ummer
Donderdag 18 Februari 1904.
27® Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
BEKENDMAKING.
De Echo vao het Zuiden
NTOON TIELEN,
is door zijne uitgebreide
correspondenties
uit Waalwijk en Omstieken,
het meest gewildeblad der streek.
FEUILLETON.
IN EER HERSTELD
DE GEHEIMZINNIGE BANDIET.
Uitgever:
en l.iigslriilsrhr Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Inrichtingen welke gevaar, schade of hinder
kunBen veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders de gemeente
Waalwijk brengen ter openbare kennis d*t bij
hun besluit van heden aan A. Gloudemans aldaar
en zijne rechtverkrijgenden, vergunning is verleend
tot het oprichten eener koperslagerij in een
perceel staande te Waalwijk kadastraal bekend
Sectie B. No. 1686.
Waalwijk, den 9 Februari 1904.
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIE 11PT.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend dat de kiezerslijsten voor de in
doze gemeente gevestigde Kamers van arbeid
voor liet looiers- en schoenmakersbedrijf op heden
door hen zijn vastgesteld, op de secretarie der
gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd
en tegen betaling der ko9teu verkrijgbaar zijn
gesteld.
Waalwijk 15 Februari 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
WILHELMGS VAN DE VEN,
door de gratie Gods en de gunst van den H. Stoel
BISSCHOP van s-HERTOGENBOSCH,
Huisprelaat van Zijne Heiligheid en
Assistent-Bisschop bij den
Pauselijken Troon,
aan de Geestelijkheid en de Geloo-
vlgen van ons Bisdom,
Zaligheid in den Heer
Wederom, B. G., staan wij aan den
vooravond van den kerkelijken Vasten. Deze
aankondiging moge miuschieu bij sommigen
een minder aangename gewaarwording wek
ken. Die het christelijk leven ernstig wil
opnemen, mag door dit woord toch niet
verschrikkeu. Door hoogmoed en genot
zucht is de mensch vau God afgeweken,
door vernedering en boete moet hij tot
God teiugkeeren. De kruisweg is voor den
zondigen mensch de eenige weg, die ten
hemel gaat. Op dien weg is de Zoon Gods
ons voorgegaan. Op dien weg zijn al zijne
ware leerlingen Hem gevolgd en ook wij
moeten dien weg op, als wij eens bij Hem
in den hemel willen uitkomen. Men houde
het dus onze Moeder de H. Kerk teu goede,
dat zij in hare bezorgdheid voor ons geluk,
OF
Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden,"
DOOR J. V. E.
(8)
De jonge graaf scheen het grootste belang te
hechten dit gewichtig en tot don toe geheim
gebleven punt op te helderen. Hij wilde, zei hij,
dat zijne toruginbezitneming van het erfdeel
zijner ouders door geen rechterlijke dwaling
vergezeld werd.».
Hij verdedigde la Chesnaye, wiens hatelijke
naam te goed bekend was, juist wel niet, maar
toch poogde hij hem v n den vierdubbelen
moord, waarvan men hem beschuldigde, vrij te
pleiten. Daarbij de dood, welke hij met eigen
hand aan den moordenaar had toegebracht, nam
alle opwerping weg.
De oude vrouw, welke verscheidene malen
des man die haar en het kind had opgelicht,
had gezien, en die niemand anders dan de
moordenaar zijn kon, gaf een zeer nauwkeurige
beschrijving van hem.
Tw*e oude dienstboden verklaarden, dat toen
de moordenaar in het kasteel kw»m. zij hem
hadden gezien, doch toen hield hij zijn masker
>o°r. Het signalement hetwelk z j van den
bandiet opgaven kwam goed met dat van de oude
vrouw overeen.
Dit signalement geleek niets op het portret
van La Chesnaye, dat door gewezen slachtoffers
werd gegeven.
t an<^ore' ®r werd ten stelli ste bewezen dat
La Chesnaye in Provence een misdaad bpdreef,
B|lst to mi de drievoudige moord te Araiëns in
Picurdië plaats greep.
Ondanks al deze getuigenissen hield Giraud
vol, dat niemand anders als La Chesuaye de
moordenaar was.
