>u mm er 45. Donderdag 4 Juni 1903. 26c Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. f HELDENFIGUUR. AU TOON TIELEN, LANDBOUW. Uitgever: FEUILLETON. BUITENLAND. WAALWIJK. Zij die zich voor het volgend kwartaal abonneeren, ontvan gen de in deze maand nog ver schijnende nummers GRATIS. I. TWEEDE GEDEELTE. "i naalwykscke en Laiifstraatsche Courant Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0."5. Franco per post dap* het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden Uitgever. aan den Op een zeer treurige wijze werden we dezer dagen herinnerd aan een onvergeeflijk tekort onzer gemeente. Opgeschrikt werden te uit onzen slaap van laksheid en onver schilligheid. Nauwelijks begon de zon even te loonen, dat het haar ernst werd met den zomer, of het water eischte weder een slacht offer. Zoo iets moest hier niet meer kunnen ^beuren. Lezers en gij, lieve lezeressen, Jenkt eens even aan die arme moeder, let een hartelijk //Dag moeder! verlaat laar zoon de ouderlijke woning, gezondheid z'u wangen, levenslust in z'n oogeu. let moederlijke trotsch oogt zij hem 11a, een limlach om de lippen. En een paar uur daarna brengt men hem thuis, uitgestrekt cp een handwagen, ood. Moeders, gij zult wellicht gevoelen, Ht die moeder toen leed ik kan het niet leschrijven. Maar vreeselijk is het, dat wij 'len min of meer daaraan schuld hebben, is het bij de meesten dan ook slechts leen, doordat zij zoo onverschillig daar heen leefden, terwijl zoo'11 groot gevaar onze eugd boven het hoofd hing. Onze plicht was geweest te zorgen, dat onze jongens een bad konden nemen, zonder gevaar van le verdrinken. Vaders, en vooral gij, moeders van Waalwijk, denkt eraan, dat ook uw won hetzelfde ongeluk treffen kan. Zie hem erop aan, de lust uwer oogen als hij is, de loop vau uw leven, de toekomstige steun ran uwen ouderdom. Morgen of over morgen kan men hem u thuisbrengen, koud, gevoelloos, opgezwollen en misvormd door 't water, dood. Gij huivert Welaan dan. daarom niet gerust voor onze gèmeente eene bad- en zweminrichting lezit, waar onze jongens onder behoorlijk toezicht, zonder gevaar, in t water kunnen. zegt niet: „Mijn zoon zal niet gaan zwemmend Waneer ik mij mijne jeugd lerinner, ik, die nu wel geen brave Hendrik was, maar toch ook niet meer galgestrop an de meesten mijner makkers, dan weet ik wel, dat van al de jongens, die toen gingen zwemmen, slechts een paar verlof en ik geloof wel Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S. hadden van hunne ouders dat dit nog zoo is. Bovendien het is eene dringende gezond heidseisch. Wanneer de drukkende zomerwarmte het jonge lichaam slaat met loomheid en het neerdrukt als onder een zware last, dan haakt uw jongen naar het water, om zich na een frisch bad, weer opgewekt en sterk te gevoelen, tintelend van levenslust. W ij moeten daarom eene bad- en zweminrichting hebben. Hun, die beweren tegen eene zweminrichting te zijn om redenen, die de zedelijkheid be treffen, hun zeggen we, dat wij ook ter wille van de zedelijkheid dringend eene dergelijke inrichting verlangen. Toen in der tijd bij de vernieuwing van de havenschoeing een der raadsleden erop wees, dat het toen zoo gemakkelijk zou zijn om bij de haven eene zweminrichting te bouwen, werd hem door een collega op gemerkt, dat daarvoor de tijd nog niet geko men was. „Hoeveel moeten er dan nog verdrinken vroeg daarop het eerste raads lid. Eu ook wij vragen nu met hem „Hoe veel moeten er nog verdrinken Is het nog niet genoeg Schat men dan een menschen- leven zoo gering, dat men uitstel