Nummer 52. Zondag 28 Juni 1903. 26e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. MAAR ROET ÏK 1111111 M ll.ll is. AN TOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Uitgever; Bekendmaking. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 0."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel, Zij die zich voor het volgend kwartaal abonneeren, ontvan gen de in deze maand nog ver schijnende nummers GRATIS. Voorbereidend militair onderlicht. „Hooge Politiek." Het begint er steeds meer op te lijken, dat de Servische konings-moordenaars ougestraft zullen blijven en dat de groote mogendheden zich zullen bepalen tot een vrij platonisch protest. Oostenrijk en Rusland hebben zelfs hun betrekkingen met het nieuwe gouvernement niet willen of durven schorsen, en ue gezanten dezer staten, die den mee,sten invloed in den Balkan uitoefenen, waren tegenwoordig bij de ontvangst van den nieuwen koning. Overwegingen van „hooge politiek" geven hierbij natuurlijk den doorslag. Beide rijken zijn bevreesd, iefs van hun invloed in Servië te verliezen en wagen het daarom niet door een ietwat hardhandig optreden zich de sympathieën vau Belgrado te verspelen. Men kan nu wel ongeveer raden, hoe bet verder gaan zal. Als de moordenaars van het koningspaar nog gestraft worden, dan zal het een straf zijn, die het woord tot een bespotting maakt, een straf „pro forma", om den schijn te redden. Maar misschien komt het ook zeil d&irtoe niet, en zullen de moordenaars niet slechts hun volle vrijheid blijven genieten, maar nog bevordering maken op den koop toe. Europa kan dan opnieuw zijn handen in „onschuld" wasschen. Zóó eisciit het de „hooge politiek", die reeds zoovele laagheden ongeboet deed blijven. Maar welk een nieuwe en diepe belee- diging van het rechtsgevoel En welk een voorbeeld l C. V lil TWEEDE GEDEELTE. Een Afscheid, dat feitelijk geen afscheid is. Naar aanleiding van bovenstaand schrijft De Zoom over contante betaling het volgende 't Is gemakkelijk genoeg, te beweren dat contante betaling gewenseht is't bewijs, dat ze noodzakelijk geacht moet worden, is ook niet moeilijk. Maar moeilijker wordt het, wanneer men begint te vragen hoe ertoe te komen Bij een misbruik, dat zóó diepe wortels geschoten heeft in geheel het maatschappe lijke leven, dat zóó ingeburgerd is, dat zelfs degenen die er onder gedrukt gaan, vaak het doel niet begrijpen, waarom het wordt bestreden, bij zulk een misbruik moet de hoogste voorzichtigheid gepaard gaan aan volhardende bestrijding. Bij het uitroeien van ieder misbruik moeten de bestrijders met de uiterste zorg alles vermijden, wat andere slachtoffers zou maken van hun strijd. Het gaat niet aan, maar te zeggen lang krediet is een mis bruik, dus weg er mee, en geen kre diet meer gegeven aan wien ook Morgen voeren we contante betaling in alle oude en loopende rekeningen krijgen de lui thuis, en als ze binnen veertien dagen niet alles tot den laatsten cent toe hebben aaugezuiverd, dan sturen we den deurwaarderEeu voorzichtig dokter zal maar niet ineens besluiten tot amputatie van eeu been, omdat het een etterende wonde heeft. Neen, hij beproeft de wond te genezen, langzaam en geleidelijk, want hij weet zeer goed, dat 't veel beter is het zieke lidmaat te heelen, al duurt het ook wat langer dan door het afzetten van het been het geheele lichaam in gevaar te brengen of het levenslang te vermin ken. Zoo gaat het ook in onze maatschappij, waarvan wij allen afzonderlijk de kleinere, en de verschilleude standen de groote le dematen zijn. Dit lichaam loopt van tijd tot tijd wel eens een blauwe plek, of een kneuzing of een wonde op, vooral als de samenwerking en de verstandhou ding der verschillende ledematen te wen schen overlaat. Wie nu zulke wondeplekken waaron der ook komt het lang crediet in den kleinhandel door krasse radicale maat regelen wil doen verdwijnen, loopt groot ge vaar een middel