Na rijpe beraadslaging, verklaarde de commissie
dat Giraud, tengevolge van de bekomene wonden,
ons komt verpligten nu en dan tot vasten
en versterven, dat wij, hoe noodzakelijk ook,
anders zouden verzuimen of ontvlugten. 't
Is niet veel, dat van ons gevergd wordt.
Voegen wij ons daarom edelmoedig naar
hare voorschriften en, wat ouderdom, zwak
heid of zware arbeid niet toelaten in ont
houding, trachten wij dit aan te vullen door
geestelijke versterving, waartoe eenieder in
staat is. Wij kunnen niet allen vasten, maar
wij kunnen allen ons onthouden van de zonden,
wij kunnen allen ons kruis opnemen in ge
duld en onderwerp'iig aan God, wij kunnen
allen de gehoorzaamheid beoefenen, de liefde
tot den evenmensch en zoovele andere deug
den, die rijkelijk in vergoeding brengen,
wat wij misschien aan ligchamelijke ver-
sterviug moeten missen. "Zalig te wotden
is ons aller streven, en wij aouden bitter
te beklagen zijn, als ons dit mislukte.
Welnu gaan wij dan ook grootmoedig den
weg op, die alleen ter zaligheid voert.
Herinneren wij ons af en toe aan deze
ivoorden in den tijd, die aanstaande is.
Na deze voorafgaande opwekking tot trouwe
naleving van het Vasteugebod, wenschen Wij
U verder nog eenige oogenblikken te onder
houden over eeue zaak van beteekenis in
onze dagen, over het Verenigingsleven
namelijk in verschillende vormen.
Wij verkeeren B. G., in eeuen zeer
eigenaardigen tijd. Door de toepassing der
stoomkracht vooral is de toestand der maat
schappij stilletjes aan totaal veranderd. Alle
gaat tegenwoordig in het groot. De eenling
staat nagenoeg magteloos. Dit heeft lang
zamerhand groofe gevolgen verwekt en mis
standen in de maatschappij, overdreven rijk
dom en vreeselijke verarming. Men zag dit.
De dagelijksche ondervinding leerde het. Zij,
die dezen toestand dieper nagingen, vreesden
voor de toekomst, maar niemand wees het
middel aan, om verbetering te brengen in
dezen wereldloop. Doch ziet, daar komt
opeens eene stem uit den hooge en deze
stein klinkt de geheele wereld door, van
het zuiden tot het noorden, vau het oosten
tot het westen. De groote Opperpriester
Gods, Paus Leo den XIII, roemrijker ge
dachtenis, zendt zijne nooit volprezen En
cycliek Rerum Novarum de wereld in en
verkondigt het aan allen, die het hooren
willen, dat slechts door vereenigde krach
ten in christelijken geest, op rechtmalige
wijze, tegen de macht tegen het groote
kapitaal is op te werken. En hij «poort
WAALWIJK.
AdvertentiSn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatiing opgegeven,
worden 2inaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels on'
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
h.t bewustzijn had verloren en zoodoende de
geb^-- <-tenissen niet meer van een juist standpunt
kon b.oordeelen eu dat de jonge kneehc de
speelbal van een drooui is geweest.
Tot nu toe had het gerecht de hand nog niet
op den rooverh. ofdman kunnen leggen. Hij weid
aan de hem ten laste gelegde misdaden onschuldig
verklaard. Da jonge graaf de Bernac werd
onmiddellijk in het bezit gesteld van de goederen,
titels en naam zijner edele voorouders.
Toen ik de tijding vernam, dat de jonge graaf
in eer hersteld was en al de bijzonderheden
vernam, kwam ik dronken van vreugde en geluk
bij den zoon van Louise in het oud kasteel
toegeloopen.
De jongeling ontying mij heel goed, ofschoon
hij mijn persoon, ja, zelfs mijn naam nog niet
een9 kende.
Zulks verwonderde mij echter niet.
Sinds do geboorte van zijnen zoor. had ik den
graaf niet meer gezien. Waarschijnlijk had bet
kind nooit over den vriend, die men misschien
dood waande, hooren spreken.