in dezen nog kan rechtvaardigen Mochten er echter nog meer slvchtoffers geeischt worden, ouders, wendt u dan tot de maatschappij der waterleiding en vraag haar eene bad- en zweminrichting. Zoo die er toe zou besluiten er een te bouwen, dan zal ons gemeente bestuur wel niet anders kunnen doen, dan maatregelen te nemen om van bedoelde maatschappij te verkrijgen, dat de inrichtiug een bepaald gedeelte van den dag ook voor ieder gratis toegankelijk is. Maar nog eens denkt aan uwe kinderen. Er is haast bij. De warmte wordt steeds grooter, het water krijgt des te meer aantrekkingskracht en het gevaar blijft dreigen. Voorloopig blijven we den heer A. H. van Schijndel reeds dankbaar voor de woorden op den avond van 't ongeval in de raadsvergadering gesproken. Hopen we, dat ze in goede aarde gevallen zijn. Zoo onze raadsleden er rekening mee houden, de Waalwijksche moeders zullen hen ervoor zegenen. II. .46) ZESTIENDE HOOFDSTUK. De ontmaskerde Intrigante. Bij deze woorden ziet de oude man zijn liut- tendirecteur bijna sraeekend aan, terwijl hij zijn tand op diens schouder legt. Over 't gelaat van onzen held glijdt een uit pakking van medelijdende ironie. •Stel u gerust, mijnheer de graal! Een gentle man weet onder elke omstandigheid, wat hij aan ten dame verschuldigd is.' En u is niet boos op mij? Werkelijk niet boos over deze infame geschiedenis?' In 't guedige gezicht van den graaf kemt bij lil laatste woord een pijnlijken trek. Willburg drukt hem de hand. /Mijn woord erop, mijnheer de graaf, dat ik u niet voor deze lage streek verantwoordelijk acht.' Thans komt een kamermeisje, dat in opdracht 'au Willburg bij de gravin was gaan vernemen Bf mevrouw hem ontvaugen kon, met het be scheid terug: „Mevrouw laat zich verontschuldi- en, zij is aan haar toilet. Als echter mijnheer Villburg even kon wachten, was zij tot zijn dienst.' U verontschuldigt mij, lieve Willburg, ik heb t eenige noodige correspondenties af te doeu.' De graaf legt hierbij wederom zijn hand ver trouwelijk op Willburg's schouder en zijn trouw hartige blik schijnt nogmaals om clementie en 'erschooning voor Nora te smeeken. tWij blijven toch de ouden, niet?" „Wel zeker, mijnheer de graaf 1' Onderhoudsbeinesting. Bijna alle landbouwers gebruiken met vis mijn dochter in het salon Het kamermeisje beantwoordt deze vraag be vestigend. „Dan dien den heer Willburg aan!» „Met een hartelijken handdruk verlaat de graaf zijn huttendirecfeur. Muller werpt den ouden man een boozen blik na. Hem laat men antichambreeren, terwijl een ondergeschikte der firma door de dochter des huizes in het salon ontvangen wordt. De redacteur draait woedend aan zijn snor. Ottilia begroet Willburg koel, zonder toch on hoffelijk te zijn, doch haar eenigszins misnoegd uiterlijk doet hem raden, dat zijn tegenwoordig heid haar toch niet zoo aangenaam is. Een buiging van de eene en een licht krikje met het hoofd, vergezeld van een handbeweging tot plaatsnemen van de andere zijde is de be groeting. Geen woord ontglipt aan de lippen van het jonge meisje. De fijne, edele lijnen in het schoo- ne gelaat der jonkvrouw hebben iets bizonder strengs, en ook uit de anders zoo mild kijkende oogen spreekt thans eigenaardige koudheid, kort om haar gelaatsuitdrukking is eerder die van eene door treurige levenservaringen verbitterde vrouw dan vau een levenslustige jonge dame. „Excuseer me, genadige gravin, dat ik u in- commodeer.' Willburg strijkt met zijn fijn geganteer.le rechter over den over zijn knie liggende „chapeau- claque.' „Ik kan mij niet verklaren, waarom