toe te passen, dat veel erger is dan de kwaal. Daarom moeten we 't beleid en de voor zichtigheid prijzen der oprichters van de Han ze, die wel contante betaling als een der eerste cischen stelden tot opheffing van den Midden stand, maar in hun statuten den eisch aldus uitdrukten (art 3 A)„De leden van „de Hanze" zullen trachten hunne economische en maatschappelijk belangen te bevorderen, door het streven naar contante betaling bij den de tailhandel. Men besluit dus maar niet kortweg tot het invoeren van coutante betaling, inziende dat een plotseling invoeren slechts leiden kan tot verwarring en tot moeilijkheden, zoowel voor den verkooper als voor den kooper. Hoe moet men in de praktijk streven naar contante betaling Een doornige vraag, die op verschillende plaatsen verschillend beantwoord dient te worden. Om tot de juiste oplossing te geraken is zeker een zeer gepast middel, het te ma's en tot een punt fan bespreking in den boezem van de Hanze zelve. Daar zijn de mannen van praktijk vereenigd, die den lokalen handel door en door kennen ieder kan spreken van wat hij in »ijn vak onder vindt, en zoo kan men door gemeen overleg komen tot een algemeenen regel, dien allen volgen kunnen. 't Bestuur der Hanze zal 't ons echter niet euvel duiden, als wij 't wagen op eelti ge punten te wijzen, die wellicht behartiging verdienen. Vooreerst moet contante betalingaan de orde gesteld wordenmen moet er propaganda, reclame voor maken, de menscheu moeteu sr dikwijls over hooren spreken en erover lezen, inct andere woordeneerst en vooral moet men overtuigd worden ver koopera en koopers dat 't beginsel van contante betaling een deugdelijke princiep is, dat vroeg of laat ingevoerd eu algemeeue regel moet worden. Verder moeten de neringdoenden ervoor zorgen, dat degenen, die contant willen betalen, 't ook doen kunnen. 'l Is een vreemd verschijnsel, maar men kan dikwijls niet van zijn geld afkomen Mijnheer A. is sterk voor contante beta ling en tracht ze ook toe te passen. Maar hij kan niet Haalt hij in een winkel, waar hij meer malen koopt zijn beurs voor den dag, dan luidt 't steedt allervriendelijkstf,0 laat U maar zitten mijnheer, komt wel terecht, we zullen 't wel opschrijven". „Ja, juffronw, maar ik betaal liever contant. „O, maar 't is voor ons veel gemakke lijker en pleizieriger als met Nieuwjaar alles ineens binnenkomtdan zien we dadelijk, hoe we ervoor staan". Maar men vergeet uit te rekenen, hoe veel meer men zou verdiend hebben, als alles contant betaald werd Of men kan het niet Want met de boekhouding is 't vaak zoo ellendig gesteld En er zijn er zoo weinig die begrijpen, dat een balans oprna- keu iets meer dan heel eenvoudig optel en aftreksom is Doch dit tusschen haak jes. De Hanze tracht ook naar ervaring van degelijk handelsonderricht ten gerieve der ledenvre mogen dus hopen op beter schap Mijnheer A. heeft een klein karweitje gehad voor zijn timmerman of metselaar. „Morgen de rekening staren, hoor baas „Goed, mijnheer 1" Maar jawelmijnheer ziet geen rekening. Als hij 't nog een paar maal gevraagd heeft en ten slotte dreigt naar een auder te gaan, ja dan krijgt hij 't dingetje thuis doch met groote letters staat er boven „Op verzoek." Dat daarom de winkeliers toch zorgen 't den klanten gemakkelijk te maken Ten derde kan men en paar percent kor ting toestaan voor wie contant betaalt. Een ander raiddel past men elders naar ik meen ook te Tilburg toe. Daar zend men om te beginnen halfjaar- lijksche rekeningen, zonder evenwel al te veel aan te dringen op betaling. Men drukt of schrijft erbij, dat men zoo handelt als lid der Hanze. Zoo hoopt men geleidelijk een onbegrensde hoogachting ingeboezemd, ik acht hem hoog en houdt van hem, als ware hij mijn eigen vader.' voort te gaan later driemaandelijksche, dan elke maanden van een maand tot contant is 't maar één pas. 