ummer Donderdag 18 Februari 1904. 27® Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. BEKENDMAKING. De Echo vao het Zuiden NTOON TIELEN, is door zijne uitgebreide correspondenties uit Waalwijk en Omstieken, het meest gewildeblad der streek. FEUILLETON. IN EER HERSTELD DE GEHEIMZINNIGE BANDIET. Uitgever: en l.iigslriilsrhr Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunBen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders de gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis d*t bij hun besluit van heden aan A. Gloudemans aldaar en zijne rechtverkrijgenden, vergunning is verleend tot het oprichten eener koperslagerij in een perceel staande te Waalwijk kadastraal bekend Sectie B. No. 1686. Waalwijk, den 9 Februari 1904. De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIE 11PT. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk maken bekend dat de kiezerslijsten voor de in doze gemeente gevestigde Kamers van arbeid voor liet looiers- en schoenmakersbedrijf op heden door hen zijn vastgesteld, op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd en tegen betaling der ko9teu verkrijgbaar zijn gesteld. Waalwijk 15 Februari 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. WILHELMGS VAN DE VEN, door de gratie Gods en de gunst van den H. Stoel BISSCHOP van s-HERTOGENBOSCH, Huisprelaat van Zijne Heiligheid en Assistent-Bisschop bij den Pauselijken Troon, aan de Geestelijkheid en de Geloo- vlgen van ons Bisdom, Zaligheid in den Heer Wederom, B. G., staan wij aan den vooravond van den kerkelijken Vasten. Deze aankondiging moge miuschieu bij sommigen een minder aangename gewaarwording wek ken. Die het christelijk leven ernstig wil opnemen, mag door dit woord toch niet verschrikkeu. Door hoogmoed en genot zucht is de mensch vau God afgeweken, door vernedering en boete moet hij tot God teiugkeeren. De kruisweg is voor den zondigen mensch de eenige weg, die ten hemel gaat. Op dien weg is de Zoon Gods ons voorgegaan. Op dien weg zijn al zijne ware leerlingen Hem gevolgd en ook wij moeten dien weg op, als wij eens bij Hem in den hemel willen uitkomen. Men houde het dus onze Moeder de H. Kerk teu goede, dat zij in hare bezorgdheid voor ons geluk, OF Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden," DOOR J. V. E. (8) De jonge graaf scheen het grootste belang te hechten dit gewichtig en tot don toe geheim gebleven punt op te helderen. Hij wilde, zei hij, dat zijne toruginbezitneming van het erfdeel zijner ouders door geen rechterlijke dwaling vergezeld werd.». Hij verdedigde la Chesnaye, wiens hatelijke naam te goed bekend was, juist wel niet, maar toch poogde hij hem v n den vierdubbelen moord, waarvan men hem beschuldigde, vrij te pleiten. Daarbij de dood, welke hij met eigen hand aan den moordenaar had toegebracht, nam alle opwerping weg. De oude vrouw, welke verscheidene malen des man die haar en het kind had opgelicht, had gezien, en die niemand anders dan de moordenaar zijn kon, gaf een zeer nauwkeurige beschrijving van hem. Tw*e oude dienstboden verklaarden, dat toen de moordenaar in het kasteel kw»m. zij hem hadden gezien, doch toen hield hij zijn masker >o°r. Het signalement hetwelk z j van den bandiet opgaven kwam goed met dat van de oude vrouw overeen. Dit signalement geleek niets op het portret van La Chesnaye, dat door gewezen slachtoffers werd gegeven. t an<^ore' ®r werd ten stelli ste bewezen dat La Chesnaye in Provence een misdaad bpdreef, B|lst to mi de drievoudige moord te Araiëns in Picurdië plaats greep. Ondanks al deze getuigenissen hield Giraud vol, dat niemand anders als La Chesuaye de moordenaar was. Na rijpe beraadslaging, verklaarde de commissie dat Giraud, tengevolge van de bekomene wonden, ons komt verpligten nu en dan tot vasten en versterven, dat wij, hoe noodzakelijk ook, anders zouden verzuimen of ontvlugten. 