Mummer 75. Zondae 21 September 1902. 25e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. 1 Eerste Blad. DeTroonrede, INT0N10 FEMMÖ. TOON TIELE feuillmtox. II Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. Staatsbegrooting. MM MJIIlim I.BBCTMegrtng?:,-5SFWSS3?3K33rsraBB» De Echo van het Zuiden «i! Laasslraglsrlir Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zat e r dagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden t' 0.~5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco tc zenden aan Uitgever. c_. a&-:»~.ay>Kw;.^-:vMBR!iBiLffiL-'?roïflEB3MBBBBBWl£2l385l3rjlM]fiKaJBEffiJMM^OTBBnnSBMW enkele bladen bepaald ontevreden, maar over den WAALWIJK. Advkrtentiën 17 regels t' 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Ümaal berekend. Voor plaatsing van een groot- aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel, V E R K R IJ G B A A R O V E R A L Het komt herhaaldelijk voor datNederlandsche werklieden door berichten in de nieuwsbladen of door daartoe uitgezonden agenten, soma met verstrekking van reisgeld voor de heenreis naar Duitschland worden gelokt ten behoeve van in- dustriëele ondernemingen, terwijl bij aankomst ter plaatse blijkt, dat zij niet gebruikt kannen worden. Het is daarom geraden, dat die werk lieden, alvorens op zulke berichten af te gaan, 6f zelf öf door tusschenkomst van deu Burge meester hunner woonplaats zich wenden tot den Nederlandschen consul in de streek waar die ondernemingen gevestigd zijn om inlichtingen omtrent vooruitzichten tot het bekomen van werk, lojnen en huurprijzen der woningen, al- Op uitnoodiging van den Minister van Bin- nenlandsche Zaken wordt de aandacht van be langhebbenden hierop gevestigd. Waalwijk, den 9 Sept. 1902. De Burgemeester, J. TIMMERMANS Wz. (1. b.) De Troonrede vindt over 't algemeen geen ongunstig onthaal bij onze pers. VVèl wordt critiek geoefend en op sommige punten teleurstelling uitgesproken, wel zijn 't. geheel schijnt de indruk een goede te zijn. Om te beginnen met de liberale pers vinden wij in het Handelsblad o.m de vol gende opmerkingen Met leedwezen missen wij de aankondiging van een ontwerp op de administratieve recht spraak en partieele verbeteringen in burger lijk en hai;dfl3recht. Een nieuwe tariefwet, in protectionisti sche!'. geest, is blijkbaar een moeilijk ding, vol baken en oogen. Wij betreuren het uitstel niet afstel ware ons nog liever. Over „sociale regelingen is de rede vrij karig. De verzekerings-quaestie wordt in 't geheel niet aangeroerd. Als echter het arbeidscontract goed wordt geregeld, zal de zitting reeds groot nut hebben opgeleverd. Zoo bevat de openingsrede een lange lijst van toezeggingen, die stellig niet in een zittingjaar kunnen tot stand komen. Zij toont," dat het ministerie hard werkt en trachten wil een aantal ten dcele moeilijke vraagstukken op te lossen. Of het daarbij den steun verdient van wie niet lot zijn geestverwanten belmoren, zal uitteraard van de strekking en den inhoud der voorstellen afhangen. De „IN". Rott. Courant* noemt de toege zegde ontwerpen „belangrijk genoeg*. Gaf dc vorige Troonrede de opsomming van een groot aantal wetsontwerpen, die als een schema van het werkprogram van het nieuwe ministerie voor de vierjarige legisla tieve periode kon beschouwd worden, wat in de tegenwoordige rede is opgenomen zal moeten worden gerekend als voor de naaste toekomst bestemd. En dan is wat toegezegd wordt gansch niet gering. Het „Vaderland* schrijft Ter resumptie Een Troonrede, die veel belooft en getuigt vau emsiigen wil tot erustige arbeidzaamheid. Maar een Troon rede, die te weinig in détails treedt, om vat te geven voor uitdrukkelijken lof of blaam. Waf wellicht bezwaar.ijk te ver anderen is. Op één punt slechts schijnt ons dit duister wat bedenkelijk het financieel program der regeering in verband met de door haar te voeren sociale politiek, daar omtrent wordt men nu letterlijk niets ge waar. En dit is juist het punt, waarop door haar geestverwanten steeds groote na druk is gelegd. „De Nieuwe Courant* Veel