Nummer 21.
Donderdag 13 Maart 1902.
25e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ONTWAAKT
De Zuid-Afrikaanschen Oorlog,
ANTOON.TIELEN,
De Jachtwet in de
Tweede Kamer.
FE UIL LET O JV.
Hugh Conway.
ÜIT.O K VER:
WAALWIJK.
uit het Engelsch
Nederland en Duitschland.
Een geweldige nederlaag der En-
gelachen.
De Echo van het Zuiden,
Waalwijksclie en Lanptraatsfbe Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.~5.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stukken, gelden ens., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advrrtkmiï.n 17 regelt f 0.00 daarboven 8 cent per regel, groot#
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, xeer voordeelige contraeten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
In de vergadering van 6 Maart, sprak de
heer Pastoors afgevaardigde voor Beverwijk,
tot toelichting zijner motie 't volgende
Mijnheer de Voorzitter! Ik heb met groo-
te belangstelling geluis: erd naar hetgeen de
heer Hehdingeu tot toelichting zijner motie
heelt gezegd.
Ik ben het in deze volkomen eens met
den vorigen geachten spreker, den lieer Lu-
casse, dat de motie zooals zij daar voor ons
ligt, zeer weinig zegt, vaag is gesteld en
geen richting aangeeft.
Ik heb de bekende motie over hetzelfde
onderwerp van het jaar 1892, destijds door
een Commissie uit de Kamer voorgesteld,
met deze vergeleken en gevonden, dat die
veel meer richting aangaf. De Minister kou
daaruit duidelijk zien, welken weg men ver
langde, dat hij zou inslaan, hetwelk in de
motie-IIelsdiiigen niet het geval is.
Toch zal ik mij niet tegen deze motie
verzetten, omdat wij het er over eens zijn,
dat een herziening der Jachtwet noodzakelijk
is en er iets moet gedaan worden, om direct
den boer eenige hulp te verleenen.
Door de heeren Helsdingen en Lucasse is
zeer juist opgemerkt, dat er tot heden geen
afdoende maatregel daaromtrent is genomen.
Toch moet er hulp verleend worden, waar,
zooals reeds gezegd is, een heirleger van
schadelijk gedierte in verschillende gedeelten
van ons land de velden kaal knaagt en de
bloembollen afvreet, waartegen de boeren
machteloos staan.
Hij moet het maar blijven aanzien dat
alle kern geknaagd wordt uit zijn jonge
vruchtja, in sommige streken mogen de
boeren zelfs geen pogingen doen om 't konijn
tot in zijn hol te vervolgen.
Nu weet ik wel dat den boeren permissie
kan worden gegeven om de schadelijke die
ren te verdelgen. Juist over die permissiën
wilde ik het even hebben, want het is be
kend dat deze permissie door den Commis
saris der Koningin moet worden gegeven
eigenlijk behoort die macht om die vergun
ningen te verleenen bij den Minister van
Binnenlandsche Zaken.
In 1857 is dit veranderd toen is zij door
den Minister overgedragen aan den Commis
saris der Koningin, met de bijzondere bepa
ling echter om slechts bij hooge uitzondering
daarvan gebruik te maken. Die hooge uit
zondering is wel zoo zeldzaam, dat mr. Sic-
door
(14)
,Daar vraag ik u vergiffenis voor, omdat ik
gevoel dat ik toen in overijling en onnadenkend
gesproken heb, maar, daar ik ze vergeten heb,
kan ik se natuurlijk niet nader verklaren.*
Ik bewaarde het atilzwijgen, omdat ik niet
zeker was, af hij al dan niet een spel met mij
«peelde.
„Wel weet ik,* vervolgde hij, #dat ik woedend
was toen ik Pauline's huwelijk vernam. In haren
toestand had Cereneri dit nooit moeten toestaan
en dan, Mr. Vaughan, ik had vurig gewenseht
dat zij een Italiaan zoude huwen. Indien zij
harateld ware, dan droomde ik voor haar van
een echtgenoot uit deu aanzieultjksteu stand.'
