Nimmer 74. Donderdag 18 September 1902. 25,. Jaar gang, Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTONIO PF,HANOI). Tuberculose ITOON TIELEN, Nieuwen Geïllustreerden Roman 111 VB1KSELIJK IEHIIM e Uitgever: Bekendmaking. Aan onze Lezers De Illustratie FEU1LLSTOX. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n e m entsprijs per 3 maanden f 0.~5. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden Uitgever. stukkeugelden enz., franco te zenden aan den WAALWIJK. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contraotew gesloten. Reclames 15 cent per regel, Wij hebben het genoegen den lezers van DE ILLUSTRATIE hetwelk wekelijks als premie bij onze courant, tegen uiterst bill ij ken prijs wordt geleverd mede te deelen, dat in het eerst verschijnend nummer zal worden opgenomen het begin van een uit vele vervolgen bestaande, getiteld Dit belangwekkend verhaal is hoogst boeiend en fraai geïllustreerd met lal van gravures. Hen, die nog niet op deze illustratie, welke week nan week bij onze Courant wordt be zorgd hebben ingeteckend, wekken wij op zulks thans te doen, opdat men dien grooten en onderhoudend geschreven Roman van den aanvang af kan volgen. kost slechts de luttele prijs van 3772 cent, franco per post 45 cent per 3 maanden en munt uit door degelijkheid van iuhoud en aantrekkelijkheid van vorm door fraaie gra vures en met zorg gekozen, belangwekkende verhalen. Onderstaand inteekenbiljet gelieve men [Auteursrecht verzekerd volgens de wet.) ingevuld bezorgen. spoedig aan ons bureau te laten DE UITGEVER. De ondergeteekende verlangt geregeld bij de Courant te ontvangen DE ILLUSTRATIE tegen den prijs van 377s cent» franco per post 45 cent per 3 maanden, Naam Woouplaats. In de „N. T. Ct." van 1.1. Zondag schrijft Flaneur een artikel over bovenstaand onder werp. Wij vinden zulks belangrijk genoeg er een en ander aan te ontleenen. Na een korte inleiding gaat schrijver verder Dezer dagen is Rudolf Virchow gestorven. Een groot man was hij God hebbe zijne ziel. Hij was hoogleeraar in de geneeskunde aan de Berlijnsche hoogeschool, redacteur en medeoprichter van het ,/Archiv für patho logische Anatomie und Physiologie und iür klinische Medicin," en deed in beide be trekkingen zeer veel voor de wetenschap en daardoor voor de met ziekten worstelende menschheid. Dr. Virchow was bovendien zeer nuttig voor de volksgezondheid van zijn land indirect en in het algemeen, voor die van zijn stad direct en in het bijzonder. Ook hierom blijve zijn naam geëerd. Voor de volksgezondheid kan inderdaad niet genoeg worden gedaan. Sinds de nieuwere wetenschap den mensch zoo dui delijk heeft bewezen, dat hem in zuivere lucht, helder licht, zuiver water, ruime woniug, frissche zindelijkheid en eenvoudige krachtige voeding, even zoovele hulpmiddelen ten dienste staan om meerdere ziekten te voorkomen, ligt het op den weg, van ieder die er wat aan doen kan, goede beginselen omtrent de volksgezondheid te verbreiden. Ook in ons land begrijpt men dit hoe langer hoe beter. Ik vond dezer dagen op mijn boekentafel een kleine brochure, met het krijgshaftig opschrift„Te wapeu tegen de tering I" Het titelblad geeft ook den inhoud ffKnte- chistemus betreffende de Tuberculose, uit gegeven van wege de Afdeeling Rotterdam der Zuid-Hollandsche vereeniging „het Groene Kruis." Maar wat is tuberculose Onze gezondheidscatechistemus geeft het antwoord „Tuberculose is eene ziekte, die zoowel bij den mensch als bij de dieren voorkomt, en die alle deelen van ons lichaam kan aantasten beenderen, gewrichten, nieren, darmen, huid enz.; het veelvuldigst echter tast zij de longen aan en staat dan bekend onder den naam van borst- of longtering." (1 Welnu, volgens het officieel verslag van den toestand der provincie Noord-Brabant over 1901 stierven in 1901 {met deleven loos aangegeveuen) 13894 menschec in deze