Nummer 87.
Zondag 3 November 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
e mmm
I0N0P0L THEE
H
B
B
B
B
B
let „Beth-el" boven den Rijn,
6BTBLV18&&.
ANTOON TIELEN.
Theod. WESSELS,
n
De laatste poging.
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Iedereen gebruikt
WAALWIJK.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs pe>r 3 maanden f 0.^5.
Franco per post door liet gehcele rijk f0.9ü.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
WAALWIJK.
ROTTERDAM.
Verkrijgbaar bij den Heer
Aan eene beschouwing van den talentvol
len Yan-dag-tot-dag-scbrijver in het Handels
blad ontleenen wij het volgende
Wu ik de plechtige opening herdenk van
bet Sanatorium „Oranje-Nassau's Oord', zie
ik weer voor oogen dien diepen avondgloed
Tan een volmaakten dag. Sinds ik in Pale-
stina en Egypte het wondere flonkeren van
den wolkeloozen avondhemel zag, heb ik geen
licht en kleur gezien zoo heilig bovenaardsch,
too stemmend, zoo aandoenlijk schoon.
En hoe breed, hoe wijd spreidend is dit
bekoorlijk Geldersch landschap.... mijn lieflijk
Gooi door een vergrootglas gezien
Hier en daar even glinsterend als kwikzil
ver een bocht van den Rijn.... de breede
wegen en dan die blauwende horizon, een
gezichtseinder voor dichters en kunstenaars.
Tusschen de boomen door van het schier,
eindelooze park van het heiloord gloeide die
Oostersche hemel. Esdoorns, eiken, beuken,
alleen staande en zich spreidend onbekneld
en onbedwongen, deden elk afzonderlijk
denken aan het brandend braambosch van
Mozes. De najaarsbladen, hier fel lichtend,
daar donker gloeiend van den rooden brand
van den naderenden verwoestenden winter,
gaven reeds op het midden van den dag den
gloed van zonsondergang aan die heerlijk#
bosschen, uit welker midden oprees dat ge
bouw der dienende Liefde, waaraan plechtig
en ootmoedig was toegebeden, dat het zou
zijr.een Beth-el, een huis Gods, een opgericht
teekeu aan den Hemelschen Vader.
Toen ik onder den roodgloeienden avond
hemel terugreed naar Arnhem, kwam een
woord van den grooten kunstenaar Da Vinei,
onlangs gelezen, mij in herinnering.
tfSiccome una giomata bene spesa dh
lieto dormire, cosi una vita bene dit lieto
morire*.
(Gelijk een welbestede dag vreugde geeft
aan den slaap, geeft een welbesteed leven
vreugde aan den dood.
Een vreugde voor eiken dag van haar leven,
een troost wanneer eens het najaar van het
leven komt voor haar, die nu nog in den
zomer ervan verkeert, moet deze weergalooze
stichting zijn, voor de Koningin, aan wie
ons volk behalve dit reeds zoo veel ver
schuldigd is, aan de eenvoudige, edelvoe-
lende, liefdevolle Vorstin, die den schoonen
naam van Koningin-Moeder raag dragen
als een kroon.
Een weergalooze stichting Door het park
ben ik gegaan, dat door groote schoonheid
van vorm en kleur in den winter zoowel als
in voorjaar, zomer en herfst een vreugde en
troost der oogen zal zijn voor hen, die ver
wijderd van hun dierbaren, maar omringd
door liefdevolle verstandige zorg, blijven
hopen, terwijl ze een nieuw voorjaar van
levenskracht door de aderen voelen opstijgen.
Het groote gebouw, dat in groote lengte,
warm, gezellig, kleurig zich uitstrekt, gaf
mij een indruk van wetenschappelijke, reine,
blanke onbezoedeldheid en frischheid, zooals
ik die nergens kreeg in de drie Sanatoria,
welke ik in het buitenland bezocht.