't Zou te veel van onze plaatsruimte vergen zoo we hier nog uiteenzetten, wat elders geschiedt en met welk gevolg. Belangstellende verwijzen we naar „Le Problèrae Social de la Petite Bourgeoisie par H. Lambrechts", dat ook op dit punt veel wetenswaardigs bevat. Een bezwaar Voor ambtenaren en in het algemeen voor personen wier traktement slechts op vaste tijden wordt uitgekeerd, is het soms on mogelijk contant te betalen. We beantwoorden met eenige vragen Als zij crediet noodig hebben ligt 't dan niet voor de hand, dat zij geld opnemen bij een bank-instelling, in plaats van den winkelier te dwingen het te doen En is dit te duur, kunnen zij dan niet onderling een spaar en voorschotkas oprichten waar zij tegen matige rente een voorschot kunnen krijgen op hun salaris en tegen eer. fatsoenlijke rente hun spaarpenningen beleg gen Wanneer zij eenmaaldoor spaarzaam heid, hetzij door een voorschot tegen matige rente, dat langzaam wordt afgelost een termijn voor zijn, verdwijnt dan niet de geheele moeilijkheid Eindelijk zal de Hanze van dergelijke per sonen wel zeer te vreden zijn, als zij maan delijks betalen 't is vooral het lange crediet dat we bestrijden. Mocht men erop wijzen, dat er gevallen mogelijk zijn, b.v. onvoorziene ongelukken tegenslag enz. waar contante betaling de ondergang zou zijn voor een geheel gezin, dau vergete men niet, dat de Hanze eene Katholieke Vereeniging is en dat de christe lijke liefde, ook voor Vereenigingen, het hoogste gebod blijft! Tot zoover „De Zoom" en wij zijn 't hiermede volkomen eens. Ook in onze ge meente begint „De Hanze" daaraan de hand te slaan zooals we n.l. in om vorig nummer mededeelde, is in de laatste algemeene ver- gade-ing besloten na zeer lange discussie voor dit jaar, dus niet voor 'i vervolg dat de Har.zeleden aan huone debiteuren, in den loop dezer maand hunne rekening over 1902 niet voldaan hebben, begin Juli eene kwitantie zullen aanbieden. Dus dan heett men ll/§ jaar crediet gegeven, ons dunkt De Waarschuwing. cho van het Zuiden, rn Laiivstraatsche Courant, De Burgemeester ran Waalwijk maakt bekend, dat jongelieden van 16 tot 24 jarigen leeftijd, die wenschen deel te nemen aan het voorbereidend militair onderricht zich van heden af tot 15 Juli a.s. kunnen aanmelden ter secretarie dier gemeente Aan hen, die voor de militie hebben geloot en den cursus van dat onderricht in zijn geheel en met vrucht hebben doorloopen wordt uitgereikt het getuigschrift W. Hieraan zijn de navolgende voordeelen verbonden lo. aanspraak, voor zooveel eenigszins mogelijk op keuze van korps en garnizoen 2o. het vooruitzicht om in de eerste plaats voor het verwerven van een graad in aanmerking te worden gebracht. Verder is hef volgen van dien cursus van groot i.ut voor hen, die zich de noodige militaire be kwaamheid en lichamelijke geoefendheid willen verschaffen om in aanmerking ie kunnen komen voor inlijving tot korte oefening. Waalwijk, 20 Juni 1903. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S. (52) ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Willburg treedt wat nader op haar toe. „Ik heb u dan wèl pijn gedaan, raejonkvrouwl Het trillen uwer lippen wettigt het vermoeden, dat u een smartelijk gevoel tracht tr beheerschen. Doch als een verklaring moge dienen, dat u ook mij zeer veel leed hebt aangedaan. De .zwendelaar en de „avonturier' schrijnen mij nog als pijnlijke dolksteken in het hart. Bij de herinnering daaraan prikkelt het opnieuw weder daarbinnen.' Onwillekeurig legt hij de hand op het hart en ziet de gravin met een sraartelijken trek op het gelaat aan. ,U is de overtuiging toegedaan, mejonkvrouw, dat ik op de plaats van dat re gelmatig kloppende ding, hetwelk men hart noemt, een „getalleutabel" draag, ondanks dit lijd ik echter nog aan de zwakheid, mij door beleedigingen gekrenkt te gevoelen. Zoo iets had u zeker een .pessimist' en „vrouwenhater' niet meer toegedacht, niet waar?' Onder het spreken door is hij haar