u mij wenscht te spreken.' Onwillekeurig glijdt over het gelaat vau Will burg een ironisch lachje. Tot mijn spijt vergist gij u, genadige gravin. Niet aan u, doch aan mevrouw de gravin heb ik om een onderhoud verzocht. Mevrouw is nog aan haar toilet er, ik zou haar hier opwachten." „Ah, zool* Ottilia knikt even met het hoofd. „Een misverstand dus. Ik dacht, dat u bij mij aangediend werd.' „Pardon, ik ben zoo vrij geweest, in het salon te komen, om, zooala reed9 gezegd, mevrouw uw mama te spreken tenminste uls u mij mijn tegenwoordigheid hier veroorlooft. Anders trek ik me tot dan even gaarne terug in de voorka mer, als mijn persoon u lastig of onaangenaam grootere voorliefde de eene of andere stik— stofhoudende meststof dan eenige andere, dan b.'\ kali- of phosphorzuurhoudende. En de oorzaak daarvan is gemakkelijk op te Spoten. Met stikstof toch bemest men in de eerste plaats de te veld staande planten of die, welke spoedig op den akker zullen komen. De gevolgen van zulk een bemesting zijn dan ook aanstonds en duidelijk zichtbaar. De planten groeien snel en welig. Anders is het met een Kali- en phosphorzuur be mesting. De werking hiervan bemerkt men niet zoo snel en zij maakt dus minder in druk. Het nut van zulk een bemesting wordt dan ook vaak slechts ten deele beseft. Dit kan anders, als men de bernesling met Kali en phosphorzuur anders en beter regeld. Wat toch is het gevai Door ervaring weet men, dat een jaarlijksche bemesting met stikstof de opbrengst van het land doet stijgen, dat zonder stikstof de oogst Heer gering zou zijn. En ook de verklaring van het feit kan men gemakkelijk begrijpen, als men nagaat, dat de stikstof verbindingen betrekkelijk kort in de grond blijven, dat zij, indien ze niet door de planten worden opgenomen, naar den ondergrond zakken of hun stikstof afgeven aan de lucht. Vau Kali- en phosphorzuurverbindingen heeft men echter geleerd, dat zij in den grond blijven, dat zij door den bodem worden vastgehouden tot zij door de planten worden opgenomen. Men geett daarvan nu en dan eens een voorraad Kalizoulen en Thomasslakkenmeel (superphosphaat) om dan het land of liever de elkander opvolgende oogsten daarop te laten teren. Ik acht een dergelijke handelwijze verkeerd. Vooreerst bedenke men, dat juist die gronden, welke de grootste behoefte aan Kali hebben, onze zaudgronden b.v. ook een veel geringere neiging hebben, om die verbindingen vast te houden (een veel geringer abromptiever- mogen hebben dan kleigronden). Om die reden alleen zou het reeds meer aanbeveling verdienen, de zandgronden geregeld elk jaar met geringe hoeveelheden Kainiet te bemesten dan nu en dan slechts een grootere bemesting te geven. Maar er is ook voor de andere gronden een geldige reden, om daar de zelfde methode toe te passen. Vooraf wil ik zeggen, dat ik stilzwijgend aanneem, dat men overtuigd zij van de noodzakelijkheid van de aanwezigheid der Kali in den bodem van de gewichtige rol dezer stof bij de be mesting. Veronderstel dan, dat men op een gegeven oogenblik een ruime Kalibemesting geelt (wat bij schrale gronden noodig is) en dat men meent, daarmede nu tal van jaren te kunnen volstaan. De Kali, die do eerste planten niet gebruiken, zal, laat ons aannemen, geheel in den grond worden vastgesteld. Zij geraakt dan niet verloren dat is zoo, maar het is ook waar, dat er zich in den grond zeer moeilijk oplosbare verbindingen zullen vormen, die slechts bij zeer kleine hoeveelheden door de elkander opvolgende oogsten kunnen gebruikt worden waarvan sommige gewassen zich de Kali misschien in 't geheel niet kunnen ten nutte maken. Hiermede heb ik aangetoond, dat er nog iets anders gedaan moet worden, dan nu en dan een groote hoeveelheid Kainiet ot ander kalizout geven. Men moet namelijk daarenboven elk jaar een geringe hoeveelheid onderhoudsbemesting geven. Deze geringe hoeveelheid Kali en phosphorzuur kan dan telken jare de planten tot oogenblikkelijk nut zijn. Men bemest dan den jaarlijkschen oogst en men. houdt den grond vruchtbaar. 