Langzaam gaande door het hooge park
der Koningin dacht ik aan al het lijden
dat daar verzacht en verdreven zal worden.
Een troost voor de ouders is zulk een
gesticht.
Eens hoorde ik in Engeland eene arme
moeder, die niet het geld had om hare dochter
naar een der dure Sanatoria op het vasteland
te zenden, al zuchtend fluisteren //dat zijn
z/de duizend smarten" zooals wij in Schotlanc
zeggen."
Ja, dat zijn de duizend smarten te weten
dat er heil en genezing ginds te vinden zijn,
terwijl armoede belet ons kind er heen te
zenden om het daar te laten herleven
Aan honderden, die in ons vaderland dus
van een heiloord werden teruggehouden
biedt deze Koninklijke stichting een nieuwe
toekomst verjongde levenskracht. En wie,
gelijk onze Koningin het Emma-fonds steunt
doet dien kring steeds wijder en breeder
zich uitbreiden.
En nu ten slotte een andere diepe indruk
op dien wonderschoonen Octoberda g ver
kregen.
Het feest ter opening in een kleine zaal,
die slechts weinigen kon bevatten had iets
buitengewoon bekoorlijks. Daar kwamen Ko
ningin-Dochter en Koningin-Moeder saruen
binnenDe moedor had de dochter ontvangen
men kon het beiden aanzien, dat ze zoo
verheugd waren elkander weer te zien dat
ze elkander veel te zeggen hadden.... Wij
kregen een gevoel alsof ons de eer te beurt
was gevallen in dc huiskamer der Koningin-
Moeder tegenwoordig te zijn bij een familie
feest.
Een jonge vrouw trad binnen tusschen
moeder en echtgenoot in. Een beeld van
jeugd en frissche gezondheid bevallig en
waardig. De blik va i 't oog was niet langer
zoekend alsof het nog wachtte op de blijvende
uitdrukking. Wie weet, wat geluk en liefde
beteekent, besefte dadelijk hier komt een
gelukkige vrouw binnen.
Het is een vreugde dit te mogen getuigen
en het is volkomen waar want ieder gevoelde
het. Vele deelden mij hun indruk mede. En
toen onze Koningin haar moeder aansprak
hoorde ik opnieuw, die onvergetelijke Nieuwe
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3raaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
Kerk's stem, klankrijk eenvoudig niet vi-
breerend, maar overal hoorbaar en tot 't hart
sprekend.... een zeldzame gave. Welk een
reserve van kracht is zulk een Koningin.
Maar als ze haar volk toesprak in dagen
van strijd zouden alle zwaarden met een
machtige beweging omhoog bliksemen en
de bezielde uitroep der Magyaren, toen deze
opsprongen bij den oproep van hun koningin
Maria Theresia zou opnieuw weerklinken
Leve onze Koning Wilhelmina zij, die
koning en koningin tegelijk is, troostende
vrouw in het huis der dienende liefde,
drijvende beweegkracht voor mannen in tijd
van doodsgevaarWelk een reserve van
kracht voor het vaderland
Der Koninklijke Moeder van onze Konin
gin, der Koninklijke Stichtster van het
//Bethel" in de Geldersche wouden boven
den Rijn, eerbiedige hulde en eerbiedige
dank
Het schandelijk, wraakroepend brand- en
moorribedrijf, door de Engelschen in Zuid-
Afrika reeds maandenlang zonder andere
straf dan eigen onuitwisbare schande en de
verachting der wereld uitgevoerd, schijnt zijn
einde nog lang niet nabij.
Integendeel.
Engeland wil nog verder gaan, wil nog
véél verder gaan, tot het bittere uiterste.
Dat is te begrijpen de eer is toch reeds
weg, en wat kan men verwachten van een
eerlooze
Tot eiken prijs moet de tegenstand der
Zuid-Afrikaansche Republikeinen gebroken,
en koning Eduard wil in de lente van 't
toekomend jaar in pais en vrede vieren zijn
glorierijk kroningsfeest.