In het begin troffen mij echter twee diDgen.
De jonge graaf had gitzwart ha^r en de haurlok,
welke ik op den boezem zijner moeder bad
gevonden en welke ik had bewaard, was licht
blond.
Op ziju geluat vond ik geen enkele trek. in
zijn persoon geen enkele houding, nieis wat mij
den maD, die zoolang mijn vriend geweest was,
niets wat mij de teerbeminde maagd kan doen
herinneren.
Doch liet nadenken temperde mijne verbazing.
Het gebeurt dikwijls genoeg, dat lichtblonde
kinderen donker, ja zelfs zwart haar krijgen,
naarmate zij opgroeien. Dat zal dus niemand
verwonderen. En dan kindereu erven niet
altijd gelijkenis van vormen noch van trekken.
Ik herlas aandachtig al de bijzonderheden over
het rechtsgeding. Twijfelen kon ik niet. Elk
oogenblia herinnerde de jonge graal mij aan
het een of ander uit het vei leden; ik aarzelde
niet meer in hem het kind, dat ik gezwoien had
eens terug te vinden, weer te zien.
Wie was de moordenaar, de oplicht r van den
jongen graaf geweest? Dat waseen ondoordringbaar
geheim, dat niet zou opgehelderd worden.
Immers de graaf de Bernac had den m .orderia«r
van tijn vader en moeder gedood. Volgens «ijn
alle weidenkenden aan en allen, die het goed
ineenen met hunnen evenmensch, om in dien
zin werkzaam te zijn. En hij roept den priester
op, om tot het hulpbehoevend volk te gaan om
helper te wezen en leidsman Isgelijk, opdat
men steeds den regten weg zou bewandelen en
niet afwijken van het pad der waaiheid
en der deugd. Dit machtige woord door
trilde in een oogwenk al de rangen der
maatschappij en men repte zich, de
eene al meer dan de andere, om aan deze
vaderlijke oproeping gevolg te geven. Ver-
eenigingen werden gevormd, vereenigingen
van allerlei soort, vereenigingen zonder tal,
vereenigingen ten goede, maar ook vereeni
gingen ten kwade. De goede, vooral die
zijn aangelegd op katholieken grondslag,
hebben Wij gesteund en zullen Wij blijven
steunen, zoolang zij goed werken, met al
de kracht, die in On« is, en met alle mid
delen, welke deugd en godsdienst Ons ver
oorloven. Van den aard dezer vereenigingen
hebben Wij U niet verder te spreken. Zij
zijn U reeds te goed bekend, om nadere
inlichting daaromtrent van Ons te behoeven.
Maar op de noodzakelijkheid der goede
vereenigingen verlangen Wij (J even te
wijzen. Moge deze noodzakelijkheid door
allen worden ingezien, goed ingezien en
vooraleer het te laat is.
Met den sledehouder van Christus, die
door Gods Geest bezield en geleid voor Ons
eene veilige Gids is, oordeelen Wij de goede
vereenigingen noodzakelijk in onze dagen.
Noodzakelijk niet alleen om verbetering te
brengen in den stoffelijken en maatschappe-
lijken toestand, maar ook, om goed te
houden, wat nog goed is, en op den regten
weg te brengen, wat anders gevaar loopt af
te dwalen eu bedorven te worden, om het
kwaad met goed gevolg te bestrijden en
het goed met succes te steunen en te bevor
deren. De kracht der eerste reden, die ge
legen is in de stoffelijke en maatschappelijke
verbetering, achten Wij genoeg gekend. Op
de andere wenschen Wij eenige oogenblikken
uwe aandacht te vestigen en wel vooreerst
op de noodzakelijkheid, om goed te houden,
wat nog goed is. Door het hooge woord van
den Opperherder der Kerk Vereenigt
door de krachtige eu onvermoeide werking
zijner ondergeschikte medehelpers tot het
vereenigingsleven, door de tallooxe vereeni
gingen, die reeds zijn tot stand gekomen,
is nu eenmaal de zucht tot vereeniging in
den mensch gevaren. Hij zal vereenigen, koste
eigen verklaring had hij het lijk in een afgrond,
waar het nooit kon worden uitgehaald, geworpen.
