Nummer 81. Zondag IB October 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel5 industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad i a I0H0P0L - THEE tlïSWllI ANTOON TIE L E N, Theod. WESSELS, Herfstgedaehten. Koningin Wilhelmina. Dit nummer bestaat uit twee bladen. blijft zonder weerga. WAALWIJK. FEUILLETON. Snelvuurgeschut. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o 11 n e tn entsprijs per 3 maanden f 0.~5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden Uitgever. aan den UlTGEV E li ROTTERDAM. Verkrijgbaar bij den Heer Wat heerlijke zomerdagen heeft Septem ber ons gebracht Was het niet, alsof geen einde scheen te komen aan het genot van zacht weder, van zonneschijn en blauwe lucht Maar toch hadden we geen recht op die dagen, ze waren een toegift en duidelijk ziet men in de natuur de kenteekenen, welke den naderenden winter aankondigen. Do avond met zwartgrauwen vleugelslag daalt dag en dag vroeger neer, de velden waar voor weinige dagen nog wiegden de rijke halmen, ze vertoonen nu slechts stop pels, hoogstens late vruchten. De bladen worden geel en ruischen hoort men den herfstwind door de kronen dei- boom en. Dut zijn kenteekenen, wier onfeilbaarheid de schoonste zonneglans niet uit kan wis- schen. Nog een korte wijle en de natuur ligt in den winterslaap. Wie weet, dezen nacht misschien komt teugelloos het noodweer aanjagen en vaagt weg zonder erbarmen uit de pracht van het geboomte alle bladeren. Niets is er dat ons meer herinnert, niets dat ons helderder te binnen brengt de kortheid, de onvertrouwbaarheid des levens, dan de herfst met zijn somtijds schoone dagen. Hoe snel gaat in rook op de schoone droom der jeugd, die het leven dat haar voor de borst staat, zich uitschildert met de heerlijkste verbeeldingsverre. En toch hoe ras doen de plannen en ver wachtingen ook der jeugd zich kennen als luchtkasteelen, waarvan niets overblijft, niets dat men grijpen, niets waarnaar men met de handen kan tasten. Niet anders met den strijd des mans. Want het overgroote getal, de meerderheid der menschen, heeft een zwaren strijd te voeren voor het dagelijksche broodeen strijd waarbij zweetparelen van inspanning druppelen van 't voorhoofd. En toch hoe spoedig is men tevreden, als dat dagelijksch brood maar niet ontbreekt hoe spoedig laat men dan in Gods naam varen die schoone plannen zijner jonge dagen. Maar hoe dikwijls komt er ook voor den tijd, midden in de heerlijkheid van den mannelijken leeftijd, aangejaagd een teugel loos noodweer, dat de levenskracht van den man fnuikten dan zinkt hij neder, hij, die daar even nog zoo vol was van blijde verwachtingen, van moedig ondernemen in het koele graf, toeroepend aan zijne mede- menschen in dezelfde wereld waarin hij leefde een //memento rnori," dat den diep- sten indruk maakt. Dat was een herfstwind, dio dood, gaaude door de menschlieid niet slechts met Sep tember, maar het geheele jaar dag uit, dag in. Dat is de herfstwind, die ons overvalt in de jeugd des levens, in de schoone lente, in de volle pracht van den zomer. En voor dien herfstwind is niemand be- WAALWIJK. veiligtl, en heeft niemand een vrijbrief, noch het teedere kin 1, noch de krachtige man, noch het allerminste de grijsaard met zijn zilveren haren. Ja! als men spreekt van dat 't leven zoo onzeker, zoo vluchtig is, dan mag men dat doen met het oog op het plotseling verbreken. Ieder kent dat, ieder weet dat, maar toch hoe weinigen nemen het ter harte. En als de jeugd het nog niet zoo ernstig opvat, dan is dat verklaarbaar, eenigzins. Zij is daartoe van natuur geneigd en ziet den nog te leven tijd voor zich als ware die oneindig. Of schijnen zestig, zeventig jaar een kind niet als een eeuwigheid Toch is het niet verkeerd, als ook de jeugd reeds vroeg tot hot bewustzijn komt, dat niet te vroeg begrepen kon worden hoe ernstig het leven is. Maar wat te zeggen van degenen, die na een normaal leven