van het in uitzicht gestelde werk valt in de neutrale zone. Overigens is de vorm der gedane beloften te vaag om vat te bieden aan critiek. Menig voortreffelijk voornemen staat in dc Troonrede uitgedrukt en ook het een en ander, waarover men zich ongciust kan iuaken. Nog een weinig geduld oefenen zal heler zijn. Bepaald malcontent is het „Utrechtsch Dagblai." Slechts een vage opsomming van gerechten, aan wier namen men soms niet eens kan zien of het pieces de résistance of hors d'oeuvres zijn, ja zelfs niet altijd of viseh dan wel vleesch zal worden opgedischt. Neen, deze troonrede viel ons tegen. Van de regecringsgezinde bladen schrijft „De Tijd* o. in.: Vatten wij alles te zamen, dan moet deze Troonrede aau al degenen, welke het op treden dezer regeering en haar uitvoerig program vau beginselen in de Troonrede van bet vorig jaar uiet vreugde begroet hebben, reden geven tot voldoening, zij het ook, dat zij, afgaande op de uiterraard beperkte en onvolledige gegevens, welke zij in deze bezitten, onder verschillende op - zichten een andere volgorde van in behan deling te nemen onderwerpen wenschel.jk zouden achten. Het „Centrum* schrijft:. Duidelijk is in de Troonrede o. a. merk baar het resultaat vau de reizen, door mi nister Kuyper in het buitenland onderno men. De ontwikkeling van het vakonder wijs neemt een eerste plaats in op het regeeringsprogram, terwijl de medewerking der Kamers ook zal worden ingeroepen tot verbetering van de positie der onderwijzers en hunne weduwen. Ook de sociale aangelegenheden zijn, ge lijk wel te verwachten was, niet vergeten. Nog dit jaar kan bijv. een wetsontwerp tot regeling van het arbeidscontract worden verwacht, een materie, die zeker urgent is. Dat de landbouw eindelijk zijn vertegen woordiging zal krijgen, zal allerwege met belangstelling worden vernomen. Van „duur brood*, of eenig ander schrik beeld is natuurlijk geen sprake. Zelfs niet wat wellicht eenige verwondering wek ken zal van een fiscale tariefsherziening. Summa summarum is de indruk van deze Troonrede een beslist gunstige en toont de regeering, dat zij ernstig streeft naar een practische politiek. De „Residentiebode* wijst in de eerste plaats op bet. kernachtige Nederlandsch, hetwelk uit het geheele staatsstuk klinkt. Het blad releveert de inperking van „vaccinal vrang* en het afschaffen der Staats loterij Wat de eerste betreftwij erkennen op dit stuK liet goed recht der untirevolution- nairen, maar vreezen niettemin dat uit deze aangelegenheid moeilijkheden zullen geboren worden. En wat de Staatsloterij aanbelangtwij achten die zaak van minder beteekenis, maar wij vinden liet jammer haar af te schaffen, omdat zij in ons oog een veilig heidsklep is, die veel goed doet, niet in zich verwerpelijk is en nog een aardig duitje opbrengt, dat onze schatkist gerust behouden mag. Intussclicn, groote strijd daarover zal wel niet ontstaan, al achten wij de afschaffing der Staatsluierij ecu uoo- deloos getuigen. Vertrouwen wij dat, waar de lieer Tier- son de tariefsherziening driemaal aankondigde zonder haar tot stand te brengen, de heer Harte van Tecklenburg, die schaarscher met zijn woorden is, zich trouwer in zijn be loften, milder in zijn daden toonen zal en haar eerlang behouden in het Staatsblad brengen moge. De „Standaard* zegt, det. ah de opposi tie wezenlijk partij-ken merken de wetsont werpen van dit Kabinet gewenscht heeft, haar wensch door deze Troonrede bevredigd kan zijn. Meerdere vrijmaking van het hooger- en middelbaar onderwijs, inperking van den vaccine-dwang, pensionueering van de bi- zondere onderwijzers, afschaffing van de Staatsloterij; naast deze wetsontwerpen, die in overeenstemming zijn met de ver wachtingen welke de Christelijke partijen als zoodanig in het optreden van een mi nisterie van haar kleur hebben gesteld, bevat de Troonrede toezeggingen, waaromtrent geheel liet Nederlandsche volk zouder onderscheid van richting dezelfde belang stelling kan betoonen. Ook aan de scciale wetgeving in meer engeren zin wordt deze Troonrede gedacht. De