Nummer 24. Zondag 23 Maart 1902. 25 Jaargang' Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. We Kieschheid ONTWAAKT ANTOOI TIELEN, Oe Zuid-Afrikaanschen Oorlog Uit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETON. Hugh Conway. U i T G v. V i; ll Zij die zich voor het volgend kwartaal abonneeren, ontvan gen de in deze maand nog ver schijnende nummers GRATIS. Uithoofde van den invallenden feestdag van O. L. Vr. Boodschap zal het volgend nummer iets later dan gewoonlijk verschijnen. Advertentiën en Nieuwsberich ten worden ingewacht uiterlijk WOENSDAG 12 uur. uit het Engelsch De Echo van het Zuiden, Waalwijksche en Langstraatsclie Courant, Dit Blad verschijnt VV o e n s U a g- en !óa t e r d a g u v o.n d. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden t' O5 Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. OVERAL V E R R R IJ GBAAK. Een dichterlijke vergelijking van het men- schenhart met een vlinder is in ineer dan één opzicht van een treffende juistheid. door (17) Het moet het brandend verlangen geweest zijn om de geheimen van dien lang verleden nacht te ontsluieren de wensch om juist te weten welke schok de geestvermogens mijner vrouw verstoord had; de verontwaardiging die ik ge voelde wegen» den laaghartigen moord, en de hoop om de misdadigers nan het gerecht over te leveren, die mij de kracht gaven om dat tooneel *oo veelvuldig voor mij tc halen, tot ik voldaan was met de w etenschap die deze geestverschijning mij kon verschnffen, totdat mijn hart mij belette oor mijn arme Pauline zoo lang in dusdaniger toestand te laten liggen. Toen sloeg ik den mantel weder om haar heen. hief haar it mijne armen op, en droeg haar de kuruer uil, de trap af eu naar de deur. Het wns nog niet buiten gewoon laat; spoedig verkreeg ik door de hulp van een voorbijganger een rijtuig, bereikte kort daarna mijne woning, en legde haar, nog altijd bewusteloos op haar bed. Wat onbegrijpelijke macht «ij ook mocht beze ten hebben om mij hare gedachten mede te dee- len, zoodra f wij ons buiten dat noudlottig huis bevonden, hield die onmiddellijk op. Toen en in het vervolg kon ik zoolang ik wilde hare hand in de mijne houden, doch er volgde nimmer weder een droom, visioen of hallucinatie op. Dit is het eenigo wat mij altijd onverklaarbaar gebleven is, de geheimzinnige zaak waarop ik bij den aanvang van mijn verhaal heb gesproken. Elke harde aanraking ontneemt iets, dat onmisbaar is en misschien onherstelbaar verlorei; gaat, brengt wellicht een moeielijk of nooit te genezen wonile toe. Geboren met het vermogen, om in hooge vlucht al de heerlijkheden van hemel en aarde te weerspiegelen, verlaagt hem de ruwe greep van de werkelijkheid meermalen tot een kleurloos en verfomfaaid ding, niet waard zich aan het oog te vertoonen. En och, het is maar voor weinigen weg gelegd aan dit gevaar geheel 1c ontkomen. De meesten onzer moeten vee!, nagenoeg allen moeten iets inboeten van der vleugels schit tering. Niet straffeloos bewegen wij ons door eon wereld, die booze elementen bevat, en ademen wij in een afmosteer, van moreele ziektekiemen opgevuld. Wél hem, die be giftigd met een krachtig weerstandsvermo gen, die invloeden ondergaat zonder er in onder te gaan,wiens vleugels hun veer kracht behouden en hun kleuren niet verlie zen Er is, behalve die algemeene en onper soonlijke inwerking, nog een andere afkom stig van menschen, er die wij op elkander uitoefenen. Open als een ontloken bloem, staat het hart bloot aan den greep van den voorbijganger, van den man en de vrouw, wier pad naast het onze loopt. De maat schappelijke afhankelijkheid, waarin wij te.i, aanzien van elkander verkeeren, en die spot met theoretische begrippen van zelfstandig- heid., van individualiteit, is nog minder sterk dan dc zedelijke. Dc eene uiensch is voor een deel dc