Nummer 96.
Donderdag 4 December 1902.
25e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
KKIi HILBEPlOllllI
AHT00N T IE L E N,
Ons Feuilleton.
Een Heldenfiguur;
Uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
A b o n n e in e n t s p r ij s per 8 maanden f 0."5.
Franco per post door het geheel e rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertentièn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot*
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel» on
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordcelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
■II I Ml III illlllHII ■Him II" "M ff nnr nWWUMBMBMlWHMIIMMliiisii iiiif! 11 ii
Wij vestigen de aandacht onzer lezers en
het publiek op het prachtige feuilleton, ge
titeld
waarmede in dit nummer van ons blad
een aanvang wordt gemaakt. Het is een
boeiende en speciaal voor ons blad naar
naai 't Duitsch bewerkte roman, die iedereen
ten zeerste zal voldoen.
Daar zij, die zich thans abonneeren, de
tot 1 Januari verschijnende nummers van
ons blad, gratis ontvangen, raden we een
ieder aan, dat thans te doen. Men kan dan
het nieuwe feuilleton van den beginne af
volgen.
EERSTE GEDEELTE.
CD
Eene onaangename verrassing.
DE AARTSBISSCHOP EN DE BISSCHOPPEN
van Nederland
aan de Geestelijkheid en de Geloovigen hunner
Bisdommen.
Zaligheid in den Heer.
Bij de plechtige audiëntie, op Hemelvaarts
dag van dit jaar aan de Nederlandsche
deputatie verleend, heeft Z. H. de Faus
een woord gesproken, dat door de aanwe
zigen met dankbare geestdrift is begroet en
bij alle Nederlandsche Katholieken blijde
verwachtingen heeft opgewekt.
#Ik wilde*, zoo luidde het pauselijk
woord, //hier in Rome een Hollandsch
college stichten, opdat ook de Hollanders
bier op allerlei wijze hun studiën kunnen
voltooien en zich ook hier voor allerlei
takken van wetenschap en voor de zielzorg
bekwamen.*
Dat was inderdaad een woord, dat ver
vulling beloofde van een onzer rechtmatig-
ate verlangens.
Immers het is u niet onbekend B.G.,
hoe sedert eeuwen én het streven der
Pausen én de aandrang der volken er op
uit zijn nationale college's in de Eeuwige
Stad te stichten, en hoe vooral onze roem
rijk regeereude Paus Leo XIII van het
begin zijner regeeriug af de vestiging van
dergelijke inrichtingen met alle krachten
heeft bevorderd.
Ten gevolge van dien vereenigden toeleg
hebben dan ook heden ten dage de meeste
Europeesche en ook vele niet Enropeesche
natiën te Rome een college, waarin jonge
priesters of levieten van denzelfden volks
stam onder een gemeenschappelijke!» levens
regel te zamen wonen, om zich in de
kerkelijke wetenschappen te bekwamen.
Ook wij, NecrlancFs katholieken, hebben
vroeger stichtingen van dien aard te Rome
bezeten, die door den nood der tijden voor
ons zijn verloren gegaan, zoodat wij thans
alleen onder de zusternatiën als vreemde-
lingen zijn in (le hoofdstad der christenheid.
Dit alles is u bekend B. G. Maar wat
gij u wellicht niet zoo duidelijk bewust zijt,
dat zijn de redenen die herders en geloo
vigen hebben bewogen tot zuIk een krachtig
en volhardend streven.
Deze redenen zijn vele. Maar de twee
voornaamste zijn wel, die wij vinden uitge
drukt in de volgende woorden van Z. H.