reeds in den herfsttijd zijn, wieu de haren reeds beginnen te grijzenen die er op los leven, alsof de winterstorm hun ongedeerd voorbij zal gaan, of die storm niet kon breken hun leven Eu dit is een fout onzer dagen. Zeker is het niet noodig, dat geheel de menschlieid zich terugirekke in dc beschou wing des kloosters, dat ze in vasten en zelfkastijding zich voorbereide op dat moment van scheiden, dat moineuthetwelk nie mand bespaard blijft. Maar toch is het een zoo gewichtig iets, dat ieder redelijk mensch het zich te binnen moge brengen, hoe hij zelf vandaag of morgen dat predikend, dat diepindrukmakend voorbeeld van het //Memento inori" kan zijn. Dat is geen zwaartillendheid, dat is geen donker inzien, dat is iets natuurlijks en Christelijks. Wat volgt Een goed huisvader houdt orde op de wereldsche zaken, op zijn wereldsche huis houding een goed Christen houdt orde op de huishouding zijner ziel. Want de groote Rechter komt als een dief in den nacht, plotseling, zonder dat wij er van hebben de minste gedachte. Als nu de bladeren verwelken, als langs velden en door de toppen der boomen de herfstwind ruischt, laten wij ons dan niet bedriegen door den schoonen schijn der zonne. Advertenties 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Ümaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer roordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel Spoedig, al te spoedig, trots deti blauwen hemel zal de natuur gestorven zijn. Spoedig, wie weet hoe spoedig, vallen ook af de bloemen en de bladen van ons leven. (M. C.) Omtrent de zinsnede in de troonrede, betreffende het aanschaffen van het snelvuur- geschut, schrijft dr. Schaepman in zijn laatste chronica in repliek met Tak van de //Kroniek/' Van de noodzakelijkheid van dit snelvuur- geschut is ook de jongste Regeering zich bewust geweest. Hierover bestaat geen twijfel. Dit Kabinet zegt in de Troonrede wat het te zeggen heeft, klaar en onbe wimpeld een leger zonder bewapening is niets. Wat willen toch, om hun nu eindelijk eens op den man af vraag te stellen, deze Staatslieden van de Kroniek* en zij, die op dit stuk hun chronisch opdoemende geest- vei wanten mogen heeten Geen leger Ik zou het hen wel eens willen hooren zeggen. Een volksleger Maar ook een volksleger heeft wapenen noodig, wa penen allerlei soort. Een leger van alge- meen-kiesreeht-hezitteis Eilieve, waar is liet leger in de Volksvertegenwoordiging het meest het alles beheersohend belang Men kan twisten over Dreyfus en dien on- noembaren Esterhazy, over André en de Galiffet over Boisdeffre of Labori, vraag een centime of een millioen voor het leger niemand koint in verzet. Wat willei nu de heeren Hebben zij ooit waarlijk over de leger- kwestie nagedacht Weten zij wat sociale gevolgen, wat ge volgen voor den nationalen arbeid het heb ben zou, als nu eens de jaarlijksche lichting op de helft, op drie vierden, op viervijfden zelfs werd teruggebracht Algemoen stem recht, roept men van den eeneu kantals sociaal redmiddel der dwaasheden dwaasheid. Algemeen stemrecht, ik ducht het niet, ik herhaal het/The Church will know how to meet this new and strange aspect of the world", zeg ik met mijn grooten meester. Ik roep het niet in als sociaal redmiddelik vorder het niet als eisch van gerechtigheid, ik zie zelfs in dat alles geen schemerend begin van heil, allerminst wat de legerkwestie betreft. Maar een leger van vrijwilligers. Goed, indien men slechts bedenkt dat een leger van vrijwilligers steeds op een huurleger uitkomt. Goed, indien men bereid is de kosten te wagen en te dragen. Goed, indien men onder ieder opzicht de gevolgen aandurft. Laat ons blijven bij de werkelijkheid. De werkelijkheid is eenvoudig deze onze stand in de Europeesche Statenwereld, onze aardrijkskundige ligging, onze handelsbe trekkingen, onze Koloniën, dat alles dwingt ons voor het Leger zorg te dragen. Wij zijn geen militaire Staat, wij