bouwmeester van het geluk van den andere hij vormt hem op hetzelfde oogenbhk dat hij door hem gevormd wordt. In onze zoo onbegrijpelijk ingewikkelde samenleving is niemand bloot passief, evenmin uitsluitend actief, ofschoon de verhouding tnsschen beide werkingen ook alweer grootè verschillen vertoont Het komt er maar op aan, deze wederkee- rige inwerking, deze onderlinge aanrakiug te maken tot een zegen. Aan haar zijn hooge eischen gesteld, eischen die wij misschien wel zouden kunnen opnoemen, als daar zijn toewijding, afwezigheid en zelfzucht, de draug om meer te geven dan men ooit hoopt terug te krijgen. Maar bovendien is er nog een eisch, die wellicht beschouwd wordt als van ondergeschikt belang te zijn, en die toch verdient iu de eerste plaats te worden ge noemd het is de eisch der kieschheid. Geef er, zoo gij kunt, een omschrijving van na al hetgeen er mee in verband staat te hebbu bijeengegaard om daar een extract Ik heb vermeld wat er gebeurde en indien mijn enkel woord onvoldoende ia om geloofd te worden, dan moet ik mij tevreden stelleu desbe treffende ongeloofwaardig te zijn. HOOFDSTUK X. Een helsche logen. Nadat ik het arme meisje aan de zorg ran Priscilla had toevertrouwd, haulde ik den be- kwaamsten geneesheer, dien ik mij herinnerde, en werden cr onmiddellijk pogingen in hei werk gesteld om haar tot bewustzijn te brengen. Hel duurde zeer lang eer er eenig teeken van terug keerend leven zichtbaar was, maar ten laatste ontwaakte' zij. Behoef ik u wel te zeggen wat indrukwekkend oogenblik dit voor mij was? Evenmin is hel noodig de bizonderheden ervan te beschrijven, want tan slotte was het slecht een half bewustzijn waartoe zij terugkeerde, en het bracht nieuwe angsten mot zich. Toen de morgen aanbrak, lag Pauline in eeu toestand, die ik hoopte dat slechts een ijlende koorts mocht wezen. De geneesheer deelde mij echter mede, dat haar toestand hoogst bedenkelijk was. Er be stond wel hoop op hnnr leven, doch hij kon uiij niet verzekeren dat het gered koa worden. Juist in deze dagen vol angst ontwaarde ik hoe ik mijn ongelukkig meisje beminde. Hoe dankbaar zoude ik zijn, indien zij mij zou worden teruggegeven, al ware het ook in den staat, waarin ik haar gekend had. Hare onsamenhangende, koortsach tige woorden sneden mij door het hart. Nu eens in het Engelsch en dan eens in het Italiaansch riep zij om zeker iemand, of sprak zij woorden van innige liefde en deernis. Daarop volgden kreten van vreeselijken angst en roer een rilling door hare leden. Voor mij geen woord, zelis geen bewijs dat zij mij herkende! Ik, die volgaarne al wat ik bezat zoude gegeven hebben, om haar slechts één en kele maal mijn naam te hooren uitspreken met WAAL vV' IJ K. BTj22ïkv3ifi! van te inaken, zijt gij er no<* niet. Kunt gij een denkbeeld vormen van de /.uchtheid van den vingertop, waarmede de kleine jongen het vlindertje, aangrijpt, in de woonkamer verdwaald geraakt, en dat hij in veiligheid wil brengen Kunt gij in een cijfer weer geven den druk, op een grashalm gemaakt door een langs zijn kleed neerzijgenden dauwdruppel Er zijn heel veel menschen, die een gevoe lig, ja zelfs een overgevoelig hart bezitten. Tot zekere grens is dat te beschouwen, als een voorrecht. Maar de echte fijnheid begint eerst daarwaar wij vooranderen gevoelen, waar wij den indruk bemerken dien ons woord, onze daad, onze behandeling op hen teweegbrengt. Wat den mensch plaatst aaa het huoi'd van al het geschapene, is het vermogen om he t ontastbare in zich op te nemen en zichzelven te doen opgaan in hetgeen niet door lijnen is afgebakendhij voelt de kwelling die andereu doet lijden, en kan vooruit weten, wat er zal worden in het gemoed van den broeder door elke bejegening, die hij hem doet ondergaan. Kieschheid is een hooge graad van mede gevoel. Zij uit zich niet