Leo XIII. In den brief waarbij het Bo-
heemsch college wordt opgericht, zegt de
Paus Het is noodig, dat de banden, die
de verschillende volken van christelijke
belijdenis aan den Apostolischen Stoel
binden, met den dag vaster worden ge
knoopt.*
En in den brief waarbij het Romeinsch
Seminarie voor de bisdommen van Boven-
Italië wordt gesticht, spreekt Z. H. zich
aldus uit Wij hebben het steeds van het
grootste belang geacht, dat niet slechts
voor de geestelijken van Rome, maar ook
voor die van vreemde bisdommen studie
huizen bestaan in de verheven Stad, waar
de Stoel gevestigd is van den Prins der
Apostelen, en onder onze hoede voor een
ieder bloot liggen de zuivere bronnen,
waaruit de geloofsleer moet worden geput.
Bevestigiug van den band der eenheid
met het zichtbaar Hoofd en Middelpunt der
II. Kerk en waarborging van de zuiverheid
der geloofsonderwijzwg ziju derhalve de
groote voordcelen, die de volkeren van hun
Romeinsche college's mogen verwachten en
die het Pauselijk woord thans ook ons heeft
toegezegd.
Het is waar, wij, Nederlandsche katho
lieken mogen er groot opgaan, dat onze
verknochtheid aan den Apostolischen Stoel
bezegeld is met martelaarsbloed en gelaafd
is en nog voortdurend wordt door groote
offers.
En het voegt ons eveneens tot eer der
Nederlandsche Kerk te belijden, dat dank
aan die innige verkuochtheid met den op
persten Leeraar der waarheid, dank aan
de bewonderenswaardige eenheid in al de
rangen harer Hierachie, dank aan de
voortreffelijke Seminaria en college's, die
zij op eigen bodem heeft gesticht, mocht
ook elders gedurende de laatst verloopen
eeuw de reinheid en de vastheid der ge
loofsleer voor een oogenblik schade lijden,
zij in haar trouw aan dat heilige pand
steeds ongerept en ongeschonden is be
vonden.
Maar juist dit voorrecht bezwaart ons
met te duurder plicht om te houden wat
Ik voer eenvoudig een opdracht betreffende uw
persoou uit.'
wij hebben en bij het toenemen der ge
varen ook toe te nemen in weerbaarheid
en kracht. Het is daarom voor Ons eene
groote vreugde bij u de tolk te mogen zijn
van het Pauselijk woord, dat in de stich
ting van een Hollandsch college te Route
aan onze vaderlandsche Kerk eeu krachtig
weermiddel wil schenken tegen de gevaren
van den komenden tijd.
In het bewustzijn van de gewichtige taak,
die het gezegende woord des H. Vaders
Ons op de schouderen legt, deelen -Wij u
mede, dat de oprichting van zulk een col
lege, waarin priesters uit de verschillende
bisdommen van ons land, onder toezicht
der Bisschoppen en het oppertoezicht van
den Paus hunne studies in de kerkelijke
wetenschappen kunnen voortzetten, door Ons
wordt voorbereid.
Wij vragen uwe gebeden om in die voor-
hereiding van den Goddelijke!» bijstand ver
zekerd te zijn en doen een beroep op uwe
Ons zoo dikwerf gebleken offervaardigheid
om door uwe geldelijken steun geholpen, de
stichting van het Romiensch college mogelijk
te maken.
De redacties der katholieke dag- en
weekbladen hebben zich, als altijd, gaarne
bereid verklaard hare medewerking aan dit
groote werk te vcrleenen.
Zoo zal dau B.G., naar Wij hopen en
vertrouwen, in het jubeljaar van onzen
grooten Paus, dat ook het jubeljaar is van
herstel der Hiërarchie iu ons vaderlaud, door
de vrijgevigheheid van Z.H. en de offer
vaardigheid van Neerland's Katholieken te
Rome een college verrijzen dat een monu
ment zal zijn vau onze dankbare gehechtheid
aan den stoel van Petrus en van onze kin
derlijke liefde en hooge vereering voor den
roemrijk regeerenden Paus,Z.H. LEO Xlll.
En zal dit Ons schrijven in alle tot Onze
bisdommen behoorende kerken en in de
kapellen waarover rectors zijn aangesteld
op den eersten Zondag van den Advent op
de gebruikelijke wijze worden voorgelezen.