leemten en de gebteken, die blijkens de redevoering van een deskundig man als de inspecteur bij den arbeid, den lieer Van Lob en Seis, verleden jaar bij de behandeling van Hoofdstuk V der Staatsbegrooting ge- DOOB A. C. V. D. H. 29 O {Auteursreg/it verzekerd volgens de wet.) in zie - Droog af, die tranen, kind, en zorg, dat ik mijn huis niet meer van die waterlanders Dus sprak de mufti (Turksche opperpriester) van dc akndemie van Fez tot Lucia, toen hij, na eene lange en moeilijke reis met haar in zijne woning was aan gekomen. Zie hernam hij tot zijne vrouw, dit meisje zag ik op dc slavenmarkt te Algiers en daar gij mil wel eens te kennen hebt gegeven, dat het u aangenaam zou zijn iemand van goede ontwikke ling bij onze kinderen te hebben, heb ik gemeend u een dienst te bewijzen, met haar hierheen te voeren. Beschik gij dus over haar naar uw goed vinden. doch laat u niet door hare trauen ol smeekingen verleiden. Met opende .hij cene deur en verdween in een naburig vertrek Volg mij. sprak de vrouw, die wel eene Eo-yptische waterdraagster geleek, tot Lucia. Deze echter verstond haar niet, doch volgde haar op een wenk naar een kamer, welke achter iu het huis was en uit zag op eene dicht bijstaande moskee. Het voedsel dat men haar bracht, liet zij aanvankelijk onaangeroerd doch op aandringen van hare meesterps, die wel zag dat het bleeke uitgeputte meisje voedsel moest gebruiken, wilde ze niet bezwijken, nam zij een weinig. Daar de avond inmiddels gevallen was en Lucia vooreerst geen dienst zou behoeven te verrichten, bracht eene slavin haar Haar een slaap stede. Het arme meisje legde zich te rusten en sliep weldra in. Artue Lucia! Hoe stak haar lot af bij dat var» Carlo! Deze had wel een schraapzuchtig, doch niettemin medelijdend heer getroffen, die hem van den beginne eene tamelijk groote vrijheid geschonken had en hem goed behandelde. Spoedig had hij zijn vertrouwen gewonnen en was meer zijn eerste bediende dan zijn slaaf. Voor den rauftie echter was medelijden een vreemd woord. Daar hij aan het hoofd der akademie stond, eene hoogeschool, die zich vroeger in ongemeenen bloei mocht verheugen, maar thans noch slechts eene schaduw van hare vervlogen grootheid vertoonde hield hij zich voor den eersten persoon uit geheel noordelijk Marokko, wien ieder eerbied moest be- bewijzen, dien ieder moest vreezen, en die slechts door den sultan in glans en majesteit overtroffen werd. Groot was inderdaad zijne macht. Niet alleen de studeerende jongelingsschap was hem in alles onderdanigheid verschuldigd, ook de geloovigen (Muzelmannen) erkenden hem hIs den opperheer in de godsdienstzaken. Daarbij oefende hu de rechtspleging over het geheele land uit. Zich zeiven zijnu macht en grootheid bewust, zag hij op al zijne minderen laug neder, was ongemeen trotsch en hardvochtig en scheen om de achting zijner medemenscheu niet te gever. Het was hem genoeg, zoo men hem vreesde, en dat deed men, doch haten niet minder. Allicht zou men raeenen dat een man, die door uitgebreide kennis aan het hoofd der studeerende jongelirigs- schap een ruimeren blik een meer gezonde levensopvatting, een dieper beset van de meusche- lijke vrijheid en plichten zou gehad hebben, dan het gros der Marukaneu. Niets was echter minder waar. Hij was ongemeen kleingeestigonbegrijpelijk dweepzuchtig met de koran ingenomen, wiens voorschriften hij tot in de kleinste bijzonderheden vervulde zijn eigen vrouw en kinderen, hadden zelfs niet heel veel pleizier vau hem. Hoe zou het dus met Lucia gesteld zijn. Reeds den vol genden dag moest zij aau alle godsdienstige oefeningen deelnemen, hoezeer dit haar ook tegen de borst stuitte. Zij kreeg kinderen ter bewaking van welke het oudste slechts acht jaren telde. Eten en drinken moesi zij in een afzonderlijk vertrek met de andere slaven en slavinnen, die zich niet zelden over de droefheid vau hot meisje vermaakten, maar toch iets in hi»ar zageo, dat onwillekeurig eenige eerboid en ontzag inboezemde zoodut zij haar nimmer durfdeu bespotten. -Met de kinderen kon zij het al