u mm er
Zondag 24 Januari 1904.
27® Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Cemeentebelangen.
Eerste Blad.
De Echo van het Zuiden
is door zijne uitgebreide
correspondenties
het meestgewiide blad der streek.
A N T 0 0 N TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN.
Een paar uitingen in
„Het Volk."
uit Waalwi en Omstreken
Uitgeyek:
FEUILLETON.
IN EER JHERSTKLD
OE GEHEIMZINNIG? BANDIET.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advkrtentibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per reel
22 JANUARI 1904.
Vijf-eu-twiutig jaren
Een korte tijd voor wie er achter «taan
lang voor hen, die hem nog doorleven moe
ten. Den 2£en Januari 1879 was het voor
Nederland een gewichtige dag; toen deed
een nieuwe Landsvrouwe Haar intocht. Zou
Zij de plaats, door de beminde en betreurde
Sophia opengelaten, waardiglijk kunnen in
nemen
Niemand is er, die daar thans niet vol
diepe overtuiging een hartelijk antwoord op
geeft.
Gegroet, Edele Vrouwe!
Vier in eigen kring Uw vijf-en-twintig
jarig feeatNederland voelt met U mede
en waren de tijdsomstandigheden ander»,
waren er geen oeconomische, politieke en
fiuancieele verwikkelingen, en ware onze
eigen Hollandsche, weinig toeschietelijke,
meegevende aard wat opgewekterHol
land zou oudanks den wintertyd in bloem-
veraiering en feestlied zijn vreugde uiten.
Zie op deze vyf-en-twintig jaren, Nrer-
lands volk
Zie het aanvallig Prinsesje, door ieder
onzer, niemand uitgezonderd, met eerbiedige
liefde bemind, opgroeien tot een bloeiende
Maagd, tot een stoer Kind van Hollands
gezonden bloede, tot een vriendelijk hupsch
Maagdelijn, tot Vrouw
Wat Zij was, heeft Zij Haar Moeder te
daukenHaar Moeder, wakend voor twee
belangen Haar Land en Haar Kind..., Haar
Moeder, begrijpend dat 'slands belang ook
dat van Haar Dochter, en Haar Doch
ters belang dat van het land was.
Het is niet de bedoeling deze vyf-en-
twintig jaar met al de gebeurtenissen aan
een beschouwing te onderwerpen het is de
bedoeling een woord van hartelijke dank
baarheid en innige verknochtheid uit te
spreken tot de Vrouw, Die een kwarteeuw
geleden onzen Hollandschen grond betrad,
Die met het verlaten van het Duitsche
vaderland Hollandsche sjmpathieën wist te
verwekken, Die verder als Koningin en
mannen. Sen wijde Turksche
hoeder toonde Hollandach te zijn in hart
en hand.
Koningin Emma, en Gij, Koninginnetje*
en Gij, Prine Hendrik der Nederlanden.
Koninklijke Familie.... onze eerbiedige,
iefdevolle gedachten zijn op dezen dag bij U.
I.
De eerste staat in verband met het insti
tuut der voorwaardelijke veroordeeling. Zooals
men kan weteu, heeft zich de «Nederlander*
in een barer laatste editie's principieel daar
tegen verklaard. Zij ontkent n.l., dat overheid
staanda tegenover volwassen rechtsverkrach-
ters, het recht heeft te pogen den dader te
verbeteren in plaats van de daad te straffen.
Wij van onzen kant zouden willen vragen
Wat is beterEen persoon, die voor de
eerste maal in aanraking komt met den
rechter, trachten te bewaren voor recidive,
door hem zonder etrat, maar met een be
dreiging van straf te laten uitgaan, dan hem
of haar keouis te laten maken met de straf
gevangenis, zonder eenige rekening te houden
met de vaak verwoestende gevolgen voor den
(de) getroffene, zoowel wat diens (dier)
maatschappelijke als moreele toekomst be
treft P Het stellen dezer vraag bepaalt reeds
ons standpunt in deze actueele quaestie en
het is ons aangenaam weer voor de zooveelste
maal aan' de eyde van het „Centrum* te
kunnen plaats nemen, dat reeda jaren lang
als een warm voorstander van dit institunt
zijn wel geschoolde en goed geacoentueerde
stem in deze luide heeft laten weerklinken.
