ummer 74. Zondag 20 September 1903. 26e Jaargang Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. Aan den Heer E. W. KLIJBERG-Pernot Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. ANTOON TIELEN, Sidder in de orde van Oranje-Nassau. Uitgever: bij zijne benoeming tot FEUILLETON. Troonrede. fHWirtrrr [)it Blad verschijnt W oensdag- en Zaterilagnv o 11 d. A b o n li e in e n t s p r ij s per 3 maanden f O." 5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Zij die zich voor het volgend kwartaal abonnee- ren, ontvangen de in deze maand nog verschijnende nummers GRATIS. Sïlïe) (5+1*® (5#*® ©w® Een lied van eerEen lied van trouwe Nu waar verdienst' na strijdend streven Zijn huid' ontving van d' Hooge Vrouwe, Die intens meeleeft Necrlands nijv'rheidsleven. Een schaar van jong'ren stond u ter zij, O ridder! en beeldd' in breede lijn Met U uit die grootsche «Galerij», Voor 't Buitenland zelfs een waar festijn! Welnu, in U zijn allen gehuldigd, Ook Waalwijk en zijn nijv'rheidssfeer, Zoo naamloos veel aan U verschuldigd. Dies jubelt 'tDat Gode schenk' U zegen Na deez' welverdiende eere-weelde Dan glinstert nog hooger glans U tegen E. a./d. H. J. M. S. TWEEDE GEDEELTE. WAALWIJK. Advertkntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot# letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regeh en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contract gesloten. Reclames 15 cent per regel, De algemeene indruk van dit staatsstuk is, zoowel wat vorm als inhoud betreft, weer zeer bevredigend. De vorm on tegenzeggelijk is hierop wederom de stem pel gedrukt van den meesterlijken stylist, die, als hoofd van ons tegenwoordig kabinet, de traditionneele dorheid dezer rede met zooveel andere liberale ertenissen heeft gedeponeerd ter liberale griffie, nu wel als archief te qualificeeten en de inhoud bij eerste lezing maakte zij op ons den indruk van een requisitoir over de revolutionnaire gewelddaad, in 't voorjaar, hier te lande gepleegd. Vernietigend moet in den ko ninklijken mond geklonken hebben dë pas sage De zee- en landmacht kweten zich lofwaardig van hunne roeping, vooral toen misdadige woeling tegelijk het openbaar ge zag en de maatschappelijke levensbeweging bedreigde. Het volle licht moge op deze zinsnede vallen, èn als een juiste verbale uitbeelding Van den toenmaligen toestard èn als een krachtig bewijs, dat de regeering met open vizier en als mannen uit één stuk haar verwoedste tegenstanders tegemoet treedt. Het moet ons hier van het hart, dat wij werkelijk de meening zijn toegedaan, dat een liberale regeering niet zoo vierkant tegenover deze beweging had gestaan, als nu de christelijke regeering, ook nu weer ia haar troonrede. En het bewijs voor deze stelling, welke misschien velen wel wat paradoxaal toelijkt, ligt o. i. èn in utiliteitsredeuen, noodig ter handhaving der dan bestaan hebbende linksche meerderheid èn in de houding van vele liberale bladen, met name de Nieuwe Rotterd. Courant, tegenover het ontslag Lindeman. Bij de tweede lezing van deze omvang rijke rede trof vooral onze aandacht de massa arbeid, hier opgezet en in de mini- strieele keukeus zeer zeker ten deele al gereed. Doch alvorens hierop eenigszius nader in te gaan, iets anders. Het was o i. goed gezien van de regee- riug, dat ze naast haar onbewimpelde af keuring der revolutionnaire wandaad, een lotklauk liet hooren over de houding van alle goedgezinden, in 't bijzonder van het overgroote deel onzer werklieden, die toch het naast bij de beweging betrokken waren, 't Is werkelijk, zooals de regeering zegt u De nuchterheid