wederom wat meer van nabij genaderd en zij.... trekt zich weer meer in het salon terug. „De zon schijnt wat al sterk op het terras,' ïsgt ze verontschuldigend. „U ontsnapt mij niet door uitvluchten, gravin I Wilt u mijn vraag niet beantwoorden Waartoe dan toch, in deze afscheidsstonde Waarom al die onaangenaamheden nu nog her haald, terwijl we elkander toch nooit meer we derzien Ottilia gaat eenigazing onverschillig op een hoekdivan zitten, terwijl ze met een noodi- gend handgebaar Willburg verzoekt tegenover haar plaats te nemen. „Het beleedigende, wat ik U heb toegevoegd, heb ik reeds lang geboet. Of voelt u niet, welk een stap het voor mij wa9, u in uw woning persoonlijk mijn verontschuldigingen te moeten komen aanbieden en daarbij nog van uwe zijde pijnlijke vernederingen in den vorm van .wel gemeende bakvisch-raadgevingen" te moeten ontvangen Willburg zwijgt, omdat hij verzonken .is inde eenigszins onbeleefde bezigheid van hel beschou wen dezer wonderschoone gestuite. Gelukkig kon dit ongemerkt ge chieden, want de gravin heetï ua haar laatste woorden het hoofd omgewend en ziet met een niet te definieeren trek om haar mond naar buiten. De drukkende atmosfeer heeft ook hun beider gemoed bevangen. Een soet-weemoedig gevoel drukt hun onuitgesproken harten, een afscheidsstemming, in welke wen zoo gaarne genoten »lief» en ondervonden „leed* de revue laat passeeren, heeft zich van beideu mees ter gemaakt. Doch daar dringt zich ploteeling die eeuwige kwelduivel der menschheia ook bij hem weder om op; de natrilling der lastertong. Het gesprek met de gouvernante over Ottilia schiet hem plot seling te binnen en, hoe hij er ook tegen strijdt, toch kan hij een pijnlijk opkomend gevoel van twijfel niet onderdrukken. Wederom trekt die heftige scène, welke hij met Ottilia heeft gehad, aan zijn geestelijk oog voor bij. Hij ziet haar van haar slechtste zijde en toch kon dit alles den machtigen indruk van deze koninklijke schoonheid niet op den ach tergrond schuiven. En nu gaat hij weg, voor altijd! Zal hij haar werkelijk nooit meer weer zien En zal haar beeld ook ten slotte verblee- ken, zooal8 reeds dat van menige echoone vrouw verbleekt is f Hij was immers een inan als vele anderen en.... bovendien een man, wien de vrou wen voorkomend tegemoet getreden waren. En mocht er bij deze al enkelen geweest zijn, die eeuigen indruk op hem gemaakt hadden, deze was spoedig toch weer verdwenen. Wel boeide hem in menig salon het geestige gesprek eener schoone dame, doch in de voorkamer ge komen, was hij al vergeten, of de interessante vrouw bruine of blauwe oogen had. Ook in de balzaal had menige opvallend schoo ne verschijning hem een oogenblik getroffen, maar den drempel der feeën-ruimte overschreden, was deze indruk, evenals de helle lichtschijn der lichtkronen, weggevaagd. Hoe geheel anders gaat het hem met gravin Ottilia. Haar beeld blijft hem dag en nacht bij zelfs onder zijn werkzaamheden, waarbij hij anders alles op zijde kan zetten, staat het nog naast en voor hem. Waarlijk, dit Duitsche meisje met haar ideale wereldbeschouwing, met haar geloof aan Duitsche liefde en Duitsche trouw heeft het hem aangedaan, dat voelt hij, nu bij haar voor goed gaat verlaten. Willburg had er wel een wereld voor willen geven, als hij de gravin had mogen overtuigen, van de waarheid, dat ook eeu practische zaken man weet, wat ware liefde is. Maar daarvoor is het te laatl Hij haeft zich zeiven het reeht ontnomen, zijn liefde aan dit edele meisje te uiten. Hij heeft, om zijn kind weer te vinden, zijn vrijheid verkocht. Om zijn Editha te kunaen omarmen, zijn lang ontbeerd kind aan zijn hart te kunnen drukken, heeft hij Nora de concesaie moeten doen, haar in de toekomst met rust te laten, altijd, als ook zij de voorwaarden, haar voor geschreven, nakomt. En hij, de zedelijk-hoog siuaude man, miste de kracht, zijn geliefd kina voor die echtbreekster