provincie. En onder de ziekten waaraan deze inenschen stierven vind ik aan long- tuberbulose 699, aan hersentuberculose 58, aan andere vormen van tuberculose 201. Te zamen aan eenigen vorm van tuberculose dus 958. Volledig zal dit cijfer wat betreft het aantal lijders aan tuberculose, dat ge storven is, wel niet zijn. Immers hoevele teringlijders kunnen niet overleden zijn aan eenigc andere acute ziekte, welke als oorzaak van hun dood staat opgegeven, terwijl zij binnen korten of langen tijd toch zeker bet slachtoffer van bun wegslepende kwaal zouden zijn gestorven. Intus8chen is ook zóó het cijfer groot genoeg en bedraagt ruim zeven procent van het geheele sterftecijfer. Onze tering-catechistcmus kan daarin be hulpzaam zijn. Ik wil eenige vragen en antwoorden aan halen Wat is de oorzaak der tuberculose De oorzaak der tuberculose is een bepaalde bacterie, die van buiten af in ons lichaam dringt en zich hierin voortplant. Wat zijn bacteriën? Bacteriën zijn de kleinste levende wezens die wij kennen. Ze zijn zóó klein, dat men ze slechts met behulp van de sterkste ver grootglazen te zien kan krijgen. Zij bezitten een ongelooflijk snel voortplantingsvermogen en groote levenstaaiheid. Bacteriën, die den vorm hebben van staafjes, wordtn bacillen genoemd. En zoo noemt men de bacterie, die de tuberculose teweegbrengt tuberkelbacil Waarom is de tuberkel-bacil zoo gevaar lijk Omdat hij, wanneer wij hem in ons hebben opgenomen, de longen kan verwoes ten, zoodat daarin etterende holten ontstaan, die de gezondheid ten slotte geheel onder mijnen. Op welken leeftijd sterft men aan tuber culose De tuberculose ontziet geen enkelen leef tijd, maar de meeste slachtoffers maakt zij onder de jongeren. Boven de 50 jaar zijn de sterfgevallen, door deze ziekten veroor zaakt, zeldzaam. Op welke wijze wordt men door de tuber kelbacillen besmet In 90 pet. der gevallen geschiedt de be smetting door hetgeen door den zieke wordt uitgehoestde fluimen van den teringlijder zijn namelijk ware nesten van tuberkel bacillen. Een teringlijder kan in een enke len dag een ontelbaar aantal tuberkelbacil len bij het hoesten uitwerpen. Zoodra de fluimen van den teringlijder zijn opgedroogd, kunnen zich de tuberkel bacillen in de lucht verspreiden en bij de ademhaling of op andere wijze in ons li chaam dringen. Daar de fluimen zoo gevaarlijk zijn, wat moet men dan daartegen doen Ten eerste: niemand spuwe op den grond zelfs dan niet, wanneer hij zich gezond acht en van tuberkel-bacillen vrij. Dit niet alleen om het g.jede voorbeeld, waar door hij zich het recht verwerft tot anderen te zeggen#doet als ik," maar en vooral omdat men tuberculeus kan zijn zonder het zelf te weten. Elke lijder aan tuberculose, die slijm opgeeft, i9 zedelijk verplicht tegenover zijn gezin en zijne omgeving het opgehoeste slijm in spuwkokers of kwispedoors op te vangen het spuwen in een zakdoek is ten sterkste af te keuren. Die hoestende veel opgeeft, en vooral de lijder aan tuberculose, schaffe zich een zakorachoir (zakspuwkoker) aan, voor zeer billijken prijs in alle instrument-winkels verkrijgbaar. In werkplaatsen, fabrieken, kantoren, kazernes enz. plaatse men een voldoend aan tal spuwbakken, die eene bacteriën-doodende (antiseptischs) vloeistof bevatten. (Een 10 pet oplossing van lysol verdient wel het meest aanbeveling). Meu ledige de spuwkokers of spuwbakkeu in den kachel of in de water-closets, en reinige ze dagelijks. Moet men ook niet het stof wantrouwen Ongetwijfeld. Zoolang er inenschen zullen zijn die onwetend of tegen beter weten in op den grond blijven spuwen, moet men al tijd het stof verdenken drager te zijn van tuberkel-bacillen. De voorwerpen droog af te vegen, met stoffer, bezem of does bacteriën houdende stofwolken op te jagen, verdient gestrengelijk te worden afgekeurd. Zoo men stof heeft af te nemen of te vegen, doe men