>u mm er 45.
Donderdag 4 Juni 1903.
26c Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
f
HELDENFIGUUR.
AU TOON TIELEN,
LANDBOUW.
Uitgever:
FEUILLETON.
BUITENLAND.
WAALWIJK.
Zij die zich voor
het volgend kwartaal
abonneeren, ontvan
gen de in deze maand nog ver
schijnende nummers GRATIS.
I.
TWEEDE GEDEELTE.
"i
naalwykscke en Laiifstraatsche Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0."5.
Franco per post dap* het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
Op een zeer treurige wijze werden we
dezer dagen herinnerd aan een onvergeeflijk
tekort onzer gemeente. Opgeschrikt werden
te uit onzen slaap van laksheid en onver
schilligheid. Nauwelijks begon de zon even
te loonen, dat het haar ernst werd met den
zomer, of het water eischte weder een slacht
offer.
Zoo iets moest hier niet meer kunnen
^beuren. Lezers en gij, lieve lezeressen,
Jenkt eens even aan die arme moeder,
let een hartelijk //Dag moeder! verlaat
laar zoon de ouderlijke woning, gezondheid
z'u wangen, levenslust in z'n oogeu.
let moederlijke trotsch oogt zij hem 11a, een
limlach om de lippen.
En een paar uur daarna brengt
men hem thuis, uitgestrekt cp een handwagen,
ood. Moeders, gij zult wellicht gevoelen,
Ht die moeder toen leed ik kan het niet
leschrijven. Maar vreeselijk is het, dat wij
'len min of meer daaraan schuld hebben,
is het bij de meesten dan ook slechts
leen, doordat zij zoo onverschillig daar
heen leefden, terwijl zoo'11 groot gevaar onze
eugd boven het hoofd hing. Onze plicht
was geweest te zorgen, dat onze jongens
een bad konden nemen, zonder gevaar van
le verdrinken. Vaders, en vooral gij, moeders
van Waalwijk, denkt eraan, dat ook uw
won hetzelfde ongeluk treffen kan. Zie hem
erop aan, de lust uwer oogen als hij is, de
loop vau uw leven, de toekomstige steun
ran uwen ouderdom. Morgen of over
morgen kan men hem u thuisbrengen, koud,
gevoelloos, opgezwollen en misvormd door 't
water, dood. Gij huivert
Welaan dan. daarom niet gerust voor
onze gèmeente eene bad- en zweminrichting
lezit, waar onze jongens onder behoorlijk
toezicht, zonder gevaar, in t water kunnen.
zegt niet: „Mijn zoon zal niet gaan
zwemmend Waneer ik mij mijne jeugd
lerinner, ik, die nu wel geen brave Hendrik
was, maar toch ook niet meer galgestrop
an de meesten mijner makkers, dan weet
ik wel, dat van al de jongens, die toen
gingen zwemmen, slechts een paar verlof
en ik geloof wel
Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
hadden van hunne ouders
dat dit nog zoo is. Bovendien het is eene
dringende gezond heidseisch. Wanneer de
drukkende zomerwarmte het jonge lichaam
slaat met loomheid en het neerdrukt als
onder een zware last, dan haakt uw jongen
naar het water, om zich na een frisch
bad, weer opgewekt en sterk te gevoelen,
tintelend van levenslust. W ij moeten daarom
eene bad- en zweminrichting hebben. Hun,
die beweren tegen eene zweminrichting te
zijn om redenen, die de zedelijkheid be
treffen, hun zeggen we, dat wij ook ter
wille van de zedelijkheid dringend eene
dergelijke inrichting verlangen.
Toen in der tijd bij de vernieuwing van
de havenschoeing een der raadsleden erop
wees, dat het toen zoo gemakkelijk zou
zijn om bij de haven eene zweminrichting
te bouwen, werd hem door een collega op
gemerkt, dat daarvoor de tijd nog niet geko
men was. „Hoeveel moeten er dan nog
verdrinken vroeg daarop het eerste raads
lid. Eu ook wij vragen nu met hem „Hoe
veel moeten er nog verdrinken Is het nog
niet genoeg Schat men dan een menschen-
leven zoo gering, dat men uitstel in dezen
nog kan rechtvaardigen Mochten er
echter nog meer slvchtoffers geeischt worden,
ouders, wendt u dan tot de maatschappij
der waterleiding en vraag haar eene bad- en
zweminrichting. Zoo die er toe zou besluiten
er een te bouwen, dan zal ons gemeente
bestuur wel niet anders kunnen doen, dan
maatregelen te nemen om van bedoelde
maatschappij te verkrijgen, dat de inrichtiug
een bepaald gedeelte van den dag ook voor
ieder gratis toegankelijk is. Maar nog eens
denkt aan uwe kinderen. Er is haast bij.