van geest, die zich in de dagen van spanning bij het overgroote deel der werklieden openbaarde, doe de hope koesteren voor gezonden voortgang der ar- beidersbeweging." Tot welslagen van deze wenscht de regeering door voortgezette sociale wetgeving mede te werken. En als we dan in verband met deze passage lezen, dat de regeering aankondigt: uitbreiding der verzekering tot de zee- visscherij en ziektegevallen, dat voorbereid wordt de verzekering tegen invaliditeit en ouderdom, dan vragen we „Is het geen politieke misdaad te noemen in deze pe riode, waarin aan den visscher zijn lioog- noodige verzekering tegen ongevallen en aan den werkman zijn ouderdom, of in validiteitspensioen wordt aangeboden, is het geen politieke misdaad, nu de regeering aan handen en voeten te binden door aan- stuwing op grondwetsherziening en kies rechtuitbreiding. Wij zijn het volkomen met de /Standaard" eens, waar hij zegt: ,/Maak nu deze hervorming tot strijdleuze voor 1905, gij voorstanders!" En wij voegen er met de Nederlander" bij, laat nu de regeering en volksvertegenwoor diging rustig doorwerken aan den berg van werk en goed werk, dat nog voor deze twee jaren aan den winkel is. Voor deze streek is vooral belangrijk de herziening der tariefsregeling. Met open ooren zal niet alleen door geheel Neder land, maar zeer zeker ook door de Lang straat naar de behandeling dezer materie worden geluisterd. We zullen hopen, dat de beide hoofdtakken van nijverheid hier in deze streek, welke nog zoo pas zoo eens gezind om den palm der overwinning stre den, versterkt uit het parlementaire strijd perk mogen te voorschijn treden. En volgens Z.Exc. den minister van W. H. en N. is dit niet anders mogelijk dan door samenwerking. Dit moge wel in 't oog gehouden worden. De Troonrede geeft verder nog veel zeer veel zelfsalles te detailleeren gaat in dit bestek niet aan. Alleen willen wij nog wijzen op de uitvoerige paragraaf aan Indië gewijd; o.i, spreekt hieruit een nieuwe aera voor Indië. Het moederland zal dau ein delijk eens gaan inlossen, wat het zoolang reeds aan onze Oost en ook aan de West onthouden heeft. Vooral, dat er maat regelen worden overwogen ten behoeve van den inlaudschen landbouw op Java zal velen bevredigen. Gaarne hadden we ook de Indische nijverheid in deze passage hooren noemen, want ook deze vraagt een steun- en stuwkracht in den vorm van uoodige subsidiën, vooral de vereeniging ,/Oost en West" gevestigd te Batavia kun deze goed gebruiken. Deze toch moedigt de kunstuijverheid der inlandschc bevolking aan, om met de voortbrengselen dezer nij verheid, evenals met die van de Japansche geschiedt, een wereld-handel te drijven en zoodoende de Javaan uiet geheel af hankelijk le doen zijn van den landbouw, welks misgewas nogal vaak een hongers nood veroorzaakt. Kan de Javaan met zijn kunstnijverheid nog iets verdienen, dan leed hij toch geen broodsgebrek, maar, zooals gezegd, een wereldhandel moet dan gedre ven worden en dat gaat niet voor Oost en West, daarom eene flinke subsidie voor deze desnoods gereorganiseerde vereeniging ten bate der inlandsche nijverheid was te wenschen geweest. Doch we mogen tevre den zijn, als men bedenkt, dat de land bouw is en blijft des Javaans hoofdmiddel van bestaan. En hiermede konden we van deze passage afstappen, als we de zinsnede over de pa cificatie over het Noorden van Sumatra niet wat enlhousiastischer hadden gewenscht, immers schitterend is het resultaat vau Generaal van lieutsz, maar wellicht ligt deze mindere voldoening aan het verschil in temperament. Ten slotte, het christelijk karakter der regeering