dit zooveel mogelijk mogelijk met natten stof doek en natte dweil. Vooral is zeer te duchten het stof in de woningen waar lijders aan tuberculose verblijf houden. Men heeft tuberkel-bacillen gevonden aan de vingertoppen van op den vloer spelende kinderen, zoodat dezen re°ds door de vingers in den mond te steken zich konden besmetten. En eindelijk, laat or.s ook wantrouwen de voedingsmiddelen, die op straat zijn uitge stald dus aan het stof blootgesteld, en eischen wij van kooplieden en kramers, dat zij ze door vitrines, stolpen en dergelijke tegen stof en vuil beschutten. Daar tuberculose ook bij de dieren voor komt, kan men dan ook niet van deze zijda besmet worden Ja. Minstens het vierde gedeelte der koeien is door tuberculose (parelzucht) aan getast. Het vleesch en de melk van daar aan lijdende beesten kan tuberkel-bacillen bevatten. Men drinke dus geen melk, tenzij gekookt. Bij hoogere warmtegraden immers sterft de tuberkel-bacil. Is tuberculose eene ziekte, die vermeden kan worden Ja. Zonder tuberkel-bacillen geen tuber culose Ontwijkt men dus de tuberkel bacillen of verwijdert men ze, door de fluimen onschadelijk te maken, dan krijgt niemand tuberculose, ook al hadde hij er vatbaarheid voor. Dat dus ieder, die meent meer dan an deren ontvankelijk tc zijn voor tuberkel bacillen, dezen zooveel mogelijk uit den weg ga, en de weerbaarheid zijns lichaams ver- hooge 1 En dat hij bedenke, dat al wat het licluaain versterkt, tevens de voorbe- schikthe'd tot tuberculose vermindert Zuivere lucht en zonlicht dringe in zijne woning en werkplaats, en goede voeding sobere levenswijs, matige lichaamsoefening verhoogen het weerstands vei mogen van zijn lichaam tegen den tuberkel-bacil. de slaaf binnentrad, vroeg hiji-Nebo, ziet of spreekt gij vanavond^Oliva nog?' ittÜE !ME SKSSEflSSSSBMRD Waalwyksclie «n l.iBSslraslsrkr Courant, Het komt herhaaldelijk voor dat Nederland9che werklieden door berichten in de nieuwsbladen of door daartoe uitgezonden agenten, soms met verstrekking van reisgeld voor de heenreis naar Duitschland worden gelokt ten behoeve van in- dustriëele ondernemingen, terwijl bij aankomst ter plaatse blijkt, dat zij niet gebruikt kannen worden. Het is daarom geraden, dat die werk lieden, alvorens op zulke berichten af te gaan, of zelf öf door tusschenkomst van den Burge meester hunner woonplaats zich wenden tot den Nederlandschen consul in de streek waar die ondernemingen gevestigd zijn, om inlichtingen omtrent vooruitzichten tot het bekomen van werk, lo.nen en huurprijzen der woningen, al daar. Op uitnoodiging van den Minister van Bin- nenlandscbe Zaken wordt de aandacht van be langhebbenden hierop gevestigd. Waalwijk, den 9 Sept. 1902. De Burgemeester, J. TIMMERMANS Wz. (1. b.) ju DOOR A. C. V. D. H. 28 Thans deed de president der rechtbank den monnik nog verscheidene vragen over den toestand, het verblijf van Antonio en zoo meer, welke de mtnschenvriend zoo goed in zijn vermogen was, beantwoordde. Het gerecht beraadslaagde lang eer het uitspraak deed. Ein delijk rees de president van zijn zetel op, alle andere rechters volgden zijn voorbeeld. Na er op gewezen te hebben, hoe de rechtbank met vreugde de verklaringen van Silvio en den priester vernomen had, en de misdaad was toe te schrijven aan terging tot het uiterste, veroor deelde hij Antonio Fernando tot een verblijf van ze9 jaren buiten Spanje. Zijne goederen zouden in beslag genomen worden en voor twee derden, na die zes jaren, aan hem of zijne kinderen terug geschonken worden zoo hij of zij zich weer ia Almeria zouden vestigen. Nathan werd vrijge sproken. Men zou hem als schadeloosstelling vijftig duizend realen geven, doch zijne aanspra ken op het landhuis en de9zelfs omgeving waren vervallen. Met luid gejubel werd deze uitspraak door het volk begroet. Ook Nathan jubelde, en te recht. Een jaur toch bad hij in