De warmte wordt steeds grooter, het water
krijgt des te meer aantrekkingskracht en het
gevaar blijft dreigen. Voorloopig blijven we
den heer A. H. van Schijndel reeds dankbaar
voor de woorden op den avond van 't ongeval
in de raadsvergadering gesproken. Hopen
we, dat ze in goede aarde gevallen zijn.
Zoo onze raadsleden er rekening mee houden,
de Waalwijksche moeders zullen hen ervoor
zegenen.
II.
.46)
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
De ontmaskerde Intrigante.
Bij deze woorden ziet de oude man zijn liut-
tendirecteur bijna sraeekend aan, terwijl hij zijn
tand op diens schouder legt.
Over 't gelaat van onzen held glijdt een uit
pakking van medelijdende ironie.
•Stel u gerust, mijnheer de graal! Een gentle
man weet onder elke omstandigheid, wat hij aan
ten dame verschuldigd is.'
En u is niet boos op mij? Werkelijk niet boos
over deze infame geschiedenis?'
In 't guedige gezicht van den graaf kemt bij
lil laatste woord een pijnlijken trek.
Willburg drukt hem de hand.
/Mijn woord erop, mijnheer de graaf, dat ik u
niet voor deze lage streek verantwoordelijk acht.'
Thans komt een kamermeisje, dat in opdracht
'au Willburg bij de gravin was gaan vernemen
Bf mevrouw hem ontvaugen kon, met het be
scheid terug: „Mevrouw laat zich verontschuldi-
en, zij is aan haar toilet. Als echter mijnheer
Villburg even kon wachten, was zij tot zijn
dienst.'
U verontschuldigt mij, lieve Willburg, ik heb
t eenige noodige correspondenties af te doeu.'
De graaf legt hierbij wederom zijn hand ver
trouwelijk op Willburg's schouder en zijn trouw
hartige blik schijnt nogmaals om clementie en
'erschooning voor Nora te smeeken.
tWij blijven toch de ouden, niet?"
„Wel zeker, mijnheer de graaf 1'
Onderhoudsbeinesting.
Bijna alle landbouwers gebruiken met
vis mijn dochter in het salon
Het kamermeisje beantwoordt deze vraag be
vestigend.
„Dan dien den heer Willburg aan!»
„Met een hartelijken handdruk verlaat de graaf
zijn huttendirecfeur.
Muller werpt den ouden man een boozen blik
na.
Hem laat men antichambreeren, terwijl een
ondergeschikte der firma door de dochter des
huizes in het salon ontvangen wordt.
De redacteur draait woedend aan zijn snor.
Ottilia begroet Willburg koel, zonder toch on
hoffelijk te zijn, doch haar eenigszins misnoegd
uiterlijk doet hem raden, dat zijn tegenwoordig
heid haar toch niet zoo aangenaam is.
Een buiging van de eene en een licht krikje
met het hoofd, vergezeld van een handbeweging
tot plaatsnemen van de andere zijde is de be
groeting.
Geen woord ontglipt aan de lippen van het
jonge meisje. De fijne, edele lijnen in het schoo-
ne gelaat der jonkvrouw hebben iets bizonder
strengs, en ook uit de anders zoo mild kijkende
oogen spreekt thans eigenaardige koudheid, kort
om haar gelaatsuitdrukking is eerder die van
eene door treurige levenservaringen verbitterde
vrouw dan vau een levenslustige jonge dame.
„Excuseer me, genadige gravin, dat ik u in-
commodeer.'
Willburg strijkt met zijn fijn geganteer.le
rechter over den over zijn knie liggende „chapeau-
claque.'