alleen in de daad zelve maar bovenal in de wijze waarop de daad verricht wordt. Zij is de zonneschijn die niet dc vruchtbaarheid van het landschap vermeerdert, doch de schoonheid heerlijker doet uitkomen. Zij getuigt van een fijn organisme, van adel der zielhaar geze gende uitwerking bepaalt zich niet tot den omgang tusschen menschen van gelijken maatschappelijke!! staat en overeenkomstige levensomstandigheden. In de vriendschap kan zij niet gemist worden. Heb het meest onbegrensd ver trouwen in hem of haar, wien gij uw hart hebt geschonken, toch is er bij ieder wel een verborgen hoekje, waar het oog van een ander niet mag doordringen een hei lig plekje, dat gij door niemand betredeu wilt hebben, dat gij volstrekt voor uzelven wilt behouden. Ook den vriend laat gij er niet toe, en zoo hij het bestaan er van vermoedt, zoo hij wil trachten den sluier op te lichlen, dien gij daar hebt gespreid, al doet hij het met de beste bedoelingen om u volkomen te kennen, gij vindt Ten drang onkieach en terecht. Er zijn gevoelens, er zijn herinneringen, die alleen gij op hun juiste waarde weet te schatten. Omdat zij tot de diepliggende bronnen van eene uitdrukking van lietde, ik zat daar als een vreemdeling aan haar bed. Wie was het om wien zij zoo voortdurend riep en jammerde? Wie was de man, dien zij had zien verslaan? Ik begreep het spoedig, en in dien hij, die mij inlichtte de waarheid sprak, dan had hij mij daardoor een slag toegebracht, waar van ik nimmer zoude herstellen. Het was Macari die het deed. Hij liet zich bij mij aandienen op den dag nadat Pauline met mij dat huis bezocht had; ik wilde hem echter Diet ontvangen. Mijne plannen waren nog niet gere geld. Op dit oogenblik kon ik aan niets denken, dan aan het gevaar waarin mijne vrouw ver keerde. Maar, twee dagvn later, toen hij zich weder aanmeldde, gaf ik last hem toe te laten. Ik huiverde toen ik zijn hand aanraakte, maar durlde toch niet te weigeren, hoewel ik er in mijn geest van overtuigd was, dat het de vingers van een moordenaar waren, die zich om de mijne sloten. Wellicht dezelfde vingers dio eens mijn keel omklemd hadden gehouden En toch twij- feldo ik, ol ik met al hetgeen ik wist, hem wel voor het gerecht zoude kunnen brengen. Wanneer Pauline niet herstelde, zouden de bewijzen die ik kon bijbrengen, van geen ge wicht zijn. Zelfs de naam van het slachtoffer was mij onbekend. Het was een hopelooze ge dachte den moordenaar te doen straffen, nu er reeds meer dan drie jaren sedert ae misdaad ▼erloopen warea. Bovendien: was hij Pauline's broeder? Welnu, broidcr ol niet, ik zou lie.n ontmaske ren. Ik zou hem aautoonen dat de misdaad geen geheim meer was dat een persoon, die er geheel buiten stond, elke bizonderheid er van kende. Ik zou hem dit zeggen, in de hoop dat hij in het vervolg gejnagd moge worden door de vrees, dat de rechtvaardige wraak hem een maal zal bereiken. De naam van de straat waarheen Pauline mij gevoerd had, was mij bekend. Ik had die opge merkt toen wij haar voor eenige nachten geleden uitreden, en toen was mij de reden der vergissing van mijn voormaligen beschonken gids, duideli.;k geworden. Het was Horace streel. Mijn geleider had toen Walpole en Horace in zijn verward breiu verwisseld. Wat hangt het leven van een mensch vaak slechts aan een zwakken draad AuvjiBTKNTiö.N 17 regel# t U.