Rummer 79
Zondag 5 October 1902.
25e Jaargang,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
„JECihmJI
ANTONIO MRNANDO.
ANTOON T IEL EN,
6 CENT PEE WEEK
De Mo van het Zuiden
adverteeren.
Onze Koloniën.
VEEVERBETERING.
UÜU
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Abonneert U op
Abonneert op het oudste
blad van Waalwijk,
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz.,
Uitgever.
franco tc zenden aan don
OVERAL VERKRIJGBAAR
id
,;n
Waalwijksche en Langstraatsche Courant,
een blad, dat met Nieuwjaar 25 jaar be
staat en alles geelt wat men kan verlangen
degelijke hoofdartikels en mededeelingen
vooral op 't gebied van schoen- en leder
industrie.
Alle en uitgebreide nieuwstijdingen uit
Waalwijk en omstreken breedvoerige ver
slagen van gemeenteraad en andere ver
gaderingen, boeiende feuilletons, mengel
werken enz.
de prijs is f 0.75 per 3 maanden,
of
per post f 0 90
aan onze bodes te voldoen, 't welk voor de
arbeidende bevolking een zeer gemakke
lijke maatregel i?.
Tevens is er aan verbonden een prachtig
Geïllustreerd Zondagsblad, eo zeer doelmatig
Modeblad.
is daarom ook het aangewezen blad om te
Grooto belangstelling wordt door bet
grootste gedeelte der Nederlaudsche natie
gewoonlijk niet getoond, met betrekking
tot de prachtige en rijke koloniën, tot dat
prachtige rijk van Insuliude, dat zich daar
slingert om den evenaar als een gordel van
smaragd. En deze weinige belangstelling
is een groote fout, waardoor en voor Ne
derland en voor die koloniën veel verloren
gaat.
Thans bij de benoeming van een nieuwen
minister wordt wederom een weinig meer
aandacht geschonken aan die koloniën, die
ons vroeger schatten in den schoot hebben
geworpen, en waaraan wij thans, laat staan
schatten, toch nog veel hebben te danken,
vooral met het oog op onzen handel. Maar
veel moet er nog verbeterd worden, de
inlander verarmt en de bodem bergt grooto
schatter, daarom moet er gewerkt worden
dat wordt verwacht van den man, op
wien PI. Ms. keuze is gevallen.
Het is een feit, dat de positie, waarin
vooral in verschillende deeleu van Java, de
bevolking verkeert, verre van roosklenrig is
en zoo spoedig mogelijk verbetering behoeft.
In de> Kamervergadering vau den 23sten
September 1902 zeide de heer van Kol,
die juist uit Indië is teruggekeerd, onder
meer: //Er heerscht gebrek, talrijke mannen,
vi'ouwen en kinderen, menschen en vee
missen het noodige voedsel, hongersnood en
ziekten teisteren de bevolking". Al zal men
mogelijk in de voorstelling van den heer
Van Kol niet alles kunnen onderschrijven,
het kan niet ontkend worden, dat er hulp
noodig is. In de tweede plaats zal een
hervorming van ons Indisch bestuurstelsel
niet kunnen uitblijven. In een Engelsch
blad de 3Straits Times" schrijft een Ame
rikaan over ons Indië Daar liggen ze,
die verwaarloosde eilanden, prachtige edel
gesteenten, wachtende op den slijper. Niet
veel jaren zullen meer verstrijken, dat de
Hollandsche vlag nog waait over het tegen
woordig Nederlandsch-Indië, tenzij ingrij
pende veranderingen gebruikt worden in
WAALWIJK.
het beheer der koloniën zoowel op politiek,
financieel als handelsgebied."
Eu ook in ons Nederland, vooral in de
pers gaan voortdurend stemmen op. Er
moet gewerkt en veel gewerkt worden, er
moet veranderd worden.