„Ik kan mij niet verklaren, waarom u mij
wenscht te spreken.'
Onwillekeurig glijdt over het gelaat vau Will
burg een ironisch lachje.
Tot mijn spijt vergist gij u, genadige gravin.
Niet aan u, doch aan mevrouw de gravin heb ik
om een onderhoud verzocht. Mevrouw is nog
aan haar toilet er, ik zou haar hier opwachten."
„Ah, zool* Ottilia knikt even met het hoofd.
„Een misverstand dus. Ik dacht, dat u bij mij
aangediend werd.'
„Pardon, ik ben zoo vrij geweest, in het salon
te komen, om, zooala reed9 gezegd, mevrouw uw
mama te spreken tenminste uls u mij mijn
tegenwoordigheid hier veroorlooft. Anders trek
ik me tot dan even gaarne terug in de voorka
mer, als mijn persoon u lastig of onaangenaam
grootere voorliefde de eene of andere stik—
stofhoudende meststof dan eenige andere,
dan b.'\ kali- of phosphorzuurhoudende. En
de oorzaak daarvan is gemakkelijk op te
Spoten. Met stikstof toch bemest men in
de eerste plaats de te veld staande planten
of die, welke spoedig op den akker zullen
komen. De gevolgen van zulk een bemesting
zijn dan ook aanstonds en duidelijk zichtbaar.
De planten groeien snel en welig. Anders
is het met een Kali- en phosphorzuur be
mesting. De werking hiervan bemerkt men
niet zoo snel en zij maakt dus minder in
druk. Het nut van zulk een bemesting
wordt dan ook vaak slechts ten deele beseft.
Dit kan anders, als men de bernesling met
Kali en phosphorzuur anders en beter regeld.
Wat toch is het gevai Door ervaring weet
men, dat een jaarlijksche bemesting met
stikstof de opbrengst van het land doet
stijgen, dat zonder stikstof de oogst Heer
gering zou zijn. En ook de verklaring van
het feit kan men gemakkelijk begrijpen, als
men nagaat, dat de stikstof verbindingen
betrekkelijk kort in de grond blijven, dat
zij, indien ze niet door de planten worden
opgenomen, naar den ondergrond zakken of
hun stikstof afgeven aan de lucht.
Vau Kali- en phosphorzuurverbindingen
heeft men echter geleerd, dat zij in den
grond blijven, dat zij door den bodem
worden vastgehouden tot zij door de planten
worden opgenomen. Men geett daarvan nu
en dan eens een voorraad Kalizoulen en
Thomasslakkenmeel (superphosphaat) om dan
het land of liever de elkander opvolgende
oogsten daarop te laten teren. Ik acht een
dergelijke handelwijze verkeerd. Vooreerst
bedenke men, dat juist die gronden, welke
de grootste behoefte aan Kali hebben, onze
zaudgronden b.v. ook een veel geringere
neiging hebben, om die verbindingen vast
te houden (een veel geringer abromptiever-
mogen hebben dan kleigronden). Om die
reden alleen zou het reeds meer aanbeveling
verdienen, de zandgronden geregeld elk jaar
met geringe hoeveelheden Kainiet te bemesten
dan nu en dan slechts een grootere bemesting
te geven. Maar er is ook voor de andere
gronden een geldige reden, om daar de
zelfde methode toe te passen. Vooraf wil
ik zeggen, dat ik stilzwijgend aanneem, dat
men overtuigd zij van de noodzakelijkheid
van de aanwezigheid der Kali in den bodem
van de gewichtige rol dezer stof bij de be
mesting. Veronderstel dan, dat men op een
gegeven oogenblik een ruime Kalibemesting
geelt (wat bij schrale gronden noodig is)
en dat men meent, daarmede nu tal van
jaren te kunnen volstaan. De Kali, die
do eerste planten niet gebruiken, zal, laat
ons aannemen, geheel in den grond worden
vastgesteld. Zij geraakt dan niet verloren
dat is zoo, maar het is ook waar, dat er
zich in den grond zeer moeilijk oplosbare
verbindingen zullen vormen, die slechts bij
zeer kleine hoeveelheden door de elkander
opvolgende oogsten kunnen gebruikt worden
waarvan sommige gewassen zich de Kali
misschien in 't geheel niet kunnen ten nutte
maken. Hiermede heb ik aangetoond, dat
er nog iets anders gedaan moet worden, dan
nu en dan een groote hoeveelheid Kainiet
ot ander kalizout geven. Men moet namelijk
daarenboven elk jaar een geringe hoeveelheid
onderhoudsbemesting geven. Deze geringe
hoeveelheid Kali en phosphorzuur kan dan
telken jare de planten tot oogenblikkelijk
nut zijn. Men bemest dan den jaarlijkschen
oogst en men. houdt den grond vruchtbaar.
