Nummer 5.
Zondag 17 Januari 1904.
27e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
"f
Ik
Eerste Blad.
De Echo van het Zuiden
IE IHLIllMKil 111
zijne
coriespondenties
uit Waalwijk en Omstreken!
iiet meestgewildebiaddeistfeek.
NTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN.
BEKENDMAKING.
LANDBOUW
Uitgever:
FEUILLETON.
Wilt het publiek van een
geneesheer eischt en
wat het eischen
kan.
r
WAALWIJK.
TWEEDE GEDEELTE.
rn l.usslraatsrhr («irait.
ff
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
De Burgemeester der gemeente Waalwijk
maakt bekend, dat in het rolltie-Reglement op
de openbare wegen en voetpaden in Noord-
Brabant van 4 Novembar 1903 in werking ge
treden 1 Januari 1904 o.a. het volgende is be
paald
2. Van Rijwielen.
Art. 82. Het wielrijdcn is verboden:
b. met rijwielen met meer dan vier berijders
c. met meer dan twee rijwielen naast elkander
in aommen van gemeenten en daarbuiten met
meer dan drie.
Art. 33. Het is verboden op wegen en voet
paden te wielrijden
a tonder dat het rijwiel voorzien is van
eene luidklinkende signaalbei of hoorn,
b. een uur na zonsondergang tot een uur voor
zonsopgang tonder dat het rijwiel vooizien is
van een helder lichtgevende, aan de voorzijde
van het rijwiel bevestigde en naar voren uit
stralende lantaarn.
Art. 26. Het is verboden op wegen en voet
paden met rijwielen
a. met grootere snelheid te rijden dan die,
waarmede tich een paard in matigen draf voort
beweegt o.a.:
binnen de kommen der gemeenten
b. met grootere SDelheid te rijden, dan die,
waarmede zich een voetganger in versnelden pas
voortbeweegt o.a.:
bij het rijden om scherpe hoeken of het rijden
over kruispunten.
daar waar een druk verkeer of eene ophooping
van menschen is.
c. door te rijden bij het ontmoeten of voor
bijrijden van schichtig wordende paarden, of
wanneer door of leDgevolge van het rijden
iemand, die van den openbaren weg gebruik
maakt, nadeel kan ondervinden.
3. Van Hondenwagens.
Art. 38. Het is verboden de wegen en voet
paden te berijden met een voertuig o.a.
c. bespannen met een bond, die rechtstandig
gemeten van het bovenste gedeelte van den
schouder langs de voorpooten tot den grond, eene
mindere hoogte heeft dan 50 centimeter,
d. bespannen met honden tusschen hurries,
wanneer tusschen de hoogten der honden onder
ling een grooter verschil bestaat dan 4 een
timeter.
Art 39. De geleiders van met honden be
spannen voertuigen «ijn verplicht op de wegen
tm voetpaden:
bij hei rijden o.a.:
in de kommen der gemeenten voor of naast
de zangespanneu honden te gaan.
Waalwijk, 15 Januari 1904.
De Burgemeester voornoemd.
K. DE VAN DER SCllUEREN.
Vrij naar het Duit9ch bewerkt door J. M. S.
(91)
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De BieBseh wikt, God besehlkt.
(S L O T.)
In het volgende oogenblik staat de geroepene
naast zijn beklagenswaardigen vriend.
„Tioost u, mijnheer de graaf I Wij willen u
naar uw kamer brengen, n hebt vóór alles rust
noodig.'
De graaf ziet Willburg strak en wezenloos
aan, dan haalt hij diep adem, en plotseling
tot ontzettenden schrik vao Ottilia en Willburg
zinkt hij levenloos ter aarde.
Een beroerte heeft hem getroffen hij is
doodl
Met een gil. die alle aanwezigen door de ziel
dringt, werpt Ottilia tich op den graaf. Will
burg, die onmiddellijk, diep geschokt, ziet, dat
hier geen hulp meer baat, tracht de gravin te
kalmeeren met te zeggen, dat wellicht nog niet
alle hoop behoefde opgegeven te worden, of
schoon hij zelf niet gelooft, wat hij zegt.
Eindelijk gelukt het de gravin zoover gerust
te stellen, dat 't lijk van den graaf naar diens
kamer gebracht kan worden.
