Nummer 64.
Donderdag 15 Augustus 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
E
MONOPOL - THEE
i m
Op den Diempel van het Paradijs,
De Zuid-Afiikaansche oorlog.
ANTOON TIELEN,
Theod. WESSELS,
PLICHT.
Uitgever
Bewezen is dat
de beste is.
WAALWIJK.
Bekendmaking.
FE V1LLET01S.
WAALWIJK.
j^gËsjSifê®^ Uithoofde van den
invallenden Feestdag
0. L. Vr. Hemelvaart) zal het
volgend nummer Zaterdagavond
verschijnen.
Advertentiën als anderzins voor
dit nummer worden ingewacht
uiterlijk Zaterdagmiddag 12 uur.
ROTTERDAM.
Verkrijgbaar bij den Heer
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksche en Laigslraalsfkr Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavon d.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advertentie* 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Ümaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeeligc contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
mH»
INRICHTINGEN,
welke gevaar, schade of hinder kunueu
veroorzuken.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk brengen ter openbare kennis dat bij
hun besluit van 10 Augustus 1901 aan de hceren
51. Visser te Pupendrecht en J. Smit te Oud-
Beierland, en hunDe rechtverkrijgenden, vergun
ning is verleend tot het plaatsen en in werking
brengen van twee stel pompmachines, waartoe
tullen dienen 2 stoomketels van 12 en 15 paar
denkracht en zulks in een gebouw staande
ilhier, kadaster sectie B. no. 909.
Waalwijk, den 12 Aug. 1901.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
De Burgemeester,
J. TIMMERMANS Wz. Wd. B.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Plicht ia iets onwrikbaarsplicht is
iemand, met wien niet te redeneeren valt
plicht is geen schacheraar, bij wien men
weieens wat kan afdingen.
Plicht is onverzettelijkplicht weet niet
van geven en nemen.
51. (Slot.)
Mevrouw Burkhart werd in het vormelooze
akket opgevangen, voordat zij nog de aarde
td aangeraakt.
l)e jonge baronesse omhelsde haar onder tra
nen. «Moeder, God zij dank, dat u voor mij
behouden bent gebleven 1" Daarna verplaatsten
lich hare zorgen op Brunneck, die nog altijd in
bet brandende huis was. Zij vuurde de bedien
den aan, om alles voor zijne redding in het werk
'e stellen, en loofde hooge sommen uit; zij
liet ladders en glazenspuiten aanrukken om het
balkonvenster nat te houden, waarvoor Brunneck
tich weer vertoonde. Hij liet Manon in een
tweede vormloos pakket naar beneden, dat,
evenals het eerste werd opgevangen en zacht op
den grond werd gelegd.
Maar Manon gaf geen teekenen van leven, zij
hg koud als marmer eu bleek als een doode op
bet gras.
Eu nu begon Brunneck, die zwart zag als een
®oor, op den ladder te klimmen, die door
twintig handen werd vastgehouden en dien men,
'oodra Brunneck er op stond cn zich goed had
'«[gegrepen, dadelijk van het huis afhield en op
d«n grond liet zakken, Afgemat en doodelijk
vermoeid sprong hfj van de sporten en bluschte
'ijne kleederen in de reeds weder frisch gevulde
w»terkuip. Buiten eeoige onbeteekenende brand
wonden, had hij geen letsel gekregen. Vluchtig
drukte hij de hand van de schoone baronesse,
die deze vertrouwelijk en vol dankbaarheid naar
bem uitstak. Het gezelschap bestormde hem met
'fogen en vormde een kring rondom hem. Zij
gingeu geheel in zorgen voor hem op en wilden
bem, met alle geweld, naar het slot voereD,
AD ik aan plicht denk, waar en frisch,
als ik aan plicht denk, dan denk ik aan
een vuurtoren in zee, die daar steeds pal
slaat voor zwervende schepen en met zijn
licht ieder toeroepthier is het land, waar
ge heen moet.
Ik denk aan een rots, steil en hoog, met
smalle, moeielijke nauwelijks begaanbare
paden, maar wie boven is heeft een heer
lijk vergezicht en hij heeft geen spijt van
den verren tocht.
Ik denk aan een mooie stad in de verte,
doch om daar te komen moet ge langs moe
rassen en door donkers bosschen, en de stad
die ge nog niet zien kunt met hare mooie
stralen en fraai gebouwde huizen, met groote
pleinen en breede lanen, schijnt u dc lange
reis niet waard maar ge moet er heen, die
stad is uw doelniets baat en met een
zucht begint ge den weg vol hindernissen.