Ik moest daarop het antwoord schuldig blijven,
doordien Pauline juiBt in de kamer kwam. Ik
was hoogst nieuwsgierig om te zien welke uit
werking de verschijning van haren soogenaumden
broeder op haar zoude hebben.
Macari stond op en naderde haar. .Pauline,'
zeide hij, herinnert ge u mij
Zij beschouwde hem met verbaasde oogen,
doch schudde twijfelachtig met het hoofd. Hij
nam hare hand. Ik merkte op, dat zij instinkt-
matig voor hem terugweek.
.Arm, arm meisje 1* zeide hij dit i« erger dan
ik verwachtte, Mr. Vanghan. Pauline, het is wal
lang geleden sedert wij elkander ontmoet hebben,
maar gij kunt mij toch niet vergeten hebben I'
Hare groote, onrustige oogen bleven op zijn
gelaat gevestigd, doch zij gaf geen enkel blijk
dat zij hem herkende.
kesz in zijn bekend prae-advies van 1892
de vergunning tot het schieten van schadelijk;
gedierte doodgewoon een illusie heeft ge -
noemddie permissiën werden tot voor een
paar jaar zeer schriel verleend. In 1900
kwam er echter verandering. Door de prij
zenswaardige aanschrijving van den Minister
Goeman Borgesius, waarin werd bevolen, de
permission ruimer te verstrekken dan tot
heden was geschied
Voor velen was deze circulaire een gruwel
en zoodra dr. Kuyper Minister van Binnen
landsche Zaken geworden was, werd aange
drongen voornamelijk van de zijde vau
de jagerspartij uit Noordbrabant op in
trekking van die circulaire. In die provincie
is dat gelukt. Het heette dat er misbruik
van werd gemaakt, en dat kan wel, maar
het misbruik zal toch wel niet «pwegen tegen
de schade die de landbouwer na het intrek
ken der circulaire ondervindt. In ieder ge
val bewijst het genoegzaam hoe onder de
verouderde Jachtwet plotseling een voor de
boereu gunstige aanschrijving kan vervangen
worden door een die hun ontzaglijk veel
kwaad doet.
Ik wensch nu ir et kracht op te treden
tegen het kwaad dat de Jachtwet sticht,
want de breede landbouwersstand ondervindt
daarvan veel nadeel.
In de Eerste Kamer heeft de Jachtwet
een onderwerp vnn bespreking uitgemaakt
bij de behandeling der Staatsbegrooting.
Aan het gevoerde debat daarover in dat
lichaam heb ik mijn volle aandacht ge
schonken. Daar bleek ten volle dat de
Minister niet ongenegen was den landbouw
in deze ter wille te zijn.
Het is echter hier wie «poedig helpt,
helpt dubbel, maar wanneer men doet wat
sommige leden der Eerste Kamer wenschen,
dan kunnen de boereu wel wachten tot
St. Juttemis.
Men juichte de pogingen van den Mi
nister daar toe, maar ten slotte achtte men
het toch beter de zaak maar blauw blauw
te laten.
Nu ben ik naar aanleiding van wat in
de Eerste Kamer gezegd is, nl. dat de
schade door het wild aangericht dikwijls
overdreven is op nadere informatie uitge
gaan.
Ik heb hier voor mij liggen verschillende
brieven van landbouwers uit Noordholland
en Noordbrabant, die allen verklaren, dat
die uitspraak beslist onjuist is. Eu dit
zag ik bevestigd door persoonlijke onder
zoekingen in genoemde provinciën, en
„Denk een« goed ne, wie dit is, Pauline,"
zeide ik.
Zij streek met haar hand over haar voorhoofd,
doch schudde opnieuw het hoofd. „Non me ri-
cordo,' prevelde zijdaarop zonk zij als uitge
put door deze inspanning op een stoel neder.