Wij zijn koloniale mogendheid, wij oefenen
gezag uit over millioenen ouderdaneu en
moeten ous dat waardig toonen, en wij
moeten die taak zoo goed mogelijk vervullen.
Wij moeten voor den inlander zooveel mo
elij k doen hij moet. er van doordrongen
worden, dat hij rustig en vrij onder onze
bescherming kan leven, dat wij handel,
nijverheid, landbouw begunstigen, de rijke
bronnen ontginnen, ook mede tot zijne
opheffing op zedelijk eii stoffelijk gebied.
Dat zal onze hechtste bondgenoot zijn in
woelige tijden en dan durven wij de hoop
uitspreken dat in den heer Idenburg de rechte
mail gevonden is. 20 jaar bracht hij in
Indië door, heeft met scherpen blik de zaken
doorschouwd
Bij zijn eerste optreden in de Kamer
heeft de nieuwe minister zich doen kennen
als een vaardig spreker en debatter, die
studie gemaakt heeft van zijn onderwerp.
Dat bleek toen hij in de zitting van 27
Nov. 1901 de verbanning van den jenever
uit de cantine bepleitte en in die van 26
Nov. de meer practische inrichting van 't
onderwijs aan inlandsche kinderen. De
toemalige afgevaardigde vau Gouda vatte
zijn oordeel over dat onderwijs als volgt
samen
Alleen door te geven, wat de dessa-
man (inlander) behoeft, kan het onder
wijs volksonderwijs worden. Ik voor mij
zou voor de meeste scholen een minimum
van lezen, schrijven en rekenen voldoende
achten, en verder wenschen eenig bevatte
lijk onderwijs in landbouw, vruchlentev.lt,
veehouderij enz. Aan zulk onderwijs zou
het dessakind meer geschiktheid outleenen
voor den kring, waarin hij later zal moeten
optreden.
Maar bovendien is eenvoudig ambachts-
onderwijs noodig. De overgroote meerder
heid der bevolking (speciaal op Java) is
landbouwer - de Javaan bebouwt den grond,
voor zichzelf of voor een ander.
Nu zal de bevolking nooit welvarend
worden als zij in haar geheel in de land-
bouwperiode blijft en als niet een eigen
indnstrie zich ontwikkelt. Daartoe is hulp
van de Regeer ing onmisbaar, hetzij ïecbt-
streeks, hetzij door krachtigen steun van
liet particulier intiatief."
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contraoten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
En verder
//Op die manier zal zich een huisvlijt
ontwikkelen, die voor vele familiën een
bron van welvaart zal kunnen worden."
Of deze middelen inderdaad kunnen bij
dragen tot verbetering van .den toestand,
ligt buiten onze beoordeeling, doch zeer
zeker spreekt uit het optreden van den
heer Idenburg een ernstig nadenken over
de Indische toestanden.
O in al deze redenen achten wij het be
zetten van den ministerszetel door den lieer
Idenburg een zaak, die naar alle waarschijn
lijkheid Indië ten goede zal komen.
Moge het minister Idenburg gegeven
zijn, gedurende zijn bewiud, door wijze
wetten en maatregelen veel te doen in 't
belang van Indië en ons land, den inlander
overtuigen van onzen goeden wil en onze
talrijke pogingen in zijn belang op stoffelijk
en zedelijk gebied en daardoor een hoeksteen
vormen van voortdurende rust, vrede, voor
uitgang, waardoor ons 't hecht bezit onzer
prachtige en rijke kolonies 't best wordt
gewaarborgd, beter dan door eene talrijke
krijgsmacht.
Moge ook onder zijn bewind een einde komen
aan dien gruwelijken Atjeh-krijg, die aan
duizenden en duizenden 't leven, aan 't
land vele zijner beste zonen, en talrijke
millioenen, die zoo nuttig konden worden
besteed, kost.
(Auteur sreeld verzekerd volgens de loet.)
