Nummer 45. Donderdag 5 Juni 1902. 25e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTONIO miuw. DE VREDE. AHT00N TIELEN, Koningin Wilhelmina. U itgeveh: FEUILLETON. de vrede is geteekend Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden fÜ."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Op het gelukkig herstel van H. M. Den Heere zij dank, die de wolk deed ver dwijnen, De zon weer deed schijnen, De zon van Oranje in herlevenden glans, Op 'l rustloos gebed van de Liefde eu de [Trouwe, Geschaard om de sponde der tengere Vrouwe, De bloem en de kroon en de hope des [Lands Wel waren t sombre lentendagen Van regenbui en hagelwolk, Van gure Noord- en Westervlagen, Van schrik uit vuur- eu lava-kolk. Wel kwam de lente somber dagen, Maar sorabrer zag de droeve boö, Die autwoordde op de droeve vragen Naar wat er omging op Het Loo. Daarheen ging aller blik en harte In woudreu weemoed, zwaar en bang, Of blonde jeugd den Wreede tartte, Die er verwijlde loom van gang En, scheen 't, zijn offer vast gekozen, Den gloed eens levens schier gedoofd, En de eersteling der levensrozen Met kille hand reeds had geroofd. O Wilhelmina van Nassouwe En Neerlands dierbaar Koningskind O wist Gij, hoe in blanke trouwe Het volk vau Neerland U bemind Hebt Gij de zuchten hooren ruischen. Die om U stegen te allen kant Hebt Gij de bede hooren bruisen, Die opgolfde uit het gansche land O dan, hoe 't U door 't bloed mocht woelen, Den onheilvolsten lijdensdag, Dan hebt Gij hem ook moeten voelen, ü'onstuimig trouwen harteslag Van gansch uw volk dat u omstuwde In hoop en vrees, vol angst en zorg. Of in de lucht, die U omluwde, Het leven nog een toekomst borg Gedragen door gewiekte beden Verwon de hoop de bleece vrees Doch met li heeft uw volk geleden En als 't U ooit zijn trouw bewees, Zijn ouverbreekbre liefde lT toonde, O Koningin, dan was het nu, (Auteursrecht verzekerd volgens de wet.) Advkrtentiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Adverteotiëu Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer roordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel, Nu 't als met U tezamen woonde En leefde en leed en bad met U. Zoo leefen blijf voor Neerland leven, Oranje-telg zoo teer en fijn Laat uw Oranje-wimpel zweven Ln 't steeds ^Oranje boven" zijn Dat nieuwe levenskracht uw boezem Met jongen levenslust vervuil', En straks weer frissche Oranje-bloesem Uw jeugd in zoete geuren huil' Den Heere zij dank, die de wolk deed ver dwijnen, De zon weer doet schijnen, De zon van Oranje iu herlevenden glans, Op 't rustloos gebed van de Liefde en de [Trouwe, Geschaard om de sponde der tengere Vrouwe, De bloem en de kroon en de hope des [Lands (L. K.) A. H. M. RUYTEN. Larfg reeds moesten we iu ons oorlogs nieuws schrijven: afwachten blijft 't parool' maar thans is geen twijfel meer, wij hebben thans zekerheid. De telegraaf heeft aau de wereld, bet groote nieuws gebracht maar 't is een kostbare vrede. De oorlog is dus uit en het is met de onafhankelijkheid der republieken gedaan. Het een volgt uit het andere. Werd het nu vrede, dat wist men, dan legden de Boeren zich bij de inlijving neer. De koning van Engeland spreekt in zijn boodschap van zijn nieuw gebied eu hoopt op samenwerking in Zuid-Afrika van al Z. Al.'s onderdauen! Vrijstaters onderdanen van Transvalers en koning Eduard Het is vrede, ltn zijn voorbij. De oorlog en zijn gruwe- Nu geen drijfjachten