gevangenis gezeten. Hij werd buiten met ongemeene vreugde door zijue vrouw en kinderen ontvangen. Dank Alluh en Mahomed, dierbare vrouw en kinderen. Zie, ik ben weer vrij. Wij gaan ons weer in de stille straat te Almeria vesMgen. Ma homed zal ons wel zegenen, en op de eene of andere wijze de vijf en twintig duizend realen, die ik schade lijd, terugbezorgen. Silvio verwijderde zich met den monnik. Zij zouden alle pogingen aanwenden om Antonio van d« uitspraak in kennis te stellen. Ik dank u, Carlo, voor de mij verleende hulp, sprak Oliva, toen zij veertien dagen na den be- wusten aanslag, hem weer bij schemeravond in den tuin ontmoette. Zeg mij eens, waarmede ik thans op mijne beurt u vau dienst zou kunnen zijn. Met niets, edele jonkvrouw. Ik heb nergens gebrek aan, maar zoo gij mij een dienst wilt bewijzen, vraag dan aan uw heer vader mijne vrijheid. Ik verlang naar Spanje, ik vrees, dat bij een langer verblijf hier liet heimwee mijne krachten zal ondermijnen. Ach, Carlo, t eseltet gij toch eens, hoe die telkens wederkeerende vraag mij het hurt pijnigt. En gij, Oliva, gcvoeldet gij eeus, hoe het vurig verlangen naar Spanje uiijn boezem als verteert. Gij zijt hi6r geboren en opgevoed, en hebt geen of slechts een vaag begrip vun de vrijheid, die men ginds geniet, eene vrijheid, die ook eenmaal mijn deel was. Wees nu eens manmoedig en smeek uw heer vader, dat hij mij toch de vrijheid geve. Neen, geven behoeft luj ze niet, ik wil ze koopen, ik wil onder eede beloven, zoodra ik in de gelegenheid zijn zal, hem een groote som aD losgeld te zenden. Eeuwig zal ik u dankbaar zijn, zoo ik door uwe bemiddeling die weldaad mug ontvangen. Tranen kwamen de nog niet geheel herstelde jonkvrouw in de oogen, zij leed. Het verdriet mij, Oliva, dat mijne woorden u zoo treurig gestemd hebben. Ik weet, als het van u afhing, gij reeds lang mijne begeerte zoudt vervuld hebben, doch gij hebt schrik niet waar, met mijn voorstel bij den kadi aan te komen. Neen. Carlo, dat is het niet. Wat mag het dan zijn, edele Oliva, spreek vrij, vei berg mij niets. Ik durf niet, gij zoudt misschien verstoord op mij worden. Ik verstoord op u worden Nimmer, Oliva. Te veel troost heb ik dcor u al in mijne balling schap gesmaakt. Welnu Carlo, ik kan het denkbeeld van u gescheiden te leven, niet verdragen, omdat ik u met bovenaardsche genegenheid liefheb. Het schaamrood verving op deze woorden de bleekheid harer wangen, zij snikte luid, greep krampachtig den arm van Carlo en riep: #Gij zijt toch niet boos op inij Volstrekt niet, Oliva, ik stel prijs op uwe genegenheid, doch zeg mij eens, hebt gij wel eens nagedacht over de afstanden, die ons van elkan der scheiden Gij mahomedaansch, ik katholiek, gij de dochter van een schatrijke kadi, ik zijn bediende, gij Houdt op, Carlo met die tegenstellingen. Op mijne beurt zou ik die ook kunnen doen en wel in uw voordeel. Ik ben bereid alle offers te brengen, die gij van mij vergen zult. Ik zal ze u brengen met een blijmoedig hart, doch ik bid en smeek u, bij alles wat u heilig en dierbaar is, verlaat mij niet, blijf bij mij hulp en steun en troost mij in de koude omgeving waarin ik verkeer, en zoo gij eenmaal naar Spanje vertrekt, ach, neem mij dan mede, ik wil uwe dienares, uwe slavin zelfs zijn, zoo ik slechts uwe tegen woordigheid raag genieten. Neen, Oliva, in Spanje zijn geen slavinnen. Als gij met mij daar heen gaut en de slagboomen, welke ons thans nog scheiden, gevallen zijn, zal ik er eene eer in stellen u dezelfde lielde en achting te bewijzen, die mijn vader eenmaal mijne diepbetreurde moeder bewees. Zoover zijn wij echter nog niet. Handelen wij daarom ver standig. Laat vooreerst niets van de liefde blijken, die gij voor mij gevoelt. Daar den kadi ons ten volle vertrouwt, kunnen wij elkander icderen dag spreken. Eenmaal, ik gevoel het, zal ik de vrijheid herkrijgen