Hij had dus aangaande den moordenaar niet de
minste aanduiding
Eenigen tijd bleef ik op het kasteel, doch
weldra bemerkte ik, dat ik bij den jongen graaf
te veel was, reden waarom ik besloot naar Parijs
terug te keeren.
Ik was onder een pijnlijken indruk, en ik had
alles aangewend om dien te bestrijden.
Ofschoon ik het niet verklaren kon, gevoelde
ik eenen zekeren afkeer voor dit kir.d, hoewel
ik den aistammeliDg van mijn vriend zou moeten
beminnen.
Ik bemerkte in den graaf een buitengewoon
verstandigen geest, doch ik ontwaarde daaronder
tevens een ongevoelig, koel, egoïstisch en soms
wreed hart.
Ik verliet het kasteel. Ditmaal was ik goed
overtuigd, dat men het liefst had, dat ik er nooit
meer in terug kwam.
Ik trok terug r.aar Parijs om in het werk
vergetelheid en verstrooiing te vinden.
De Indiaan staakte nogmaals zijn lang verhaal
Sedert dat hij het woord hernemen had, luisterde
Marc even aandachtig als te voren naar hem.
Zijn welsprekend gelaat had eerst een aDgstig
gevoel weergegevennu drukte het volslagen
moedeloosheid eu ijskoude onverschilligheid uit.
Hij zei kortweg:
«De zoon van den graaf de Bernac bestaat dus.
Hij is weder in het beait van zijn oanm, zijn
titel en zijn fortuin gesteld. Hij is rijk, gelukkig,
machtig, en nu is uwe zending volbracht.'
#Nog niet zei de Indiaan, welke plotseling
recht ging staan.
„lloedalP"
De zoon van graaf Bernac bestaat, dat geloof
ik, ja, daar ben ik zelfs zeker van. Maar hij is
nog niet in het bezit der goederen van zijn vader
gesteld."
jrW at! hebt gij mij dan leugens verteld P'
«Wel neen."
Wat dan
,Een man voert de naam van de Bernac. Een
man geniet de voorrechten van rang en fortuin,
aan dien naam verbonden. Een man werd door
bet> gerecht van Parijs erkend."
,'t I9 waar», kreet de Indiaan met trillende
stem', die getuigenissen worden tot nu toe oog
wat het wil. "Wordt hij niet verzameld onder
hen, die staan aan de zijch van het kruis,
onder de banier van den hemelschen Koning
dan loopt hij gevaar verlokt te worden door
den vijand en plaats te nemen onder de vlag
van Satan. Dit is zooveel meer te vreezen
als de beloften van Satan, den vorst dezer
wereld, doorgaans grooter zijn en aantrek
kelijker voor het menschelijke hart. Hij, de
onbeschaamde, die zich niet ontzag eens den
Zoon Gods zelf te toonen, al de Koning
rijken der aarde in hare pracht en heerlijkheid
en tot Hem te zeggen dit alles zal ik u
geven, als gij netrvalt en mij aanbidt (1),
hij ziet er niet tegen op groote beloften te
doen, al kan hij ze niet vervullen, want hij
is een leugenaar en de vader der leugen (2)
en zij, die hem volgen, zetten zijn werk
voort. Maar de mensch door hebzucht ge
dreven, laat zich zoo gemakkelijk door schoone
beloften verleiden en medeslepen. Om dit nu
te voorkomen is het noodig, dat de goeden
zich aaneensluiten tot een krachtig geheel,
hunne zwakke broeders opnemen in hunne
rijen, hen steunen, helpen en bevestigen, de
waarheid doen schitteren, de bedriegerijen
van Satan ontmaskeren en zoo, wat nog goed
is, tegen zijne verleiding beveiligen. Langs
dezen weg moeten zij tevens dat welgeordend
leger (4), trachten te vormen, dat, één door
geloof, hoop en liefde, verschrikkelijk is voor
den vijand. Want zulk een magt hebben
wij noodig in don tegen woordigen tijd zoowel