Het is een verblijdend feit, dat men in
onzen t'jd meer en meer zorg wijdt aan de
verbetering van landbouw en veeteelt, twee
zaken, waardoor de maatschappelijke welvaart
bevorderd wordt. Immers in landbouw en
veeteelt vindt het grootste deel van het
menschdom, het grootste deel der bevolking
van een land, zijn levensonderhoud.
Door het houden van tentoonstellingen
en veekeuringen, het uitloven van premiën
eu prijzen tracht men ons rundvee te ver
beteren. Op de eerste plaats merkt men op
verbetering van het mannelijk fok vee. Ver
schillende vereenigingen houden in elke
provincie van ons jaarlijks itierenkeuringen.
Wij zullen het nut daarvan geenszins
betwisten, doch zijn geneigd om te beweren,
dat men te weinig let op de verbetering
van het vrouwelijk fokvee.
Nog een andere bemerking zullen wij
ons veroorloven tegen de richting van de
tegenwoordige veekeuringen.
Alles schijut te beoogen rundvee te fok
ken van een sierlijken, zooveel mogelijk
volmaakten lichaamsbouw.
Bij de keuring geldt het puntenstelsel.
Alleen wordt gelet, in alle dcelen, op
ichaamsbouw en algemeen voorkomen. Voor
den handel en vetmesterij zijn een flinke
ontwikkeliug en een schoone vorm zeker
gewenscht en van veel beteekenis. De prac-
tijk stelt echter andere eischen. IVaarora
houdt men melkvee? Natuurlijk om de op-
breugst van melk en boter. Wat moet nu
iet streven zijn Melkkoeien te verkrijgen
die veel melk geven van een goed vetge
halte.
Zou het niet voordeeliger zijn, dat men
wat meer in die richting werkzaam was
Men moest op onze veestallen melkregister9
bijhouden en trachten juist te weten te
komen welke hoeveelheid melk elke koe
jaarlijks oplevert en van welk vetgehalte de
melk is.
Veler meeuing, dat van koeien, die veel
melk geven, de melk een laag vetgehalte
heeft, gaat niet op. Men heeft wel degelijk
koeien, die reel melk opleveren van een
hoog vetgehallt.
Op onze boter fabrieken, waar geregeld
melkonderzoek plaats heeft en waar men
ook leveranciers heelt, die maar 1 of 2
koeien houden, zal men hier en daar wel
ondervinden, dat er zulke melkkoeien zijn.
Zulke koeien verdienden eene plaats in het
N. R. Stamboek, al hapert dan ook een en
ander aan den lichaamsbouw, en zulke dieren
moest men als fokdiereu behouden.
Onze boterfabrieken kunnen voor dat
doel nuttig werken. Houdt men geregeld
en nauwkeurig melkonderzoek, dan weet de
directie eener fabriek altijd, hoe het vetge
halte van eiken veestapel is. Laat men
nu van tijd tot tijd de melk van elke koe
afzonderlijk onderzoeken wat meu op eene
fabriek om het groote belang der zaak wel
zal willen doen, dan kan men wel te weten
komen, welke koeien niet alleen de meeste
melk, maar ook de meeste boter opleveren.
Van goede exemplaren moet men fokken,
om zoodoende goed melkvee te verkrijgen
Het is to hopen, dat de veeverbetering
gesteund door de boterfabrieken, op dat
punt ook moge werkzaam zijn. C.
Maken wij hem het leven zoo aangenaam moge
lijk. Behandel gij hem als zoon, vrouw, en gfj
Oliva, als uw broeder.
Waalwijksclie en Langstraatsrhe Courant,
v 8 v
DOOR A. C. V. D. II.
32
Ik begrijp het ten volle, Carlo, en kan n
niet genoeg danken, dat gij er mij zoo spoedig
van op de hoogte gesteld en het zoo naar waar
heid medegedeeld hebt.
Wat zal ik echter uw vader zeggen, indien
hij mij bij gelegenheid vraagt welken indruk
mijne woorden op u gemaakt hebben?