Het verheugde mij haar Italiaansch te hooren
spreken. Zij maakte slechts bij nooddwang van
deze taal gebruik. Dat zij die thans bezigde, be
wees mij dat zij den bezoeker onbewust met
Italië iu verband bracht. Dit was voor mij een
nieuwe glimp van hoop. Ik merkte nog iets
anders op. Ik heb reeds gezegd hoe zelden
Pauline hare oogen tot iemands gelaat ophief:
maar heden, gedurende al den lijd, dat Macari
zich in het vertrek bevond, liet zij geen oog van
hem af. Hij zat dicht bij baar on nadat hij DOg
eenige woorden tot haar gesproken had, richtte
bij zijne opmerkingen uitsluitend tot mij. Voort
durend zag ik dat mijn vrouw hem met een
onderzoekenden, onrustigen blik bleef aanstaren;
verscheiden malen hield ik mij er van overtuigd,
dat er vress uit hare oogen sprak. Zij mochten
vroes, haat, onrust, zelfs liefde uitdrukken, in
dien ik er slechts dsn terugkeer harer rede in
kon waarnemen. Ik begon zelfs te denken, dat
indien Pauline ooit mocht herstellen, dit door
tusschonkomst van mijnen bezoeker zoude ge
schieden.
Daarom noodigde ik hem, toen hij afscheid nam,
op ongekunstelde wijze uit ooi zijn bezoek zeer
spoedig, zelfs indien hem dat mogelijk was,
reeds morgen, te hervatten. Hij beloofde dit
volgaarne te zullen doen, en wij namen voor
heden afscheid van elkander.
Werkelijk kwam hij den volgenden dag, den
daaropvolgenden, en nog zeer vele andere. Het
was duidelijk, dat hij besloten had, mij zoo
mogelijk voor hem in te nemen. Hij deed al
wat. in zijn vermogen was, om zich aangenaam
te maken, en ik kan niet anders zeggen, dan dat
hij onder de gegeven omstandigheden geen on
aangenaam gezelschap was. Hij kende, of be
weerde te kennen, al de bizonderheden van elk
geheim-genootschap of staatkundige gebeurtenis
der laatste tien jaren, eu bij was onuitputtelijk
iu oorspronkelijke annecdotes en verbazende ou
dervindingen. Hij had gedurende den ganschen
Italiaanscheu oorlog onder Qaribaldi gestreden.
Hij had met verscheidene gevangenissen kenuis
bovendien door een dozijn brieven in het
te Breda verschijnende n Dagblad van Noord
brabant" die allen hierover dezelfde meeuing
uitspreken.
Ik wil nu een poging doen den Minister
uit te noodigen dadelijk hulp te verleeueti
aan den boerenstand, want deze lijdt onder
de plaag van het schadelijk gedierte jaar
lijks duizenden guldens schade.
Welnu, Mijnheer de Voorzitter! De boer
heeft het recht zich tegen dat schadelijk
gedierte te verdedigen de Miniiter volge
het voorbeeld van zijn ambtsvoorganger,
Ministtr Goeman Borgesius, en schrijve den
Commissarissen der Koningin aan, dat zij
op ruime schaal van hun bevoegd
heid tot het verleenen van machtiging tot
het schieten van schadelijk gedierte gebruik
maken.
Men spreekt van misbruiken, maar, Miju-
heer de Voorzitter, deze kunnen gemakke
lijk worden voorkomen. Er is, naar ik
meen, wel niets tegeu om deu geplaagden
boer op bepaalde dagen of gedurende be
paalde nachten onder toezicht van den
veldwachter de legers der konijnen, die
zich in het land bevinden, te doen ver
delgen.
Ik zal nu niet verder in bijzonderheden
daaromtrent treden, indien ik maar kan
verkrijgen dat de Kamer de wenschelijkheid
uitspreekt behalve van de herzieniug der
Jachtwet, ook van een nieuwe Ministerieele
aanschrijving aan de Commissarissen der
Koningin, waarin worde bevolen ruime
uitgaven van permissiën tot schieten van
schadelijk gedierte, en wensch ten slotte de
volgende motie voor te stellen
#De Kamer, overwegende dat de Com
missarissen der Koningin de bevoegdheid
bezitten permissiën te geven tot het schieten
van schadelijk gedierte,
spreekt de wenschelijkheid uit, dat, in af
wachting eeuer herziening der Jachtwet,
de Minister tot de directe hulp van den
door schadelijk gedierte geplaagden boeren
stand bij de Gommiss irissen der Koningin
er op moge aandringen, dat de genoemde
permissiën zoo ruim mogelijk worden ver
strekt.*
Deze motie wordt gesteund door de
heeren Krap, Arnoldts, Sluis, Van Vlijmen
eu Nolens en zal daarom binnenkort in
behandeling komen.
