Nummer 8. Zondag 25 Januari 1903 26' aarsrans:. fU Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. EN HËLDEPlfim. A1T00N TIELE Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Mgr. Dr. Schaepman. Uitgever: FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den WAALWIJK. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contract gesloten. Reclames 15 cent per regel, In ons vorig nummer gaven we een tele gram, ons de droeve mare brengend van den dood van een van Neerlands grootste zonen Mgr. Dr. Schaepman. Geheel Nederland, vooral de katholieken, maar ook andersgezinden zijn gevoelig ge troffen door dezen wreeden slag en de ge heele pers apreekt met de grootste bewon dering en waardeering over onzen, helaas te vroeg ontslapen Schaepman. Wij geven hier uittreksels uit eenige bladen Eerst uit het Centrum, het bevoorrecht blad van Dr. Schaepman Nu hij niet meer is, voelt men plotseling een ontzaglijke leegte. Een leegte, die be nauwt en angstig maakt. Een leegte, die u den adem doet stpkken. Wèl heeft hij een school gesticht en is uit de kiemen, door hem gelegd, een rijke oogst opgeschoten wèl moest hij zich in den laatst en tijd be perken in zijn arbeid, dwong de naderende dood hem tot een rust, die hij nimmer ge heel genieten kon maar zijn aanwezig heid allèèn was voldoende om den moed levendig te houden, het vertrouwen te schra gen. En hij werkte voort, hij werkte, al drong zijn arbeid miuder dan vroeger door tot de buitenwereld. Reusachtig is dat werk geweest; zijn gansche leven door. Zij, wier haren nu reeds vergrijzen, waren sinds hun kinderjaren vervuld met zijn grooten naam. Hij was een baanbreker. Met zijn reuzenkracht ruimde hij de moei lijkheden weg, die den vooruitgang onzer partij moesten belemmeren. Van de groote hoogte zijner zeldzame talenten zag en over zag hij de maatschappelijke en staatkundi ge dingen en onwrikbaar in zijn overtui ging, kon geen tegenslag, geen gewriemel om hem heen, hem ooit afhouden van de taak, die hij zichzelven had afgebakend. il Bil EERSTE GEDEELTE. Een nachtelijk avontuur. De nieuwe tijden brachten nieuwe eischen en het is de onsterfelijke verdienste van doctor Schaepman, dat hij die eischen ge kend, begrepen heeft dat hij aijae schitte rende gaven aanwendde, om wat er goed en rechtvaardig was in deze verlangens te bevredigen. Hij was een leider, die onweerstaanbaar de schare tot zich trok, die de zijnen iu geestdrift wist te brengen, die heel een tijd vak vulde, een man, bijna te groot voor dit kleine land. Hij was de Hercules, die het pad effende, al wondde hij zich de handen aan struiken en doornen. Het openbare leven schenkt nu eenmaal niet veel rozen allerminst aan dengene, die een nieuwe orde van zakeu scheppen moet. Maar hij heeft overwonnen, overwonnen door zijn genie, door zijn volharding, door zijn priesterlijke gehoorzaamheid. Wat hij voelde, wordt thaus gevoeld door duizenden en tienduizendenwat hij wilde, is thans de wil van een onmetelijken kring, wat hij voorstoud en verdedigde, is thans reeds in menig opzicht een „feit" geworden. De Vader der Christenheid heefl hem gezegend, geëerd, met hooge waardigheden bekleed. En nog in zijn laatste levensdagen heeft hij den onschatbaren troost mogen ont vangen, hij, Neerlands groote voorlooper van de christelijke democratie, dat Leo XIII den lof dezer beweging verkondigde en op haar hooge noodzakelijkheid het volle licht van zijn opperpriesterlijk woord deed vallen. De //Tijd'» besluit zijn hooftartikel aldus Wie den tegenwoordigen toestand van ons, Katholieken, in Nederlandde positie, welke wij op het gebied van staatkunde, wetenschap, letterkunde en kunst innemen; de achting, welke wij, als zelfstandige groep, onzen andersgezinde landgenooten inboe zemen de beteekenis der rol, welke wij in het gemeenschappelijk volksleven vervullen, wie deze vergelijkt bij die van een dertig-, veertigtal jaren geleden, zal zeker een en ander veranderd en verbeterd vinden. De onpartijdige geschiedenis zal eenmaal vaststellen, welk aandeel van die verbete