moeten alles, tot het geringste vermijden, wat ons daartoe maken kan. Maar willen wij zelfstandig blijven, dan moeten wij op onze eigen beenen kunnen staan. Het moet niet kunnen ge schieden dat wegens onze gebrekkige orga nisatie of onze slechte bewapening de nabuur ons naar recht en rede kan zeggen Uw zwakheid is voor mij een gevaar. De Echo van het Zuiden, WulwQkseke en Liigsfraalstkt Courant, Burgemeester en Wethouders van Waalwijk maken bekend, dat op .Maandag 11 November aanstaande, de verleiding zal plaats hebben van 3 leden voor de Kamer van Koophandel en Fa brieken alhier. Het stembureau zal zitting houden in het ge meentehuis (raadzaal) van 's morgens 9 tot 12 uur des middags. Waalwijk, 10 October 1901. Burgemeester en Wethouders voornd. K. DE VAN DElt SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. rynig. 11. Ik weet het niet. Hij blijft gewoonlijk zeer lang weg, maar ik zal hem vandaag r.og schrijven dat hij direct na zijn terugkomst mij moet ko men bezo ken. Zijn van politiewege reeds stap pen gedaan ging zij na een korte pauze voort, hebben zij u aan die bijzonderheden geholpen? Van politiewege? gaf Bidach fijnljes lachend ten antwoord, de politie heeft zich aan het pro ces-verbaal van den commissaris van Clamart gohouden er zijn 37 francs in de lade gevonden, dus kan het geen roover geweest zijn. Alsof iemand, die millioenen steelt, zich om zulk een kleinigheid bekommeren zou. Verder heeft men den dood van uw vader rnet de verwarring in lijn zaken in verband gebracht en waarom tou ik het u verzwijgen zelfmoord aangeno men. Welk een laogheid, riep Johanna veront waardigd uit. De zaak is in dezen vorm bij het gerechts hof der Seine geregistreerd, daarvan heb ik mij persoonlijk overtuigd. En zulk een vreeeelijke beschuldiging heeft het gerecht bekrachtigd Helaas, ja. En toch was er een aanwijzing, die zij niet onopgemerkt hadden mogen laten, ging hij voort, ae bloedige hond op de deur. De eigenaar heeft ze den volgenden morgen direct laten weg wasscheu, maar toen had ik de afmetingen reeas genoteerd. Wat had ik moeten beginnen, als ik u niet getroffen had, mijnheer Bidach 1 riep Johanna bewogen uit. Gij zult de wreker van mijn vader lijn 1 Maar ik zal u daarbij ter zijde staan, ver volgde zij in vervoering, ik zal u helpen bij uw onderzoek en gij weet, dat ik moed bezit, en voor geen hindernis zal terugdeinzen om miju doel tc bereikeu. Bidach zag haar een oogenblik met beteekenis- ▼ollen blik aan. Een vrouw mompelde hij, kan een nitstekend bondgenoot zijn. ijlen Welaan, mejuffrouw ging hij overluid voort, ik neem uw aanbod aan. Parijs is groot en do lieden, met wie wij te doeu hebben, zijn onge twijfeld vermetel en vastberaden, maar ik aarzel niet den strijd aan te binden vereenigd is de over winning ons. Wees zoo goed, nog enkele dagen geduld te hebben, tot ik nieuwe inlichtingen ingewonnen heb. TWEEDE DEEL. I. In een kouden Decembernacht, tegen éen uur, verliet een zeer elegant, in een kostbare pelsjas gehuld jonkman, het gebouw der „Groote Club" gelegen aan den Boulevard Ilausmann, nabij de ltue Traitbout. De houding vuu den jonkman was opvallend flink en beslist; zijn leeftijd zou men op om streeks dertig jaar schatten. Zijn gelaat had een zuidelijke tint en een glanzend zwarte knevel sierde zijn bovenlip. Met haastigen tred richtte hij zich naar den overkant en staple in een sierlijk, meteen prach- tigen viervoeter bespannen rijtuig. Hij gaf den koetsier geen adres op, maar ver genoegde zich met een korten wenk, waarop de coupé in snellen draf de Rue Taitbout iusloeg en zich naar de Rue Frochet wendde, om aan het einde daarvan haar weg langs de uiterste boule vards te vervolgen. De boulevards waren als uitgestorven de en kele voorbijgangers, die men hier en daar tegen kwam, haastten zich zooveel mogelijk om min aangename ontmoetingen te vermijden. De jonkman had zich in do bruin fluweelen kussens van