gemaakt en enkele zyner ontsnappingen grensden
aan het wonderbaarlijke. Ik had gaan reden om
aan de waarheid zijner verhalen te twijfelen,
hoezeer ik den man zelve ook mistrouwde. Zijn
glimlach mocht nog zoo innemend zijn; zija
lach mocht nog zoo natuurlijk klinken, ik kon
daarbij toch de uitdrukking niet vergeten, die
ik op dat gelaat gezien had, noch zijn voorkomen
en woorden bij vroegere gelegenheden.
Ik droeg zorg dat Pauline altijd bij ons was.
Dit was de eenige mijner wenschen, dien het
arme kind niet dan met merkbaren tegenzin
opvolgde. Zij sprak nimmer een enkel woord in
Macari's tegenwoordigheid, doch hare oogen
wendden zich bijna geen oogenblik van zijn ge
laat af. Hij scheen een soort aantrekkingskracht
op haar uit te oefenen. Als bij de kamer bin
nentrad, hoorde ik hear een zucht slaken, en als
hij vertrok, ademde «ij veel vrijer; en eiken dag
werd zij rusteloozer, meer onhandelbaar, en,
naar ik zag, ook ongelukkiger. Mijn hart kromp
ineen als ik bedacht dat ik haar leed veroor
zaakte, maar besloot desniettemin ten koate van
alles te volharden. Ik gevoelde dat de crisis van
haar leven met spoed naderde.
Op zekeren avond na het diner, terwijl Macari
eu ik bij een glas wijn zaten en Pauline als naar
gewoonte met bare rusteloose oogen mijn gast
■at aan te staren, begon hij eenige militaire
avonturen te verhalen. Hoe hij eens in i.er
groot gevear verkeerd had. doordien zijn
rechterarm gebroken en onbruikbaar langs sijne
zijde hing en zijn linker niet sterk genoeg was
om het geweer met de bajonet op, te hanteeren,
hoe hij toen de bajonet afgenomen, en die
in zijn linkerhand houdende, ziin aanvaller daar
mede doorstoken had. Terwijl hij deze daad be
schreef, voegde hij de beweging bij het woord,
en een der tafelmessen grijpende, maakte hij
daarmede een aanvallende beweging in de lucht
naar het hart van een denkbaeldigen Oosten
rijker.
Plotseling vernam ik een diepen zucht achter
mij en mij ijlings omwendende, zag ik Pauline
met gsloten oogen en blijkbaar in een doodelijke
bezwijming op de sofa, waar zij tot nu toe
gezeten bad, uitgestrekt. Ik snelde tot haar,
nam haar in mijn armen,| en haar naar hare
kamer dragende, legde ik haar op haar bed. Het
was nu omstreeks negen uur. Priscilla was toe-
In de Times wordt uitvoerig gewag ge
maakt van ean werk, door den Duitschen
hoogleeraar Ernst von Halle in het licht
gegeven en voor een goed deel handelend
over de betrekkingen tusschen Duitschland
en Nederland.
De schrijver verlangt niets meer of min
der, dan dat een marine-tractaat en een
tol- en handelsverbond tusschen beide
landen zullen worden gesloten.
Hij zegt o. a.
»Een militaire- en marine-conventie zou
^bepalingen moeten behelzen voor de aa-
menwerking van Nederland met Duitsch-
gland in geval van oorlog, waarbij Nederland
verplicht zou zijn met de noodige gel
delijke hulp van Duitschland haar
//kustverdediging en maritieme inrichtingen
fop de hoogte van den tijd te brengen,
fterwijl het Duitsche Rijk zijneraijds de
youschendbaarheid van Nederland in en
ffbuiten Europa zou waarborgen.
Heel geruststellend voegt de hoogleeraar
daaraan toe, dat het er Duitschland vol
strekt niet om te doen i° zich in Neder-
land's binnenlandsche aangelegenheden te
mengen. Maar na het voorafgaande behoeft
het geen betoog, dat van onze nationale
zelfstandigheid op den duur heel weinig
zou overblijven, indien prof. Von Halle's
wenschen in vervulling gaan.