8.» „In dat geval had ik u niet ontvangen, d. w. z. ik had u het veld alleen gelaten. Ik veronder stel, dat u de vrouw van mijn papa liever onder vier oogen wenscht te spreken Deze op strengen toon geuite vraag doet Ottilia van een waarlijk inquisitorischen blik vergezeld gaan. Willburg knikt toestemmend. Thans komt er plotseling leven in Ottilia, haar boezem gaat heftig op en neer, de neusvleugels trillen zichtbaar en om den mond verschijnt wederom de welbekende eigenaardige trek. „Dat zal niet geschieden, mijnheer! Met mijn weten en willen zult u met mijn stiefmoeder nooit meer ook slechts één seconde alleen zijn Bleek uls een doode is het overspannen jonge meisje, en uit den ietwat woesten blik, dien ze op Willburg werpt, spreekt een ziekelijke op winding. De huttendirecteur schijnt zijn gewone zelfbe- heersching te verliezen. „Ik begrijp u niet goed, gravin I Ik ben zoo verbaasd, dat het mij onmogelijk is ook slechts één enkel motif voor uw eigenaardig optreden te vinden,' „Uw reserve is gekunsteld, mijnheer I U weet zeer goed, wat ik bedoel en waarom ik u niet toestaan mag, u met mijn stiefmoeder alleen te confcreeren. U zult mijn tegenwoordigheid tegen wil en dank moeten dulden. Ik wijk niet van d< ze plaats en zou het mijn stiefmoeder in 't hoofd krijgen, u op haar eigen kamer te ontvan gen, zoo zal ik u beiden ook daarheen verge zellen. Trouwens, u zult geen enkele plaats veilig meer vinden, om met die vrouw alleen te zijn. ik zal steeds en overal ten „téte a tête weten te vei hinderen.' Ottilia wijst met haar uitgestrekte rechter op een boven den divan hangend portret harer eigen moeder. „Daar, mijnheer. Ziet u de beeltenis eener vrouw, die in haar leven een toonbeeld van ze delijkheid, deugd en eerbaarheid was. Het is mijn moeder, en ik ben het aan haar nagedach tenis verplicht, haar uandenken rein en onbesmet te bewaren, de eer van ons huis te beschermen en voor iedere vlek fe behoeden. De opvolgster die mijn vader haur gegeven heeft, is niet waar dig, haar de schoenriemen te ontbinden. Helaas, Marokko. Tot de smeulende vuurtjes, die zoo voorzichtig mogelijk telkens toegedekt worden, en waarin het bij diplomatieke tiaditie ten strengste verboden is te rakelen, opdat niet de vlam uitsla tot een brand, behoort de politieke toestand van Marokko. Het is daar niet in orde, het kan eigenlijk zoo niet blijven. De correspondent der N. R. Cl. te Algiers schrijft: Een feit is het, dat het land afgeloopen wordt door een aantal plunderzieke ban dieten, waarvan de hoofdaanvoerder zich den titel van pretendent aanmatigt. Men kan Marokko nog niet beschouwen als een georganiseerden staat. Dat blijkt voldoende uit den zouderlingen toestand, dat de bewoners omgekocht moeten worden om voor de regeering ten strijde te trekken, doch onmiddelijk naar een hooger biedende overloopen. Is het dus in die omstandig heden voor een veldheer reeds moeilijk om te weten met hoeveel troepen hij zal kunnen uitrukken, zoo is het nog veel bezwaarlijker om te weten met hoeveel man hij den vijand zal kunnen aanvallen. Dit hangt geheel af van