meer, geen verrassingen van Boereulagersgeen optelsommen meer van 3oeren die gesueu- veld en gewond zijn, van vrouwen en kin deren die in de concentratiekampen bezwij ken. En de verlieslijst van het Engelsche leger wordt gesloten. Het platbranden van Boerenhoeven, het slechten vau dorpen, het vernielen van den oogst, het afmaken van paarden en vee houden op. Er worden geen krijgsgevangenen meer over zee weggevoerd. Nu kan men weer beginnen om goed te maken en uit te wisschen wat ruim twee- en-half jaar oorlog aan dood en verderf, ver woesting en onuitsprekelijke ellende en smart over Zuid-Afrika heeft gebracht. Men gaat nu arbeiden aan, het herstel vai. de welvaart, en aan ,het welzijn van [het] gemeenschap pelijk vaderland." Maar wij Kunnen ous over dezen vrede niet verheugen. Want een kostbaar goed de onafhankelijkheid der republieken gaat er mede teu onderwant vergeefs hebben nu duizenden Boeren hun leven voor de vrijheid gelaten, zijn tienduizenden vrouwen en kinderen in de kampen omgekomen vergeefsch is al Je heldenmoed geweest, waarmede een klein volk den overmaebtigen vijand lang heeft weerstaan, vergeefsch zijn hun dapperheid, hun vaardigheid in den krijg, hun vernuft, hun zelfvertrouwen en het vertrouwen in den zegepraal van hun rechtvaardige zaak geweesten het on recht wordt door dezen vrede gekroond Meer dan men van een vrij volk ter verdediging van zijn land tegen den over weldiger verwachten kan, heeft het volk der Boeren gedaan. Het heeft den stiijd tegen het wereldrijk van Brittanje aangedurfd, toen dit op zijn onafhankelijkheid de hand legde het heelt tegen een steeds grooter wordende, eindelijk tot het twintigvoudige aangroeien de overmacht den strijd volgehouden het heeft den moed niet laten zinkeu, toen schier allen die er buiten stonden, hun zaak ver loren achtten, en zich zoo krachtig op het oorlogsterrein gehandhaafd, dat Engeland ook nu nog het vijandelijk gebied grootendeels slechtsiu naam beheerscht en in zijn eigen gebied over^ een groote uitgestrektheid de Boeren heer eu meester ziet. En wat dit volk geleden heeft kennen wij slechts ten deel. Wij weten, dat het zijn welvaart vernietigd zag, zijn vrouwen en kinderen weggevoerd en wegkwijnendeinde kampen. Heele gezinnen, geslachten werdeu uitgedelgd. Te velde waren het ontberingen zonder eind, die de burgers to verduren hadden nu en dan werd het beter, als het noodige op de Engelschen was buitgemaakt. Maar bij vele commando's waren er tijden, dat het gebrek neep, dat er nauwelijks be hoorlijk te eten was en er tegen de koude geen klieren en dek genoeg waren. En nu is de winter weer aangebraken. Voor de gewonden en de zieken waren er geen dok ters, geen verbandmiddelen en geen genees middelen. De Engelsche manier van oor logvoeren had de commando's ook daarvan beroofd. Eu geen uitredding van buiten. I)e mo gendheden zagen toe en staken geen hand uit. Engeland kon zich zelfs vrijelijk bij hen voorzien van al wat het noodig had geschut, munitie, paarden, muilezels, levens behoeften. De heele wereld scheen zich zich tegen de kleine volk gekeerd te hebben. Wie durft de Boeren verwijten, dat zij het nu genoeg vonden Wie zou het wagen van hen te verlangen, dat zij nog langer den oorlog, die hun kleinen stam met uit- roei'ng dreigde, volhielden Maar zij zouden dien volgehouden hebben, zij zouden ook nu nog het hoofd niet gebo- geu hebben, als zij van Engeland niet