't Is niet veel, dat van ons gevergd wordt. Voegen wij ons daarom edelmoedig naar hare voorschriften en, wat ouderdom, zwak heid of zware arbeid niet toelaten in ont houding, trachten wij dit aan te vullen door geestelijke versterving, waartoe eenieder in staat is. Wij kunnen niet allen vasten, maar wij kunnen allen ons onthouden van de zonden, wij kunnen allen ons kruis opnemen in ge duld en onderwerp'iig aan God, wij kunnen allen de gehoorzaamheid beoefenen, de liefde tot den evenmensch en zoovele andere deug den, die rijkelijk in vergoeding brengen, wat wij misschien aan ligchamelijke ver- sterviug moeten missen. "Zalig te wotden is ons aller streven, en wij aouden bitter te beklagen zijn, als ons dit mislukte. Welnu gaan wij dan ook grootmoedig den weg op, die alleen ter zaligheid voert. Herinneren wij ons af en toe aan deze ivoorden in den tijd, die aanstaande is. Na deze voorafgaande opwekking tot trouwe naleving van het Vasteugebod, wenschen Wij U verder nog eenige oogenblikken te onder houden over eeue zaak van beteekenis in onze dagen, over het Verenigingsleven namelijk in verschillende vormen. Wij verkeeren B. G., in eeuen zeer eigenaardigen tijd. Door de toepassing der stoomkracht vooral is de toestand der maat schappij stilletjes aan totaal veranderd. Alle gaat tegenwoordig in het groot. De eenling staat nagenoeg magteloos. Dit heeft lang zamerhand groofe gevolgen verwekt en mis standen in de maatschappij, overdreven rijk dom en vreeselijke verarming. Men zag dit. De dagelijksche ondervinding leerde het. Zij, die dezen toestand dieper nagingen, vreesden voor de toekomst, maar niemand wees het middel aan, om verbetering te brengen in dezen wereldloop. Doch ziet, daar komt opeens eene stem uit den hooge en deze stein klinkt de geheele wereld door, van het zuiden tot het noorden, vau het oosten tot het westen. De groote Opperpriester Gods, Paus Leo den XIII, roemrijker ge dachtenis, zendt zijne nooit volprezen En cycliek Rerum Novarum de wereld in en verkondigt het aan allen, die het hooren willen, dat slechts door vereenigde krach ten in christelijken geest, op rechtmalige wijze, tegen de macht tegen het groote kapitaal is op te werken. En hij «poort WAALWIJK. AdvertentiSn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatiing opgegeven, worden 2inaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels on' advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel h.t bewustzijn had verloren en zoodoende de geb^-- <-tenissen niet meer van een juist standpunt kon b.oordeelen eu dat de jonge kneehc de speelbal van een drooui is geweest. Tot nu toe had het gerecht de hand nog niet op den rooverh. ofdman kunnen leggen. Hij weid aan de hem ten laste gelegde misdaden onschuldig verklaard. Da jonge graaf de Bernac werd onmiddellijk in het bezit gesteld van de goederen, titels en naam zijner edele voorouders. Toen ik de tijding vernam, dat de jonge graaf in eer hersteld was en al de bijzonderheden vernam, kwam ik dronken van vreugde en geluk bij den zoon van Louise in het oud kasteel toegeloopen. De jongeling ontying mij heel goed, ofschoon hij mijn persoon, ja, zelfs mijn naam nog niet