Een bode te paard ijlt naar Kroonsbad, om
den dokter te halen, terwijl Ottilia en Willburg
nog beproeven de levensgeesten van den ouden
aan op te wekkeD, doch imtuurlijk tevergeefs.
Nu wordt de afwezigheid der gravin nog op-
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot»
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Üraaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel* eu
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
In het gebeurde te Wazpik ligt een ge-
reedt aanleiding, om eens in het kort na te
gaan, wat de menschen van eeu dokter
vergen, en wat ze vergen kunnen. Een
van de hoofdmotieven, die leiden tot den
gewraakten brief van den raad der gemeente
'Waspik aan den gemeente-geneesheer was
dat de laatste te veel uitging. Het zij voorop
gezet dat de bedoeling van dit artikeltje
niet is een beoordeeling van de reeds ge
noemde kwestie. Om daarin een oordeel
te vellen, dient men van alle omstandigheden
haarfijn op de hoogte te weien. Het doel
van deze regelen is alleen uitem te zetten
aan hoeveel valsche beoordeeliugen en be
schuldigingen de geneesheer^ i'm 't algemeen
blootstaat. Zeer dikwijls o.a. treft hem het
verwijt, dat ik reeds boven aanhaalde, na
melijk het te veel uitgaan. En dat heeft
een zeer natuurlijke reden. Een dokter
neemt in de maatschappij een eenigszins
eigenaardige plaats in. Het is geen kantoor
man of een ambtenaar. De laatsten kunnen
op zeker tijdstip van den dag huu boeken
opbergen, het kantoor sluiten, en dan vrij
over het verdere gedeelte van den dag
beschikken. Ze kunnen daarna binnen
zekere grenzen uitgaan zooveel en zoolang
als ze willen. Er is niemand, die hen na
gaat niemand, die het weet kortom, daar
kraait geen haan naar.
Met een dokter echter is dat heel ander".
Hij kan niet, zooals zij, zijn praktijk op
bepaalde uren sluiten hij is nooit vrijhij
mi.et altijd disponibel wezen. Wil hij dus
z'n ontspanning, die hij toch ook evenals
elk ander mensch, en misschien meer dan
een ander noodig heeft nemen, dan dient
hij dit te doen, als hem dit toevallig wordt
vergund, als, voor zoover hij kan nagaan,
geen zieken zijn voortdurende tegenwoordig
heid eischen. Dit is reeds op zichzelf een
groot ongemak, dat an zijn ambt kleeft.
Nooit beschikt hij over zijn tijd, nooit kan
hij voorat bepalen, dan en dan vrij te zullen
zijn, nooit is hij zeker, niet in zijn ont
spanning gestoord te zullen worden. O,
gij allen, die na het sluiten vau kantoor
of zaak, u rustig iu huiselijken kring of ter
vallender. Waar is zij toch gebleven
Daar komt een bediende aangeloopen. Doods
bleek vra.gt hij naar do genadige freule. Eenige
gasten, een nieuw onheil vermoedende, dringen
zich met meer nieuwsgierige dan deelnemende
gevoelens om den zenuwachtiger man heen eu
vernemen het ontzettende ongeluk van op den
straatweg, zooeven door de bewuste heereD aan
den concierge medegedeeld.
Als een bliksemflits treft dit nieuws toch de
omstanders, een kreet van medelijden ontsnapt
veler mond enenkele heeren begeven zich
reeds op weg, om de plaats van de vreeselijke
catastrophe in oogenschouw te nemen.
Huber, naar wien men als de naastbestaande
der verongelukte zoekt, is plotseling verdwenen,
men kan hem nergens vinden.
En Willburg en Ottilia?
Zij vernemen het verongelukken van Nora en van
een bediende.
Beiden staan een oogenblik a's verpletterd,
zelf de graaf gaat voor een ondeelbaar moment
uit hun gedachten.
„Da dood doet ons met veel verzoenen I' zegt
eindelijk Willburg plechtig. „Nora heeft veel en
zwaar gezondigd, doch in 't aangezicht van den
dood zij haar alles vergeven I Dat ook God haar
genadig zij I'
Ottilia kan niet antwoorden. De emoties van
't laatste uur hebben haar te sterk geschokt,
bewusteloos valt ze in een fauteuil neer.