zijn rijtuig laten vallen en scheen zich weinig te bekommeren om hetgeen daarbui ten voorviel. Het geratel der wielen op het plaveisel wekte van tijd tot lijd de opmerkzaamheid op van en kele arbeiders, die huiswaarts keeiden of uit kroegen kwamen, welke om dien tijd gesloten werden. Vol verbazing staarden zij liet rijtuig na. Op dit uur van den nacht behoorden op de boulevards dergelijke rijtuigen tot de zeldzaam heden Na de boulevards van Clichy en Rochechouart reeds achter zich te hebben gelaten, hield de koetsier het paard een weinig in herhaaldelijk wendde hij het hoofd, om zich te overtuigen dut hij door niemand gevolgd werd. Op den hoek van den boulevard de la Ghapelie hield hij ton slotte bij den ingang van een nauw, smerig straatje, welks naam Paradijsstraat op een even smerig bordje prijkte, stil. De jonkman opende het portier en steeg uit Zijn pelsjas liet hij in het rijtuig achter en, na zich met een snellen blik overtuigd te hebben, dat geen sterveling in de nabijheid vertoefde beval hij den koetsier fluisterend: ,Over een uur, hoek boulevard Barbes." En terwijl het rij'uig langzaam wegrolde, sloop hij ijlings het steegje in. Dit straatjs was buitengewoon nauw en donker Na het zonder aarzelen doorloopen tc hebben klopte de jonkman driemaal, met bepaalde tussclienpoozen op een kleine, lage deur, die voor het oog van een oningewijde onopgemerkt zou zijn gebleven, wegens de duisternis. Na verloop van enkele oogenblikken werd een van een luikje voorzien kijkgat geopend en een rauwe stem vroeg: Wie is daar? Peru, luidde het antwoord. Onmiddellijk werd de deur geopend en trad hij binnen. Hij doorschreed een nauw, volslagen duister gangetje en bereikte aan het eind daar van een vertrek, dat door eer. petroleumlamp van de zoldering afhangende, verlicht werd. In het midden van het, met een dikken tabaks walm gevuld vertrek, zaten enkele mannen van terugstootend, afschuwwekkend uiterlijk rondom een tafel, waarop een reusachtige, maar reeds voor de helft geledigde bowl warme wijn stond te dampen. Aha, zijt ge daar, Peru riep oen hunner met schorre dronkenmansstem uit, toen de deur zich achter den jongen man gesloten had. We hebben juist nog een glas voor u bewaard. De drager van de zonderlinge benaming trad langzaam nader en legde niet de minste ver wondering aan den dag over het zeldzaam schouwspel, dat zich aan zijn oogen vertoonde. Zijn jelui er allemaal? vroeg hij, terwijl hij zijn blik over de groep liet gaan. Maar ik zie Musch niet? Ach, bekommer u maar niet om hem, die B3&8E29 snuffelt altijd ergens anders rond, gaf een twovde de gelukkige eigenaar van ecu afschrikwekkende boeventronie, ten antwoord. Hij droeg een kale, zorgvuldig toegekuoopte overjas, een roode das en eon zijden inuts. Tusschen zijn zwarte lan den balanceerde hij een uitgedoofde cigaretto. Zijn b'.jnaam luidde Kater. Ge hebt u in langen tijd niet laten zien, Peru 1 begon een ander, met een gelaat al9 van eon bulldog, wiens ledematen, bedekt door een afgedragen blouse, oen buitengewoone lichaams kracht deden vermoeden. Ge hebt gelijk, Os, gaf de jonkman ten antwoord. Hij zette zich schrijlings op een stoel en leunde met beide ellebogen op de leuning. Het is minstens acht dagen geleden sedert ik uw boeventronie zag. Prosit, jongens Terwijl zijn met parelgrijs glncé bekleede band een der lompe glazen aanvatte, stiet hij met zijn buurman aan en goot den zwartachtigen dampenden drank tot den laatsten druppel door zijn keel. Gij zijt eig trotseh geworden, nu ge die fijne kleeding draagt, hief een derde, een opge schoten jongen van 18 jaren aan, wiens krijschen- de stem getuigde van een lange wijding aan het edele gauwdievenberoep. Chic uls een ellen ridder, mag men u aanraken? En voorzichtig, bewonderende grimassen .ma kend, streek hij met zijn groezelige, klauwachtige hand over de mouwen van den jonkman. Houdt uw mond, Fretje, zei Os, hem met de vuist