een9 kende. Zulks verwonderde mij echter niet. Sinds do geboorte van zijnen zoor. had ik den graaf niet meer gezien. Waarschijnlijk had bet kind nooit over den vriend, die men misschien dood waande, hooren spreken. In het begin troffen mij echter twee diDgen. De jonge graaf had gitzwart ha^r en de haurlok, welke ik op den boezem zijner moeder bad gevonden en welke ik had bewaard, was licht blond. Op ziju geluat vond ik geen enkele trek. in zijn persoon geen enkele houding, nieis wat mij den maD, die zoolang mijn vriend geweest was, niets wat mij de teerbeminde maagd kan doen herinneren. Doch liet nadenken temperde mijne verbazing. Het gebeurt dikwijls genoeg, dat lichtblonde kinderen donker, ja zelfs zwart haar krijgen, naarmate zij opgroeien. Dat zal dus niemand verwonderen. En dan kindereu erven niet altijd gelijkenis van vormen noch van trekken. Ik herlas aandachtig al de bijzonderheden over het rechtsgeding. Twijfelen kon ik niet. Elk oogenblia herinnerde de jonge graal mij aan het een of ander uit het vei leden; ik aarzelde niet meer in hem het kind, dat ik gezwoien had eens terug te vinden, weer te zien. Wie was de moordenaar, de oplicht r van den jongen graaf geweest? Dat waseen ondoordringbaar geheim, dat niet zou opgehelderd worden. Immers de graaf de Bernac had den m .orderia«r van tijn vader en moeder gedood. Volgens «ijn alle weidenkenden aan en allen, die het goed ineenen met hunnen evenmensch, om in dien zin werkzaam te zijn. En hij roept den priester op, om tot het hulpbehoevend volk te gaan om helper te wezen en leidsman Isgelijk, opdat men steeds den regten weg zou bewandelen en niet afwijken van het pad der waaiheid en der deugd. Dit machtige woord door trilde in een oogwenk al de rangen der maatschappij en men repte zich, de eene al meer dan de andere, om aan deze vaderlijke oproeping gevolg te geven. Ver- eenigingen werden gevormd, vereenigingen van allerlei soort, vereenigingen zonder tal, vereenigingen ten goede, maar ook vereeni gingen ten kwade. De goede, vooral die zijn aangelegd op katholieken grondslag, hebben Wij gesteund en zullen Wij blijven steunen, zoolang zij goed werken, met al de kracht, die in On« is, en met alle mid delen, welke deugd en godsdienst Ons ver oorloven. Van den aard dezer vereenigingen hebben Wij U niet verder te spreken. Zij zijn U reeds te goed bekend, om nadere inlichting daaromtrent van Ons te behoeven. Maar op de noodzakelijkheid der goede vereenigingen verlangen Wij (J even te wijzen. Moge deze noodzakelijkheid door allen worden ingezien, goed ingezien en vooraleer het te laat is. Met den sledehouder van Christus, die door Gods Geest bezield en geleid voor Ons eene veilige Gids is, oordeelen Wij de goede vereenigingen noodzakelijk in onze dagen. Noodzakelijk niet alleen om verbetering te brengen in den stoffelijken en maatschappe- lijken toestand, maar ook, om goed te houden, wat nog goed is, en op den regten weg te brengen, wat anders gevaar loopt af te dwalen eu bedorven te worden, om het kwaad met goed gevolg te bestrijden en het goed met succes te steunen en te bevor deren. De kracht der eerste reden, die ge legen is in de stoffelijke en maatschappelijke verbetering, achten Wij genoeg gekend. Op de andere wenschen Wij eenige oogenblikken uwe aandacht te vestigen en wel vooreerst op de noodzakelijkheid, om goed te houden, wat nog goed is. Door het hooge woord van den Opperherder der Kerk Vereenigt door de krachtige eu onvermoeide werking zijner ondergeschikte medehelpers