voor waarden verkregen hadden, waarmede zij voorloopig tevreden zijn en die we hierach ter laten volgen. Want men rergete niet, dat er nog vele duizenden Boeren in het veld staan dat de geest onder hen, althans onder de meeste commando's nog goed isdat zij nog in uitgestrekte streken van de republieken en vooral in de Kaapkolonie meester van het terrein zijn en het daar nog lang konden blijven. Het is geen overwinnaar geweest, die den overwonnene zijn voorwaarden op legde, maar twee gclijkrcchtigde partijen hebben met elkander onderhandeld. Dan, leggen wij ons bij de beslissing van de vertegenwoordigers der Boeren neer. Zij alleen zijn volkomen tot oordeelen bevoegd, en hebben zij besloten, dat nu den tijd gekomen is, op de voorwaarden die zij van Engeland hebben bedongen, om vrede te sluiten, ook al moeten zij de onafhanke lijkheid prijs geven, dan vertrouwen wij, dat het zoo het beste is. Nochthans i» deze vrede ons een oorzaak van groote droefheid. Wij voelen ons niet in staat onder den indruk van deze groote gebeurtenis ton volle te zeggen wat zij voor ons inhoudt. Het is ons of de menschheid iets ver loren heeft. De zaak der Boeren was het gemeen goed van de geheele menschheid geworden. De wereld was er vol van. Sedert den 11 en October 1899 de oorlog begon, is er niets op aarde gebeurd dat de beteekenis er van verminderd heeft. De strijd der Boeren was een stuk van ons leven geworden. Voor alle beschaafde volken was het als hunne zaak geworden, die daar in Zuid-Afrika uitgevochten werd. En nu de Boeren hun onafhankelijkheid verloren hebben, heeft de wereld iets verloren. Haar hoop en haar vertrouwen zijn beschaamd en een schoone droom is vervlogen. Maar ook alles was geen verlies, deze oorlog heeft ons bewezen wat de Hollatid- sche stam vermag, wat een echt Christelijk volk, zeifs zonder in den oorlog alles ge oorloofd te achten, een verschrikkelijke vij and is. En het recht, de eer in alles blijft aan hun kant en ook de Eugelscheu be schouwen hen niet als de overwonnenen, maar spreken van de onderhandelende partijen. De Boeren zijn hun onafhankelijkheid nu kwijt. Dat is niet voor het eerst. Het ia weer een hoofdstuk voor de eeuw van on recht, inaar het boek is nog niet uit. Een volk, dat gedragen heeft wat nu dit volk gedragen en zoo gedragen heeft, dat volk gaat niet ten onder. En daarom is niet vergeefsch geweeat wat duizenden geleden hebben en niet ver geefsch de dood van zooveel dapperen en onschuldige slachtoffersniet vergeefsch wat de presidenten, de generaals, de groote reeks van helden, die de oorlog op den voorgrond heeft gebracht en hun wakkere burgers gedacht, gedaan, geleden en vol bracht hebben. Er is geen vernedering in, na zooveel heldenstrijd en na feitelijk in geen veld slag, geen gevecht van beteekenis, nooit waar de partijen maar eenigzins aan elkaar gewaagd waren, overwonnen te zijn, den ongelijken strijd te staken. De eer cn de roem van dezen oorlog zijn hun. En de geschiedenis tusschen Engeland en de Alrikaauders is nog niet gesloten. Nu eeltige bijzonderheden over 't bekend worden van den vrede en de eerste ge volgen. Lord Kitchener seinde onder dagteekening van 31 Mei Her document, inhoudende de voor waarden van overgave, werd Zondagavond te half elf ocderteekend door alle Boeren- gedelegcerden, lord Milnes en lord Kitche ner." De bekendmaking van de sluiting van den vrede werd door het volk met zeer