Ik denk aan -den berg, dien ge beklimmen
moet, vele honderden voeten hoog, met we
gen langs afgronden en over gletschers, en
dat alle.9 moet ge voorbijklimmen moet
ge tot uwe kuiten stram worden en uwe
knieën knikken, en eerst als ge heelemaal
boven zijt, vindt ge de hut, waar ge kunt
uitrusten, waar ge kunt neerzijgen op een
bank, met een zelfvoldaan het is volbracht,
en gretig neemt ge de u geboden lafenis.
Ik denk aan den last, dien ge torst op
uw schouders, dien ge voelt met iedere be
weging, in iedere houding, van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat, dien ge niet van u
kunt afwerpen, waarmee ge naar bed gaat
en waarmee ge weer opstaat, en altijd blijft
die vracht dezelfde, er komt niets bij, maar
er valt ook niets van af, alleen voelt ge haar
minder, wanneer ge haar draagt met een
opgeruimd gemoed.
Plicht is niet iets liefelijks, iets teeders,
iets dat we liefhebben dan zou 't ophouden
plicht te zijn.
Plicht is het heilige moeten, de moreele
dwang om te doen wat recht is en goed.
Zoodra die dwang ophoudt te bestaan, is
de plicht er niet meer, en heeft hij plaats
gemaakt voor edeler beweegredenen.
Plicht is geen deugd. Iemand, die zijn
plicht doet en hoe zeldzaam is hij
doet niets meer dan hij moet.
Plicht is de ijzeren boei, die hem van 't
kwade afhoudt, maar is hij zedelijk onge
voelig voor de ijzeren pinnen, die als hij
zich tracht los te wringen, hem in liet
vleesch dringen, dan is niets in staat hem
meer in toom te houden.
Er is zooveel in het leven, dat wij on
gaarne doen, dat we niet prettig vinden,
maar we doen het toch, omdat het onze
plicht is.
We willen zoo graag uit, het weer is zoo
waarheen men too juist mevrouw Burkhardt
had gebracht. „Zijn de beide dames er zonder
letsel afgekomen vroeg hij, terwijl hij zich
uit de armen van de omstanders bevrijdde.
„Zonder letsel", verzekerden allen. Hij zag van
allen, die hem omgaven, slechts eene Manon I
„Ik heb h«ar gevonden met de handen op den
rug gebonden er is eene misdaad begaan 1»
hij sprak heesch en zonder klank in zijn stem.
,,Eene misdaad? riepen allen ontzet.
Juffrouw Rilter is geheel en al bedwelmd
zij is niet dood', sprak Jacques, die naast haar
was gekuield en hare slapen bevochtigde, gerust
stellend.
Brunneck vermeed ieder gesprek en liep om
de jonge barones heen, die hem in den weg
trad; hij knielde naast Jacques op het gras neer
en greep de hand dei bewustelooze. „YVordt
wakker, Manon, wordt wakker!' zeide hij met
de grootste teederheid. Voor Manou's ooren
ging iedere klank verloren.
„Mijn God, Brunneck, wat doet u waar
schuwde barones YVoltersdorf, die naast hem was
gaan staan.
„Ik bemin haar onuitsprekelijk zij heeft
mij teer ongelukkig gemaakt en thans
rEu thans?' herhaalde zij eenigszins spot
tend.
„Thans bemin ik haar nog veel vuriger dan
vroeger,' stiet hij. op hartstochtelijke toon uit.
„Brunneck, ik verzoek u zulke verklarin
gen op deze plaats en voor deze ooren 1'
„De geheele wereld mag het weten, dat ik
Manon bemin, ik heb het al veel te lang voor
mijzelven gehouden 1'
„Zool Dus om haar kwaamt u zoo dikwijls
op Woltersdorf.' De barones was bijna buiten
zichzelve.
„Ja, ik zocht haar haar alleen.
Jacques gaf een teeken, dat Mauon tot zich
zelve kwam.
Zij had werktlijk een beweging gemaakt en
thans sloeg zij de oogen op muar in haar
hoofd woelde alles nog bont door elkaar. „See-
feeld fluisterde zij met alle teekenen van
mooi, de lucht zoo zoel, de atmosfeer zoo
rein, de natuur zoo heerlijk, maar we kun
nen niet, we hebben bezigheden, dienst,
dienst en altijd dienst, we blijven dus thuis,
niet omdat we dat prettiger vinden, maar
omdat we thuisblijven moeten, uit plicht.
En dit alles is nog slechts plicht in T
kleine, plichtjes, die we zelden verzuimen,
omdat wij ze betrekkelijk gemakkelijk kun
nen nakomen.