komt ten volle uit in de nadere regeling betreffende de uitkeering van Rijks wege aan openbaar- en bijzonder onderwijs, van de Zondagsviering en last not least in de maatregelen, welke worden overwogen ten behoeve van den meer gewenscht# rechtstoestand der Inlandsche Crintenen in Indië, Wat hiermede bedoeld wordt, is #im grossen und ganzen" wel te bepalen, de nadere omschrijving zal echter wel volgen. Zeer zeker zal liet vooral niet de bedoeling zijn, de verdraagzaamheid tusscben chris tenen en Mohammedanen te ondermijnen, maar wel kuiperijen van wege de laataten te voorkomen, vooral die, welke over of van Konstautinopeh komen. Dat dit meer dan noodig was, heeft reeds menige cor respondent op gewezen. Moge onder Gods zegen al het toege zegde tot heil van 't vaderland tot stand komen, zonder een stoornis in de wettelijke machine, als ook door de Troonrede ge- qualificeerd, dit is zeker de wensch van allen, die het wel meenen met ons kleine, doch zoo nijvere land, dat, God verhoede het, nooit de prooi worde van die wouldbe— hervormers, die liever den werkman zijn verzekering onthouden, dan hun idee-fixe „Algemeen kiesrecht" zoo spoedig mogelijk prijs te geven. en Ijifslriilsrkr Courant, ®SmSS Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. AI. S. (67) EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Het Huwelijksaanzoek. Hij doopt de pen in den inkt en begint haas je z»j" hnndteekening onder een aantal voor itrn liggende brieven te schrijven. (Vergeef me, mijnheer de graaf, dat ik u zoo *einig opmerkzaamheid geschonken heb ik B°et voor de naaste post nog eenige noodige Wrrespondeutie's afdoen.* i granf schrikt als 't ware uit zijn gepeinzen ['I1 en zegt .Ga uw gang, mijnheer Willburg, j't u niet storen. Ik weet immers, dut de zaken j:i u alles zijn u gaat er geheel en al in op t» hebt nergens anders oog voor.' Willburg lacht ten weinig gedwongen. „U !::iijnt mij hierom half en hall' een verwijt te ®&knn, mijnheer de graaf.» God zal mij bewaren, mijnheer Willburg '1 zou ik zonder u aangevangen hebben: als ►leclits even ar.ders geweest was, als u zijtl p, omdat u steeds met een helder hoofd bij f!'ea zijt, kon ik rustig de toekomst afwachten. u beu overtuigd, dat, wat u ook begint, het 100e t gelukken. De zekerheid, waarmede u "Pbeedt, iinp'-neert zelfs het noodlot. Doch nu |eS mij ook eens oprecht, hoe u over Ottilia's uwelijk denkt. Kent u mijnheer van Hohen- ein Jammer, dat u niet meer ten onzent komt; hadt u hem dagelijks kunnen observeeren. 'J i' een beminnenswaardig jongmensch. Altijd 'roolijk en vol geestige invallen, daarbij be scheiden en voorkomend. Ik gelool, dat men alles van hem vergen kon, als hij slechts mijn vrouw en Ottilia een genoegen daarmee doen kan." Will burg's gelaat vertoont telkens een wrevelige uitdrukking, zoo dikwijls de graal' over zijn vrouw spreekt. .De hoofdzaak, mijnheer de graaf, is en blijft toch, of de gravin zelve dien heer is toegeduan. Zeer zeker is het eervol en edel van den heer von Hohenstein, dat hij juist thans, tijde s de crisis in uw zaken u zei mij toch, dat mijn heer von Hohenstein met alles op de hoogte i9 zijn aanzoek doet. Het is voor gravin Ottilia zoo moeilijk uit te maken, of zij om haar zelve, dus uit ware liefde, gekozen wordt of niet. En daarom mag een jongen man, die zieh op een oogenblik aanbiedt, dat het lot een wending een kwade kon veroorzaken, niet teruggestooten worden. Ik ken den heer van Hohensiein slechts oppervlakkig, maar ik moet erkennen, dat zijn joviaal, innemend uiterlijk iedereen Yoor hem inneemt. Buitendien is de man, voor zoover