Gegeven te Utrocht det» 15den November
1902.
t H. van de WETERING,
Aartsbischop van Utrecht.
f C. J. M BOTTEMANNE,
Bisschop van Haarlem.
t P. LEIJTEN,
Bisschop van Breda.
f W. van de VEN,
Bisschop van 's Hertogenbosch.
t J. II- DREHMANNS,
Bisschop van Boer mond.
Op uitnoodiging vau Z. D. H. dcu
Bisschop van 's-Bosch hebben wij gaarne
onze kolommen open gesteld tot liet ver
melden van giften „voor het Nederlnndsche
College te Rome.*
Staatsbegrooting voor 1903
Binnenlandsche Zaken.
Blijkens de 78 pagina's beslaande
Memorie van Antwoord heeft de Minister
van Binnenlandsche Zaken zich bij het
ontwerpen der begrooting tot het allernood
zakelijkste bepaald.
Nog enkele verhoogingen worden aan
gevraagd tot een bedrag van f 292,298,
waartegenover eene vermindering van
f 10,090 staat. Het eindcijfer bedraagt thans
f 18,828,871,05.
De Minister zal tegen de algemeene ver
kiezingen de verdee'ing der steindistricten
herzien, acht de stemmachine te duur en
te gecomplimeerd zal te gelijk met het
ontwerp-wijziging der Gemeentewet een
nieuwe regeling van de zekerheidstelling
der gemeente-ontvangers voorstellenzet
nader uiteen waarom hij in zake 't besluit
van den Gemeenteraad te Waalwijk tot
beschikbaarstelling van geld uit de ge
meentekas voor kerkelijke doeleinden geen
strijd met de wet of met Rijksbelang of
gemeentebelang aanwezig achtte, doch ver
klaart zich ih beginsel voér een verbod
van dergelijke subsidien.
Een algemeen wettelijk verbod van op
tochten op den openbaren weg ware een
niet genoeg gemotiveerde belemmering der
vrijheid. Omtrent het vaststellen van be
palingen betreffende publieke inzamelingen
is het oordeel van Gedeputeerde Stateu
ingewonnen-
Bi nnen korten tijd worden de resultaten
tegemoet gezien van het onderzoek naar
de pensionneering van gemeente-ambtenaren
hun weduwen en weezenerkend wordt
de noodzakelijkheid van wettelijke regeling
der banken van leening nog geen stellige
beloften kan de Min. doen omtrent toezicht
op levensverzekeringmaatschappijen en be
grafenisfondsen.
Inzake het K. B. tot uitvoering der
Woningwet oordeelt de Minister dat coöpe
ratieve vereenigingen, die blijkens de op
richtingsakte behaalde voordeelen tussclien
iBSslrutsrir €ourant,
De Burgemeester der Gemeente Waalwijk, ter
alkotidiging ontvangen hebbende het kohier der
I'ursoneele Belasting no. 4, over het dienstjaar
1902, 3de kwartaal,
MAAKT BEKEND:
Dat genoemd kohier door den Heer Directeur
ran 's Rijks Directe Belastingen dezer provincie
op den 14en November j.l.
is executoir verklaard, en op heden aan den
betrokken Ontvanger der Directe Belastingen ter
invordering is toegezonden.
Waalwijk 17 Nov. 1902.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk;
Gelet op art. 73 der militiewet van 1901 en
art. 46 van het koninklijk besluit van 2 Decem
ber 1901 (staatsblad no. 230) maken bekend: dat
de zitting van den militieraad voor de lotelingen
dezer gemeente zal gehouden worden te Tilburg
op het stadhuis op Vrijdag den 19deu December
1902, des voormiddags om elf uur; dat alsdan
▼oor den militieraad moeten verschijnen de lo-
'elingen, die vrijstelling verlangen wegens zieke
lijke gesteldheid of gebreken, of wegens gemis
aan de gevorderde lengte.