Terwijl dit alles gebeurde, had te Kroonsbad
een derde gewichtig feit plaats., dat beschouwd
kan worden als de eind-catastrophe van de tra
gische gebeurtenissen op dezen „dag van afreke
ning,' welke naar roenschelijke gedachte zou zijn
een dag van vrijmaking van de knellende ban
den der schuldige vrouw, die juist heden door
Gods beschikking zoo onverwacht en onvoorbe
reid voor zijn hoogen rechterstoel werd opge
roepen I
Zoo spoedig Willburg 's morgens op het slot
was gekomen, had hij mademoiselle Blanche te
spreken gevraagd.
Bij haar toegelaten, zei hij eenvoudig: .Made
moiselle pak nog heden uw zaken en vlucht zoo
spoedig mogelijk over de grenzen, want de
wisselaffaire is bij de politie bekend I'
Doodelijk verschrikt wil de gouvernante heat
feeste terugtrektgij, die het verdere ge
deelte van den dag onveibiddelijk afwijst
ieder, die u over zaken spreken wil gij die
u door niets uit uwe verkwikkelijke rust
uren laat storen gij, die 's-avonds het
hoofd ter ruste legt met de genoegelijke
zekerheid te kunnen doorslapen tot den
frisschen morgeno, gij kent den onrust
en de gejaagdheid niet van lien, die deze
ongestoorde rust moeten missen, die geen
oogenblik van den dag of den nacht zeker
zijn van hun tijd, die zich niet kunnen te
rusten leggen of het is met de onzekere
gedachte „voor hoelang Zeker dit alles
is onafscheidelijk aan zijn ambt verbonden,
hij weet, dat opoffering een levenswet voor
hem is. En een geneesheer, die zijne taak
consciëntieus opneemt, zal zich daartegen
niet verzetten. Hij weet dat het niet andera
kan, eu dal hij van het oogenblik. af aan, dat
zijn leven in de praktijk begint, afstand doet
van de vrije beschikking over zijn tijd. Maar
ge zult moeten toegeven, lezers, dat ook bij
bem de boog niet altijd gespannen kan zijn,
dat ook hij behoelte heeft aan ontspanning,
een ontspanning, die gij op bepaalde uren
neemt eu nemen kunt, maar die hij slechts
te hooi en te gras genieten kan, wanneer
zijne praktijk het toevallig toelaat. Eu die ont
spanning heelt hij noodig, broodnoodig
Niemand kan daar buiten, en zeker hij niet,
die uit den aard van zijn ambt het grootste
deel des levens slijt te midden van lijden
en ellende, ziekte en pijnen. Zelfs het
meest harde zenuwstelsel zou op den duur
daaronder bezwijken. En toch, wanneer ge
het tweemaal treft, dat ge den dokter noodig
hebt, eu bij is niet thuis, dan het beet„de
dokter is nooit thuis.* Wilt toch bedanken, dat
dit een onrechtvaardige beoordeeling is. Nog
eens, een dokter kan geen vaste uren be
palen, dat ie zijn ontspanning neemtdaar
mee zoudt ge zelf niet tevreden zijn; hij
kan niet zeggen om zes, zeven of acht uur
„Zie zoo nu, sluit ik de zaak, en ben ik
voor zaken niet meer te spreken.* Telt
uwe eigen rusturen bij elkaar, vergelijkt die
met de zijnen en ge zult een beschamend
overschot ten uwen gunste vinden.
Wanneer een feestje u om gezelligen,
vroolijken disch vereenigt, dan zijt gij vrij,
niemand zal u storen, ge kunt ruimschoots
g nieten, en keert ge 's nvonds vroolijk, to
vroolijk misschien, huiswaarts, niemand, die
zich daaraan ergert, niemand, die u dit zal
verwijten. Ieder pleit verzachtende omstan-
nog bedanken, doch hij heeft reeds haar kamer
verlaten.