een stomp gevend, zoodat hij bijna vau den stoel gevlogen was, en laat den meester aan het woord. Heeft hij u ooit gevraagd, wat gij met uw geld uitvoert, ondier voltooide Ka tor, terwijl hij den knaap een verachtelijken blik toewierp. Hij is onze meester en kan doen wat hij wil. Hoe beter zijn zaken gaan, des te voordeeliger immers voor ons. Stilte nu riep Peru, die intusschen, zonder op Fretje's speldeprikken acht te slaan, een havana opgestoken had. Spits uw ooren I Ik heb een mooi werkje voor jelui 1 De vier bandieten Bchoven naderbij en hun blikken hingen in gespannen verwachting aan Peru's lippen. Kom toch hier, Wolf, riep Kater tegen een vijfden gezel, die zich bij de kachel warmde. De Figaro bevat een artikel over onze Koningin van de hand van Francis de Oois set, dat het hart van ieder rechtgeaa'd Ne derlander met gerechtvaardigdeu trots vervul len moet. Het is een loflied op de Bloem van Ne derland, een zang van diepe vereering voor de laatste telg uit het Huis, dat in onze ge schiedenis zoo'n roemvolle plaats inneemt. Croisset weet ons zelfs bijzonderheden mee ie deelen, die nog niet algemeen bekend zullen zijn. Het is een wonder, maar die Figaro mannen schijnen overal geopende deuren ie vinden De schrijver vergist zich weieens een en kelen keer in namen en plaatsen, maar toch maakt zijn artikel den indruk, dat schrijver zag, hetgeen hij beschrijft. Croisset zag de Koningin herhaaldelijk. Het eerst op een kasteel iu de Ardennen, daarna in Zeeland en bij de kroning en het laatst in de Staten-Generaal, toen Zij die hooge vergadering opende. Al die ontmoe tingen konden slechts doen stijgen zijn liefde en bewondering en ook zijn afgunst op Holland met zijn kostbaar kleinood. Al dadelijk op het kasteel in Ardennen maakte de 9—jarige Priuses grooten indruk op den schrijver. Haar frissche jeugd de on gekunstelde bekoorlijkheid, Haar ongedwou- gen en kinderlijke overgave aan het spel worden geroemd. Daar in de Ardennen was Zij kind met de kinderen. Rang, stand ge boorte verdwenen geheel. Ik zag, schrijft Croisset, een boerenjongetje zijn boterham soppen in de kop koffie, waaruit de Erfge name van Holland's troon dronk. Eenige spatten daalden neer op het witte jurkje der Ik hoor hier even goed, gaf Wolf, zonder om te zien, ten antwoord. Ik heb den ganschen dag in den regen gestaan en moet mijn plunje drogen. Luistert, wat er aan de band is, zei Pern, de» rook van zijn 6igaar behaagelijk voor zich uitblazend. Op de derde veidieping van een huis, dat ik u later zal uitduiden, woout een oude man met zijn zuster. Het ziel er armoedig bij hem uit. maar toch zijn zij rijk; zij hebben voor meer dan tweehonderd duizend francs aan zilver en effecten in hun secretaire. Gij weet dus, wat u te doen staat. Ik heb alle noodzake lijke inlichtingen verzameld en zal hem, die de zaak overneemt zeggen, wat hij te doen heeft. Is één genoeg? vroeg Os, zij» pijp opnieuw aanstekend. Twee oude menschen 1 riep Fretje verachte lijk, die laten zich, als kippen, den nek om draaien. Nu goed, Langoor, breng dc lootjes in orde. De bandiet, die luisterde naar den naam van Langoor, een voormalige advocaat, haalde een smerig aanteekenboek uit den zak en gebeurde ei een blad uit. Moet ik u mee opschrijven, meester? vroeg hij, het blad. in stukken verdeeleod en een loerende blik op Peru richtend. Wat 'n domme vraag. Als ik het zaakje zelf hadden willen opknappen, behoefde ik toch niet bij jelui te komen. Dat ia begrijpelijk; andois wos de geheele winst voor kern geweest, merkte Kater op. Gij behoeft Musch niet mede op te schrijven. Ik gaf wat, als ik wist waar de lummel uithangt, xei Os, men ziet hem in het geheel niet meer. Hij zal on6 toch niet verklappen schreeuw de Peru, met fonkelende oogen. Bij satan, dat spelletje zal hij niet lung volhouden. Ik zal hem wel in de gaten houden, stelde Fretje gerust. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1