Doch nu tot „Het Volk* teruggekeerd.
Dit is ook voor genoemd stelsel, natuurlijk,
al was het alleen maar, om de gelegenheid
te hebben voor één keer ongestraft tegen de
wetten der bourgeois-maatschappij te kunnen
zondigen. Maar neen, dit motief willen we
nu eens niet veronderstellen, wij willen
werkelijk eens aannemen, dat hooge aspiratie's
de redactie vau „Het Volk vóór deze instelling
doen [[z\jn en dat dus ook de socialistische
Kamerfractie in deze e ns aan de zijde van
Mr. Loeft kunne staan, dan doet het toch
in elk geval zonderling aan, dat de socia
listische redactie, ook weer in deze zaak,
hare partij de eer opeischt van het
voor
naar voreu brengen dezer rechtsatof of, nog
beter, van de ontwikkeling der ideeën in
deze richting. Immers, de Nederlander*
en zijn partij ge nooten qualificeerende sla
Christenen, die de rotde slechts kennen
waarin een kern van waarheid zit zegt
Het Volk* Dat (steeds de roede) gaat
lijnrecht legen de ontwikkeling van deze
tijden, zooals die onder den drang van het
socialisme voortschrijdt. Nu, als dat waar
is, zal al vrij spoedig wij leven immers
snel de eindzegepraal er sijn alles en
allen socialist en #de ééne herder en ééne
kudde', alle gelijkwaardige menscheu met ja
met wellicht Bebel* als alg^meenen opper
herder Een aantrekkelijk beeld, nietwaar
Doch scherts ter zijde. Laten wij verder
zien, wat „Het Volk" zegt„De Katholieken
zijn snijdiger, heter ts kneden, en geven toe
wat noodzakelijk wordt. Al naarmate het
socialisme zich doet gelden in de werkelijk
heid, zal hun kerk het middel vinden om
er de maatschappelijke toepassing van hare
leer hij aau te pasaeu.. Na hardnekkig verzet
natuurlijk maar haat dit verzet uiet, dan
komen de nieuwe formules.
Maar de heereu van de „Nederlander* en
hun vrienden sijn daar te steil voor. Daarom
zijn zij een verschijning, die geen lange
toekomst meer heelt. De buigende twijgen t n
het katholicisme zullen den socialistischen
storm beter verdragen dan de strakke stengel
der anti-revolutionnairen. Wordt de wind
te krachtig, dan sal hij, bij gemis aan lenig
heid, moeten breken'.
Deze laatste zinsnede voor rekening van
„Het Volk* latende, willen we even onder
de oogen zien, wat wordt gezegd van de
katholieken en 't katholicisme. Dankbaar voor
de erkenning, dat de katholieken snijdiger
zijn dan de „Nederlander* en zijn vrienden,
zoo geloeren we toch, dat de meesten be
danken zullen voor de eer, om door de h.li.
socialisten gekneed te worden. Er kon dan
wel eens nietu van hen overblijven, tenminste
als ze in handen vielen der mannen van
„Vooruit' van Gexs, die nog niet zoo heel
laRg geleden in hun orgaan schreven „Ja,
het moet herhaald worden, het is een der
grootste plichten van het socialisme en van
«l de mannen van den vooruitgang, te werken
tot vernietiging van het eeuwenoude gedrocht
het Christendom. Terwijl in een ander editie
van dit blad de passage te genieten viel, ia
't bizonder tegen de katholieken„Het
algemeene stemrecht zelf zal sltaf wezen,
zoolang één enkele priester op den aard
bodem zal leren, om het kapitaal te ver
nietigen, is vooraf noodig een onfeilbaar,
onontbeerlijk middel; men moet den priester
treffenhem treffen voor altijd, want de
priester is een wezen, waarmede men niet
redeneert men vernietigt het.