Joe Chamberlain, de ongekroonde roover-
koning, heeft dezer dagen met weergalooze
onbeschaamdheid, ten aanhooren van ganscli
de wereld, zonder andere variatie dan die
woorden, de befaamde uitspraak van den
Italiaansche rooverkoning„Andremo al
fonds" (wij zullen tot het uiterste gaan) tot
de zijne gemaakt.
Tot het uiterste... hoe op wat wijze
Een ministerie is dat niet.
Doch men huivert bij de gedachte vat)
wat er dan nog gebeuren moet, niet met
de strijdende Boeren in het veld, maar met
de arme, lijdende Boerenvrouwen eu Boe
renkinderen in de moordkampen.
Het is of er in dezen verlichten, be
schaafden, humanen Engelschen minister
iets van Danton, den bloedhond der Fran-
sche revolutie, die zijn //de l'audacede
Faudaceet encore de l'audace in de
volksvertegenwoordiging uitbrulde, gevaren
is.
Wat deren hem, den Nero van Zuid-
Afrika, de rookende puinhoopen, niet van
éétie stad, maar van een geheel land Wat
maalt hij, de moderne Herodes, om het
schuldeloos bloed van duizenden kleinen
Uitdelgen zal hij het Hollandsche ras
daarginds met het ras der rebellen.
En Engelands eer zal hij louteren in,
het vuur van brandende hoeven, en blauk-
wasschen in het lauwe bloed van vermoorde
kinderen.
Zoo luidt hij de twintigste eeuw en de
regeering zijns koningsin.
Reeds vddr een-half jaar, schreef de jonge
F.ngelsche dichter William Watson op zijne
Regeering een vlijmend hekeldicht, dat wij
hier in vrije proza- vertaling laten volgen
daar het ons schier onmogelijk voorkomt,
de bijtende scherpte der korte Engelsche
verzen in gelijke dichtmaat weer te geven.
Hij schreef
z/Ik hoor een stem, trillend van woede
en moordzucht: „wij hebben nog niet ge-
noeg gebrandsticht en neergeveld, met te
weinig verderf en vernieling geteekend on
zen weg. Waarom zijn wij zoo ttêrharlig
en zoo humaan
„Dat de rook der zoenoffers hoog opdwar-
rele van tallooze daken Want de onver
zadigde oorlogsgod vergt honderdvoudig
dezen wierook van ons."
„Van de aanvang af waart gij blind en
blind blijft ge tot het einde, blind voor
al de teekenen, die 's menschen aandacht
vragen. Vergeefs roept over de geheele
aarde vriend en vijand schande over u en
over uw doen
„Voltooi uw taak! Roof en brand Jaag
weg allen, die hulpeloos zijn, tot de kleine
kinderen toe En laat de kinderen dier
kinderen u leeren haten met helschen haat
„Reinig ons van wat in ons hart nog
overbleef aan gerechtigheid kras de arme
laatste vlekken van medelijden uit Dat is
uw nobele taak.
„Zoo zal de oorlogsgod niet versloken
blijven van de schatting, die hij vraagt. En
liet zoo lang omsluierd Licht worde voor do
De Echo van het Zuiden,
Waalwijksclie ei Laigstraatsehe Courant,
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
nakeu bekend, dat op Maandag 11 November
sanstaunde de verkiezing zal plaats hebben van
X leden voor de Kamer van Koophandel en Fa
brieken aldaar.
Het stembureau zal sitting houden in het ge
meentehuis (raadzaal) van 'a morgen» 9 tot 12
nar des middags.
Waalwijk, 10 October 1901.
Burgemeester en Wethouders voorid.
K. DE VAN DÈR SCHUBREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
17.
Ik wist wel dat brave arbeiders geen arme
menschen in den steek laten, riep hij, na zijn
plaats op het tapijt weer ingenomen te hebben.