het kapitaal waarover de vijand beschikt Men weet dat wel, maar „men" laat dat zoo, want „men" kent zichzelf te goed, om niet te weten, dat bij een uitslaanden brand onvermijdelijk tot plundering zou worden overgegaan. „Men" zijn de beschaafde staten die den tooL aaugeven iu de wereld. Advertentiën 1—7 regels f U.6U daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opge i: ven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een g-oci aantal 10 ;U en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel, Maar één mogendheid was r, die niet langer gevoegelijk kon m e.loe;i aan de doofpot politiek. Een mogend lui wie gebied aan den gloeienden pot makt en daardoor wordt geschroeid en gebrai F. a k, ijk, dat in Aigerië telkens meer last van de Marok kanen kreeg. Eindelijk moest' dus iets papa ziet in zijn verblinding niet, aan wie hij een zoo bevoorrechte plaats in ziju huis gegeven heeft. Dat zou ook thans te laat zijn. Slechts de uiterste waakzaamheid mijnerzijds kan nog grooter onheil voorkomen. Haar te vonnissen, is mijn taak niet. U is een man en niet alle mannen denken en handelen eervol. U ruoogt in uw eigen oogen niet zoo schuldig schijnen, ik, mijnheer, zal op mijn hoede zijn, zoodat het u in 't vervolg onmogelijk meer is, mijn vader verder te bedriegen en onze eer in gevaar te brengen I" Ottilia schept diep adem en laat zich daarna vermoeid in haar zetel vallen. Zij zal nu niets meer zeggen, wat ook Willburg zal aanvoeren. Deze heeft nu begrepen, waar het vertoornde jonge meisje heen wil. Zijn gelaat wisselt onder haar heftige philippica eenige malen van uit drukking, verried het in den aanvang ironie, daarna toorn en bewondering, nu ligt er een trek van medelijden op. Hij gevoelt diep medelijden met dien ouden man met zijn eerlijk en trouw hart en dien ede len karaktertrek, welke hem in blinde liefdes zaligheid die vrouw had doen verheffen zonder haar tot een enkele slechte handeling in staut te achten. En hij bewondert dat meisje, wier fanatisme voor de familie-eer zoo openlijk en onomwonden deed spieken. Dan echter vlamt heftige toorn in hem op, dat di ze jonge dame hem lot zulk een lage hande ling in staat acht en gelooven kan, dat hij het huis van den man wil onleeren, dien hij als een vuiler eert, want dat Ottilia zinspeelt op zijn nachtelijk bezoek, waarbij zij hem gezien heeft, slaat nu bij hem onomstootelijk vast. „U vergist u wederom, genadige freule I' Will burg spreekt ondanks zijn toorn kalm en op afgemeten toon. Ik begrijp than- ten volle, wat u met uw strafpredikatie bedoelt. Zij is echter aan het vei keerde adres gericht. Van de vele woorden, welke u zoo even ver kwist hebt en welke mij zeker als dolkstoken verwonden moeiten, treft er mij niet één enkel. Ik kan hierin behalve nw hoog-edele gezindheid slechts nog uw redenaarstalent bewonderen. Een bijzonderen indruk kan dat, wat u gezegd hebt, niet op mij maken, omdat het mij in 't geheel niet aangaat I' worden gedaan. Dezelfde correspondent schr. f Z lerdag Sedert een paar dagen b -v,t zich een aanzienlijke troepenmacht van alle wapenen dus ook met artillerie, in de richting van Figig. Er is echter meer, want Maandag avond is te Marnta (grensplaats lusschen Marokko en het departement On; aange komen Si Mohamed el GuebL r t hoofd van de Marokkaansche grin commissie te Algiers verblijvende, met Mirar.te. gedele geerd tolk aan het Gouvernement General, die altijd aan die missie toegevoege is ge weest. Die beiden zullen met de onlangs aldaar van Marokko rechtstreeks aange komen missie onderhandJu:gen