üU daarboven 8 cent per n gel, groolr» letters naar plaatsruimte. Advertentiën Üinaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een g-oct aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel van uw innerlijk leven in betrekking staan en de vriend, die niet het besef heeft van de onschendbaarheid van uw heiligdom, bezit ook niet de wijding, die hem verheffen moet lot den hoogen rang, hem in uw leven toegekend. Dat koiut vooral uit in dagen van smart. De troost, dien waarlijk welmeencle vrienden ons komen ambieden, is vaak zoo dor, of zoo drukkend, omdat zij niet altijd gevoelen waar zij op een afstand moeten blijven, eerbiedig zwijgend. Klanken worden uit- gesprokou, die hij liever moest terughouden een handdruk van deelneming is vaak wel sprekender dan honderd woorden. Voelt gij niet, op het oogenblik dat gij den ineenge- zonkeu lijder over het onderwerp zijner smart onderhoudt, dat gij de %onde open scheurt, die alleen de tijd en de ware Trooster hierboven vermogen te heelen Waar wij vooral kiescheid als een besliste ■oodzakelijkhcid hebben aan te k wecken, is het terrein der hulpvaardigheid, in eiken vorm. Haar afwezigheid is do oorzaak, dat be wezen weldaden niet steeds, zooals verwacht kon worden, de menschen nader tot elkander brengen. Zonder eenig opzet doen wij an deren onze meederheid opmerken, en daaruit ontstaan verwijdering. l3e verstandige, die den oniwetendo voorthelpt, vraagt zeker ont zag voor zijn meerdere kennis, al is het maar door den toon van zijn onderricht, en dat drukt het gevoel van eigenwaarde. Immer 111 reten wij het zoo aanleggen, dat de ander zich verheft zonder er bij te denken dat hij eigenlijk tot ons behoorde op te zien. Niets is meer in staat koelheid op te wekken, d,»n de zoogenaamde neder- buigende goedheid en hoe moeielijk het is, deze te vermijden, blijkt wel het zeldzame van haar afwezigheid b j wezelijke belang stelling De zaak is maar, dat wij ons niet genoegzaam kunnen plaatsen op het stand punt van den ander, niet de levendige voorstelling hebben van wat hij kan denkeu en gevoeleu. i Veel nieuws is er niet, noch vechtnieuws oog andere op den oorlog betrekking heb bende berichten. In 't Lagerhuis, is naar aanleiding van een interpellatie weer eens eeu tooiieeltje voofgevallen. Het geschiedde als volgt Bij de beraadslaging iu het Lagerhuis Macari had van Pauliiie's ziekte en ijlen ver nomen. Geen broeder kon dan ook met meer leedoihcid en belangstelling naar haren toestand informeeren. Mijne antwoorden waren koel en kort. Broeder of niet, hij was voor alles verantwoordelijk. Onmiddellijk veranderde hij van onderwerp. „Ik durf u in zulk een tijd bijna niet omtrent andere zaken onderhouden/ sprak hij „het zou mij echter genoegen doen te mogen weten of gij, zooals ik u heb voorgesteld eenegen zijt met mij een memorandum in te dienen bij Victor Emanuel „Dat ben ik niet. Er zijn verscheiden zaken, die inij eerst moeten worden opgehelderd." Hij maakte eeD hoffelijke buiging, doch ik zag dat hij een oogenblik zijn lippen op elkander perste. „Ik ben volkomen tot uw dienst/ zeide hij. „Zeer goed. Vóór alles moet ik de zekerheid hebben, dat gij in waarheid de broeder van inijn vrouw zijt/ Hij trok zijn zware wenkbrauwen op en trachtte te glimlachen. Dat is zeer makkelijk. Indien de arme Cer.eri hier ware geweest, dan zoude hij het beëedigd hebben." „Maar hij zeide mij juist het tegenovergestelde/ „O, daar had hij zijn redenen voor. Afaar, dat doet niets ter zake, ik kan genoeg andere getuigen brengen." „Vervolgens/ zeide ik, hem strak inhei gelaat ziende, .en zeer langzaam sprekeade: „moet ik weten om welke reden gij voor drie jaar geleden een inan vermoordet in Horace Street!" Wat de kerel ook mocht gevoelen, hetzij vices of woede, de uitdrukking van ziju gelaat verried plotseling de grootste verbazing. Ik begreep dat het niet de verbazing der onschuld wa?, doch veeleer wegens dc omstandigheid dat zijn mis daad bekend was. Gedurende eenigc oogenblik ken was hij niet in staat mij te antwoorden eu zat hij mij met wijdgeopeaden mond aan te stareü. Doch spoedig herstelde hij zich. „Zijt gij kraukzinnig, Mr. VaHghan?' riep hij. „Op den 20sten Augustus, 186—, in No.van Horace Street, doorboorilet gij het hart van een jonkman, die aan een tafel zat. Dr. Ceneri