groote geestdrift ontvangen. Aan ^Mansion House" werd een een wit plakkaat aange plakt, waarop in roode letters staat vDe vrede is afgekondigd. De lord mayor verscheeu op het balkon eu sprak de menigte toe. wm De Echo van hef Zuiden, Waalwyksctae en Langslraatsclie Courant, DOOR A. C. V. D. H. '2 —O— Pietro ging voort. Mijne ouder» woonden te Alineria, aan de zuid-oostkust van Spauje, in de provincie Granada, waar ik in 1780 geboren werd. Ons landhuis stond aan den rechteroever der rivier, eveneens Almeria geheeten. Daar mijn vader een welge steld man was, was ons huis van alle gemakkeu voorzien, terwijl de schoone en uitgestrekte tuin, vol van de fraaiste gewassen en de fijnste fruit- boomen, mij en mijn een jaar ouderen broeder Ferdinand ruimschoots de gelegenheid aanbood, de eerste jaren onzer kindsheid in onbedwongen dartelheid door te brengen. Nog iteeds zweven mij die jaren van ongekende vreugde voor den geest, nog herinner ik mij, hoe Ferdinand en ik en ook dikwijls de jongens uit onze buurt, de heuvels opliepen om het eerst boven te zijn, hoe wij in de booraen klauterden om de grootste en lekkerste vruchten te bemachtigen, hoe wij achter struiken en in holen ons verstopten, de goud- visschen verschalkten in den vijver, kortom, hoe wij alles deden, wat de lichtzinnige jeugd eigen is, die geen gevaren kent en van niets droomt dan van genot. Dikwijls ook had ik met mijn broeder twist, zooals dat natuurlijk met knapen steeds bet geval is en deelden wij vader en moeder onze klachten mede. Alhoewel nog 8lecht9 negen jaar oud, trof het niettemin mijne opmerkzaamheid dal Ferdinand steeds door vader en ik door moeder beschermd werd. Liet het weder ons niet toe in den tuin te zijn, dan zoch ten wij ons vermaak in huis, waar vertrekken genoeg waren, om op onze manier uitspanning te zoeken. Speelden wij onder het oog onzer ouders, dan zag ik, hoe vader vol vreugde en irota de blikken op Ferdinand richtte, terwijl moeder mij steeds nauwkeurig gadesloeg. Een» toen wij weer zoo bezig waren, hoorde ik vader zeggenhoor eens Isabella, de tijd nadert, dat wij de jongens naar school moeten doen, dat loopen en stoeien kan niet blijven duren. Al hebben wij geld genoeg om hen bij ons te houden en een gouverneur te nemen, toch doe ik dit liever niet. Ik wil hebben dat zij ieder een ambacht leeren, het behoeven geen kinderen van weelde te blijven, verweekt en tot niets in staat, de fortuin kan verkeeren en dan zijn zij toch altijd iu staat hun kost te verdienen. Die redeneering was voorzeker niet kwaad, zij pleitte van eene gezonde levensopvatting. Daarom heb ik er lang over nagedacht, ging vader voort, de jongens uaar eene degelijke on- darwijs-inrichting tezeuden. Ach, Ferdinand, antwoordde moeder, wij hebben slechts twee kindereu, die u%ve vreugde eu mijn schat uitmaken, waarom zouden wij hen naar een andere plaats sturen? Dit denkbeeld kan ik niet verdragen. Is onze fortuin niet groot genoeg om aan ieder later eene schitterende positie te ver schaffen Eu het onderwijs in onze scholen is toch goed genoeg om degelijk ontwikkelde lieden van hen te maken Zoo, sprak vader, 't is wat schoons het onder ijs in onze stad! Zoo'n oude landman, te lui of te gebrekkig om oog de hand aan den ploeg te slaan, die vaak zeil' niet meer kent dan het alphabet en eenlge berijmde Spaansche legenden, staat daar met dc pijp iu de eene en de roede in de andere hand, voor