aanknoo— pen met de in opsiand zijnde stemmen van Amalat en Oedjda. Verder is Dins iagoch tend de gouverneurge eraal Jonnart naar het Zuiden van het departement Oran ver— trokkeu, ineens door reizende naar Saida, alwaar hij Dinsdagnacht moet inkomen, om Zaterdagochtend tot 3eni Oesif bij Eigig door te gaan. Generaal O'Connor, bevel hebber van de divisie in het departement Oran, zal hem op dien tocht vergezellen. Op hetzelfde oogenblik nu, waarop deze berichten hier werden gepubliceerd, komen langs telegrafischen draad bericht.n van een onverwachte onikucoping, of liever van een ongedachte verkluwening, waarvan de af wikkeling moeilijk en gevaarlijk zal zijn. Het eerste telegram uit Beni Oenif luidde: De gouverneur van Aigerié, Jo nart heeft zich naar de schouwplaats der laitsie ge beurtenissen op de Marokl;tan-che grens begeven en is door het stamhoofd van Figig uitgenoodigd het dal van Zenaga te bezoe ken. Hij is tot op 600 meter van Figig genaderd en tot het punt van vertrek terug gekeerd, toer. er plotseling een scl >t klonk, uil Figig gelost eu daa:na een fusillade. De compagnie tirail.v.urs van het escorte opende het vuur en e n al/m ene fusillade volgde. De gouverneur generaal en gene raal O'Connor reden Bnel weg, met den senator Girente en de 'leden der pers. Dit nog ietwat duistere beric t, waarin alleen zeer beslist de heldhaftigheid der persman* ueu wordt verdacht gemaakt, wordt nog nader toegelicht en zoo blijkt, dat een Ma rokkaansche stam, waaronder een sheik, die denzelfden morgen aan den gouverneur de verzekering had gegeven van zijn volle toewijding en van zijn begeerte om in goede versian houding te leven, op den gouverneur een aanslag hebben gepleegd. rasafiyr: Zonder liet te willen, is Willburg toch onwil lekeurig in een licht-iiouLchen loon vervallen. „Al U spot nog, mijnheer 1 Recht zoo! U drijft den spot met mij, omdat u mij veracht. Ik ben immers een dochter uii die kringen, waarin men het met goede zeden en de eer niet zoo nauw neemt I ,U valt van liet een uiterste in het andere, mejonkvrouw I Eerst is u trotsch, als een deugd zame Romeinsche uit de klassieke oudheid, en nu verkleint gij u zei ven op een ongehoorde wijze. Ik denk er niet aan, met u den spot te drijven, daartoe ontbreekt mij de noodige ruw heid. Doch ik ben verbaasd en met reden. U beschuldigt mij van een lage daad, U houdt mij voor een schender van de eer de huizes. Kort en goed, u gelood, dat ik achter den rug uws vaders de geliefde van zijn gemalin ben. Dak is sterk en zulk een beschuldiging kan een man, die steeds het schild zijner eer voor eiken smet bewaard heeft, wel in toorn doen ontsteken. Gelooft 11 dan, dat er geen hoogcre doeleinden en idealen zijn, dan als anscekendo salonhelden aan de voeten van schooue vrouwen tc liggen? dk ben een zakenman op en de top cn geen troubadour, zooals de geschied en i: der middel eeuwen die teekent.* De gravin weet niet, wat zc denken, wat ze gelooven moet. Deze man is een karakter, een man van eer in de besio betetjkenis van liet voord, of een volleerde huichelaar en zette dan deze komedie slechts daarom in scène, om haar op ecu dwaal spoor te brengen en zoo wederom met haar stiefmoeder alleen te kunnen zijn. Wie weet, welke geheimen, misschien schande aanbrengende me ledeelingen hij aan Nora te doen heeft. Echter, hij heelt zich in huur vergist, zij is geen meisje, dat men met eenige ruooi- klinkende woorden en sciioone pinazen wegzen den kan. (Wordt vervolgp).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1903 | | pagina 1