ring aan den arbeid eu het rusteloos op treden van Dr. Schaepman moet worden toegekend. Te Rome, het middelpunt der katholieke wereld, hetwelk op het hart van iederen waren zoon der Kerk een zoo groote aan trekkingskracht oefent, doch waaraan voor hem inzonderheid zoovele heerlijke herinne ringen verbonden waren, is bij gaan sterven toch zal ook zelfs de felste anti-katholiek niet betwijfelen, of deze groote Katholiek ook een echt en onvervalscht Nederlander geweest is. De >Nisuwe Tilb. Courant" zegt aan 't slot van een mooi artikel en uitvoerige levensschets Nu is hij niet meer onder ous, de groote werkzame Nederlander, de geniale katholieke priester. Ons is het alsof een vader stierf; alsof uet huisgezin verweesd achterblijft; alsof de hechtste steun des gezin is weggenomen. De rust ging hij iu, de welverdiende rust, hij die op zijn sterfbed nog zeide laborem non refuso, ik weiger den arbeid niet. Maar toch zeide hij óók cupio videre faciem Domini, ik weusch Gods aanschijn te zien. Hoe teekenend voor de echt christelijke en ons allen stichtende gevoelens is het, dat zijn laatste wil hem in het ruw en eenvoudig kleed van den heiligen Eranciscus ter laatste rustplaats zal doen gaan. En die laatste rustplaats te Rome zal zij zijn, ook volgens zijn laatsten wil. Te Rome op het kerkhof van San Lorenzo waar ook Pius IX, de paus door Schaepman's heerlijke verzen zoo innig bezongen, als de koning der negentiende eeuw, heeft willen begraven worden waar het groote monument der gesneuvelde pauselijke krijgers oprijst en ook Nederlandsche martelaren in trouw en dapperheid vereeuwigtdaar zal hij af wachten den levenwekkenden bazuinstoot op den jongsten dag te Rome, dat zoo geweldig een indruk in zijn leven had ge maakt, dat hem nu bezitten zal in zijn dood Moge hij nu reeds zijn wensch vervuld zien, maar vergezellen hem onze gebeden om hem, zoo loutering noodig is voor Gods Rechtvaardigheid, spoediger zijn edel verlangen te doen bereiken. Groote doctor, rust in vrede Vergeet ook thans uw katholieke volk niet Verder wijdden alle katholieke bladen, langere of kortere woorden aan den overledene, alsook de anti-revolutiounaire en liberale bladen, van welke hier nog een paar laten volgen De liberale bladen zijp. niet minder waar- deerend en hartelijk in hun toon. Het //Handelsblad" schrijft Het overlijden van dr. Schaepman zal algemeen met groot leedwezen worden ver- Domen. Hij behoorde tot de //vertegen woordigende" mannen van het Nederland sche volk. niet omdat hij van 1880 af, eerst voor Breda, later voor Almeloo zitting heeft gehad in 's lands vertegen woordiging, maar als een der betrekkelijk weinige personen, die teekenend zijn voor het tijdpeik, waarin zij gewerkt hebben. Dichterlijk en wijsgeerig van aanleg, over zag dr. Schaepman de groote vraagstukken van den dag van een hooger standpunt dan de meesten zijner gelootsgenooten en daarom met breeder, verder zienclen blik. Vandaar dat hij niet zeiden een heel wat geavan ceerder staatkunde volgde wij herinneren slechts aan zijn stemmen bij de Grond wetsherziening en ten gunste van dë Leer plichtwet. Hij was dan ook vaak meer de woordvoerder dan de leider van de Katholieke partij in de Tweede Kamer. Buiter. de Kamer was zijn invloed veel grooter, bij de Katholieke kiezers, voor wie hij vaak optrad en die hij door zijn forsche wel sprekendheid tot geestdrift wist te brengen. Voor de Katholieken in Nederland, wier grootste figuur dr. Schaepman tal van jaren is geweest, is zijn overlijden een groote slag, waarvan de gevolgen thans nog niet kunnen worden overzien. Maar ook buiten dien kring wordt zijn heengaan door zeer velen innig betreurd, die hem eerden om zijn uitstekende geestesgaven zijn groote vaderlandsliefde, zijn edel en tevens joviaal karakter. De #Nieuwe Rott. Courant" Schaepman heeft van den beginne af eene eigen plaats in de partij genomen. Dat bleek al dadelijk in de Kamer. Een tijd lang wist men daór niet, wat men aan hem had. Hij zonderde zich niet af in eigen kring, maar zocht omgang met mannen van