Wij zijn echter nog niet klaar, heeren, het mooiste
moet nog komen. Opgelet I
Hij greep twee. van de grootste ijzeren kogels,
die aan zijn voeten lagen en begon daarmede te
•pelen, alsof het houten ballen waren. Hij liet ze
over zijn hals en armen rollen en balanceerde ze
'en slotte op elkaar in één hand. De toeschouwers
varen opgetogen en applaudisseerden uit alle
macht; er stonden nu minsten tweehonderd men-
fchen rondom het troepje.
Voor de tweede maal ging hij na afloop met
'ijn hoed rond en zoo mogelijk was zijn ontvangst
oog ruimer dan de vorige maal.
Hier, oude, «ei hij, den inhoud van zijn
hoed leegschuddend in de handen van den ouden
obaat, die van verbazing geen woord kon uit-
reugen. Ga nu weg en eet uw buik vol en u,
Wen, ging hij zich vroolijk lachend tot de
euigte wendend, voort, zeg ik hartelijk dank
Toor uw vriendelijke attentie. In minder dan geen
tijd had hij zijn overjas aangeschoten en was hij
'erdwenen.
Suel drong hij door de omstanders heen en
uwelijks had hij het cordon verbroken, of hij
log Johanna voor zich staan.
Vergeef mij, stamelde zij, maar ik meen,
iit ik u ken.
Verrast nam hij zijn hoed af en scheen zich te
Wonen.
Mijn naam is Johanna Bacédat vervolgde zij.
•a als ik mij niet vergis, zijt gij mijnheer
O'Keddy.
O, juffrouw, ik zou u werkelijk niet herkend
ttbbsnhoe kon ik ook verwachten, u hier
's ontmoeten maar ik ben blij u weer te zien.
Set zou mij zelfs aangenaam zijn een kort onder-
koud met u te mogen hebben.
Ik woon hier ia de buurt, gaf Johanna ten
antwoord. Boulevard de Clichy, 20. Mocht gij
over een uur vrij zijn...
Zeker, juffrouw, op voorwaarde natuurlijk,
dat mijn bezoek u niet lastig is.
Integendeel, het zal mij zeer aangenaam zijo.
Met een diepe buiging nam hij afscheid en
verwijderde zich snel om aan de nieuwsgierige
menigte, die zich reeds om hem verzameld had,
te ontkomen.
IX.
Toen Patrick een uur later Johanna's woning
binnentrad, trof htj daar Bidach aan. Het jouge-
meisje had den gewezen detective inmiddels van
haar zonderlinge ontmoeting in Clamart verteld
on hem daarna de onthullingen van Mereniier
medegedeeld. De gewichtige ontdekkingen hadden
Bidach iu hoogemate belangstelling ingeboezemd.
Ik zou mij reeds vroager het genoegen
verschaft hebben u een bezoek te brengen, juf
frouw Johanna, zei Patrick O'Keddy, plaats
nemend, maar al mijn tijd werd in beslag genomen
door de voorbereiding voor mijn nieuwe inrichting.
De heer Ravenau heeft mij reeds het eeu en
ander verteld over het bankroet. Het was een
harde slag, en ik zie, vervolgde hij, met een
meewarigen blik on net armoedig meubilair, dat
ge moedig uw kruis opgenomen hebt. In deze
omstandigheden bleef mij natuurlijk geon keuze
over. Ik heb u vroeger reeds gezegd, dat de bij
uw vader gedeponeerde som niet mijn eigendom
was; toevallig bedroeg mijn vermogen ongeveer
Tijfhonderd duizend francs en daariueede heb ik
het tekort gedekt.
Maar hebt gij dan zelf niets overgehouden,
mijnheer O'Keddy vroeg zij ontroerd.