tot het vereenigingsleven, door de tallooxe vereeni gingen, die reeds zijn tot stand gekomen, is nu eenmaal de zucht tot vereeniging in den mensch gevaren. Hij zal vereenigen, koste eigen verklaring had hij het lijk in een afgrond, waar het nooit kon worden uitgehaald, geworpen. Hij had dus aangaande den moordenaar niet de minste aanduiding Eenigen tijd bleef ik op het kasteel, doch weldra bemerkte ik, dat ik bij den jongen graaf te veel was, reden waarom ik besloot naar Parijs terug te keeren. Ik was onder een pijnlijken indruk, en ik had alles aangewend om dien te bestrijden. Ofschoon ik het niet verklaren kon, gevoelde ik eenen zekeren afkeer voor dit kir.d, hoewel ik den aistammeliDg van mijn vriend zou moeten beminnen. Ik bemerkte in den graaf een buitengewoon verstandigen geest, doch ik ontwaarde daaronder tevens een ongevoelig, koel, egoïstisch en soms wreed hart. Ik verliet het kasteel. Ditmaal was ik goed overtuigd, dat men het liefst had, dat ik er nooit meer in terug kwam. Ik trok terug r.aar Parijs om in het werk vergetelheid en verstrooiing te vinden. De Indiaan staakte nogmaals zijn lang verhaal Sedert dat hij het woord hernemen had, luisterde Marc even aandachtig als te voren naar hem. Zijn welsprekend gelaat had eerst een aDgstig gevoel weergegevennu drukte het volslagen moedeloosheid eu ijskoude onverschilligheid uit. Hij zei kortweg: «De zoon van den graaf de Bernac bestaat dus. Hij is weder in het beait van zijn oanm, zijn titel en zijn fortuin gesteld. Hij is rijk, gelukkig, machtig, en nu is uwe zending volbracht.' #Nog niet zei de Indiaan, welke plotseling recht ging staan. „lloedalP" De zoon van graaf Bernac bestaat, dat geloof ik, ja, daar ben ik zelfs zeker van. Maar hij is nog niet in het bezit der goederen van zijn vader gesteld." jrW at! hebt gij mij dan leugens verteld P' «Wel neen." Wat dan ,Een man voert de naam van de Bernac. Een man geniet de voorrechten van rang en fortuin, aan dien naam verbonden. Een man werd door bet> gerecht van Parijs erkend." ,'t I9 waar», kreet de Indiaan met trillende stem', die getuigenissen worden tot nu toe oog wat het wil. "Wordt hij niet verzameld onder hen, die staan aan de zijch van het kruis, onder de banier van den hemelschen Koning dan loopt hij gevaar verlokt te worden door den vijand en plaats te nemen onder de vlag van Satan. Dit is zooveel meer te vreezen als de beloften van Satan, den vorst dezer wereld, doorgaans grooter zijn en aantrek kelijker voor het menschelijke hart. Hij, de onbeschaamde, die zich niet ontzag eens den Zoon Gods zelf te toonen, al de Koning rijken der aarde in hare pracht en heerlijkheid en tot Hem te zeggen dit alles zal ik u geven, als gij netrvalt en mij aanbidt (1), hij ziet er niet tegen op groote beloften te doen, al kan hij ze niet vervullen, want hij is een leugenaar en de vader der leugen (2) en zij, die hem volgen, zetten zijn werk voort. Maar de mensch door hebzucht ge dreven, laat zich zoo gemakkelijk door schoone beloften verleiden en medeslepen. Om dit nu te voorkomen is het noodig, dat de goeden zich aaneensluiten tot een krachtig geheel, hunne zwakke broeders opnemen in hunne rijen, hen steunen, helpen en bevestigen, de waarheid doen schitteren, de bedriegerijen van Satan ontmaskeren en zoo, wat nog goed is, tegen zijne verleiding beveiligen. Langs dezen weg moeten zij tevens dat welgeordend leger (4), trachten te vormen, dat, één door geloof, hoop en liefde, verschrikkelijk is voor den vijand. Want zulk een magt hebben