Doch onze groote levensplicht kost ons
meer moeite. Daar is veel wat plicht ons
voorschrijft, doch wiens lessen we overslaan
in ons levensboek, of veinzende ze niet te
zien, of ons-zelf voorpratende, dat zij te
moeielijk zijn om na te komen.
Weten wij allen wat onze plicht is, en
waarom komen zooveleu van ons dan hun
verplichtingen zoo slecht na
„Het is niet meer dan een staaltje van
zijn plicht" is toch een bekend woord vol
waarheid. Niemand mag zichzelf goed roe
men en zeggenik heb mijn plicht gedaan.
De deugd van plicht ligt slechts hierin,
dat men hem betrachtte in stilte met een
blij gemoed en een glimlach.
Hebt ge weieens iets gedaan, dat ge on
aangenaam vondt met een zuur gezicht en
een mokkend hart En hebt ge daarna veel
zelfvoldoening gevoeld van uw daad
Neen, nietwaar?
Het rotspad was steil en nauw, en ge
hebt zoo geprutteld onder 't klimmen, het
heeft u dubbel vermoeid en toen ge boven
waart, had ge geen oog meer voor het
mooie vergezicht.
En ge gaat gebukt onder uw last, die u
hindert, die u kregelig maakt, als iets, dat
zich aan u vastkleeft, dat ge niet van u
kunt afschudden. Ge hebt lust het met een
forschen ruk van u af te slingeren, maar
ge kunt niet en die machteloosheid maakt
u soms woedend.
Ge moet dus wel leeren berusten in 't on
vermijdelijke en ge doet dit stomp en kor
zelig, met gefronste wenkbrauwen en op-
eengeperste lippen, en ge zijt jaloersch op
uw lotgenoot, die vroolijk voortstapt, ondanks
dienzelfden last, die een liedje neuriet, die
u bemoedigend toeknikt met een glimlach,
die u de tranen bijna in de oogen doet
springen.
Wie is de gelukkigste van de twee
O, laten wij ons best doen, om te zorgen
dat die man met zijn onverzettelijken wil,
met zijn norsch gezicht van „je moet"
geen invloed op ons kan krijgen.
Hij laat geen loopje met zich nemen, hij
laat zich niet voor den gek houden, maar
tegen opgeruimdheid en blijmoedigheid is
zelfs zijn stuurschheid niet bestand.
Wees vriendelijk voor hem, geef hem,
verschrikkelijken angst.
„Dus hij 1' sprak Brunneck ernstig. Hij.stelde
haar met zoete, teedere woordjes gerust en wat
hij zeide, tooverde een hemelschen glimlach om
hare lippen.
YVij zullen naar het slot teruggaan, hier is
er voor ons niets meer te doen. Mijnheer de
advocaut Brunneck heelt in julTiouw Ritter zeer
plotseling eene oude bekende ontdekt en viert
liet terugzien op de roerendste wijze, wij zullen
ons daarbij niet langer ophouden,' lachte de
jonge baronesse schril en verwijderde zich met
hare gasten.
Het paviljoen is tot op den grond toe afge
brand, hier en daar steekt nog een verkoolde
balk uit de puinhoopen te voorschijn. Barones
YVoltersdorf wil die niet laten wegruimen, voor
de volgende lente, wanneer er misschien een
nieuwe heer in het slot zal komen, die het
toezicht over den herbouw zal houden. Zij wil
op de plaats, waar het paviljoengheeft gestaan,
een bekoorlijk tuinhuisje laten zetten en be
zichtigt iederen dag nieuwe plannen.
Mevrouw Burkhardt heeft door de schrik en
de catastrophe niets geleden, zij is geheel van
haren waanzin genezen, sedert zij alle zekerheid
omtrent het lot van Helena heeft gekregen. Zij
woont thans in het slot bij hare dochter en
verkeert in veel opgeruimder stemming dan
deze Alleen haren hartstocht voor het lezen
van ongelukken heeft zij niet laten varen en
zij oefent voortdurend hare scherpzinnigheid
door ingewikkelde gevallen te bestudeerenzij
hoopt spoedig iets van Seefeld te vernemen
want het is hem werkelijk gelukt naar Amerika
te ontsnappen, nadat hij hst paviljoen in brand
bad gestoken, om zijne twee tegeD3tanders in
het verderf te storten. Zooals wij weten, was
zijn duivelsch plan bijna gelukt. Misschien be
leeft de oude vrouw het nog, det zij uit verre
lauden bericht krijgt omtrent het lot van
Seefeld.
wat hij vraagt met een vroolijk gezicht en
een gul hart.