Nu veel was het niet, maar wat doet dat
ter zake? Vandaag of morgen was ik mijn geld
toch kwijtgeraakt. Het verlies was mij, integen
deel, verre van onwelkom,
Maar waar leeft gij dan van
Ik werk voor den kost, gaf hij vergenoegd
ten antwoord. Gij hebt xooeven gezien dat ik
nog tl sterk ben, en bovendien kan ik voortreffelijk
schermen en boksen. Nu is die spon in Parijs
juist bijzonder in de mode; ik heb daarom bij
enkele invloedrijke vrienden aangeklopt en eeu
schermzaal geopend. Ik kan u verzekeren, dat
de zaken uitnemend marsheeren. Als gij eens
mm>M»|||l||iHMMllilLJMlWMIIMII#MiniMJI#LWJ
wist, wolk een genot het mij verschaft, te werken,
mijn brood te verdienen, zelf te verdienen, on mij
nuttig to maken. Dat geluk heb ik vroeger
nooit gekend. Eerst was ik woedend, vervloekte
ik de catastrophe, daar ik bevreesd was dat mijn
eer er door zou gecompromitteerd worden hu
lach ik er echter om. Ik geloof zelfs, dut het mij
spijten zou, wanneer ik het eenmaal terugkreeg.
Iets is er echter, dat mij voortdurend dwars zit
ik heb in een Er.gelsch blad gelezen, dat
John Fitzgerald aan den Senegal aangekomen is
en, ziet ge, nu vrees ik ieder oogenblik, dat hier
bericht zal aankomen van deza of gene helden
daad, die hij volbracht heeft. Dat zou mij, op
mijn woord, meer spijten dun het verlies van mijn
vermogeo.
Bidach zette groote oogen op en keek den
exentrieken gentleman vol verbazing aan.
Johanna stelde de heeren voor.
Als het mij ooit gelukt den moordenaar
van mijn vader te ontdekken, zijn dood te wre
ken, zijn eerlijken naam te herstellen en zijn
schuldeischers te voldoen, zei zij, zal ik dat alles
den heer Bidach te danken hebben.
En nu vertelde zij den Ier, die opmerkzaam
toehoorde, alles wat de voormalige politieman
gedaan had om de waarheid aan het licht te
brengen.
Wat zij sprak, scheen bij Patrick in wonder-
goede aarde te vallen. Zijn oogen schitterden
en met gespannen aandacht luisterde hij naar
haar woorden.
Toen Johanna geëindigd had reikte hij den
jonkman hartelijk de hand.
Dat is een edel werk, xei hij levendig, en ik
wenseh van harte, dat het slagen zal. Gij kunt
niet beseffen, hoe ik mij daarvoor interesseer
en mocht gij ooit mijn hulp noodig hebben, dan,
zweer ik u, zal ik u niet in den steek laten.
Een betere hulp zou ik mij in deze om
standigheden niet kunnen wenscheD, zei Bidach
lachend, een sterke inoedigo helper is mij veel
waard.
Dan kunt gij op mij rekenen, maar kom
morgen eens bij mij? Wij kunnen dan eens
uitvoerig de zaak bespreken en zoo gij mij in do
gevaarlijke onderneming een rol zoudt willen
toevertrouwen, zal ik u daarvoor zeer dankbaar
zijn. Er steekt iets van een Don Quichote in
mij, ik sla er dolgraag een beetje op los, dat
ziet gij wel aan mijn leeuwenjachtsn en hier in
Parij9 loopen veel gevaarlijker wilde beesten
rond hoe ineer men daarvan den nek afsnijdt,
des te beter is het. Ga maar na, wat onlangs
een mijner beste leerlingen, den graaf Gaserte,
overkwam.
Bedoelt ge den graaf de Gaserte die acht
dagen geleden in de Rue Taitbout aangerand
werd viel Bidach hem in do rede.
Weet ge dan al, wat met hem gebeurd is
Ik heb het iu de bladen gelezen, heeft de
aanranding zich zoo toegedragen
Precies.