Waalwijk, den 20 November 1902.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIE 11 PT
De Burgemeester der gemeente Waalwijk, ter
afkondiging ontvangen hebbende het 2de kwar-
taals kohier voor de belasting op de paarden,
alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende
Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
EERSTE HOOFDSTUK.
Een kort, schel gefluitEen zuchtend 9nuiven
der machine en langzanra zet de trein zich in
beweging. Juist wil een jeugdige, rchoonedarae
zich zacht neervleien op de kussens vau een
eerste-klasse-rijtuig, of het portier wordt roet
kracht opengerukt en geeft toegang aan een heer,
die met jeugdige veerkracht van 't plankier in
de coupé springt.
«Mijnheer, dit is een dames-coupé!'
«Excuseer me, mevrouwt De trein zette zich
juist in beweging, ik w.lde nog mee ende
eerste beste wagen was mij welkom.'
«En liet de conducteur dit loe
«Ik zag er geen, mevrouw.'
/Ongelukkigerwijze ben ik in deze coupé geheel
alleen en dat op dit traject, in den exprestrein
naar Konstantinopel u zult begrijpen, dat ik
wel wat angstig ben."
/Ab, wegens de treinoverrompeling hier kort
geleden plaats gehad 1'
/Hoe? U weet?*
,Juist 1 Ik was bij bewuste overrompeling be
trokken.'
De jonge dame keek den vreemde met hare
groote donkerblauwe oogen verrast aan.
zU waart daarbij betrokken? Dan moest ik
toch uw naam in de bladen gelezen hebben
Met wieu heb ik de eer?'
Mijn naam is Athanasia, mevrouw!'
Met een schok springt de dame op, doch een
muildieren of muilezels, runderen en honden,
over het dienstjaar 1902—1903
MAAKT BEKEND
Dat genoemd Kohier door Heeren Gedeputeerde
Staten dezer Provincie op den 18 dezer is execu
toir verklaard en op heden aan deo betrokken
Ontvanger der Directe Belastingen ter invordering
is toegezonden.
Waalwijk, 27 November 19C2.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
oogenblik daarna gaat ze toch weder zitten, ter
wijl ze met een blik, waarin schrik en spot
vermengd ligt, opmerkt»Deze scherts is niet
kwaad, mijniieer. U heet Athanasia, evenals de
Turksche of Grieksche roover. is het misschieo
zelf wel.'
/Volkomen waar,* klinkt het kalm van den
overkant, «ik ben deze beruchte rooverhoofdman.'
/Maar, mijnheer, dat gaat te ver. Bovendien,
Athanasia heeft men toch gevangen genomen.'
Haar raadselachtige reisgenoot, een aristocra
tische, mannelijke verschijning, in elegant reis-
costuuin, trekt even de schouders op en zegt
«De Turksche politie stelt de zaak aldus voor,
om 't reizend publiek gerust te stellen.'
Zij wist niet, of ze dit aMes voor scherts of
ernst moet opnemen ze ziet van ter zijde scherp
den man in t gelaat.
/U zijt nog altijd in twijfel, niet waar Echter
scherts ter zijde, ik ben werkelijk de gevreesde.'
Nu verbleekt de arme dame en trekt zich in een
hoek van de coupé terug.
«Ik ben,' zoo vervolgt Athanasia, «ook alleen
om uwentwille hier ingestegen. Ik wil mij zeli
legilimeeren, door u mede te deelcn, wie u is
waarom u naar Konstantiuopel reist, en verder,
waarom ik het genoegen wenschte, met u kennis
te maken.'
/Mijnheer', zoo stamelt de verschrikte, ,wat
hebt u met mij voor?'
«Voor alles verzoek ik u geen alarm te maken.
Het zou ook niets baten, want de conducteurs
slaan in mijn dienst; zij hebben derhalve ook
daarvoor gezorgd, dat u alleen in deze coupé
zit.'