Die niet verkt, zal niet eten; en wij
zullen het genoegen hebben, den (loonstrijd
van den priester bij te wonen.
In de straatgoten uitgestrekt, zullen zij
sterven van honger; langzaam, op verschrik
kelijke wijze, onder onze oogen. Dat zal
onze wraak zyn."
Nu moge „Het Volk* deze hemeltergende
taal nog niet tot de hare maken, de socia
listische partij is een internationale partij en
wat hier een „enfant terrible" in ronde
woorden zegt, vertolkt de diepste gedachten,
welke io 't brein dezer revolutionnaire
partij leven.
En de theorieën dezer fanatieke groep
en „papen-fressers" zouden invloed, prin-
cipieëlen invloed hebben op de katholieke
kerk, soodat deze de maatschappelijke toe
passing harer leer aan die werkelijkheid sal
doen aanpassen, welke door den drang van
't socialisme zal ontstaan Het is te naïef,
om er nog veel woorden aan te verspillen.
Neen, heereu van „Het Volk', zoo is de gang
der evolutie niet in de maatschappelijke
toepassing van de leer der Katholieke kerk,
ook niet in zake het instituut der voor
waardelijke veroordeeling. De „eeuwige
jeugd* van de leer der katholieke kerk
ontgaat uw overigens vrij scherpen hlik.
Hoe oud zij ook zal worden, zij zal altijd
in zich hebben de elasticiteit der maat
schappelijke evolutie. Hare beginselen en
hare leerstukken zullen rotsvast blijven
staan, maar deze bieden ruimte genoeg, om,
ondanks socialisme, maatschappelijk met
haar tijd mee te gaan. Zij doet waarlijk
geen consesie aan het socialisme, door voor
de voorwaardelijke veroordeeling te zijn,
trouwens dat bewijst de invoering van dit
stelsel in België reeds genoeg. Het is hier
en nergens een quaestie van toegeven om
der wille van de noodzakelijkheid en om
der wille van de doorwerking van 't socia
lisme allerminst; het zijn ook geen afge
dwongen, nieuwe formules, het is de steeds
innerlijk jonge kracht van haar, tot wie de
goddelijke stichter eenmaal gezegd heeft:
„Ik zal met u zijn lot aan het einde der
tijden."
En nu nog een preciseering uit het
relaas van „Het Volk." De buigende twij
gen van het Katholicisme zullen den socia
listischen storm beter verdragen dan de
strakke stengel der anti-revolutionnairen."
„De buigende twijgen van het Katho
licisme." Het beeld is niet onaardig, als
men het opvat, als de altijd jonge twijgen
van het Katholicisme. Doch dit daarge
laten, ons komt het voor, dat „Het Volk"
zelf indirect hiermede uitdrukt, dat de eind
strijd zal zijn tegen het katholicisme alleen.
En hiermede zijn we het volkomen eens.
Wat dan ook moge breken, wat ten onder
moge gaan door den stormloop de revolu
tionnaire partijen, het katholicisme zal
blijven staan als de bestrijder der omver
werpende partijen, met name het socialisme
en nimmer kan noch zal ooit de tijd komen,
dat dit „eeuwenoude gedrocht" vernietigd
ter neder ligt, al meenen de heeren van de
overzijde dan dat medewerken tot het in
voeren vau het stelsel van voorwaardelijke
veroordeeling al weer een streepje verder is
op den weg van nivelleeriug der beginselen.
Men kan n. o. m. een goed Christen in 't
algemeen en zeker ook een goed katholiek
in 't bijzonder zijn en blyven, al is men
dan ook een warm voorstander van 't stel
sel van voorwaardelijke veroordeeling. Te
recht waarschuwde dan ook het „Centrum*
de „Nederlander", om er nu toch weer geen
godsdienstige beginsel-quaestie van te ma
ken. Dat spelletje, zoo aardig gespeeld bij
de Leerplichtwet-behandeling, verwart en
verbittert de hoofden en harten en is daarom
een zeer gevaarlijk, maar ook een oneerlijk
strijdmiddel. Met „het koele hoofd en het
warm gevoelende harte" van de Genestet
moet ook deze quaestie beschouwd worden
en vóór alles onthoude men zich van
„prinzipiënreiterei", opdat onze werkzame
minister van Justitie een goed onderlegde
meerderheid vindt, als hij zijn ontwerp
aanhaDgig maakt, ook buiten de Kamer,
zoodat er werkelijk een nationaal instituut
van voorwaardelijke veroordeeling in het
staatsblad komt te staan.