In een ommezien is de Franfaiso klaar en
verdwijnt door een achterpoortje; gaat naar
Kroonsbad om te zien, of de baron reeds ver
trokken is, envindt daar het geheele huis
van mevrouw Kohier in opschudding. Egon
heeft xich, nadat hem verzocht was zich wegens
eer aanklacht op 't commissariaat van politie te
vervoegen een kogel door het hoofd gejaagd en
nu is reeds de justitie aanwezig, om 't geval te
onderzoeken.
Nauwelijks heeft Blanche dit vernomen, of zij
wil zich uit de voeten maken, maar de politie
reeds in 't bezit van haar zeer goed te kenDen
signalement heeft haar onmiddellijk in 't oog
en naemt haar gevangen.
Na lang in voorarrest gezeten te hebben, dient
haar zaak eindelijk en wordt zij, mede om haar
ongunstige antedecenten, tot een zeer zware straf
veroordeeld.
VJJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Na stormen in veilige liuven.
Het is ruim een jaar later.
Willburg zit op de met groene ranken om-
groeide veranda zijner villa te Görschenheide in
druk gesprek met een in 't zwait gekleede dame.
Het is gravin Ottilia van Mansfeld-Herchestorf,
die haar arm liefdevol om Editha's schouder
gelegd heeft en uaet een vriendelijken blik den
spreker aanziet.
Er wordt op de villa een kleine feestelijkheid
gehouden, de eigenaar viert zijn verjaardag.
Op de veranda en in den tuin bewegen zich
veel gasten, die allen gaarne den algemeen geachte
jubilaris kwamen coropliraenteeren.
Daar zijn o.a. ai onze oude en toch wellicht
bijna vergeten bekenden, als Hilda von Sleden
met haar papa en Dr. Wilhelm met zijn jonge,
schoone vrouw Hilda von Wollingen. Hoe ge
lukkig zien er allen uitl
Terwijl alle gasten zich feestelijk gestemd
voelen en de gastheer aan geen nieuw bezoek
meer denkt, houdt er een rijtuig, bespannen met
dikheden, bij zoo'n gelegenheid mocht dat
wel. Maar niet aldus is de beoordeeling,
wanneer het een dokter geldt. Pas op, wanneer
hij zich ten keer aan luidruchtige vroolijk
htid overgeeft; morgen zal het heele dorp
of de heele stad weten, dat de dokter zich
te buiten is gegaan, morgen zal de heele
gemeente schande over hem spreken. Voor
hem geen verzachtende omstandigheden, voor
hein geen pardon Et) toch is het voor hem
even vergefelijk als voor anderen, misschien
nog meerwant ook hij is een mensch, en
een mensch, wiens dag dikwijls vervuld is
met de treurigste emoties.
Ge eischt van hem, dat hij bij ziekte of
ongeval zoo spoedig mogelijk bij u is. Ge
moppert, als hij niet verschijnt, wanneer hij
er volgens uwe raeening die natuurlijk
op het allervlugst is berekend zijn kan.
En ge belemmert hem in de keuze van
z'n voertuig. Een dokter mag geen motor
rijden, want „daar zijn de paarden bang van*,
een dokter mag geen fi.'.ts rijden, want „dat
wil van een dokter niet gedaan zijn.*
En als ge hem noodig hebt, eti bem roept,
zoudt ge hem bij u willen tooveren, komt
hij nooit vlug genoeg.
Ge zult hem rijf en twintig maal uit zijn
nachtrust wekken, hem door sterke over
drijving de' klachten overhalen, mee te gaan.
Zonder inededoogen eischt gy, dat hij komen
zal ondanks weer en wind, terwijl hy, bij u
gekomen, telkens en telkens de erraring
opdoet, dat gy moedwillig den ernst van het
geval hebt overdreven dat zijne tegenwoor
digheid niet dringend noodig was, dat een
bezoek den volgenden dag even voldoende
ware geweest. En als hij dan, door deze
ontmoedigende ervaring geleerd, het waagt
den les eu twintigsten keer te vragen „Zou
het wel soo hard noodig zijn Is het morgen
niet tijd genoeg?*, dan zijt ge verontwaar
digd en durft ga verwijten doen. Dan heeft
de dokter misdaan, terwijl toch oorspronke
lijk de fout in het publiek zit, dat hem boo
menigmaal reeds heeft gedupeerd.
