de oude meester daai voor haar had neergezet. Het was het eerste, wat zij genoot nadat zij N.... had verlaten. „Vader knoeit allc9 terecht, zoolang ik nu ziek ben geweest.... gave God, dat ik hem spoedig kan helpen: Voor het middageten zorgt een medelijdende buurvrouw, maar buitendien valt er nog genoeg in huis te doen/ vertelde Toni, terwijl Manon haar ontbijt gebruikte. Zij ver telde nog veel over hare wederwaardigheden, hoe of zij, lot aan den dood barer moeder, buitens huis had vertoefd en vlijtig had gewerkt en voor haar vader een mooi duitje voorden ouden dag had overgespaard; dat haar vader nog altijd niet van zijn dagelijks werk wilde scheiden, hoewel het hem zwaar genoeg viel en nog vele dingen meer. Toen de waardige, oude schoolmeester in de pauze, de kinderen had laten gaan, die jubelend en jolend om het huis liepen, had Manon het besluit genomen, ook van haar kant de waar heid niet te verbergen maar allo mogelijke in lichtingen over haar persoon te verstrekken zij begon daarmede dan ook dadelijk, nadat de grijze onderwijzer bij haar aan de tafel was gaan zitten. Zij verzweeg niets uit haar leven, zelfs niet hare liefde voor Rairaond Brunneck, ja, zij deelde iedere bijzonderheid van het treurige voorval in pension Wullbradt mede en eveneens de verwikkeling van haar persoon in het drama. „Ik ben zoo te zeggen op do vlucht besloot zij haar verhaal. „Geruimen tijd heerachte er diepe stilte, vader en dochter lieten het gehoorde nog eens weer door hun brein gaan, voordat zij woorden konden vinden. De oude man sprak het eerst, hij drukte Manon vol deelneming de hand en begon over iets anders te 9preken, totdat Manon opstond en en aanstalten maakte om naarjtiet station te gaan. Toen verrees ook hij legde zijne hand op haar schouder en zeide „blijf bij ons, juffrouw Rit ter, hier bij ons zult u goed geborgen zijn wel is waar, zult u aan de kleine bescheidene ver houdingen zijn ontwend maar, met een goeden wil, zult u zich spoedig daarin kunnen schikken het gaan zoeken in het wilde naar een passenden werkkring is niet gemakkelijk, van een bepaalde plaats uit gaat dit altijd minder moeilijk. Toni heeft nog verpleging noodig, u zoudt zich hier in huis zeer nuttig kunnen maken en ons daardoor aan u verplichten. Wij hebben brood en een warme kamer in den win ter; en aan u zullen daarvoor geene verplichtin gen worden opgelegd. De vriendschap van hen, die u genoemd hebt, heeft geen waurde, tracht die voorname boel te vergeten eu blijf voorloo- pig met ons onder één dak.' Dikke tranen welden op in Manon's oogen. „En u, wat zegt u, juffrouw Toni?' „Ik geloof, dat mijn vader gelijk heeft; blijf hier, totdat er betere tijden aanbreken. Laat uw koffer komen eu blijf zoolang bij ons, totdat u alles vergeten hebt.» En Manon bleef, ach zoo gaarne! Bij de goede menschen in het stille dorp leidde zij een geheel ander, aan zelfonderzoek gewijd leven, zooals zij het te voren nooit had gekend. Met een rustig en eerlijk geweten stond zij voor vader en doch- ier er was niets meer te verbergen, niets racer te bemantelen, haar leven lag duidelijk voor haar als een opengeslagen boek. Een zoete rust en stille vrede trokken in haar ziek gemoed en horstelden langzamerhand het evenwicht in hare ziel. Zoo verliepen er weken en maanden. Het proces in N... nam een kalm verloop. Van haar advocaat kreeg zij geregeld bericht, alles ging zooals het gaan moest... Erauiy von Iluber had hare verklaring, voor zoover die Manon betrof, teruggenomen, eu daarmede verviel het onderzoek tegen deze van zelf; maar ook teD opzichte van Emmy was er niets bezwarends aan het licht gekomen. Manon's verklaring hield te weinig in en zoo werd dan, reeds in de eerste dageu der lente, de behandeling voor gesloten ver klaard. Naar Manon zolve had niemand meer gevraagd, de eens zoo hoog vereerde baronesse scheen geheel te zijn vergeten. Een bittere lach speelde om Manon's mondhoeken, toen zij 't schrijven van haren advocaat tezamen vouwde, ltaimond'e beeld kwain haar voor oogen en zij wist zelve niet dat zij hevig weeni'e. Toni kwam ontroerd op haar toeloopen en streelde hoar troostend over de blonde lokken. „Laat mij weenen, Toni," zeide zij op hare troostwoorden, „Het zijn de laatste tranen, die ik over dat afgesloten gedeelte van mijn leven stort het was het meest bewogen tijdperk nu echter begint er een nieuw, naar ik hoop, liet laatste meest rustige gedeelte lv En alleen des avonds, voor zij hare legerstede opzocht, vlogen hare gedachten nog eenmaal naar ltaimond Brunneck, die zijne lielde zoo gemakkelijk had laten varen, die geen vinger meer had uitgestoken, om te weten te komcH wat thans haar lot wa9. Zou hij haar reeds hebben vergeten Manon had al hare kracht noodig, om zich staande te houden, soms dacht zij, dat zij liet onderspit zou delven, doch haar hart was weer vol zelfvertrouwen en sterker geworden, zij klampte zich vast aan het be trouwen op God en dat ia ten allen tijde een sterke steun. Nadat Toni ten volle was genezen en weer bij krachten was gekomen, keek zij hare toekomst scherper in de oogen zij besloot, in overleg met deze ware vriendin, een voor hare bekwaamheid en kennis geschikten werkkring te gaan zoeken. Toni, de oudste en meer ervarene, la8 en zocht in de couranten naar geschikte betrekkingen, maar het geluk scheen Manon niet gunstig te zijn; er was daarbij nie's te vinden, dat maar eenigszins leek. Diepe moedeloosheid beving Manon, in weerwil van de troostwoorden van Toni en haar vader. Een geheel jaar was reed>( met vrachteloos zoeken verstreken. I (Wordt vervolgd.) l

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 5