de klasse zijn kennis te doceeren, of beter gezegd, zijne eigen domheid te verkondigen. En de handelsschool manlief? Ook deze inrichticg is gebrekkig en slecht, en eischt dringend herziening. Men maakt er ellen lange Lntijnscho en Grieksche opstellen, doch aan boekhouden, rekenen, wis- en natuurkunde, aardrijks- eu sterrenkunde, wordt al bitter weinig tijd besteed. En deze dingeu zijn het juist, die een handelsman behoeft. Ja, maur Ferdinand, gij behoeft hen toch ook niet voor den handel op te leiden? Waarom spreekt gij dun over een handels school Doch ik begrijp je wel, vrouwlje, je wilt me door uwe redeneeringen van hot pad albrengen, dat ik de jongens wil doeu bewandelen. Zij mogen niet altijd langs bloemen en over effen paden gaan, zij moeten ook de hobbelig wegen des levens kennen, om later niet gemakkelijk le struikelen. Zij dienen te vreten, dat er in de wereld gewerkt en gezwoegd ruoet worden, op- di»t zij de vruchten van den edelen arbeid leeren hoogschatten en waardeeren. Heb ook ik niet moeten werken? Hoe heb ik niet getobd, eer de gelukszon ons ging bestralen? Dagen en nachten bracht ik in de kwikzilvermijnen door, en toen ik, dank zij eene aanzienlijke erfenis van mijne moederszijde, dien aliuattenden arbeid niet meer behoefde te verrichten en handel begon te drijven, hoe heb ik ook toen nog niet gewroet. Zelf voer ik met mijne schepen naar Italië, Griekenland eu Klein Azië, om de producten dier landen tegen de onze in te ruilen en aan de markt te brengen. Schipbreuk op schipbreuk heb ik geleden, met vertwijfeling meermalen gestreden tegen stout moedige en overmachtige kapers, die het op onze lading gemunt hadden. Het was alleen op her haald en smeekeud aandringen van u, dat ik be sloot, hier te blijven, den handel vaarwel te zeggen en onze zorgen te besteden aan de op voeding onzer beide zonen. Maar Ferdinand, zeg mij dan eens, welk is uw voornemen Een vast plan heb ik nog niet, Bella, of zoo ik bet al een plan noemen mag, het is toch altijd nog voor wijzigingen vatbaar. Mijn vader, die een bij uitstek praktisch man was, noorde ik dikwijls zeggen: bestudeer den aanleg uwer kinderen, ga zorgvuldig hunne spelen na, zie waarin zij in hunne jeugd vooral behagen schep pen, en kies dau, na rijpe overweging, het vak uit, dat gij het meest voor hen geschikt acht. Dit nu heb ik met onze jongens gedaan. Hoe dikwijls zagen we Ferdinand niet met zijn spade in deD tuin kuiltjes graven, slooten aanleggen, boompjes en stekken planten. Verraadt dit niet ir. hem den landbouwer en doen wij niet verstan dig hem in dat winstgevende vuk te laten be kwamen? Antonio daarentegen is dikwijls bezig tnet scheepjes te maken eu die in den sloot te laten drijven. Hij is een hartstochtelijk liefhebber van tim meren, in hem dus schuilt een zeeman of tim merman. Maar Pietro, viel hier de kapitein in de rtde, volgens uw eigen woorden heet gij AntODio, waarom laat ge u dan bij een verkeerden naam noemen Dat is ook zoo, kapitein, ik heet Antonio, doch onder den aangenomen naam van Pietro, is het mij gelukt, aun de nasporingoa der justitie te ontsuappen. Noem mij dus nog voortaan Pietro. Mij goed, sprak de kapitein, ga slechts verder. Welnu Isabella, zei vader, nu zullen wij Ferdir.ar.il bij ons houden, dan kan hij onder de leiding van onzen kundigen hovenier, zich in het landbouwersbedrijf bekwamen. Voor zijne verstandelijke ontwikkeling zal ik zelf wel