«Dus u is toch werkelijk
«Athanasia om u te dienen.' Hij lacht
fijntjes. /U hadt u wellicht een roover anders
voorgesteld, niet waar? Verontrust u echter niet;
zoolang u kalm blijft, mevrouw, hebt u van mij
niets te vreezen. Maakt u echter geweld, zoo
moet ik u met een in dit etui zitienden doek
chloroforraeeren, en dat zou mij leed doen.'
Nu is ze overtuigd. O, mijn God I Wat
wilt u van mij? Ik wil gaarne alles, wat ik
bij mij heb
Hij beduidt met een afwijzende handbeweging,
dat dit niet zijn doel is. Wat deokt u wel, me
vrouw Ik ben niet van plan u te berooven
noch u als vrouw eeuigen overlaat aan te doen'
«Een opdracht betreffende mij
«Welzeker, mevrouw, eu nog wel een politiek-
diplomatische.'
Verschrikt kijkt zij op. «Hoe? U weet
«Lees dezen brief, roevrouw 1* Hij reikt haar
een stuk gezegeld papier over. Zij werpt er een
Mik in en verbleekend mompelt zij: «Richard,
Richard 1*
,U zult begrijpen, mevrouw, dat mijn lastgever
en wellicht ook ik zeil er zeer veel belang bij
hebben, uw zending te doen mislukken.'
Nu schijnt de dame weer eenigen moed te
krijgen of zich minstens er toe te dwingen. «En
hoe wilt u dat aanleggen, mijnheer?
«Op een eenvoudige wijze, door mij van uw per
soon te verzekeren.*
Een zachte gil komt over hare lippen. Dan
zegt ze: «Dut zal u niet gelukkken, ik zal hulp
roepen.*
Hij opent bliksemsnel het zwarte etui. Een
sterke lucht vult de coupé. «Dan werp ik u
dezen iu chloroform gedreukten doek over 't
hoofd, laat den trein stilhouden men motiveert
dit later wel door een voorgewende vrees voor
't warraloopcn eener as en ik draag u ia den
duisteren nacht naar buiten.'
Zij beeft aan alle leden. «Mijnheer zoudt
u werkelijk zoo onmecdoogeDd zijn?
«Wel is waar met 't grootste leedwezen, doch
inet al de beslistheid, die in mij is.*
Hij sluit voorloopig het étui weder, maar
geeft tevens nauwlettend acht op al haar bewe
gingen
stand
«Wat hebt u over mij besloten, mijnheer vraagt
ze eindelijk sidderend.
«Ik breng u in een eenzame, verscholen gelegen
villa; u verlaat met mij den trein, die hier in 't
veld een oogeublik stil zal houden en u volgt
mij goedschiks, ot anders gechloroformeerd."
Zij denkt een oogenblik na. «En u zult mij
in geenen deele naar een gevaarlijke plaats
voeren
«Neen, mevrouw, mijn woord daarop.'
«Geve God, dat u de waarheid spreekt ik
moet mij in dit alles wel schikken, daar erg:-en
andere uitweg is.'
u.
hulpelooze dame ziet wel in, dat tegen-
nutteloos is. Zij moet zich er in schikken.
«Goed, mevrouw. Ik verzoek u zelve gereed
tc houden tot uitstijgen: De bagage werpt men
on» na. Niemand mag slechts eenig vermoeden
koesteren, dat een dame uit den trein verdwenen
is.'
Hij klopt tegen het raampje en op 't zelfde
oogenblik verschijnt er het hoofd van den con
ducteur voor. Athanasia laat het raampje zak
ken en plotseling trekt hij aan de noodrem.
De trein staat zoo goed als oogenblikkelijk stil
't portier wordt onmiddellijk geopend. «Hier
brandt een asl' roept Athanasia met luider stem
in 't Fraosch. Het licht in de coupé gaat uit
de dame voelt zich omhooggehever. en in
eenige sekondeu staat zij buiten in de duisternis,
halverwege den Spoorwegdijk met haren reisgezel.
Haar handbagage slingert de conducteur bliksem
snel uit de donkere coupé.