wij noodig in don tegen woordigen tijd zoowel om het kwaad te bestrijden als om het goed te bevorderen. Het kwaad heeft zich ver- eenigd in onze dagen op ontzettende wijze en breidt rusteloos zijne krachten uit. De koningen der aarde staan op en d« vorsten spannen zamen tegen den Heer en zijn Gezalfde. Laten wij hunne banden verbreken, zeggen zij, en hun juk afwerpen (4.) Wat de profeet hier getuigde van de grooten der wereld, gaat in onze dagen ook in vervulling bij de mindere klassen. Er is eene algemeene zamenspanning ontstaan, om wanorde te brengen in de wereld. Aan deze moeten de welgezinden vereenigd zich tegenover stellen, om regt en orde te handhaven. Wat zou er van de goeden geworden, B. G., tegen zulk eene magt ten kwade, als ieder op zich zeiven bleef, als men zich niet aaneensloot, als men niet magt tegen magt stelde Hoe- velen zouden niet door den vijand worden ingepakt, en hoe jammerlijk zou het den goeden vergaan, als het kwaad eens de over hand kreeg! Hiertegen moeten wij waken, niet betwist. Maar, wat nog meer waar is, die man heeft het gerecht van Frankrijk om den tuin geleid; hij heeft dit gerecht door een samenloop van bedrieglijke en leugenachtige schikkingen op een dwaalspoor gebracht. Die m»n steelt op het huidig oogenblik de voorrechten welke hij geniet. In een woord, die man 16 de zoon niet van graaf Henri en van gravin Louise I' Marc bleef bij die onverwachte verklaring als ware hij door den bliksem getroffen staan. De ontroering welke hij nu gevoelde was grooter dan deze welke hij tot nu toe gewaar geworden had. Hij sidderde over al zijn lede maten en zijn gelaat verbleekte. «Maar, vroeg hij roet heesche stam, die zoon die ware zoon.... wie is hij dan ffDie zoon', herhaalde de Indiaan, terwijl hij den jongeling met zijne magnetische blikken omvatte. Ja die zoon P' ffHet kind van graaf Henri en van gravin Louise Ja', zei Marc die achteruit ging, alsof hij de vlammende blikken, welke die diamanten oogen ontschoten, niet kon verdragen. «Dat kind', ging de Indiaan voort, zoek ik rerds twee en twintig jaar. De wetenschap heeft mij diens bestaan bewezen en Gods algoede hand heeft mij zijn spoor doen volgen. Dat kind draagt op den linkerarm, juist boven den elleboog, een kruis, dat er met den punt van een dolk is irgeteekend. Zonder aan Mare den tijd te gannen eene beweging te doen, sprong hij Daar hem toe, greep zijn linkerhand, trok met een schielijke en krachtige beweging de breede mouw van het kleed omhoog, ontblootte den geheele arm, en toonde op de aangeduide plaats het teeken der VerlossiDg, waarvan de twee kruisende lijnen üjn en helderrood op de taankleurige huid aistaken. «Hier is dit kruis', riep hij zegevierend uit. Mare slaakte een kreet eu onttrok zich van den Indiaan. Graaf de Bernac', zei de Indiaan diep buigen de, ,)aten wij samen God bedanken, want Hij alleen heeft ons tot elkaar gebracht'. zooveel wij kunnen. Dit kunnen wij nist zonder ons aaneen te sluiten. Derhalve moeten wij de vereenigingen noodzakelijk achten, om zoo het kwaad te kunnen bestrijden, dat de wereldorde dreigt omver te stooten of op eenige andere wijze verderf te brengen in de maatschappij. En wat Wij zoo even zeiden omtrent de bestrijding van het kwaad, galdt niet min der voor de bevordering van het goed. IedereeD weet, dat een gewoon mensch zonder aanhang niet veel kan uitrigten. Wat men echter door vereenigde krachten vermag ten goede, hebben de laatste jaren voldougen bewezen. Wij hebben slechts te herinneren aan onze