spoedig goed vinden. Het duurde wel lang, eer zij haar goed verstonden maar door hare gebaren wist zij zich toch ver houden, en blijkens mededeeling van andere Kamerleden en van dagbladen, in de Ar beidswet van 1899 bestaan, hebben den minister van Binnenlandsche Zaken er toe gebracht om een nieuwe Arbeidswet te ont werpen. En voorts is van den minister van Justitie te verwachten eene regeliug van Arbeidscontract. En wat voorts ook de aandacht verdient, het is de toezegging aangaande de latnl- bouwvertcgenwoordiging en „een nadere re geling van het suiker-vraagstuk*. Het blad meent echter dat hier een vraagteekeu dient gesteld en besluit Hopen we nu maar, dat de Tweede Ka mer den arbeid van het Ministerie niet zal bemoeie.lijken, en de stroom der welspre kendheid niet al te breed zal zijn, opdat er in dit jaar ook veel zal kunnen tot stand gebracht worden. De „Nederlander* spreekt de veronder stelling uit, dat het niet-herhalen van enke le vroeger aangekondigde maatregelen, ter wijl andere wel weer genoemd worden, toch zeker niet beteekent dat eerstbedoelde op den achtergrond zijn geraakt. Misschien is dit alles op te vatten, dat deze Troonrede alleen een menu voor dit jaar bedoelt te geven, de vorige voor het geheele vierjarig tijdvak. Wat nu ver ge noeg gevorderd is om de indiening reeds in het nu intredende jaar te verwachten, zou dan opnieuw toegezegd zijn, benevens verschillende eerst thans genoemde onder werpen. Zoo dit juist is, zouden du» de admini- statieve rechtspraak, de ouderdotns-verzeke- ring, het tarief vau invoerrechten enz. in dit jaar nog niet te wachten zijn. Deze onder werpen zijn dan ook zeker zeer ingewikkeld. Toch zou het ons verwonderen, wanneer b.v. ook de herziening der Zondagw :t nog zoo lang moest wachten. Tot besluit de volgende ontboezeming van het Volk De tweede troonrede van dit Kabinet is ontbloot van elk sociaal gevoel, voor Neder land zoowel als voor Indië, en ontbloot van elk democratisch bewustzijn. De conservatie ve affaire wordt voortgezet op den ouden voet, maar onder clerieale firma staanbaar te maken. Vooral het jongste kind een aanvallig meisje van nog geen vier jaar was weldra zoo aan haar gehecht, dat het altijd en overal haar gezelschap zocht en niet tevreden was voor het bij haar wos en blijven kon Ook de twee anderen kinderen, beide jongens konden het coed met haar vinden. Was er nu memand in huis geweest dan dit drietal dan zou de taak van Lucia nog al zoo heel zwaar niet zijn geweest doch Mufti had ook een vijftien-jangen zoon. De eerste maanden sloeg hij geen acht op haar, doch weldra beschouwde hij haar dikwijls lang en te opmerkzaam. Lucia ontgingen de blikken van dien jonkman niet. Zij nam het vaste besluit hem te ontwijken, zooveel in haar vermogen was want al was zij nog jong, zoo wist zij toch door hare vroegtijdige ontwikkelingen zuidelijk natuur welk kwaad hasr die jonkman uaarzie. en lichaam berokkenen kon. Eens, dat zij van de kinderen vergezeld den arbeid der slaven er. slavinnen in den tuin n op de velden achter het huis gade sloeg. trud de jonkman aan hare zeide en vroeg Hoe is uw naam en welken leeftijd hebt gij Zij keek liera streng in de oogon en sprak op drogen toon Mijn naam is Lucia Fernando en mijn leeftijd bedraagt nog slechts veertien jaar. Na deze woorden gesproken te hebben, nam zij de kinderen weer bij de hand en wilde verder Ba^ü'Wacht nog even, riep hij haar, ik heb u nog wat te vragen. U heeft mij mets meer te vragen, en al hadt gij mij nu nog zooveel vragen te stel en. zou ik u toch geen antwoord geven. De multi heeft mij verboden te spreken tegen wie her ook zij. Maar ik ben ziju zoon. Te meer reden, om den wil uws vaders te eerbiedigen. Gij zult aan mijne bevelen volaoen ot Ik volg alleen de bevelen vau degenen, die over mij gesteld zijn en aan uwe dreigementen stoor ik mij zelve niet. Daarbij kan ik met begrijpen, hoe de zoou van een mutti, die ook wil 'mededingen in den poëtische» prijskamp, zich durft veroorloven, het gezag zijns vaders te willen uitoefenen. Gij beleedigt mij