8.»
„In dat geval had ik u niet ontvangen, d. w. z.
ik had u het veld alleen gelaten. Ik veronder
stel, dat u de vrouw van mijn papa liever onder
vier oogen wenscht te spreken
Deze op strengen toon geuite vraag doet Ottilia
van een waarlijk inquisitorischen blik vergezeld
gaan.
Willburg knikt toestemmend.
Thans komt er plotseling leven in Ottilia, haar
boezem gaat heftig op en neer, de neusvleugels
trillen zichtbaar en om den mond verschijnt
wederom de welbekende eigenaardige trek.
„Dat zal niet geschieden, mijnheer! Met mijn
weten en willen zult u met mijn stiefmoeder
nooit meer ook slechts één seconde alleen zijn
Bleek uls een doode is het overspannen jonge
meisje, en uit den ietwat woesten blik, dien ze
op Willburg werpt, spreekt een ziekelijke op
winding.
De huttendirecteur schijnt zijn gewone zelfbe-
heersching te verliezen.
„Ik begrijp u niet goed, gravin I Ik ben zoo
verbaasd, dat het mij onmogelijk is ook slechts
één enkel motif voor uw eigenaardig optreden
te vinden,'
„Uw reserve is gekunsteld, mijnheer I U weet
zeer goed, wat ik bedoel en waarom ik u niet
toestaan mag, u met mijn stiefmoeder alleen te
confcreeren. U zult mijn tegenwoordigheid tegen
wil en dank moeten dulden. Ik wijk niet van
d< ze plaats en zou het mijn stiefmoeder in 't
hoofd krijgen, u op haar eigen kamer te ontvan
gen, zoo zal ik u beiden ook daarheen verge
zellen. Trouwens, u zult geen enkele plaats
veilig meer vinden, om met die vrouw alleen te
zijn. ik zal steeds en overal ten „téte a tête weten
te vei hinderen.'
Ottilia wijst met haar uitgestrekte rechter op
een boven den divan hangend portret harer eigen
moeder.
„Daar, mijnheer. Ziet u de beeltenis eener
vrouw, die in haar leven een toonbeeld van ze
delijkheid, deugd en eerbaarheid was. Het is
mijn moeder, en ik ben het aan haar nagedach
tenis verplicht, haar uandenken rein en onbesmet
te bewaren, de eer van ons huis te beschermen
en voor iedere vlek fe behoeden. De opvolgster
die mijn vader haur gegeven heeft, is niet waar
dig, haar de schoenriemen te ontbinden. Helaas,
Marokko.
Tot de smeulende vuurtjes, die zoo
voorzichtig mogelijk telkens toegedekt
worden, en waarin het bij diplomatieke
tiaditie ten strengste verboden is te rakelen,
opdat niet de vlam uitsla tot een brand,
behoort de politieke toestand van Marokko.
Het is daar niet in orde, het kan eigenlijk
zoo niet blijven.
De correspondent der N. R. Cl. te
Algiers schrijft:
Een feit is het, dat het land afgeloopen
wordt door een aantal plunderzieke ban
dieten, waarvan de hoofdaanvoerder zich
den titel van pretendent aanmatigt. Men kan
Marokko nog niet beschouwen als een
georganiseerden staat. Dat blijkt voldoende
uit den zouderlingen toestand, dat de
bewoners omgekocht moeten worden om voor
de regeering ten strijde te trekken, doch
onmiddelijk naar een hooger biedende
overloopen. Is het dus in die omstandig
heden voor een veldheer reeds moeilijk om
te weten met hoeveel troepen hij zal kunnen
uitrukken, zoo is het nog veel bezwaarlijker
om te weten met hoeveel man hij den vijand
zal kunnen aanvallen. Dit hangt geheel af
van het kapitaal waarover de vijand beschikt
Men weet dat wel, maar „men" laat dat
zoo, want „men" kent zichzelf te goed, om
niet te weten, dat bij een uitslaanden brand
onvermijdelijk tot plundering zou worden
overgegaan.