om het kwaad te bestrijden als om het goed
te bevorderen. Het kwaad heeft zich ver-
eenigd in onze dagen op ontzettende wijze
en breidt rusteloos zijne krachten uit. De
koningen der aarde staan op en d« vorsten
spannen zamen tegen den Heer en zijn
Gezalfde. Laten wij hunne banden verbreken,
zeggen zij, en hun juk afwerpen (4.) Wat
de profeet hier getuigde van de grooten der
wereld, gaat in onze dagen ook in vervulling
bij de mindere klassen. Er is eene algemeene
zamenspanning ontstaan, om wanorde te
brengen in de wereld. Aan deze moeten de
welgezinden vereenigd zich tegenover stellen,
om regt en orde te handhaven. Wat zou er
van de goeden geworden, B. G., tegen zulk
eene magt ten kwade, als ieder op zich
zeiven bleef, als men zich niet aaneensloot,
als men niet magt tegen magt stelde Hoe-
velen zouden niet door den vijand worden
ingepakt, en hoe jammerlijk zou het den
goeden vergaan, als het kwaad eens de over
hand kreeg! Hiertegen moeten wij waken,
niet betwist. Maar, wat nog meer waar is, die
man heeft het gerecht van Frankrijk om den
tuin geleid; hij heeft dit gerecht door een
samenloop van bedrieglijke en leugenachtige
schikkingen op een dwaalspoor gebracht. Die
m»n steelt op het huidig oogenblik de voorrechten
welke hij geniet.
In een woord, die man 16 de zoon niet van
graaf Henri en van gravin Louise I'
Marc bleef bij die onverwachte verklaring als
ware hij door den bliksem getroffen staan.
De ontroering welke hij nu gevoelde was
grooter dan deze welke hij tot nu toe gewaar
geworden had. Hij sidderde over al zijn lede
maten en zijn gelaat verbleekte.
«Maar, vroeg hij roet heesche stam, die zoon
die ware zoon.... wie is hij dan
ffDie zoon', herhaalde de Indiaan, terwijl hij
den jongeling met zijne magnetische blikken
omvatte.
Ja die zoon P'
ffHet kind van graaf Henri en van gravin
Louise
Ja', zei Marc die achteruit ging, alsof hij de
vlammende blikken, welke die diamanten oogen
ontschoten, niet kon verdragen.
«Dat kind', ging de Indiaan voort, zoek ik
rerds twee en twintig jaar. De wetenschap heeft
mij diens bestaan bewezen en Gods algoede hand
heeft mij zijn spoor doen volgen. Dat kind
draagt op den linkerarm, juist boven den
elleboog, een kruis, dat er met den punt van een
dolk is irgeteekend.
Zonder aan Mare den tijd te gannen eene
beweging te doen, sprong hij Daar hem toe,
greep zijn linkerhand, trok met een schielijke en
krachtige beweging de breede mouw van het
kleed omhoog, ontblootte den geheele arm, en
toonde op de aangeduide plaats het teeken der
VerlossiDg, waarvan de twee kruisende lijnen
üjn en helderrood op de taankleurige huid
aistaken.
«Hier is dit kruis', riep hij zegevierend uit.
Mare slaakte een kreet eu onttrok zich van den
Indiaan.
Graaf de Bernac', zei de Indiaan diep buigen
de, ,)aten wij samen God bedanken, want Hij
alleen heeft ons tot elkaar gebracht'.
zooveel wij kunnen. Dit kunnen wij nist
zonder ons aaneen te sluiten. Derhalve moeten
wij de vereenigingen noodzakelijk achten,
om zoo het kwaad te kunnen bestrijden, dat
de wereldorde dreigt omver te stooten of op
eenige andere wijze verderf te brengen in
de maatschappij.
En wat Wij zoo even zeiden omtrent de
bestrijding van het kwaad, galdt niet min
der voor de bevordering van het goed.
IedereeD weet, dat een gewoon mensch
zonder aanhang niet veel kan uitrigten.