alle partijen, en om zijn gezelligen, prettigen aard, en zijne bonhommie was hij al spoedig ook onder hen, die zich als zijne politieke tegenstanders te beschouwen hadden, een gewild persoon. Er waren er, die in den priester-afgevaardigde een liberaal zagen, niet enkel omdat hij gaarne het gezelschap van liberalen zocht, maar ook om de denk wijze en opvattingen, waarvan hij veelal blijk gaf; maar er waren verschijnselen genoeg, die van deze meening deden terug komen. En verder In de politieke geschiedenis van Neder land zal zijn naam bewaard blijven. Al genoot hij beurtelings gunst en ongunst, al werd hij gisteren gevierd en heden gesmaad, steeds was hij de man van beteekenis, eene figuur onder hen, die in ons parlement het meest op den voorgrond treden. Een man, die voor zich innam door de eigenschappen van heel zijne persoonlijkheid en meesleepte door zijn welsprekendheid. Het „Vaderland." Er zijn weinig mannen in ons land, wier dood zulk een leegte zal laten. Want niet enkel voorzijn geloofsgenooten, niet alleen zijn politieke vrienden, is Schaepraans dood een slag, dien men niet spoedig te boven komt. Met dezen Roomschen priester, die ver van zijn vaderland stierf in de stad, die hem heilig was, is een stuk Nederlandsch volksleven heengaan. Zijn breede figuur, populair in de verste hoekjes van 't land, was den Protestantschen Nederlander de belichaming van een veerkrachtig katholicisme deze stoere strijder heeft veel gedaan ten bate van ziju Kerk, maar daarvan was zijn optreden, zijn „lezen" heel Nederland door, zijn schrijven en dichten, in 't kort alles, waarin hij zijn eigen forsche persoonlijkheid kon leggen, het voornaamste en doeltref fendste. Levensbericht. Eenige levensbizonderheden mogen hier volgen Hermanus Johannes Aloysius Maria Schaepman werd den 2en Maart 1844 te Tubbergen, waar zijn vader burgemeester was, geboren. Hij bezocht het progymnasium te Oldenzaal en genoot daarop te Kuilenburg zijn eerste opleiding tot den geestelijken stand. Na op schitterende wijze zijn studiën volbracht te hebben, ontving hij op 15 Augustus "1867 de H. Priesterwijding. Van Januari 1868 af tot Augustus 1870 was hij tegelijkertijd werkzaam aan het bureau van het Aartsbisdom en verleende hij assistentie bij de zielzorg in de parochie van de H. Catharina te Utrecht. In den tusschentijd begeleidde hij zijn oom, Z. D. H. Mgr. Schaepman, naar het Vaticaansch Concilie terwijl hij in 1869, te Rome tot doctor in de theologie bevorderd werd. Van Augustus 1870 tot 30 September 1880 was dr. Schaepman profesor in de kerkelijke geschiedenis op het seminarie llijsenburg, toen hij wegens zijn verkiezing tot lid der Tweede Kamer der Slaten-Gene- raal op laatstgenoemden datum zijn ontslag moest nemen als professor. Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S. (13) ZESDE HOOFDSTUK. Ot Willburg dezelfde gedachten heeft Scherp kijkt hij uit in het donkere woud. Ilij meent werkelijk iets gehoord te hebben, dut op schui felende voetstappen gelijkt. Snel besloten draait hij zich om, zoodat hij den molen in den rug en het bosch voor zich heeft. De boomstam het is een eeuwenoude eik dekt hem volkomen de sluipende nachtbezoeker want nu hoort hij hem duidelijk kan hem dus niet zien. Daar bemerkt hij tusschen het struikgewas een paar gloeiende oogen, die strak op het venster gericht zijn. Zij verslinden als 't ware de eenzame ge stalte, daar bij het open raam. Willburg houdt den adem in, om zich toch piot te verraden, want als hij zich naar voren werpt of de dame waarschuwt, wie verzekert heru dan, dat in 't volgende oogenblik niet een kogel of dolksteek hem treft. Hij zelf is onge wapend, doch die op roof uitgaat, is dat onge twijfeld niet. Bovendien, zoo even zag hij dui delijk den loop van een geweer blinken. Daar buigt zich de geheimzinnige persooD voor over, onze moderne ridder ziet een goed gevormd, maar nu door hartstocht verwrongen gelaat, de belager draagt een grijze jas als een jager, en toch is hij dit niet, dat verraadt zijne overige kleeding. Het is zeker