Er zal dan ook wel geen Nederlander
worden gevonden, die voor deze wenschen
eenige sympathie koestert.
Goede vrienden willen wij gaarne met
Duitschland blijven. Een bondgenootschap
zou al spoedig blijken in ons nadeel te
zijn en ons een politieke rol toekennen,
waarvoor wij de noodige kracht te land en
ter zee missen. (C.)
De jongste schitterende overwinning der
Boereu zet als 't ware de kroon op de reeks
zegepralen, welke in den laatsten tijd, slag
op slag, door hen werdeu behaald. Tot
dusver was het niet voorgekomen, dat een
generaal hun in handen viel.
Officieren, ook hoofdofficieren, werden
meermalen door hen gevangen gemaakt.
Maar de vernedering dat een opperofficier
▼allig uit, dus liep ik haastig terug naar da eet-
saai en wenschte Macari goeden nacht.
„Ik hoop dat hat niat veel ta bateekanan zal
hebben,' zeide hij.
„Neeaalleen een bezwijming. Uw heftig ga
baar moet haar verschrikt hebben.'
Daarop keerde ik naar de legerstede mijner
vrouw terug, en wendde de gebruikelijke mid
delen aan, taneinde haar weer bij-te-brengen.
Maar, zonder eenig gevolg. Zij lag daar zonder
gevoel en zonder beweging, terwijl ik hare
handen trachtte ta verwarmen, haar voorhoofd
bevochtigde en alles deed om haar levensgeesten
op te wekken.
Zij bleef miasteos gedurende een aur in dezen
toestand. Zoolang, dat ik ten laatste angstig be
gon te worden en te bedenken dat ik toen genees
kundig hulp behoorde in te roepen. Juist toen
ik het besluit vatte daartoe over te gaan, merkte
ik op dat de slagen van haren pols starker en
sneller werden; ik gevoelde, dat hare ademhaling
zwaarder werd ik zag een trek van terugkeerena
leven op haar gelaat komeo en met ademloos
ongeduld wachtte ik.
En toen keerde Pauline, mijne vrouw, tot het
laven terugzij richtte zich in haar bed omhoog
en wendde haar gelaat naar het mijneen in
hare oogen ontwaarde ik iets, wat ik daarin,
om Godes wil, nimmer hoop weder te sien I
HOOFDSTUK IX.
Ontwaakt.
Het thans volgend Hoofdstak stel ik eigenlijk
met tegeasin te boek. Indien het mij mogelijk
ware mijn verhaal ook tonder dit volledig en
samenhangend te maken, zoude ik er de voor
keur aan gaven de voorvallen, die het bevat, te
veriwijgen. Hoa onwaarschijnlijk enkele mijner
ondervindingen ook moge geweest sijn, kunnen
zij toch allen, behalva deze verklaard worden;
doch dese sollen, noeh kunnen ooit voldoends
voor mij worden opgehelderd.
Pauline ontwaakte en toen ik hare oogen zag,
huiverde ik op het punt stond te bevriezen. Het
was noeh waanzin, noch bewostsijn die ik ar in
zich aan den vijand moest overgeven, bleef
den Engelschen tot dusver bespaard. Thana
heeft John Buil ook dézen tegenspoed in
den zoo roekeloos begonnen en zoo hals—
starig voorigexetten krijg op zijn ellenlange
verliezen—lijst te schrijven. Terwijl het
reeds twee jaren geleden heette, dat de
oorlog u i t was, dat de republieken definitie!
bij het Britsche gebied waren ingelijfd en
de strijdmacht der Boeren nog slechts uit
eenige weeispannige „benden" bestond, moei
nu te Londen de minister van Oorlog offi
cieel in het Parlement mededeelen, dat een
dier zoogenaamde bende een geheele En—
gelcche kolonne, met een generaal aan 't
hoofd, heeft gedwongen de wapenen neder
te leggen!