en hebben wij nog tijd genoeg te doen wat in ons belang het beste is. Oliva legde hare hand in die van Carlo. Zoo wandelden zij samen, zonder te spreken, tot aan den inguDg van den tuin. Hier drukte hij haar de hand en trad zijn vertrek binnen, terwijl Oliva zich haastte het gezelschap harer moeder te zoeken. In zijn vertrek teruggekeerd, wierp Carlo zich op een divan en overwoog nog eens de woorden, welke Oliva tot hem gesproken had. Hij had wel geweten, dat de Jonkvrouw hem achting toedroeg, doch dat zij hem zoo vurig liefhad, had hij niet durven denken. Hij gevoelde zich gelukkig, nu hij de overtuiging in zich omdroeg, dat er in zijne omgeving een rein vrouwenhart voor hem klopte. En dan Oliva was zoo achoou, betooverend schoon en daarbij niet dweepzuchtig, niet ingenomen met de leer van Mahomed. Zij bezat een goed hart, een edele ziel, waarin het hem gemakkelijk zou zijn, zijne denkbeeldeu en begrippen te prenten. Ja, hij gevoelde het, hij had het onschuldige, reine wezen ook lief, met haar wilde hij gaarne den strijd tegen bet leven tegen het noodlot zelfs, aanvaarden. Hij verlang de nog wel naar Spanje, maar wilde er niet alleen heengaan. Oliva moest hem kunnen volgen kon zij dit niet. dan bleef hij liever in slavernij aan hare zijde. O, liefde, hoe alvermogend is uw kracht 1 Nauwelijks een uur geleden klaagt de jonkman den bitersien nood, gevoelt hij zich diep onge lukkig en nu is op eens al dat lijden vergeten, vreugde is er in zijn binnenste, het is of alles in de schepping hem toelacht, of het geritsel der bladeren, het suizen van den wiud, de laatste tonen van het vogelenheer zijn geluk verkondigen. Nebo treedt binnen en brengt hem het avond maal. In den schotel vindt de joukmun een klein pakket, hij opent het en vindt in een palmhouten doosje een gouden ring met fonkelende diaman ten, en een briefje, dat er naast lag, hield deze woorden in Carlo I Deze ring gal vader mij eenmaal op den dag van het Bairamfeest. Draag gij hem voortaan en herinner u mijner. Uwe gelukkige Oliva. Zou ik dien kostbaren ring durven dragen Zou de kadi geen achterdocht koesteren, als hij dat juweel aan mijn vinger ziet schitteren? Wat zal ik hem zoggen, zoo hij mij vraagt, hoe ik aan dat kleinooa kom Het antwoord wa9 spoedig gevonden, de liefde maakt scherpzinnig. Ik zal hem zeggen: «Geachte heer, uw dochter gaf hem mij als geschenk voor de hulp, die ik haar op dien droevigen avond bewezen heb.' Voorzichtigheidshalve wil ik echter Oliva schrij ven, dat zij ook in dien zin spreekt, ingeval de kadi er haar naar vraagt. Antonio bad spoedig een briefje klaar. Toen De slaaf knikte toestemmend. Mag ik u dan verzoeken, haar dit briefje zonder dat iemand bet bemerkt, ter hand te stellen Wederom knikte Nebo. Kan ik er stellig en zeker op aan, dat gij aan mijn verzoek zult voldoen Ik beloof het u bij Allah. Nebo ontving het briefje, borg het zorgvuldig in zijn zak en verwijderde zich met eerbiedigen, stillen groet. Nog dienzelfden avond was Oliva in 't bezit van het schrijven. Carlo bracht den avond allerprettigst door. Alleen speet het hem, dat hij niemand zijn geluk kon mededeelen. Geliefde ouders, sprak hij op roerenden toon, ach, kondet gij toch eeos getuigen zijn van hot geluk, dat ik in mijne ballingschap smaak. Mocht gij eens het engelreine wezen kennen, dat haar hart aan mij geschonken heelt en met wie ik eenmaal in mijn dierbaar Spanje hoop to wonen. O, van uit de hoogte der hemelen, sfaat de blikken op mij neer en bidt voor mij, opdat ik zegevierend moge treden uit den strijd, die mij nog te wachten staat, en mijne verlangens spoe dig in vervulling mogen komen. Hij wierp zich nu op zijne legerstede en het scheen hem toe of zijne ouders en Lucia met hem en Oliva weer in ongestoorde vreugde zich te Almeria op het landhuis vermaakten. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1