zwarte Hans, van wien onze held de jonkvrouw zooeven heeft hooren spreken. #Emmy' komt het hartstochtelijk over de lippen van den strooper, die met de eene hand het geweer omvat en de andere op zijn hart legt «Emmy! ik moet je voor één oogenblik bezitten, al kom ik ook levenslung in 't tucht huis! Ik ben een slechte kerel ik weet het uw verpleging heeft mijnn oude moeder van den dood gered de eenige, die ik liefheb buiten jou hoe goed waart gij als een engel 1 Toen ik uit het tuchthuis kwam, waar ik voor stroopen moest zitten en iedereen mij als 't ware meed, waart gij vriendelijk en goed. Maar daarom ook wordt mijn binnenste verleerd van het verlangen, je slechts eenmaal vast aan mijn hart te mogen drukken ach, en dan maar sterven I* Emmy zij is het de late droomster en Willburg herinnert nu zich ook weer haar naam Emmy is opgestaan en houdt met de eene hand het venster vast. «Och, hoe mooi I hoe schoon is ze toch I' fluistert de hartstochtelijke bespieder daar in het hout. «Och. kon ik liuar bezitten, ham- naar liet altaur Toeren, ik zou haar geheel mijn levin op de handen dragen 1' Ilij zwijgt, terwijl hij met opengesperde oogen het jonge meisje aanstaart. «Ik moet naar haar toe,' steunt hij. De hel is toch mijn deel ik moet haar toonen, hoe tot krankzinnig-wordens toe ik haar liefheb. Het is, geloof ik, een ziekte, die mij het hart ver teert.' Op dit oogenblik is het alsof Emmy het ven ster wil sluiten. Zij blaast echter alleen het licht uit, zoodat de kamer ir. 't duister gehuld is. Maar nu ook sluipt dc bespieder, zicli buk kend, als een kat vooruit zijn hand heeft reeds de vensterbank gegrepen één koene sprong en het volgende oogenblik is hij in Emmy's kamer. Doch zoover komt het niet, want nauwelijks is de strooper het venster genaderd, of hij voelt zich van achteren aangegrepen. De krachtige armen van Willburg omvatten «Zwarten Hans' gestalte en rukken hem als oen veer terug. En nu vangt er eene worsteling aan, waarbij het minutenlang onbeslist blijft wie overwinnaar zal zijn, want ook Hans is van Herculische gestalte en bedeeld met die groote domme'kracht, eigen aan bergbewoners. Echter wat Hans bij Willburg aan krachten wint, heeft deze aan behendigheid en lenigheid voor. Het is voor Emmy, die met een gil naar het venstar gevlogen is, misschien wel interessant deze worsteling aan te zien. In den schrik en 't afgrijzen, die haar gelaat teekeneD, bespeurt men tenminste ook een glimp van nieuwsgierig heid. Vooral staat zij ten hoogste verbaasd over de tegenwoordigheid van den vreemdeling, die verschenen is als geroepen voor hare bescher ming en redding. Zij erkent hem terstond als dengene, dien zij hedenmiddag met Hilda in 't park aantrof. Wat voert hem echter in dit nachtelijk uur naar dezen afgelegen molen Een dief is hij niet, noch minder een roover, daarvoor getuigt niet alleen zijn elegante kleeding maar ook en vooral zijn geheele voorname ver schijning en zijn open, rechtschapen blik. Onder hare voeten duurt de zonder een enkel woord gevoerde kamp voort. Eindelijk is het den vreemde door een krachtigen greep gelukt zijn tegenstander te leggen. Deze ligt kuchend ter aarde. Willburg zet de knie op Hans' borst en houdt diens handen krachtig omklemd, zoodat hij geen wapen kan grijpen. Eerst nu 1Badat ze van hare ontroering en verrassing eenigszins bekomen is voelt Emmy dat zij tusschenbeide dient te komen. Zij is geen stadsdame, die door een dergelijk avontuur vast radeloos van angst en schrik was weggevlogen. Zij is een flink, krachtig meisje, dat iu haar leven nog geen kennis goruaakt heeft met aanvallen van onmacht en zenuwtoevallen. Immers, hoe dikwijls is zij reeds 's nachts naar 't naaste dorp gewandeld, om een zieke te gaan verplegen. Zij kent vrees noch angst; onver schrokken waagt zij zich langs de donkere berg wegen. Dicht bij den molen staat een hut, leunende tegen de berghelling, waarin Hans met zijn moe der woont. En juist daarheen had reeds dik wijls haar edelmoedig hart dit lieve meisje als 't ware heengedreven. Snel besloten