Zeg hem dan, dat gij zijne grieven aan mij
hebt nfedegedeeld en dat gij er niet in geslaagd
zijt mij tc bewegen, dat ik vooreerst nog aan
niemand, wie het ook zij, wensch voorgesteld te
worden, en ik volstrekt geen plan heb mij te
verloven.
Gewis zal uw vader er bij mij op aandrin
gen, u meer over genoemde zaken te spieken,
want hij heeft mij verlof gegeven u aan ie
Bpreken ten allen tijde en waar gij u ook bevindt.
Welnu, Carlo, dan zijn wij gelukkig voor-
taau in de gelegenheid, dikwijls een onderhoud
met elkander te hebben Geen grooter gunst had
hij mij kannen bewijzen.
Ook ik juich van harte de vrijgevigheid uws
vaders toe en hoop van het bekomen verlof nog
menigmaal gebruik te maken. Zorg gij van uw
kant, Oliva. dat zoo gij eens door uw vader
ondervraagd wordt, gij altijd in denzelfden zin
antwoordt, als ik hem verslag zal geven.
Maak u daar niet ongerust over, Carlo. Ik
ben stilzwijgend van natuur en zal dus mijn
mond niet gauw voorbijspreken.
Nog geruituen tijd wandelden daarop beiden
door den stillen tuin. Hoe luisterde Oliva naar
de geschiedenissen, welke Carlo haar mededeelde.
Hoe klopte haar hart, als hij gewaagde van het
schoone, vrije Spanje, waarin zij eenmaal samen
als echtelieden vele gelukkige jaren hoopte te
slijten. Hoe verlangde zij naar den dag, waarop
zij aaD zijne zijde uit haar eigen vaderland
vertrekken mocht, uit haar vaderland, waar. zij
begon het al meer in te zien, geen vrijheid
bestond, geen reine liefde gevonden werd, geen
harten voor 't schoone en edele klopten. En Carlo
O, hij dankte God, die hem op zijn pad deze
schoone, deugdzame en reine jonkvrouw gezonden
had, hij begreep zelf niet, hoe in een streek,
waar de vrouwen bij Ba niet geteld zijn, en zij
dus uit den aard der zaak, versuft, kleingeestig
en zinnelijk moeten worden, Oliva zoo'n gunstige
uitzondering kon maken. Wel was zij nog
mahomedaansch, maar haar hart hing niet meer
aan den kornn. Zij had eeu anderen godsdienst,
wel niet in zijn gebruiken en uitoefeningen, doch
in aard en begrip leeren kennen. Eenmaal in
Spanje gekomen, en zijn voorgevoel zei hem,
dat hij daar eenmaal met haar komen zou, zou
zij den koran afzweren, zijn godsdienst niet
gedwongen, maar uit eigen overtuiging omhelzen
en zou de band, die nu reeds gelegd was, door
den priester aan den voet des altaars nauwer
worden toegehaald.
Wel Carlorhebt gij Oliva al eens gesproken
dus vroeg de kadi eenige dagen later.
Ja, geachte heer, reeds verscheidene raaien,
doch ik kan mij niet over mijn onderhoud met
haar beroemen.
Hoezoo niet
Ik heb haar alles gezegd, wat gij mij gelast
had, zij bleef er echter ongevoelig voor.
Zoo, is zij ongevoelig voor mijne grieven
Dat wel niet. Het speet haar zeer, dat gij
ontevreden op haar waart, maar zij zou toch
blijven weigeren met u naar Algiers te gaan,
wijl zij volstrekt nog geen zin heeft verloofd te
worden. Later zou ze misschien tot andere
gevoelens komen, doch voor het oogeublik bleef
ze bij haar woorden.
Ik dacht wel, dat ge weinig succès bij haar
zoudt hebben. Van hare prille jeugd af is zij
altijd eigenzinnig geweest. Zij schijnt er een wil
op na te houden, maar zoo ik haar eens dwong?