„Men" zijn de beschaafde staten die den
tooL aaugeven iu de wereld.
Advertentiën 1—7 regels f U.6U daarboven 8 cent per regel groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opge i: ven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een g-oci aantal 10 ;U en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
Maar één mogendheid was r, die niet
langer gevoegelijk kon m e.loe;i aan de
doofpot politiek. Een mogend lui wie gebied
aan den gloeienden pot makt en daardoor
wordt geschroeid en gebrai F. a k, ijk, dat
in Aigerië telkens meer last van de Marok
kanen kreeg. Eindelijk moest' dus iets
papa ziet in zijn verblinding niet, aan wie hij
een zoo bevoorrechte plaats in ziju huis gegeven
heeft. Dat zou ook thans te laat zijn. Slechts
de uiterste waakzaamheid mijnerzijds kan nog
grooter onheil voorkomen. Haar te vonnissen,
is mijn taak niet. U is een man en niet alle
mannen denken en handelen eervol. U ruoogt
in uw eigen oogen niet zoo schuldig schijnen,
ik, mijnheer, zal op mijn hoede zijn, zoodat het
u in 't vervolg onmogelijk meer is, mijn vader
verder te bedriegen en onze eer in gevaar te
brengen I"
Ottilia schept diep adem en laat zich daarna
vermoeid in haar zetel vallen. Zij zal nu niets
meer zeggen, wat ook Willburg zal aanvoeren.
Deze heeft nu begrepen, waar het vertoornde
jonge meisje heen wil. Zijn gelaat wisselt onder
haar heftige philippica eenige malen van uit
drukking, verried het in den aanvang ironie,
daarna toorn en bewondering, nu ligt er een trek
van medelijden op.
Hij gevoelt diep medelijden met dien ouden
man met zijn eerlijk en trouw hart en dien ede
len karaktertrek, welke hem in blinde liefdes
zaligheid die vrouw had doen verheffen zonder
haar tot een enkele slechte handeling in staut te
achten.
En hij bewondert dat meisje, wier fanatisme
voor de familie-eer zoo openlijk en onomwonden
deed spieken.
Dan echter vlamt heftige toorn in hem op, dat
di ze jonge dame hem lot zulk een lage hande
ling in staat acht en gelooven kan, dat hij het
huis van den man wil onleeren, dien hij als een
vuiler eert, want dat Ottilia zinspeelt op zijn
nachtelijk bezoek, waarbij zij hem gezien heeft,
slaat nu bij hem onomstootelijk vast.
„U vergist u wederom, genadige freule I' Will
burg spreekt ondanks zijn toorn kalm en op
afgemeten toon. Ik begrijp than- ten volle, wat
u met uw strafpredikatie bedoelt.
Zij is echter aan het vei keerde adres gericht.
Van de vele woorden, welke u zoo even ver
kwist hebt en welke mij zeker als dolkstoken
verwonden moeiten, treft er mij niet één enkel.
Ik kan hierin behalve nw hoog-edele gezindheid
slechts nog uw redenaarstalent bewonderen. Een
bijzonderen indruk kan dat, wat u gezegd hebt,
niet op mij maken, omdat het mij in 't geheel
niet aangaat I'
worden gedaan.
Dezelfde correspondent schr. f Z lerdag
Sedert een paar dagen b -v,t zich een
aanzienlijke troepenmacht van alle wapenen
dus ook met artillerie, in de richting van
Figig. Er is echter meer, want Maandag
avond is te Marnta (grensplaats lusschen
Marokko en het departement On; aange
komen Si Mohamed el GuebL r t hoofd
van de Marokkaansche grin commissie te
Algiers verblijvende, met Mirar.te. gedele
geerd tolk aan het Gouvernement General,
die altijd aan die missie toegevoege is ge
weest. Die beiden zullen met de onlangs
aldaar van Marokko rechtstreeks aange
komen missie onderhandJu:gen aanknoo—
pen met de in opsiand zijnde stemmen van
Amalat en Oedjda. Verder is Dins iagoch
tend de gouverneurge eraal Jonnart naar
het Zuiden van het departement Oran ver—
trokkeu, ineens door reizende naar Saida,
alwaar hij Dinsdagnacht moet inkomen, om
Zaterdagochtend tot 3eni Oesif bij Eigig
door te gaan. Generaal O'Connor, bevel
hebber van de divisie in het departement
Oran, zal hem op dien tocht vergezellen.