neemt Emmy een doek, werpt dien over hare schouders, en ijlt naar buiten «Mijn God I Hans, de strooper I Schaamt gij je niet, hier in den molen bij je weldoeners te willen inbreken, die uwe moeder hebben on derhouden, terwijl gij in 't tuchthuis waart?' Zij meet den ter aarde liggende met verachte lijke, toornige blikken. «Dat hadt ga niet gedacht, gij deugniet, mij hier te vinden (Het onschuldige kind vermoedt nog niet, dat dit vreemd nachtelijk bezoek van Hans haar geldt.) Moet ge nu opnieuw in 't tuchthuis komen, door hier in te breken en geld weg te haler. Een ruwe lach wringt zich uit de keel van den wildstrooper, terwijl hij vergeeefsche pogingen aanwendt om zich uit den ijzeren greep van Willburg los te werken. Emmy wendt zich tot dezen. «Die goede bewoners van dezen molen zijn u veel dank verschuldigd en ook ik, wijl u mij de onaangenaamheid bespaard hebt, dezen ver wilderden persoon in mijn kamer te zien ge daan had hij mij niet», doch verschrokken was ik toch.' Willburg richt zich een weinig uit zijn half- knielende houding op en een bewonderende blik treft het heldhaftige meisje. ,U zijt eene moedige, jonge dame en dat juist dwingt mij hoogachting af, want dapperheid is bij dames een zeldzame eigenschap I' Odat leert men hier wel in 't gebergte. Kan ik u soms van dienst zijn? De menschen hier wekken doe ik liever niet, zij zouden te veel verschrikken. Bovendien zouden zij zich vreese- lijk ergeren over de ondankbaarheid van dien uiensch daar zij hebben hem en zijn moeder slechts goed gedaan.' Zij ziet daarbij Hans met zulk een diepe ver achting aan, dut deze zijn bloed voelt koken. Hij wringt zich met reuzenkracht heen en weer eil ja> eindelijk gelukt het hem daar Will burg te veel op Emmy let één arm vrij te maken. Met een woeBte'beweging stoot hij Will burg terug en in het volgende oogenblik blinkt een mes in de vrij gemaakte hand. Met een gil stort zich Emmy op den onverlaat eu omklemt zijn arm. «Gij onmensch 1 wilt ge nog een moordenaar worden 1" Emmy's witte hand heeft zijn arm nog niet omvat, of de kracht van den woesteling is ge broken. De hand met het mes zinkt willoos neder en machteloos als een kind laat hij zich het mes ontnemen, waarop het kordate meisje dit gevaarlijke wapen ver in het wond wegslingert. «HansZij blijft in knielende houding en hare stem klinkt niet toornig en verachtelijk als zooeven, maar week en doordringend. «Denkt gij niet aan ja oud moedertje, die zich halfblind geweend, heeft in de twee jaren, dat gij in 't tuchthuis gezeten hebt? Zij zegt altijd, gij zijt geen slechte kerel, alleen woest en wild en hebt een onbedwingbaren hartstocht voor de stroope- rij alecht, neen slecht waart gij niet, verzekert ze steeds een misdaad zoudt gij nooit kunnen begaan. Hans, zal ze dit nog zoggen, als ze weet, wat dezen nacht is voorgevallen Willburg bemerkt de opvallende verandering, walke iu 't gelaat en de houding van den wild strooper ingetreden is, na 't ingrijpen van Em my. Terwijl zij spreekt, luistert de woesteling met een aandacht, alsof engelen tot hem spreken, de hartstochtelijke trek in zijn gelaat is ver dwenen. Nu is het niet mear noodig, Hans vast te houden. Willburg staat dan ook op en laat nem vrij. Met een sprong staat Hans op en het schijnt wel, als bezielt hem een onbedwingbare lust, zich als een wild dier op zijn tegenstander te werpen. Doch ook Emmy is opgestaan eD treedt hoogopgericht hem in den weg. «Laat dat en bedank dezen hoer, dat hij je voor 't tuchthuis ^bewaard heeft. En zoo ge dit niet wilt, zal ik hulp roepen en dan weetje wel, dat ge niet heelsbuid hier vandaan komt.' «Wij twee* Hans meet met van toorn, fon kelenden, wroakzuchtigen blik den vreemdeling vvjj twee, mijnheer, wij ontmoeten elkander nog wel eens heden heb ik ondergelegen, een ander maal wellicht niet!' Een heete, nijdige lach weerklinkt en ver dwenen is hij in 't bosch. Het is eene eigen aardige positie, waarin nu de twee achterblij- venden verkeeren. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1903 | | pagina 1