zorgen. En Antonio? Dien zullen we naar de scheepstimmerwerf te Cadix zenden, dnar woont een neef, die Dacht ik het niet, dacht ik het nietl barstte thans mijne moeder los. Uwe lieveling wenscht ge bij u te houden eu Antonio weg ie zenden. Neen, Ferdinand, nimmer kun ik dit gedoogen, beiden ztju mij even lief, doch daar gij steeds bijzondere voorliefde voor Ferdinand koesterde», achtte ik het een duren plicht mijn beschermende hand over Antonio uit te strekken. Ten laat9te zult ge me nog be»chuldigen. Isa bella, dat mijne liefde voor Antonio niet zoo groot i6 als voor Ferdinand, sprak mijn vader op een half verwijtenden toon. Gij zijt tenminste al heel goed op weg, die meening bij mij ingang te doen vinden, ant woordde mijne moeder. Waarom juist moet Antonio weg en niet Ferdinand? Wel vrouwtjelief voor Antonio is hier eenmaal geen gelegenheid zijn lievelingsvak te leeren. Daarvoor moet hij naar Cadix, terwijl Ferdinand op onze eigen landerijen, onder het oog van Ko- berto, zich oefenen eu bekwamen kan. Neen, neen, dat mag niet I Het is toch voor hun eigen bestwil. Dat kan heel goed zijn I Waarom streeft gij dan zoo tegen? Omdat ik uwe meening niet deel. Niet? Volstrekt niet, ik had een ander plan aan uwe goedkeuring te onderwerpen. Zoo, Isabella, sprak uiiju vader verwonderd, laat eens hooien. Antonio, zoo begon mijne moeder, is tbans negen, en Ferdinand tien jaar oud. Beiden heb ben een goed verstand en een vlug begrip. Laai een gouverneur komen, iemand die bij uitge breide kenni» een goed hart bezit. Dragen wij aan zoo iemand de leiding onzer kinderen op. Laat hen zien dat wij kun leermeester met alle voorkomendheid behandelen en hoogicbatteu, dan sullen ook zij eerbied en Helde voor hem krijgen en met pleizier zijne raadgevingen opvolgen, want geloof me vrij, ze luisteren liever uaar den raad van een vreemde dan naar den onzen. Alles mooi en goed geredeneerd, sprak vader, maar een leermeester, zooals gij er daar een schetst, is een witte raaf. Zoo is er best een te vinden, hernam moeder, wij behoeven hier uiet met overijling te werk te gaan, wij kunnen goed informeeren bij de vale hooggeplaatste personen, die hier en elders met ons bevriend zijn. Neen, dat zal het groote bezwaar niet geven, als gij er slechts in toestemt, miji; voorste! goed te keuren. Als de jongen» dan een jaar of vijf onder de leiding van zoo'n flinken, veelzijdig ontwikkelder, onderwijzer gestudeerd hebben, dan is het nog volop tijd genoeg, hen naar eene in richting te sturen, waar zij een ambacht kunnen leeren, zoo gij tenminste na dien tijd nog bij uw# vroegere meening blijft volharden, Uch toe, Ferdinand! wij hebben elkauder altijd zoo teeder bemind, zoo dikwijls hebt gij mij belooft, mij plezier te zullen doen, daar waar u dit mogelijk zou zijn, o, doe bet dan ditmaal. Eu terwijl mijne moeder dit zeide, legde zij haar fijne, blanke hand op vaders schouder en keek hem met hoar donkerbruine, smachtende oogen zoo vriendelijk en smeekend aan, dat hij niet langer weerstand kon bieden. Hij sloeg zijn armen om haar huls en mompelde binnensmonds, als verweet liij zichzelven zijn zwakheid ,0, alle» vermogende macht der liefde, o blikken der oogen, die tot in de ziel doordringen, wie kan uw# kracht wederstaan Als koningin beheerscht gij het geschapene, alles buigt zich voor u neder eu gehoorzaamt aan uwe wetten.* (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1