Nu ontstaat een loopen, rennen langs den trein.
Eindelijk schijnt men zich overtuigd te hebben,
dat het een valsch alarm is geweest. Velen der
reizigers denken met schrik aau een nieuwen
overval echter niets van dit alles geschiedt.
De s'oorafluit der locomotief gilt en de trein
zet zich weder in beweging.
De dame staat intusschen sidderend in de
duisternis aan de linkerzijde van den raadsel-
achtigen vreemde Het «tui heeft deze wegge
slingerd, doch de doek houdt hij in de rechter-
haud om daarmede bij het eerste geluid, dat de
vronw zou willen geven, haar hoofd te omhullen.
De lichten der coupé's vliegen voorbij nog
eenmaal klinkt het zuchten der machine uit de
verte en doodstil en diep-duister is de nacht.
,En nu vooruit Hilda van Steden!' zegt
fluisterend Athanasia. Met snellen greep neemt
hij den arm der dame en voert haar door de
duisternis heen. Terwijl ze langzaam voortgaan,
begint de roover, die al een weinig zijne roover-
galanterie laat varen, daar hij de dame eerder
voorttrekt clan leidt, een gesprek met het ver
zoek: «Wil u mij nu den brief teruggeven, dien
ik u in den trein gegeven heb?'
«Deze brief is
«Van uw vader, ik weet het. Ik ken zijn in
houd wel van buiten, want hij is kort.'
«Echter
«Pardon, luister u, dat ik hem werkelijk var.
buiten keo. llij luidt: Richard von Wollingen I
U hebt mij uit mijn vaderland verdreven, boven-
dien van mijn eer beroofd. Er is echter een
wreker opgestaan. De zoon van Paul Willburg,
die ook door u in verbanning gedreven is, wil
zijn vader en mij wreken. Het uur der vergel
ding slaat dus. Zorg er voor, dat ik de vrijheid
terugkrijg, om te onderzoeken, wat er van mijn
kind, mijn dochter Hilda geworden is - en ik
wil u, wat mij betrelt, vergeven.»
«Mijnheer,' de «tem der dame beeft hoe
kwam u aan dezen brief?'
«Dat is u een raadsel, ik geloof het gaarne.
Uw vader, de majoor von Steden, zit wegens
hoogverraad in een Duitsche vesting.
«Mijn vader is onschuldig I*
«Dat geloof ik ook, mevrouw, doch hij was
ongelukkig.'
«Zijn vijand deze presidont Richard
«Spreekt u zijn naam niet uit, het is overbodig.
Doch, oni kort te zijn, deze brief kwam aan het
adres van den persoon in quaestie en deze zond
hem aan mij, Athanasia, den Turkschen roover.
De zaak is raadselachtig, niet waar? Maar be
denk, da overval van een gebeelen trein en de
gevangenneming van alle inzittenden door een
handvol roovers is op het einde der negentiende
eeuw ook hoogst raadselachtig, niet waar? En
hij lachte zijn karakter niet meer verloochoneud
rauw en hel op.
De dame liet het hoofd rinken. Af en toe
stiet een windvlaag over de vlakte heen de
lucht was bezwangerd met electriciteit onge
twijfeld was er een onweer in aantocht.
«De brief, mevrouw, de brief!'
Zuchtend haalt zij hem voor den dag en geeft
hem aan Athanasia. Deze zegt daarop: «U weet
het, zoo goed als ik. U wou naar Konstantinopel
om daar met den zoon van Paul Willburg te
spreken. Deze Paul is destijds naar Rusland
vertrokken, en aldaar voor «enige jaren overle
den. Een vriend van den vader ook bekend
met de geheele geschiedenis zou nu met den
zoon te Konstantinopel samentreffen. Daar zou
den zij samen bespreken de middelen ter ont
maskering vbn den Heer President Richard von
Wollingen, die in dien kleinen Duitschen staat,
in welken de bezittingen zijns broeders liggen,
machtiger is dau de minister,'
(Wordt vervolgd.)