Wat men echter door vereenigde krachten
vermag ten goede, hebben de laatste jaren
voldougen bewezen. Wij hebben slechts te
herinneren aan onze katholieken—dagen en
aan al die bonden en vereenigingen, U mesr
dan genoeg bekend, die sedert het ver-
schijuen der Encycliek Rerum Novarum, ook
onder ons zijn in wezen geroepen. Wat
al goed hebben zij niet verwekt onder stof
felijk en geestelijk opzigt 1 En het is nog
slechts een begin. Wat mogen wij niet
verwachten, als zij blijven voortwerken in
de waren katholieken geest, als men
steeds den vrede onderling zal weten te
bewaren, als men ei* en inzigt zal weten
te matigen en, desnoods, op te offeren, om
de eendragt te onderhouden. Want men
ve.rgete dit nooit, B. G., niet zoo zeer in
getal als wel in de eenheid ligt onze magt.
De menigte, hoe groot ook, maar die ver
deeld is, verliest hare kracht en vernietigt
zich zelve, zoo echter ergens eenheid kan
wezen, dan zeker toch onder de Katholieken
die in hun geloof en godsdienst zoovele
motieven tot eenheid vinden. Sluiten wij
ons dus aaneen, altijd uaauwer en naauwer,
niet allern voor het stoffelijke en maat
schappelijke, maar ook, waar het hoogere
belangen, waar het geloof, deugd en gods
dienst geldt.
Bij alle waardering van de zooeven be
sproken vereenigingen, mogen Wij intus-
schen niet uit hel oog verliezen eene andere
vereeniging, die veel meer nog onze be
langstelling en bezorgdheid wekt, eene ver
eeniging zoo oud als het inenschdom, het
huisgezin namelijk, het familieleven. Wij
zouden het innig betreuren, B. G., als
bovengenoemde vereenigingen ook maar
eenigzins afbreuk zonden doen aan het fa
milieleven, aan het huiselijk genot. En
aangezien het dikwijls vergaderen uithuizig
maken kan eu aanleiding zou kunnen worden
tot minder huiselyk genoegen en welzyn
—i
HOOFDSTUK II.
DE HAARLOK. DK RING. GRAAF HENRI.
'Ik/Ik', kreet Mare eindelijk, want
de woorden van den Indiaan haddsn hem mat
verstomming geslagen.
rJs, gij, zelve. gij, en niemand anders is da
zoon van den graaf", zei da Indiaan ernstig.
«Maar de bewijzen de bewfjzen'.
»Er aijn bewijzen in overvloed. Jammer genoeg
zijn zei voor mij alleen klaar en helder: voor
anderen zijn zij nog duister.
«Luister, jongeling, luister tot het einde.
Vooraleer u de bewijzen, welke gij vraagt, te
geven, moet gij eerst weten hoe ik er in gelukt
ben te ontdekken, dat hij, die zich thans graaf
de Bernac noemt, een naamroover ia*
Het ia van groot belang, dat ik u die bijion-
derheden geef, dan weet ge met welke vijanden
te doen hebt; die omstandigheden moet gij
kennen, om hunne listen, hunne macht, hunne
behendigheid te kunnen bevechten.
Zet u bij mij neer en luister.
De Indiaan, die zijn plaats hernam, noodigde
Marc met een gebaar uit, naast hem te komen
zitten.
De jongeling beefde van hoop en vrees. Hij
gehoorzaamde werktuigelijk, Juist alsof hij niet
meer wi9t wat hij deed.
De Indiaan liet hem wat tijd om van den
redelijken schok, dien hij ondergaan had, te
bekomen.
Dan hernam hij na eeDige minuten stilte:
,Ik heb u gezegd dat ik een discipel der
wetenschap was. Ik was een dier mannen, dien
do stomme onwetendheid onzer eeuw doet door
gaan, als zijn zij met den boozen geest in
betrokking, als zijn zij, door een verbond met
den duivel, met bovenmenschelijks kracht begaafd
Zooals ik u al gezegd heb, stond ik met al de
groote geleerden van Europa in nauwe betrekking.
Wij werkten met ons drieën, GoeleDius, Fludd
en mijn persoontje.
Bij ons voegde zich spoedig nog een vierde.
Deze was een grijsaard, welke ik bij toeval
ontmoet had. Die grijsaard was zeer geleerd.
Zijn naam is Mr. Eudes.
(Wordt vervolgd.)