Inderdaad, de Zuid Afrikaansche oorlog
is een oorlog vol verrassingen. Op het
succes der Boeren in den aanvang een sue*
ces, dat de wereld met verwondering en
bewondering vervulde, volgden het ont
zet van Kiraberley en Ladysmith, de ge
vangenneming van Cronjé, de dood van
Joubert, de snelle opmarsch van lord Ro
berts naar Bloemfontein en Pretoria, het
vertrek van Kruger naar Europa. Men
achtte de zaak der republieken verloren
men toonde zich geneigd geloof te slaan
aan het trotsche woord van Buller's opvol
ger, dat de onderwerping der Vrijstaters en
Transvalers een voldongen feit was.
Maar nieuwe verrassingen kwamen. Met
de nederlaag van Cronjé, den dood van
Joubert, de afreis van Kruger was het
pleit niet beslist. De verbazing der be
schaafde wereld werd opnieuw opgewekt,
thans door het bedrijf van De Wet. Zelfs
de Eogelschman, die het „nihil rairaric zoo
gaarne in practijk brengt, kon zich aan die
verbazing niet onttrekken. Roberts, blijk
baar met donkere voorgevoelens vervuld,
wenschte bij zijn terugkeer in Engeland
niet gevierd te worden op een wijze, als
men overwinnaars begroet. En Kitchener
de geduchte Kitcheer, die Soedan onderwierp
en den Mahdi versloeg, lord Kitchener of
Khartoum, heeft nog altijd niet den be—
slistenden slag tegen de Boeren kunnen
slaan en bij al zijne vermeende en werke
lijke overwinningen telkens en telkens be
richten naar Londen moeten overseinen,
die den nationalen trots der Britten op zeer
pijnlijke wijze moesten treffen.
Evenwel, het is gevaarlijk zich aan pro
fetieën te wagen in dezen oorlog met zijn
bij herhaling zoo verrassend* wendingen.
Slechts d i t kan men zeggen, dat de toe
komst duister is, vooral voor Engeland, en
dat Bismarck blijkt goed te hebben gezien,
toen hij John Buil groote ellende in Zuid—
Afrika voorspelde.
sag. Zij stonden wijd epen, soo var dit slechts
eenigzins bij een menichelijk oog mogelijk is
zij stonden strak an onbewegelijk, on toch wist
ik, dat zij volstrekt niet sagen; dat kanne
zenuwen in niet het minste verband met de
hersenen stonden.
Al mijn hoop, dat met het eindigen barer ba-
swijming hare rede zou terugke eren, was ver
vlogen. Hst was duidelijk te zien, dat zij in een
veel beklagenswaardiger tosstand dan de vorige
was overgegaan.
Ik sprak haar toeriep haar bij baar naam
maar sij merkte het niet. Zij scheen «elfe mijne
tegenwoordigheid niet op te merken. Zij-staarde
voortdurend met etarre blikken in een richting.
Plotseling rees sij ovsreind en eer ik haar
kon voorkomen, verliet sij haar kamsr. Ik
volgde haar. Zij steeg snel de trappen af en ik
zag, dat zij sich naar de straatdeur begaf. Zij
had de hand reeds aan de klink, toen ik haar
bereikte en haar weder bii haar naam riep, haar
verzoekende, ja zelfs ten laatste bevelende terug
te keeren. Maar de kiank mijner stem scheen
niet tot haar oor door te dringen. In baar ge
vaarlijken toestand, want ik begreep, dat sij
daarin verkeerde, deinsde ik er voor lerug om
haar met geweld tegen te houden, denkende dat
het beter zoude sijn haar te laten gaan waarheen
zij wilde; terwijl ik haar (dat epreekt van zelf)
zou vergezellen om haar tegen ongelukken te
beschermen.
Ik greep mijn hoed en een langen mantel, die
in de gang hingenden laatste sloeg ik om haar
heen terwijl zij voortliep en het gelukte my de
kap over haar hoofd te werpen. Zij vereelte sich
niet daartegen, doch evenmin scheen sij het op
te merken. Daarop begon lij, teiwijl ik naist
haar ging, in eeu bepaalde richting voort ta
loopen. £2»
(Wordt vervolgd.)