Ge vraagt niet, of bij niet te moe is, ge
vraagt niet, of hij misschien vier en twintig
uren in de schoenen heeft gestaan, in vier
en twintig uur geen rust genoten heeft.
Neer., gij roept, hij zal dus komen. En,
zeker, ge hebt gelijk, als ge bem werkelijk
noodig hebt, en hij zal u dan geen hulp
weigeren. Maar vergeet niet, hoe ontelbare
malen hij tot de tegenovergestelde ervaring
kwam hoe dikwijls hij zich bij nacht^en
twee vurige hengsten, voor de villa stil. En....
wie stapt er uit? Vorstin Feodora Urbinskil
Reeds lang verloren wij deze hooge dame uit
het oog. Na het bezoek, door Willburg op haar
villa .Theodora» gebracht en waar de vorstin
aan hens beloofde, het adres van zijn kind te
zullen opsporen, hebben we de vorstin niet meer
ontmoet.
Willburg is zeer verrast, als de Vorstin wordt
aangediend wie hij verwacht had, haar niet,
want hij wist, dat ze bijoa onmiddellijk na zijn
bezoek destijds ziek geworden was, zelf zeer
ernstig, zoodat de doctoren liaur aanraadden
naar den Oeral terug te keeren, want zij meenden
dat die lucht voor haar beter zou zijn. Tot nu
is de vorstin in Rusland gebleven, zoodat zij
hare belofte, Willburg toen met zoo'n ernst
gedaan niet kon inlossen.
Met waarlijk vorstelijke elegantie treedt de
voorname bezoekster de salon binnen, waar
Willburg zijn hooge gaste opwacht.
„Wel, Gospodin Willburg, noe maakt u het?»
„Dank u, doorluchtigheid. En hoe gntthetu?
Is u weer geheel en al hersteld P Het is me
bepaald een aangename verrassing u hier te zien.
Komt u rechtstreeks van Rusland P
„Ja, mijnheer Willburg, ik kom zoo van mijn
Oeral. Maar iaat ik u eerst eens van harte
feliciteeren. Nog vele jaren, Ernst Willburg.»
En hierbij kijkt de Vorstin onzen held met
can uitdrukking op Kaar gelaat aan, waarin als
't ware vroolijke ernst en zielevreugd om den
voorrang strijden. „Maar mag ik nu uw gasten
eens zien? Ik zou zeer gaarne met hen willen
kennismaken en ongedwongen eenigen tijd met
hen willen verkeeren.»
.Met alle genoegen, Doorluchtigheid.
Willburg gaat zijn bezoekster voor en stelt ze
aan de aanwezigen, nog macr geëinotiëerd door
dit voorname bezoek dan hij, een voor een voor.
De blik, dien Willburg bij het voorstellen op
Ottilia slaat, zegt de vorstin, die nog
altijd denzelfden liefdegloed voor den redders
haar lover.8 in haar hart voelt branden, onmid
dellijk al zooveel, dat zij hopeloos bemint. Hoe
droevig dit haar ook stemt, zij wenscht in dezen
zekerheid te hebben. Zij blijft daarom langer,
dan ze aanvankelijk meende te doen. Terwijl ze
met Hilda van Steden over muziek zit ie praten
•laat ze van tijd tot tijd een blik op het tweetal
hondenweer een locht getroosten moet, die
Meek onnoodig te zijn. Denkt daar eens aan,
en ge zult hem, gewend als hij is aau sterk
overdreven klachten, niet ten kwade duiden,
dat hij geneigd is, ook uwe klachten te
onderschatten. Denkt daar eens aan, en ge
zult toegeven, dat ook hij er recht op heeft,
dat gij zooveel mogel'jk zijne krachten spaart.
Wanneer hij u iu en slepmde ziekte
bijstaat, zijn beste krachten aan u wijdt, u
met zorg en liefde omringt, alles aan u dott,
wat hij volgens de regelen der kunst doen
kan, maar ge gaat naar uw zin niet genoeg
vooruit, dan gebruikt ge tegenover hem geen
reverentie, maar wendt u tot een ander ge-
ueesheer. Zeker, ook dit weer is uw reoht,
en een man met menschenkeunis sal u dit
niet verwijten maar dat neemt niet weg,
dat dit voor hem, die u naar zijn best ver
mogen behandelde, een slag in 't gezicht is,
dien hij wel is waar met grootheid zal dragen,
omdat hij zich zelf niets hestt te verwijten,
maar dien hij toch voelen moet.