Met dwang zoudt ge misschien nog minder
bij haar gedaan krijgen. Ik zie ook niet in,
waarom gij u zoo haasten moet, uiet haar uit te
huwen. Laat er nog wat tijd over heengaan.
Wellicht komt zij tot andere gedachten. Ik van
mijn kant wil haar zoo nu en dan nog wel
eens aan uwe woorden herinneren.
Doe dat, Carlo, en tracht het jonge meisje
(zij was al een eindje in de twintig) te overtui
gen van het belang, dat ik in haar stel. Maar
daar schiet me weer iets in de gedachte: Hoor
je niets meer van Aboe Malek Er zijn al
v:rscheidene maanden over den bewusten aanslag
heengegaan en misschien beginnen de lieden te
denkeu, dat mijn toorn voor goed bedaard is en
ik de zaak eenvoudig laat doodbloeden. Dit is
echter niet zoo. Hij Allah I eenmaal vroeg of
laat, zal de schuldige voor zijne misdaad boeten.
Uwe wel wat al te strenge vonnissen in
den laatsten tijd, geachte heer, bewijzen genoeg,
dat de herinnering aan het gebeurde nog in u
voortleeft. Hoe kan ik echter van Aboe Malek
iets hooren, ik verlaat bijna nooit alleen dit
ommuurde verblijf, ofschoon ik, oprecht gespro
ken, wel eens graag in het naburig gebergte
zou roudd walen om kruiden en planten te zoeken.
Maar, Carlo, heb je nog geen planten eD
kruiden ganoeg? Nebo zegt zoo dikwijls, dat
uw vertrek als overladen is met groote en kleine
pottenik weel eigenlijk niet, wat je met al die
gewassen moet uitvoeren.
Waren het mijne kruiden niet, die het bloed
stelpten bij Oliva? Was het niet met mijn extract,
dat wij erin slangden, het bewustzijn weer bij
hatr op te wekken? Waren h?t niet mijne aftrek
sels, die u meermalen van zware koortsep en
andere ziekten genezen hebben Welke kruiden
g.-oeesden de bijna onvermijdelijke blindheid uwer
echtgenoote? Nu moeten hier in het gebergte
verscheidene planten groeien, die eene verdoovende
of vergiftigende uitwerking op ons organisme
hebben. Deze op te sporen en te onderzoeken
zou mijn vurigste wensch zijn.
Als dit uw eenige wensch is, welnu, ga er
dan in vrijen tijd heen en zoek naar hartelust.
Maar wees voorzichtig voor de bevolking, otraks
waarschuwdet gij mij, nu doe ik het u-
Och, geachte heer, ze zullen mij geen kwaad
berokkenen. En wat was er aan gelegen, zoo
men mij, armen man, het leven benam gemand
zou iets aan mij verliezeo, ineen ik; de dood
maakt dikwerf een einde aan een treurig be-
8'"'Maar, Carlo, hebt gij uvre zinnen verloren
Zijt gij zoo ongelukkig, zoo beklagenswaardig?
Ik meende al het mogelijke gedaan te hebben om
uw lot te verzachten. Geloof me, mijn vrouw,
Oliva eu ik stellen veel belang in u en zouden
u niet gaarne missen.
Vergeef me. geachte heer, zoo ik me wat te
kras heb uitgelaten, naar uw oordeel. Er zijn
van die oogenblikken in het leven, dat de her
innering aan het vervlogen geluk u met onge
kende hevigheid vervolgt en u het leven bitter
als gal maakt. Mijn vader was ook eenmaal een
man van aanzien, eer en fortuin. Op mijn pad
heeft ook eenmaal de gulden zon der vrijheid
geschenen. Laat ik echter met mijne levensge
schiedenis ophouden, zij kon u verbitteren en
gij zoudt gaan denken, een ondankbare in uwen
dienst te hebben, wat volstrekt niet het geval is.