grievend, gehate slavin De minister van Financiën bood in de Donderdagmiddag gehouden zitting der Ik belecdig niemand, maar zal tegenover u met dezelfde vrijheid handelen, alsof ik iemand was, volkomen onafhankelijk van icdereeu. De jongeling verwijderde zich stampvoetend. Wie was zij, die hem zoo schaamteloos durfde weerstreven? Waar was zij geboren Welke opvoeding had zij genoten Had een gewone g)aaf of slavin zulke woorden tegen hem durven spreken, gewis zou hij haar met den dolk, die steeds in de 9cheede aan zijne zijde hing, door boord hebben. En voor haar gevoelde hij ont zag, liet hij deu arm, welke een oogenblik op geheven was, machteloos langs het lichaam vallen. Is het zoo moeilijk, jonge Marokkaan, u zelven op die vragen antwoord te geven? Het is de geest van vrijheid, die uit hare woorden en gebaren spreekt, het is de opvoeding, die zich nooit verloochent, het is het genie, dat in een oogwenk uw gemoed gepeild en uwe zwakke zijde en gebreken ontdekt heeft. Uw blik is beneveld door sectegecst, de hare omvut het heelal, uw horizon is eng. de lmre onbegrensd, gij zijt vrij naar het lichaam, zij i9 het naar de ziel. Ik zal evenwel, ging den jonkman voort, de zaak zoo heel gemakkelijk haar niet gewon nen geven. Enkele weken na het gebeurde zocht bij liaar weder op en sprak haar vriendelijk aan. Neem mij niet kwalijk, Lucia Fernando, zoo ik enkele weken geleden u barsch bejegend heb, ik ben wel wat driftig uitgevallen. Het pleit niet voor u, zei Lucia, een flink man weet steeds zijne driften te beheersclien. Daarin hebt gij volkomeu gelijk. Zeg mij echter nu eens waar zijt gij geboren? Lucia, die thans wcderkecrig vriendelijk wilde zijn, antwoordde Te Almeria in Spanje, Hadji Abdallah, aan de oevers der rivier, eveneens Almeria ge- heelen. Wat was aw vader? Mijn vader was een rijk man, een landeigc naar, die te Almeria een schoon huis met uitge strekte tuinen en olijfboomen bezat. Hoe komt gij dan hier in slavernij Mijn vader vertrok, om redenen, die ik u niet kan opgeven, wijl ik ze niet weet, met het zeilschip de #l'ax Vobis' naar Griekenland. On derweg werden wij door een kaper aangevallen en overmeesterd. In Afrika, uiet ver van Al giers, ontscheepten wij. Wij aanvaardden daarop te voet de reis naar Algiers, waar mijn broer Carlo en ik op de markt als slaaf verkocht wer den Carlo werd aangekocht door een kadi, geloof ik, en ik werd het eigendom uws vaders. En uw eigen vader? Helaas, barstte Lucia in tranen uil, die viel door een kuodslag op het hoofd ter aarde, op hetzelfde oogenblik. dat hij den barbaar, die ons mishandelde, naar de keel vloog. Dc jonkman gevoelde, voor het eerst in zijn leven misschien, medelijden met het arm» schep sel, in wie hij zijn meordere zag. Begrijpt gij nu, Hadp, hoe verkeerd gij deedt enkele wekeu geleden, door mij uit ie schelden voor slavin, mij. die eenmaal vrij was, eer aanzien, geluk en fortuin genoot r Ik weel. dat gij mededingt in den poëtischen prijskamp maar zeg mij r.u eens, waarin bestaat uwe poetu? Zijn het altijd diezelfde zinnelijke beschrijvingen en gloedvolle lantaziëD, zooala men die aantreli in de Duizend en een nachten?' Of tracht men hier gelijk in Spanje, dat wereldberoemde dich ters' heeft voortgebracht, door te dringen m liet mensclielijk hart, do krachten der ziel te befitu- '^Hadji moest op deze vraag het antwoord sehul dig blijven. Voor hem wus een menschenaoit eenvoudig een hart en niets meer. Welnu, Hadji, ik zie heel goed in, dn» rij ten mijnen opzichte gehandeld hebt uit g.bi. k aan mensclienkenniswacht u dus voortaan zulk,- grievende woorden, die pijnlijker zijn dm; slagen welke ik aanvankelijk te verduren iia.t mij naar het hoofd te slingeren. Ik beloof het u, Lucia. Maar mag ik u thans eeus iets verzoeken Zoo uw verzoek met mijne begrippen over eenstemt: Ja Over een halfjaar zenden wij onze gertich ten iu. Ik wil het mensclielijk hart eens beatu- deeren en in mijn poèuio beschrijven. Mug ik het u laten zien, zoo het gereed is? (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1