katholieken—dagen en aan al die bonden en vereenigingen, U mesr dan genoeg bekend, die sedert het ver- schijuen der Encycliek Rerum Novarum, ook onder ons zijn in wezen geroepen. Wat al goed hebben zij niet verwekt onder stof felijk en geestelijk opzigt 1 En het is nog slechts een begin. Wat mogen wij niet verwachten, als zij blijven voortwerken in de waren katholieken geest, als men steeds den vrede onderling zal weten te bewaren, als men ei* en inzigt zal weten te matigen en, desnoods, op te offeren, om de eendragt te onderhouden. Want men ve.rgete dit nooit, B. G., niet zoo zeer in getal als wel in de eenheid ligt onze magt. De menigte, hoe groot ook, maar die ver deeld is, verliest hare kracht en vernietigt zich zelve, zoo echter ergens eenheid kan wezen, dan zeker toch onder de Katholieken die in hun geloof en godsdienst zoovele motieven tot eenheid vinden. Sluiten wij ons dus aaneen, altijd uaauwer en naauwer, niet allern voor het stoffelijke en maat schappelijke, maar ook, waar het hoogere belangen, waar het geloof, deugd en gods dienst geldt. Bij alle waardering van de zooeven be sproken vereenigingen, mogen Wij intus- schen niet uit hel oog verliezen eene andere vereeniging, die veel meer nog onze be langstelling en bezorgdheid wekt, eene ver eeniging zoo oud als het inenschdom, het huisgezin namelijk, het familieleven. Wij zouden het innig betreuren, B. G., als bovengenoemde vereenigingen ook maar eenigzins afbreuk zonden doen aan het fa milieleven, aan het huiselijk genot. En aangezien het dikwijls vergaderen uithuizig maken kan eu aanleiding zou kunnen worden tot minder huiselyk genoegen en welzyn —i HOOFDSTUK II. DE HAARLOK. DK RING. GRAAF HENRI. 'Ik/Ik', kreet Mare eindelijk, want de woorden van den Indiaan haddsn hem mat verstomming geslagen. rJs, gij, zelve. gij, en niemand anders is da zoon van den graaf", zei da Indiaan ernstig. «Maar de bewijzen de bewfjzen'. »Er aijn bewijzen in overvloed. Jammer genoeg zijn zei voor mij alleen klaar en helder: voor anderen zijn zij nog duister. «Luister, jongeling, luister tot het einde. Vooraleer u de bewijzen, welke gij vraagt, te geven, moet gij eerst weten hoe ik er in gelukt ben te ontdekken, dat hij, die zich thans graaf de Bernac noemt, een naamroover ia* Het ia van groot belang, dat ik u die bijion- derheden geef, dan weet ge met welke vijanden te doen hebt; die omstandigheden moet gij kennen, om hunne listen, hunne macht, hunne behendigheid te kunnen bevechten. Zet u bij mij neer en luister. De Indiaan, die zijn plaats hernam, noodigde Marc met een gebaar uit, naast hem te komen zitten. De jongeling beefde van hoop en vrees. Hij gehoorzaamde werktuigelijk, Juist alsof hij niet meer wi9t wat hij deed. De Indiaan liet hem wat tijd om van den redelijken schok, dien hij ondergaan had, te bekomen. Dan hernam hij na eeDige minuten stilte: ,Ik heb u gezegd dat ik een discipel der wetenschap was. Ik was een dier mannen, dien do stomme onwetendheid onzer eeuw doet door gaan, als zijn zij met den boozen geest in betrokking, als zijn zij, door een verbond met den duivel, met bovenmenschelijks kracht begaafd Zooals ik u al gezegd heb, stond ik met al de groote geleerden van Europa in nauwe betrekking. Wij werkten met ons drieën, GoeleDius, Fludd en mijn persoontje. Bij ons voegde zich spoedig nog een vierde. Deze was een grijsaard, welke ik bij toeval ontmoet had. Die grijsaard was zeer geleerd. Zijn naam is Mr. Eudes. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1904 | | pagina 1