Tot op den dag van heden ben ik u ten zeerste
dankbaar voor al het goede, aan mij zoo lang
bewezeu. De gedachte, dat mijn heengaan een
verlies voor u zou zijn, bewijst mij, dat ik altijd
naar uw genoegen mijn plichten hier betracht
heb.
Ja, Carlo, ook naar den zin van mijne vrouw
en Oliva. Mijne dochter heeft meermalen ons
medelijden voor u ingeroepen.
God zegene daarvoor net edele raenschenkind
al de dagen haars levens 1
Amen I antwoordde de kadi. Hij gaf nu
Carlo een teekeD, waarop deze zich verwijderde.
Allah. Allah I riep de kadi, toen hij alleen
was, hadt gij dien edelen jongeling mij als zoon
geschonken, gewis, hij zou de staf mijner oude
dagen zijn. Het verlangen naar vrijheid open
baart zich bij hem in alles, on ik kan de gedachte
niet verdragen van hem te moeten scheiden. O,
was hij uw volgeliug, hooggeprezen Mahomed,
ware hij van stonde af opgegroeid in doleer, die
gij eenmaal met zooveel roem gepredikt hebt, ik
zou geen oogenblik aarzelen hom mijn dochler
Oliva tot vrouw te geven. Nochtans, zie liefde
vol op hem neder en reken het mij niet tot
zonde, zoo ik dezen Nazarener als mijn eigen
kind behandel.
Nu trad hij het vertrek binnen, waar Oliva
met hare moeder zat te borduren, en sprak op
zachten toon
Doe voortaan al het mogelijke om het lot
van Carlo te verzachten. De arme jonkman
verlangt 6terker dan ooit naar de vrijheid, naar
zijn bemind Spanje. Ik kan echter niet van hem
scheiden, daarvoor is hjj te trouw en te eerlijk.
Oliva, haar aandoening niet langer kunnend*
bedwiDgen, liep schielijk uit het vertrek en
weende tranen van vreugde.
Carlo kon nu vrij in het gebergte ronddwalen.
Een ander zou menigmaal de lust bekropen
hebben, het hazenpad te kiezen, naar Algiers te
vluchten en zich daar in te schepen. Ook Carlo
suisden zulke gedachten wel eens door het hoold
als hij zoo eenzaam «n alleen zwierf, maar hij
had een twaalftal jaren geleden zijn meester, als
onder eede beloofd, vau de vrijheid geen misbruik
te zullen maken en dit eens gegeven woord wilde
hij niet schenden. En dan, Oliva zou hij niet
kunnen verlaten. Zonder haar zou de wereld
hem toch geen vreugde meer schenken. Nu het
hem voortaan vergund was met de huisgenooteu
dus ook met haar te verkeeren, eu hij zag hoe
lief en oplettend allen, zonder onderscheid voor
hem waren, gevoelde hij zich meer thuis. Do
dagen, de weken, de maanden vlogen voorbij.
Op een avond, dat hij weer met Oliva en hare
moeder in het vertrek zat en een gulle vroolijk-
beid de gewone stijfheid voor een oogenblik
verbannen had, kwam de kadi, die juist terug
keerde vao zijDe reis naar Algiers, de kamer
bionengestormd, luid roepende:
Staak die vreugdekreten, een onheil hangt
ODS boven het hoofd. Frankrijk heeft den Dey
den oorlog verklaard. Een groote, sterke vloot,
bemand met duizenden geoefende soldaten en
matrozen, is rseds op weg om Algiers te be
schieten. Het is gedaan met onze onafhankelijk
heid. De blanken van het noorden zullen weldra
onze meesters zijn. Wee, driewerf wee dun
onzer. Allah zij ons genadig. Drijf terug die
baren, laat de zee hen verzwolgeu, bescherm ons
rijk ea zijne inwoners!
Wat is er dan voorgevallen, geachte heer
vroeg Carlo aan den kadi, die wel een waanzin
nige geleek.
(Wordt vervolgd.)