mij bekend, rijk genoeg, om zich een leven te ver oorloven, zooals hij tot nu geleid heeft. Hij zal u w financiën, mijnheer de graaf, niet behoeven, om een eigen huishouden op te zetten. En dan, hij heeft in zijn heel een schat, die hem altijd in de gelegenheid stelt eventueel in de war ge raakte fmanciën in orde te brengen. Er kon tegen dit aanzoek niet veel ingebracht worden. Als gravin Ottilia zich ten zijnen gunste uitge sproken heeft, wil u zeker wel mijn hartelijke gelukweaschen aanbrengen. Ik wensch niets vuriger, dan haar recht ge lukkig te zien. Willburg8 stem klinkt zoo opvallend bewogen, dat de graaf hem verrast aanziet. Een telegrambesteller treedt juist binnen en geeft Willburg een telegram uit Berlijn. Deze breekt het met zenuwachtigen haaslopen en.... nadat hij kennis genomen heeft van den inhoud, krijgt zijn gelaat een hoog roode kleur Met van vreugde fonkelende oogen reikt hij het den graaf over. „Actiën heden aan de beurs volteekend, koers rijst' leest deze met trillende stem zijn handen beven zichtbaar, als hij het telegram aan Will burg teruggeeft. „Alzoo is de crisis gelukkig doorstaan. Wij zijn gered. En dat alles dank ik u alleen, mijn heer Willburg.' De graaf steekt zijn vriend want zoo mogen we toch veilig onzen held noemen zijn beide handen toe en onder de glazen van zijn gouden bril schitteren een paar traoen. .Deze tijding zal ook gravin Ottilia groote vreugde verschaffen,' zegt Willburg. Maar hij moet nu toch zijn gelaat eenigszius afwenden, om zijn ontroering te verbergen. .0, hoe zal mijn Ottiliëtje zich verheugen, mijnheer Willburg. Misschien zal ze zich nu nog wel bedenken over dat huwelijk. En mijn Noral Eindelijk kon ik mijn woord gestand doen on haar het appelgrauwe schiram lspan va graaf Jedwietz koopen. Zij heeft daarnaar reeds zoo lang ver langd. En Deniso zal een kleine chaisse met ponny's hebben. Allen, allen zullen wat hebben want uilen moeten zich met mij verblijden, ook mad. Blanche 1' Zenuwachtig trippelt de oude man door het kantoor heen en weer. Deze vreugdevolle en gewichtige verrassing maakt hem een kind gelijk. „Ik rijd nu dadelijk naar huis. Eigenlijk wou ik nog een poosje naar Kroonsbad, doch ik heb daar toch geer. rust. Ik moet eerst voor alles, deze goede tijdiDg naar het slot overbrengen. Wat zullen ze allen opkijken. En wat zal men morgen zeggen I De achterdochtige en aarzelenden zullen morgen zeker met goud actiën willen koopen. Dit is nu een kansje, als wij in lange niet hadden. Zijn de zaken nog niet geregeld voor vandaag, mijnheer Willburg? Ik zou wel willen dat u meeging, dau heb ik toch nog tot Görschenheide uw gezelschap. Ik wou wel den geheelen dag met u er over spreken en toch verlang ik zoo naar huis!' Willburg geeft de geteekende brieven aan een jougeu man in een belendend vertrek en ziet dau op zijn horloge. .Het gewichtigste is afgedaan, ik kon dus wel met u meerijden, mijnheer de graaf. Editha zal zich wel verheugen, dat ik wat vroeger thuiskom. Dat lieve kind heeft zich toch reed: eenigermate aan mij gehecht en toont een ongevciusde blijdschap als ik thuiskom.' De graaf is te 6terk met zijn eigen aangelegen heden bezig, om aandacht te kunnen schenken wat Willburg zegt. Beide heeren verlaten daarom stilzwijgend het kantoor en nemen plaats in de grafelijke equipage. Dicht bij Görschenheide gekomen verschijnt Ottilia op den straatweg. Zij heeft een bezoek aan Emmy gebracht. Haar gelaat wordt hoogrood, zoo spoedig zij onzen held bemerkt. Haar hart klopt van vreugde. Zou hij naar het slot rijden omNog hooger kleurt haar jonkvrouwelijk gelaat bij