En hiermede doch de papieren
noodzakelijkheid, in dit onderhavige geval,
even dwingend als de ijzeren, roept on»
voor heden haar fors gebiedende halt toe,
daarom de tweede bedoelde uiting een vol-
Waalwykschc en Liigslraalstht Courant,
iM—MUI illHIiMil 11111111' I \ÏSS
Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden,"
door J. v. B.
(1)
HOOF0STUK I.
IN DB WOESTIJN. EEN OUDE GESCHIE
DKNIS. - GRAAF HENRI. - HET
VERLOREN KIND.
Hst was in de maand Augustus van het jaar
1603, dat stn man te paard reed door de oddc-
telljke vlakte van B&rea, welke, in het midden
door de grenien van Egypte en door die vaD
Tripoli doorsneden wordt.
Het ie moeilijk een julet denkbeeld van de
Afrikaensche woestijn te vormen, wanneer men
ae niet kent.
Zoover men tien kan, ontmoet het oog een
ware aee van stof, die sich aan dec gesichtseiu-
der met de loodkleurige tint des heineis ineen—
■melt, eenen drogen, barren, aendigen grond
bedekt met struiken van lage palmboomen, welker
dooreengegroelde takken een wild net vo.'aen;,
hunne blederen aijn door de ion verbrand en
door den slmoun opgevreten, loodst ruen ae
ternauwernood van het hout kan onderseheidei
i)U' is ten naastenbij de oogopslag dien deee
eindelooss vlakte, waar de awervende volks—
•temmen sedert eeuwen leven, oplevert.
l)e woestijn van Berea biedt niets bijsonder
aan, tenslj dat de waterbronnen, de oasen met
palm-, dadel- en oranjeboomen er misschien nog
teldiamer «ijn dan in de andere deelen van het
Afrikaensche land.
De man, die eoo die tandsee op aijn volbloed
Arabisch paard doortrok, droeg boven de witte
burnous der Arabieren, den bruinen caftan of
bovenrok der Syriërs. en op het hoofd den rooden
dar Tuuische
fei
brock in wit laken stof bedekte de beenen van
den ruiter. Hij eat op een rood fluweelen zadel
met knopde leuniog was, naar Arabisch ge
bruik, verheveD.
Aan aiju rechterarm was een lange lans vast
gemaakt, welk onderdeel op den stijgbeugel
rustte. De scherpe punt stak dreigend en trotsck
boven de schouders van den ruiter uit.
Aan elke tijde van bet sadel hing eeu twaar
gelodeu pistool, wat toen eene ongewone oorlogs-
pracht bij de Arabieren was. Aan dsn knop
van bet sadel hing boveuóien nog een bijl met
gebogen heft en sorgvuldig geslepen lemmer.
Op den rug van het paard lag het l(jk van een
panter. Het dier was juist gedood het ht.d een
diepe, gapsnde wonde aan den linkerkant, waar
uit ewart en dik bloed viel.
Het was ongeveer vier uur in den namiddag
De ton begon langsamerhand naar het westen af
te takken, doch verspreidde haar brandend licht
bij stroomen over de vlakte.
Geen windje bewoog het droog gebladerte der
palmstruiken. Het »»i snikkend hsst.
De ruiter hield sich nochtans ïecht in het
■adel, en het paaid stapte trotsch door; men
zou gezegd hebben, da< geen van beiden van de
brandende tonnestralen leed. Zoo reed de rei
ziger gedurende twee oren, «onder den stap van
sijn paard te wijzigen en zonder van de richting
welke hij genomen had, af te w(jken.