Ik zal doen al wat gij wilt, brave oude
heer Plicht, maar jaag niet mijn goede stem
ming op de vlucht met die booze oogen en
dat gerimpeld voorhoofd.
En gij zult hem zien, den ouden heer,
als een grijsaard tusschen jonge meisjes,
overwonnen, meegetroond, meegesleept door
haar jeugd, en waarlijk, hij lacht en al
len vinden nu, dat hij toch eigenlijk zoo'n
stuursch gezicht niet heeft, als men zich
maar een weinig moeite voor hem geeft.
De meesten echter kennen hem alleen als
een noodzakelijk: kwaad, als een boeman,
als een wrekenden rechter.
Doch wie hem van nabij kent, weet, dat
hij goed is, zoo men hem wat tegemoet
komt in zijn wenschen, die weet dat hij
niet boos is, indien men hem met liefde na
dert, die weet, dat de last, dien hij u op
de schouders legt, niet zwaar is, althans
niet zwaarder dan ge kunt dragen, die weet,
dal hij op moeielijke wegen uw leidsman
en uw steun zal zijn en u zal wijzen op 't
vele heerlijke, dat u wacht aan het eind van
den weg.
Dan zal dien weg u niet moeielijk en niet
lang vallen, dan lijkt u de rots minder steil,
de berg minder hoog, de stad minder ver,
de last minder zwaar, dan is plicht u geen
plicht, geen onaangename dwang, geen hei
lig moeten meer, maar wat ge doet, doet ge
alleen, omdat het goed is cn omdat ge het
goede liefhebt.
Zooals redds werd vermoed, is de procla
matie door lord Kitchener natuurlijk op last
vau de regeering uitgevaardigd hij zelf is
voor zoo'n dwaasheid toch nog te verstandig
vooral gegeven op aandringen van de
legeering van Natal.
Het schijnt, of we mogen wel zeggen,
het blijkt, dat de inval in de Kaapkolonie
een broertje gevonden heeft in eeu formeelen
inval in Natal.
üe gouverneur van deze ook al niet meer
getrouwe kolonie seinde aan Chamberlain
„Het nog Steeds voortduren der vijande
lijkheden zoo luidt het telegram dat
de innigste belangen van Natal bedreigt,
wordt met ernstige bezorgdheid gadegeslagen.
De strooptochten in de kolonie maken het
veelal onmogelijk voor de trouw gebleven
bevolking, naar hoeve en bedrijf terug te
keeren.
De onrustige stemming onder de inboor
lingen, door de invallen veroorzaakt, het ver
minderen der ontvangsten, het aan Lauden
leggen vau den handel, het in beslag nemen
Mevrouw Burkhart i9 de trouwe vriendin van
Manon gebleven en noemt haar baro levenredster
zij voert met haar eene drukke briefwisseling
en Jacques weet te vertellen, dat de oude vrouw
haren goeden dag heeft, wanneer er een brief
van Manon komt, dien hij haar telkens ter hand
stelt.
Manon is sedert eenige weken de vrouw van
Brunneck.
Sedert den ongeluksdag, waarop zij bijna haar
leven had verloren, zijn eenige maanden ver-
loopen. Toe aan haar trouwdag heelt zij iu
Dernthal, bij den ouden onderwijzer en diens
dochter Tony gewoond en Brunneck ia haar naar
het stille kleine dorpje aan den Beneden-Rijn
gevolgd en heef» in het eenvoudige gemoedelijke
plaatsje den huwelijksband met haar gesloten.
Mevrouw Leokadië heeft de bruiloft van haren
eenigen geliefden broeder begewoond zij heeft
zich ten volle met zijn keuze verzoend. En,
toen zij, na de plechtige inzegening, de vrouw
van haren broeder in de armen sloot, sprak zij
onder tranen „Manon, ie hebt het groote lot
getrokken, maak onzen Raimond gelukkig, hij
verdient het. al was het alleen maar, omdat hij
je trouw is gebleven.';
Brunneck heeft den Vrijheer von btamm zijn
huwelijk met Manon Ritter medegedeeld en
van dezen de hartelijkste gelukwenschen ont
vangen. Over zes weken zal deze in het huwe-
liik treden met Lilly de Heesen.
'De Assesor heeft zijne Lucy reeds voor Brun-
neck's huwelijk naar het altaar geleid en dit
paar was het eerste, dal de jonggetrouwde in
de procureurswoning begroette.