was er bij tegenwoordig even als «og een ander per- over de begrooting heeft Chamberlain, ant woordende op een rede van Campbell Ban— uerman, die klaagde over gebrek aan inlich tingen betreffende de Zuid-Afrikaansche toestanden, ontkend dat hij tijdingen aau— gaande den voortgang der krijgsverrichtingen achterhield. Hij zag de toekomst optimis tisch in en was niet bevreesd voor eenige schrikkelijke gevolgen van den haat die thans tusschen de beide volkeren bestaat wanneer eens het Lngelsche oppergezag geves'.igd zal zijn. Hij beriep zich op het werk der Boeren- verkeuners en op den brief van Vilonel aan Üe Wet. Dillon, Chamberlain in de rede vallende, riep Vilonel is een veriader, hij heeft zijn land venaden. Chamberlain Het geachte lid is een goed beoordeelaar vau verraders. I'iotesten van den Ierschen kant, bijvals betuigingen van de raiuisterieelen. Dillon vroeg, of dit ecu parlementaire uitdrukking was. De voorzitter misprees zulke interruption en zulke scherpe antwoorden. Dillon Ik wensch te zeggen dat de right honorable geutlemau een verdoemde leugenaar is. Bijvalsbetuigingen van de Ieren. De voorzitter spoort Dillou aan de uit drukking terug te nemen. Dillon weigert. De voorzitter noemt ziju naam. Balfour stelt voor, Dillon voor een week te schorsen. Dit voorstel wordt aangenomen met 2-18 tegen 48 stemmen. Diilon verlaat de zaal, oor de Ieren luide toegejuicht. In het Lagerhuis heef: Chamberlain verder verklaard, dat men hel aantal Boeren te velde waarschijn!ijk kon schatten op 9000. Terwijl hij bevestigde, dat tr twee jaar of langer geleden onder de meerderheid der Hollatidsche bevolking van de Kaar.holonie een sterke toeneming is geweest van ge voelens, die sympathie deden koesteren met den wensch naar een Hollandsche republiek voor geheel Zuid—Afrika, verheugde hij zich er in dat een zoo groot gedeelte van de Hollandsche bevolking de regeering trouw gebleven is. Hij verklaarde reden te hebben om te gelooven, dat het aantal volgelingen, door de Boeren bij den tweeden inval in dc Kaapkolonie verkregen, gering geweest is. Wat zou Chamberlain, al 'l geen hij boven verleid heeft, hartelijk wer.»chen dat het waarheid was, maar.... hij heeft het mis, dat weet hij zelf ook wel, maar liegt cr maar op lo? soon met een litteeken over zijn gelaatl' Hij trachtte niet meer te ontkennen. Hij sprong overeind, terwijl zijn gelaat door woede verwrongen was. Hij greep mij bij den arm. Een oogenblik dacht ik dat hij mij wilde aan vallen. doch zag toen dat hij alleen mijn ge laatstrekken nauwkeurig wenschte op te nemen. Ik week geen pas achteruit. Ik achtte het hoogst onwaarschijnlijk dat hij mij zoude herkennen, zoo zeer verandert blindheid hei wezen van den mensch. Maar hij herkende mij wel. Hij liet mijn arm los, en stampte woedend met ziju voet. „Dwazen! Domoors 1' eiste hij „waarom lieten ze mij het werk niet voleinden Hij liep eenige malen de kaïuer op en neer, en bleef toen schijnbaar bedaard voor mij staan, „Gij zijt een groot acteur, Mr. Vftughan, zeide bij' op eeu koelen en spotachtigen toon, die mij deed ijzen „gij hebt zelfs mij misleid, en ik ben zeer achterdochtig/ „Gij loochent dus de misdaad niet gij ellen deling?1' Hij trok zijne schouders op. „Waarom zou ik dat doen, tegenover een ooggetuige? Tegenover anderen z»l ik haar zeker loochenen. Bovendien, daar gij bij de zaak betrokken zijt, beslaat daar toe geene gelegenheid." „Ik bij de ziitik betrokken?) „Wel zeker; omdnt gij ,nel '"0"p zuster ge huwd zijt. En nu, brn\e kerel I gelukkige brui degom dierbare schoonbroeder 1 zal ik u zeggen waarom ik dien man doodde en wat ik bedoelde met mijn afscheidswoorden ie Geiiève/ Zijn tergend-spottend voorkomen terwijl hij dit zeide, deed mij vrcczen het ergste te zullen ver nemen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1