Hij ging ven het Westen naar het Oosten, of
anders gessgd, hij kesrde het gebied van Tripoli
den rug toe en bad de oogen naar den kant van
den oever der Nijl. Om zijn paard te besparen
en het eenen beteren grond te geven dan dezen,
waar de palmstruiken ineen waren gekronkeld,
was de ruiter near den uitgedroogden bodem
•ener rivier getrokken en volgde dien tusschen
twee steile rotsen.
Op het oogenblik dat hij een omdraai ging
bereiken, bleef hij eensklaps staan en luisterde
aandachtig. Hij kon sich niet bedriegen in het
gerucht, dat hij in de verte vernam het waren
de stappen van een paard, welke tegen de stee-
nen strompelde die op desen drogen rivierbodem
lagen.
De ruiter die de woestijn doortrokken had
zonder aeht te geven op de hyena's es jakhalzen
die bij sijn komst vluchtten, sonder sich te be
kom meren om de byeaa'e en pesters, welke
achter eiken palmstruik konden sitten, maakte
▼lug zijn lans los, zag Da oi zijn pistool gelalen
was en of zijn sabel; in de kromme schede, welke
aan zijn linkerzijde bing, goed werkte.
In de woestijn is een mensch een der gevaar
lijkste ontmoetingen welke men doen kan.
Degene die aankwam wat de aanwezigheid
▼an eenen anderen mensch misschien onbewust;
mogelijk betrouwde hij op zijn kracht en
bekommerde hij zich daarom niet over die tegen
woordigheid. Hei gerucht zijner komst werd
hoe langer hoe duidelijker. Weldra verscheen
hij aan den omdraai der diepte, want ook hy
volgde de kronkelende bedding.
Hij wa« groot van geelalte, buitengewoon
mager en verbrand va» de zon«ijne oogen en
weakbrauwen waren zoo «wart ale inkt. Hij
had het voorkomen van een Indiaan en droeg
•ene rijke en sierlijke kleeding. Zijn blik be«at
eene zonderlinge en betooverende kracht,
sneed als «taal. Toen hij daar den eersten
ruiter zoo bewegingloos voor zich sag, bleef hij
op sijne beurt ook staan. De doorgang was
tronwens ook te eng, om elkaar te kunnen
passeeren.
Opdat de een door zou knnnen, moest de
andere den steilen oever opkleuteren.
Het paard vaa den laatsten ruiter hief den kop
op, snoof de lucht op en liet een blij gehinnik
hooren. Ongetwijfeld herkende bij in het ander
paard eenen vriend der woestijn.
De twee mannen sloegen elkaar een oogenblik
sprakeloos gade.
De tweede, die veel ouder dan de eerete scheen
te «ijn, wee geneigd het woord te nemen.
Hij boog een weinig bet hoofd en zei in het
Arabisch
Allah «ij met Ui'
,En aijn profeet verge«elle u', antwoordde de
ruiter met braineu overrok, in deselfde taal.
/Gaat gij lang>|den kant der heilige «tad,
hernam de eerste spreker, het Oosten aanwijzende,
want het in die richting dat Arabiëen bijgevolg
Mekka, Mahomeds stad, lag.
.Ik ga waar mij het lot heenvoert.'
/Dus dan volbrengt gij geen reit?'
/Neen Ik ga op lacht'.
Dit «eggende, ging de jongste der twee reisigere
opzij liggen om den panter, die achter hem lag,
te toonen.
Indien gij een ware zoon van den Profeet
zijt, hernam de tweede ruiter, dan moet gij een
verdwaalden reiziger eeu dienst bewijzen**
,Ik ben geen zoon van den Profeet, antwoordde
de andere, doch ik zal u van dienst zijn, zoo gij
mijn hulp noodig hebt*.
.Zijt gij geen zoon van den Profeet' riep de
Indiaan verwonderd uit.
/Neen*.
/Zijt gij dan een ongeloovige'.
/Neen'.
,Wat zijt gij dan?'