Mevrouw de directrice YVullbradt was met de
huwelijksaankondiging, die Brunneck haar had
toegezonden, eerst een weinig verlegen en wist
niet recht of zij hem moest gelukwenschen of
niet, maar nadat zij mevrouw Leokadië had
gezien, die, door het geluk van haren broeder
aangestoken, vol lot van „baronesse Karger'
spreekt, draalde zij niet lauger met een uit-
voerigen brief aan Brunneck en diens jonge
vrouw te schrijven. Zij schreef zelfs, dat zij vau
van de spoorwegen v<»or militaire doeleinden;
dc steden die overluid zijn met vluchtelin -
gen en .r-meuschen, die wachten om naar
Transvaal te kunnen terugkeeren, het be
smetten vau den veestapel door het in de
nieuwe koloniën'buitgemaakte vee het ont
zaglijk opfdri^ven der prijzen van levensmid
delen, gaan gepaard met de krijgswet en
de censuur, waaronder de kolonie zich nog
steeds bevindt."
Als 't nu niet duidelijk is, hoe 't in Natal
staat
De gouverneur vond, dat de Boereu veel
te best behandeld werden en wilde slechter
behandeling.
Chamberlain seinde aan Kitchener en
deze proclameerde, tot vreugde van de
jingo-pers, die al bezig is nog krasser maat
regelen dan de reeds bepaalde onrechtvaar
digheden te bedenken.
De Times acht het zelfs waarschijnlijk,
dat de Boeren al zulien begrijpen, dat de
proclamatie slechts het eerste aanzetten van
een nieuwe schroef is en men in staat is
nog veel grooter dwang te oefenen. De
tegenwoordige maatregelen zijn zacht, maar
indien zij hun doel missen, rechtvaardigt de
voorafgaande toelichting strengere maatrege
len.
Erg optimistisch is 't niet, dat indien
ztj hun doel missen".
Uit de Kaap wordt al gemeld, dat volgens
de Afrikaanders de proclamatie verergering
van den oorlog ten gevolge zal hebben.
Het wordt nu al duidelijk, dat de laatste
troef niet hoog genoeg is en ook dat het
valsch spel is, wat de groote regeering van
't groote Engeland nu speelt.
De Manch Guardian bespreekt de redenen
door de Britsche regeering aangegeveu, voor
het uitvaardigen der laatste proclamatie.
Deze zijn van drieërlei aard het land is
Joor Engeland bezet en ingelijfd dc groote
meerderheid der burgers weuscht den vrede
en de operaties zijn niet „geregeld".
Het blad acht geen van deze drie redenen
waar
Wij hebben het land niet effectief bezet.
Welk deel der twee nieuwe kolonies is door
de Boeren geheel aan ons overgelaten De
onhoudbaarheid van het bezettingsvoorwend
sel blijkt voldoende uit het feit dat de pro
clamatie het gevolg is van een klacht der
Natalsche regeering dat haar gebied door
ons niet effectief is bezet en door de Boeren
wordt overvallen. Op dezen grond werd de
proclamatie uitgevaardigt en men redeneert
dus zooDe Boereu zijn rebellen, omdat
wij hun land effectief hebben bezet en wij
hebben hun land effectief bezet, omdat zij
een deel van ons gebied meer of minder
effectief hebben bezet
Een aardige satire
De Loodensche briefschrijver van het blad
komt de meening over het nuttelooze van de
proclamatie versterken door de mededeeling,
dat te Londen geeu enkele partij eenige
verwachting van hei stuk heeft.
plan was, hen den volgenden zomer te komen
opzoeken; want het pension heeft de eerwaardige
dame, na den dood harer nicht opgeheven.'
Brunneck lachte, toen hij zijne vrouw deze
regelen voorlas. „Wat zeg jij daarvan Manon?'
„Ik verheug mij er over, dat allen mij liet
bedrog hebben vergeven.'
Hij dacht een oogenblik na een sprak„ik
ben daarover nooit ernstig boos op je geweest
en verwonder mij, dat ik van je kon scheiden,
daar je toch zoo in mijn hart zat vastgenesteld.'
„Dank voor je woorden kijk, Raimond, nu
ben ik toch in het paradijs gekomen en wel
door jou
Innig drukte hij haar de hand.
„Nu moet ik je nog van iemand de groeten
overbrengen, Manon.'
Zij keek hem vol verwachting aan. „Ik wed
van „Heinrich de Lobbes.'
„Ja, vun hem. Ik geloof dat mijn geluk niet
volmaakt zou zijn, wanneer hij achterwege was
gebleven. Heinrich verzoekt ons hem spoedig
eens te komen opzoeken.'
„En jij zult spoedig aan zijn verzoek voldoen,
niet waar
„Dadelijk in de eerste dagen ik heb hom
beloofd, dat jij hem zelve zult mededeclen, hoe
wij elkander hebben teruggevonden.
EINDE.