En was ook de geschiedenis van de equipage
juist
Volkomen juistI De bandiet heeft zelfs de
lafheid gehad den hem achtcrvolgenden agenten,
de plunje waarin hij gestoken was, voor de voeten
te werpen. De grauf de Gaserte, die nu snel in
beterschap toeneemt, heeft den commissaris ver
zocht, hem de kleeren als een aandenken af te
staan.
Bidach wus in diep gepeins verxorken hier
bood zich wellicht een nieuw spoor aan en on
willekeurig voelde hij zich tot den onbekende
aangetrokken.
Zou ik de kleedingstukken eens mogen zien?
vioeg hij natuurlijk alleen uit nieuwsgierig
heid, versta mij wel Maar wij ontdekken soms
een vingerwijzing, waar anderen niets zien.
Niets gemtkkelijker dan dat, mijnheer
Biduch, luidde Patrick's antwoord. Ik heb u
reeds verzocht mij morgen met een bezoek ta
vereeren; straks zal ik bij den heer De Caserte
een goed woord voor u doen. Hij zal u alles
ongetwijfeld gaarne toonen en u alle mogelijke
inlichtingen verstrekken. Bovendien kau ik u
nog mededeelen, dat hij voor het ontdekken van
zijn aanrander honderdduizend francs uitgeloofd
heeft.
Och, ik doe het alleen voor tijdverdrijf,
antwoordde Bidach, blozend als een jong meisje.
Patrick stond op en drukte Johanna hartelijk
de hand.
Ik ben diep getroffen, mejuffrouw, zei hij,
door den mond, waarmede gij uw lot draagt.
Mochl gij ooit een trouwen, verknochten dienaar
noodig hebben, wend u dan tot mij ik zal mij
zelf steeds gelukkig prijzen u van dienst te
kunnen zijn.
Johanna dankte hem van ganscher harte; toen
zij haar hand in die van den jonkman legde,
trilde zij van aandoening, en de toespeling op
haar droevig lot was misschien niet do eenige
oorzaak dier ontroering.
Na Patricks heengaan^ wendde Johanna zich
opnieuw tot Bidach:
Meent gij, dat de vingerwijzing, die de heer
Merentier ons gegeven heeft, ons van eenig nut
kan zijn vroeg zij.
De quaestie moet ernstig overlegd worden, gaf
Bidach, het hoold heen en weer wiegend, ten
antwoord.
Ook mijn overtuiging is het, dat de man.
die zich aan deze poging tot afpersing gewaagd
heeft, de moordenaar van uw vader is of ten
min9te met den moord in verband staat. Maar
wij moeten met buitengewoon beleid to werk
gaan.
Gij zult ingezien hebben, vervolgde hij, dat
wij met een uiterst sluwen, beheudigen 6churk
te doen hebben. Wij zouden den tapper Jono
gevangen kunnen nemen om hem over dien
Gustaaf uil te hooren, maar dat zou geenszins
baten. Hij zal ontkenner, met dien Gustaaf in
betrekking te staan en evenmin zal het baten het
huis te omsingelen en alle gasten te arresteeren
Al krijgen wij den 9churk werkelijk in handen,
dan heelt hij in ieder geval medeplichtigen, dio
hem wreken en den heer Merentier onteeren
zullen. Volgens mijn meening bestaat er slechts
één middel, ging hij, na eenig beraad voort.
En dat is? vroeg Johanna in angstige
spanning.
Men moest de herberg vermomd bezoeken
en de aanwezige bezoekers bespieden op die
wijze zou liet misschien gelukken een schijnbaar
onbeduidend woord, eeu wenk, een blik op te
vangen.
Hij verzonk opnieuw in gepeins en zijn voort
durende werkzame verbeeldingskracht werkte
het eens ontworpen plan verder uit.
Kont gij den heer Merentier vandaag nog
spreken vroeg hij eensklaps.
Zeker, luidde het antwoord.
(Wordt vervolgd.)