,Ik ben een Christen I'
Da jongeling had dit antwoord op een trotschen
toon gegeven. Hij drukte krachtig op zijn lana,
alsof hij verwachtte, dat hij aangevallen zou
worden, want de titel dien hij zich gaf had hem
reeds verschillende keeren de vijandelijkheden
der woestijnbewoners op den hals gehaald.
Doch de Indiaan gaf aan niets te kennen, dat
de gedachten van zijn tegenstander zouden
worden bewaarheid. Integendeel, hij blikte den
jongeling verwonderd aan en bezag hem daarna
«eer oplettend.
Na een oogenblik voegde hij er halfluid en
ditmaal in goed Fransch bij:
,Een Arabier christen!, dat is aardig'
De man met het witte burnous sidderde, het
bloed «teeg naar «ijn hoofd.
,Ik ben geen Arabier', antwoordde hi) vlug,
terwijl hij zich na ook in zuiver hranscb
uitdrukte.
De Indiaan maakte onverwacht een verwonderd
gebaar, dat sijn ptard ervan steigerde.
,Gij spreekt Fransch», riep hij.
(Ja, «ooals ge hoort'.
/En gij «ijt geen Arabier?'
/Neen, evenmin als ik muzelman ben'.
,Van welk land sijt gij dan?'
,Op mijn woord I aat weetik zelf niet. Gij
sondt mij een grooten dienst bewijzen indien gij
mij zulks kondt seggtn.
De Indiaan scheen aan de grootste ontroering
ten prooi te zijn. Zijn getaand gelaat was bleek
geworden en zijns fijn besneden gelaatstrekken
veranderden «ichtbaer.
/Goede God, almogende Heerl', stamelde hij
met verkropte stem, Uw macht is «onder palen,
Uwe goedheid onuitputbaar. Ja, wel heb ik
daaraan nooit getwijfeld, doch na Uwe goeder-
tierende hand mii op zoo'n wonderbare wijze tot
het doel heeft geleid, zal ik mij als het werktuig
van Uwen wil geven en niet meer aarzelen om
te handelen' 1
De jongeling had den «ia van die woorden,
welke met een dankbaar hart en met eene door
aandoening verstikte stem uitgesproken werden,
Diet kunnen verstaann. De Indiaan scheen zich
telven groot geweld aan te doen en ten laatste
zijne gewone bedaardheid te hernemen.
Dan zette hij zijne samenspraak in het Fransch
voort en «ei
Ik heb U om eenen dienst gevraagd. Ik nam
u, volgens uwe kleeding, op voor eeD zoon van
Mahomed. Naar mijne kleeding te oordeelen,
kondet gij mij voor eenen volgeling van Brahma
nemen. Gij sehijnt nochtans genegen mij ter
hulp te komen. Ik ben christen, evenals gij en
ongetwijfeld, evenals gij, in verre strekeü geboroH,
zal ik niet tevergeefs op uwen goeden wil be
roep doen'.
/Zeker niet', antwoordde de jongeling levendig.
Dat twee christenen sich op den Afrikaanschen
bodem ontmoeten, is te zeldzaam, dan dat die
ontmoeting voor beiden niet gansiig zou «ijn.
Ik ben gereed en bereid u te dienen. Wat
begeert gij van mij?'
/Ik en mijn paard zijn sedert tien uren op weg,
zonder een druppel water te vinden... Wij sterven
van dorst en vermoeienis. Kunt gij mij geene
bron aanwijzen, waar ik verversching en ruet
kan vinden
/Gemakkelijk. Een half nur gaans van hier
ligt eena oase, waar ik zelve naar toe wilde
trekken, om er den nacht door te brengen. In
het naar hier komen, moet gij er op korten
afstand voorbijgereden zijn. Gij hebt ze niet
kunnen zien, omdat die oase iD eene diepe kloof
weggescholen is. Gij moet dus rechtsomkeer
maken, »m er naar toe te rijden. Als gij niet
▼óór mij durft rijden, kannen wij onze paarden
verwisselen*.
(Wordt vervolgd.)