de gedachte van eeu aanzoek zijnerzijds. „Mijn lief Ottilëtje, dat is aai dig dat ik u tref,' roept de graaf en springt uit de equipage. Willburg begroet de gravin en neemt daarna van beiden afscheid, om te voet zijn weg te ver volgen. De graaf stijgt met zijn dochter weer in en het rijtuig zet zicli in beweging. Mechanisch heeft Ottilia op Willburg's groe tende buiging met het hoofd geknikt, nu staart ze hem onbewust na. Zij strijkt met haar hand over het voorhoofd. „Hoe komt het, papa, dat mijnheer Willburg vandaag zoo vroeg naar huis gaat? Ik dacht, dat hij toch gewoon is later te gann „Ik heb hem gevraagd m«de te rijden, Ottilia, omdat ik nog heel wat met hem te bepraten had en ik toch zoo naar huis verlangde. Verbeeld je, Ottilëtje, de actiën zijn heden op de Berlijnsche beuis zelfs meer dan volteekend! Morgen 'zullen we ze op eeu hoogte brengen, dat de gansche wereld er verbaasd van slaat!' „God zij dankl' komt het vol vreugde over haar lippen, „En dat danken wij aan mijnheer Willburg, Ottilia! Hem alleen! Aan zijn doorzicht, zijn zakenkennis en zijn bezorgdheid voor het welzijn van ons huis. Wij zijn gered en over eenigen tijd wellicht rijker dan we ooit geweest zijn Het is nu Diet meer noodig, Ottilia, dat gij, om verzorgd te zijn, gaot trouwen. Denk maar ge rust lang en breed over het aanhungige aanzoek na. Als ge slecht9 het geringste op Hohenstein aan te merken hebt, zoo wacht dan nog een poos of zie, als 't niet anders kan, van hem af. Gij zijt een mooi meisje eu Godlof weer rijk. Ge kunt u een man uitkiezen geheel naar uw smaak. „Weet mijnheer Willburg, dat Hohenstein aan -11» zoek naar mij gedaan heeft?" Een angstige zweving ligt in haar stem. 'Ja, Ottilia! En hij is de meening toegedaan, dat gij het aanzoek van den zanger niet van da hand moet wijzen. Hij meent, dat men een hart dat ons in criti6che tijden vrouw blijft, niet maf teruestooten. Ilij toont door ziju belanglooee handelwijze, dat hij u oprecht liefheeft en u om u zelve tot zijn echtgenoote beeft gekozeu. Hij verzocht mij, als ge het aanzoek aanneemt, jouw. zijn gelukwenschen te willen overbrengen.' „Hoe vriendelijk van mijnheer Willburg I Om Ottilia's mondhoeken spreidt zich ean smartelijke trek, die toont, dat zij tot schreiena toe vol is, zij bijt zich de lippen ten bloede. Du« zij was weikelijk niets voor hem I Een vluchtige opwelling was het derhalve bij hem geweest 1 O, hoe kon ze dien man op't oogenblik haten I Haar hart was diep gekwetst en haar beleedigde trots fluisterde, neen schreeuwde haar toe, au geen oogenblik meer te wachten met het aan nemen van Von Hohenstein, om aan Willburg metterdaad te bewijzen, dat ook z ij aan ean vluchtige opwelling had gehoor gegeven, toen zij hem een oogenblik deed gelooven, dat zij hem beminde. Nora zit met Deuisc en mad. Blanche op het terras onder den lomnierijken lindeboom, wiens bloeitijd voorbij is. Ook Nöfa's bloeitijd schijnt voorbij te wezen, want ze ziet er bleek en afge mat uit. Zij heeft zich in een roman van Zola verdiept, terwijl de gouvernante Denise's schoolwerk cor rigeert. Blanche is tegenwoordig onraeedoogend streng voor haar leerlinge en Nora heeft den moed niet meer, in te grijpen, zelfs al 6traft de gouvernante haar dochter met de gerafiineerdnte straffen. Een enkele dreigende blik der gouvernante houdt de gravin in toom. Als Nora haren echtgenoot zoo haastig op het terras ziet toeloopen zijn zwaarlijvigheid ver oorlooft hem mot inspanning vlugge bewegingen ziet zij eeuigszins verbaasd den aankomende aan. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1903 | | pagina 1