Een dokter moet vriendelijk wezen, maar
het is hier weer niet gewoue vriendelijkheid
zooals ge die van een ander mensch verlangt.
Hij inoet opgewekt tijn, daar waar hij zelf
het ernstige van den toestand inziet, hij
moet troosten waar hij het ergste vreest,
hij moet zijn innerlijke emoties angstvallig
verborgen houden, hij moet altijd goed ge
humeurd zijn. Werkelijk, gij eischt van een
dokter meer dan hij geven kan.
O gij allen, die als strenge rechters op
treedt over wat eeu geneesheer doen en laten
moet, weest in uw oordeel niet te hard.
Vraagt u zeiven eens af, wat gij van hem
eischt, en wat hij van u moet verdragen en
go zult milder en zachter worden io uw
oordeelDat was het doel van dit stukje,
een billijker beoordeeliog te vragen van de
behandelingen van den dokter, dan maar al
te dikwijls het geval is.
De cenige weg tot verbetering
Er zijn verschillende redenen, waarom in
den laatsten tijd de landbouw is achteruit
gegaan en daarmede de finatitiecle toestand
van den hoer in ongunstiger omstandigheden
gekomen is. De voornaamste reden is wel
de waardevermindering der producten. Door
dat andere landen, andere werelddeelcu voor
Ottilia en Willburg, dat daar zoo in ernstig
gesprek aan het eind der veranda zit.
De gravin heefteen brief van haar broer, den
jongen graaf, ontvangen, waarvan do inhoud het
onderwerp van 't gesprek is tusschen do twee,
door de vorstin met een drsevig, doch berustend
hart bespied.
De jonge graaf is diep geschokt door den
plotselingen dood zijn vaders. En door gewetens
wroeging gedreven, is hij naar Amerika getrokken.
Hij heeft diep berouw over zijn dood en telkens
eu telkens vraagt hij aan zijn zuster om verge
ving voor zijn hardvochtige handelwijze, welke
vergeving reeds voor de cooveelste muai geschon
ken is. Hij wil zich eerst verbeteren en niet
naar zijn vaderland terngkeeren, voor hij zijn
groote schuld heeft uitgeboot.
Bewogen drukt Willburg de hand der gravin.
„Arme OttiliaI' zegt hij medelijdend. U hebt
reeds veel in uw jonge laven ondervonden en
geleden 1 Hopen we, dat de naaste toekomst u
spoedig licht en zonueschijn mogen brengen.'
Ottilia zucht. Zij buigt het schoone hoofd een
weinig voorover, om de tranen te verbergen,
welke in haar oogen opwellen. Liefdevol drukt
zich Editha, die worr bij Ottilia staat, tegen
deze aan. „Ik zal altijd veel van u houden,
tante Otiiletje„ zegt het lieve meisje, teeder naar
haar opziende. Deze neemt haor hoofdje tusschen
de har.den eu kust het cngelschoone kind harts
tochtelijk.
Inr.ig ziet Willburg op deze lieve groep neer.
„Ottilia,' zegt hij eindelijk, „ruim een jaar is
verloopen na het afsterven uws vaders, mag ik
boopeu
Aan de avondtafel, waaraan zelfs de vorstin,
die in Hilda van Steden een nieuw.- vriendin
gevonden heeft, nog deelneemt, pioclnmeert de
gastheer zijn Verloving met gravin van 51«ns-
feld-Hercherstorf en aan de vreugd volle verassing
en de welgemeende geiukwenechen komt bijna
geen einde.
Wel hebben èn de Vorstin èa Emmy met een
schrijnend weegevoel hun gewenschen bij die
der overigeu gevoegd en Willburg doorziet
beider zielstoestand o zoo goeden is haar daarom
zeer dankbaar voor haar zegenwenschen doch
het harteleed der beide teleurgestelde dames
wordt getemperd door de overweging, dat zij
wel de vlag moeten strijkeo, echter niet vooreen