Op hetzelfde oogenblik nu, waarop deze
berichten hier werden gepubliceerd, komen
langs telegrafischen draad bericht.n van een
onverwachte onikucoping, of liever van een
ongedachte verkluwening, waarvan de af
wikkeling moeilijk en gevaarlijk zal zijn.
Het eerste telegram uit Beni Oenif luidde:
De gouverneur van Aigerié, Jo nart heeft
zich naar de schouwplaats der laitsie ge
beurtenissen op de Marokl;tan-che grens
begeven en is door het stamhoofd van Figig
uitgenoodigd het dal van Zenaga te bezoe
ken. Hij is tot op 600 meter van Figig
genaderd en tot het punt van vertrek terug
gekeerd, toer. er plotseling een scl >t klonk,
uil Figig gelost eu daa:na een fusillade.
De compagnie tirail.v.urs van het escorte
opende het vuur en e n al/m ene fusillade
volgde. De gouverneur generaal en gene
raal O'Connor reden Bnel weg, met den
senator Girente en de 'leden der pers.
Dit nog ietwat duistere beric t, waarin alleen
zeer beslist de heldhaftigheid der persman*
ueu wordt verdacht gemaakt, wordt nog
nader toegelicht en zoo blijkt, dat een Ma
rokkaansche stam, waaronder een sheik,
die denzelfden morgen aan den gouverneur
de verzekering had gegeven van zijn volle
toewijding en van zijn begeerte om in goede
versian houding te leven, op den gouverneur
een aanslag hebben gepleegd.
rasafiyr:
Zonder liet te willen, is Willburg toch onwil
lekeurig in een licht-iiouLchen loon vervallen.
„Al U spot nog, mijnheer 1 Recht zoo! U drijft
den spot met mij, omdat u mij veracht. Ik ben
immers een dochter uii die kringen, waarin men
het met goede zeden en de eer niet zoo nauw
neemt I
,U valt van liet een uiterste in het andere,
mejonkvrouw I Eerst is u trotsch, als een deugd
zame Romeinsche uit de klassieke oudheid, en
nu verkleint gij u zei ven op een ongehoorde
wijze. Ik denk er niet aan, met u den spot te
drijven, daartoe ontbreekt mij de noodige ruw
heid. Doch ik ben verbaasd en met reden. U
beschuldigt mij van een lage daad, U houdt mij
voor een schender van de eer de huizes. Kort
en goed, u gelood, dat ik achter den rug uws
vaders de geliefde van zijn gemalin ben. Dak is
sterk en zulk een beschuldiging kan een man,
die steeds het schild zijner eer voor eiken smet
bewaard heeft, wel in toorn doen ontsteken.
Gelooft 11 dan, dat er geen hoogcre doeleinden
en idealen zijn, dan als anscekendo salonhelden
aan de voeten van schooue vrouwen tc liggen?
dk ben een zakenman op en de top cn geen
troubadour, zooals de geschied en i: der middel
eeuwen die teekent.*
De gravin weet niet, wat zc denken, wat ze
gelooven moet.
Deze man is een karakter, een man van eer
in de besio betetjkenis van liet voord, of een
volleerde huichelaar en zette dan deze komedie
slechts daarom in scène, om haar op ecu dwaal
spoor te brengen en zoo wederom met haar
stiefmoeder alleen te kunnen zijn.
Wie weet, welke geheimen, misschien schande
aanbrengende me ledeelingen hij aan Nora te
doen heeft. Echter, hij heelt zich in huur vergist,
zij is geen meisje, dat men met eenige ruooi-
klinkende woorden en sciioone pinazen wegzen
den kan.
(Wordt vervolgp).