op te offeren, zoodat hij de poort tot zijn geluk achter zich gesloten heeft. Onze held heeft een gevoel, als wordt hem de keel dichtgesnoerd, nu hij thans tegenover dit lieve wezen zit, met het onweerstaanbaar verlan* gen haar aan zijn hzrt te drnkken. „Mijn arme vader zal u zeer missen, mijnheer Willburg!' Ottilia ziet hem bij dit gezegde aan, doch slaat oogenblikkelijk de oogen neer voor den eigen- aardigen blik, die uit Willburg's oogen haar tegenstraalt. „Ook ik zal mijnheer uw vader missen, gena dige gravin. Ik heb mij zoo gewoon gemaakt aan zijn edel gelaat, dat mij altijd wat schijnt te ontbreken, als ik hem in een dag niet zie. Het karakter van mijnheer uw vader heeft mij Trotsche vreugde doet Ottilia's boezem zwel len. En.... het impulsieve gevoel van dank baarheid volgend, steekt zij Willburg haar hazd toe. „Ik dank u, mijnheer. Deze woorden maken veel goed. Wij scheiden nu zeker ala vriendeD vergeven en vergeten zij alles, wat tusschen ons lag." Met onverholen vreugde drukt Willburg de welgevormde hand aan zijn lippen. „Vergeven en vergeten Maar niet vergeten, mijn genadigste freule! Uw sympathieke ver schijning zal eeuwig in mijn geheugen geprent ziju Slechts met moeite onderdrukt hij de volheid van zijn gevoel. O, hoe gaarna had hij Ottilia liefdevol tot zich getrokken en haar toegejubeld „Ik heb u lief I' Het lichte rood, dat Ottilia's wangen kleurt, doet hem denken aan de teere kleur eener meiroos. De ongekunstelde verlegenheid, waarin Will burg's vurige handkus haar brengt, omhult haar met het imponeerende van een behoorlijk jonkvrouwelijkheid. .0, roosje rood, o, roosje schoon, O, had ik nummer u gezien 1 klinkt het in Willburg's binnenste. „Wanneer vertrekt u?' Dat klinkt op stil. vragenden toon. Onze held schrikt als uit een droom. „U herinnert er mij aan, dat ik afscheid moet □eiu sn I" Hij zucht en strijkt met de hand over het voorhoofd. „Duitschland is het land van zalige droomen. Wilt u mij somtijds als een vriend gedenken Oitilia neemt de haar toegestoken hand niet; het ie, els is ze bang, Willburg haar geheele hand te schenken; slechts haar vingertoppen raken de zijne, doch hij omvat ze liefdevol en drukt *e nogmaals aan zijn lippen. „Voor eeuwig 1' zegt hij zacbt. Hij voelt, dat die kleine hand, welke hij in de zijne houdt, licht beeft. Daar overweldigt hem als t ware een erotische geestvervoering en zonder zich zelve reken schap te geven van hetgeen hij doet, omvat hij W—M—1W de voor hem sittende slanke gestalte en drukt ziju lippen op haar bekoorlijken wond. Een ▼an stilte, bedwelmende zaligheid bij het branden der middagzon. Van buiten zweeft een leere bloemengeur naar binnen en vervult de atmosfeer met een zoet aroma. En roren, de jonge rozen geven geur. Bij 't schitt'ren der teere zomerkieurl' „Voor eeuwig!' fluistert Willburg op vibree- renden toon. „Vergeving voor den zondaar, die stal, waarnaar hij wegens een zekere verhouding niet de hand mocht uitsteken. Ik weet, dat deze kus met de ontwijding van een heiligenbeeld gelijk staat. Maar ik ben ook slechts een mensch en geen God 1 Deze ku» zul mijn liefdes teerspijs ziju op mijn in de toekomst vreugde en liefdeloozen levensweg." Hij rukt zichsnel los en, nog eenmaal een kus drukkend op Ottilia's hand, stoimt hij, zonder meer om te zien, weg. „Voor eeuwig I" >teunt Ottilia, in den divan terugzinkendvoor haar staat een wand wet frissche bloemen, in deze verbergt zij haar gelaat. En als dauwdruppels vallen haar tranen in de kelken der rozen en geraniums. ACHTTIENDE HOOFDSTUK. ,Ik beu boos op u, deserteur! Ik wachtte met smart er op, dat u in mijn kamer zoudt komen om met mij een tijdje gezellig te praten en in plaats daarvan komt een bediende met uw kaartje l'| Met een jovialen lach steekt graaf van Mane- fald-Herchestorf zijn hand ter begroeting aan Willburg toe. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1903 | | pagina 1