v.. ..angstraalsfkf ('eiraal, iy rinse um ut. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Rummer 17. Zondag: 28 Februari 1904. 27e Jaargang. Eerste Blad. bekendmaking! De Echo van het Zuiden is door zine cofiespondenties uit Waalwijk en flmstrekei A U i r g e v e u STOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. FEUILLETON. IN EER HERSTELD DE GEHEIMZINNIGE BANDIET. brieven uit het Noorden. xx. Dit Blad rerschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n m e n t s p r ij s per 8 maanden f O." 5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. W4A1 "-V IJ K. Advkktkntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot* letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracteu gesloten. Reclame» 15 cent per regel De Gedeputeerde Staten der provincie Nooid- Brabant, Gelet op de artt. 2, 3 en 4 van het reglemeut tot het van provinciewege toekennen van premiën en bewaringsprijzen ter bevordering van de paar denfokkerij in de provincie Noordbrabant van 20 November 1901 (Provinciaalblad van 1902 no. 15) Mede gelet op het besluit van 27 Februari 190 (Provinciaalblad no. lb). Hebben besloten te bepalen als volgt Artikel 1. In het jaar 1904 heeft keuring plaats van a. tweejarige hengsten in de provincie geboren b. eenjarige hengsten in de provincie geboren c. merriën, miustens 4 tot hoogstens 8 jaren oud en wel te Eindhoven, op Maandag 7 Maart, van heng sten en op Dinsdag 8 Maart, van merriën, te 0*8. op Vrijdag 11 Maart, van hengsten en op Zaterdag 12 Maart, van merriën, te Heusden, op Maandag 14 Maart, van hengsten en op Dinsdag 15 Maart, van merriën. te Zevenbergen op Vrijdag 18 Maart, van hengsten en op Zaterdag 19 Maart, van merriën. te Hergen op Zoom, op Maardag 21 Maart, van hengsten en op Dinsdag 22 Maart, van merriën. De keuringen zullen aanvangen, telkens des voormiddags te 11 uren. Art. 2. Burgemeester en Wethouders worden verzocht oin dit besluit, met inachtneming van het be paalde bij artikel 3 van hel reglement, bij at- kondiging in hunne gemeente ter kennis van belanghebbenden te brengen en verder daaraan de meest mogelijke openbaarheid te geven. Art. 3. Do burgemeesters der in art. 1 genoemde ge meenten in het bizonder uit te noodigeo, om in overleg met denbetrokken provincialen veearts, o- vereenkomstig punt 2 van het besluit van 6 Maart 1902 (Provinciaalblad no. 17), zorg te drageD.dat op de dagen der keuring in hunne gemeente be schikbaar *ijn lo. Voor de Commissie van deskundigen, een zooveel mogelijk door pilen en touwen afgezet terrein voor d« keuring en monstering van de paarden, en 2o. voor de Commissie van veeartsen, een terrein om de dieren op den adem te onderzoeken, benevens een gebouw waarbinnen het onderzoek van de oogen der paardeD kan plaats hebben. Art. 4. Dit besluit zal in 't provinciaal bijblad geplaats" en gezonden worden aan de gemeentebesturen en aan dc Burgemeesters van Oss, Heusden, Zeven bergen, Beigen op Zoom en Eindhoven, met ver zoek om, ieder voor zooveel hem aangaat, daaraan uitvoering te geven. 's Hertogeubosch, 11 Februari 1904. De Gedeputeerde Staten voornoemd, A. van VOORST tot VOORTS. De Griffier, W. van LANSCHOT. Burgemeesters en Wethouders der gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-Secretarie ter image ligt een verzoek met bijlagen van d. firma van leisel, Witlox en Co te Waalwijk om vergunuing tot het uitbreiden harer stoomlederfabriek, staande alhier, kadastraal bekend in Sectie B, No. 1568. Op Zaterdag, den 12en Maart 1904, des voor middags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk loe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren hebben, kunnen gedurende dridagen, voor het bovengemelde tijdstip op de Secretarie der Gemeente kennis nomen van de ter zake inge komen schrifturen. Waalwijk d<>n 27 Febr. 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester K. de van der Schueren De Secretaris F. W. van Liempt Tegen gedwongen winkeiaering enz Het ontwerp van wet op het nrbeids- contrakt ia eene aanvulling tier artikelen van het Burgerlijk Wetboek Het nieuwe artikel 168bm zal aldus moeten luiden Ojtgeoorloofd en nietig is elk beding tusschen den werkgever of een van diens beambten of zetbazen en eenen onder een hunner gestelden arbeider, waarbij deze zich verbindt, het loon of zijne overige inkomsten, of een gedeelte daarvan op eene bepaalde wijze te besteden of zijne benoodigdheden op eene bepaalde plaats of bij eenen bepaalden per soon aan te schaffen. Van deze bepaling zijn uitgezonderd enz. Dit artikel1 strekt tot beperking van de veelvuldig voorkomende en tot veel mis bruik aanleiding gevende bedingen in de arbeidsovereenkomst omtrent de wijzp van besteding van het loon of vau een gedeelte daarvan. Het is gericht tegen de zooge naamde gedwongen winkelnering. Het zal wel onnoodig zijn te wijzen op het veelvuldig voorkomen, het wezen, en de OF Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden," door J. v. E. 10) ,Een haarlok," zei ik verwonderd. ,Ja.' ,Een haarlok,?" herhaalde ik, zonder aan de verzekering van het meisje geloof te slaan. Weihoe zou dat voldoende zijn om de gedachten te kennen vau iemand, wien de h ren toebehoord hebben, om te verklaren wat zijn staat is, wat hij geweest is, wat hij is, wat hij doet? „Ja, indien gij mij zulks beveelt.' Ik twijfelde nog, doch om mij te overtuigen, dat de wetenschap «oover gaan kon, moest ik bewijzen hebben. Spoedig kw«m een gedachte bij mij op, ik herinneide mij de haarlok, welke ik van den boezem der zieltogende gravin had genomen. Geertruiöa wist niets van die vree6e lijke geschiedenis en ik wist dat de grauf de Bernac, de uaamroover, op dat oogenbl k op het kasteel vertoefde. Daarom wilde ik een proef nemen. Ik ging den medaillon halen en legde de zijdeachtige haarlok in Gecrtruida's hand en nadat ik haar tijd genoeg had gegeven om te rusten, begon ik de proefneming. Geer— truida aarzelde gelijk te voren en scheen de grootste moeite te hebben om te antwoorden. Eindelijk sprak zei: „Hij, van wien dit haar is, was bitterjong toen het afgesneden weid.' «Ja.* antwoordde ik, «en nu?' «Nu is hij een man." cZiet gij hem «Heel goed, ofschoon hij ver van hier is.' „Is hij hier in Frankrijk «Neen.' «Ia hij niet in Frankrijk?' riep ik verwon derd en anistig uit. Ik waa verwonderd, omdat ik wist, dat de derfelijke werking daarvan in onze streken wie de veelvuldige artikels en mededeelingen op dit gebied iii ons bind voorgekomen vooral nog laatstelijk bet hoog9tbelangrijke. rapart tan de Kamer van Arbeid voor 't Schoen makersbedrijf heeft gelezen, zal daarvan ge nopgzaam doordrongen zijn. Dit artikel sluit zich aan bij verschil lende buitenlandsche wetten Deze bepalingen zijn bier op hunne plaats. De aibeidsover- eenkomst toch geeft in bef algemeen aan den werkgever zeker overwicht, dat zich al licht in bedingen als de hier bedoelde kan uiten. De uitdrukking /.ongeoorloofd en nietig* is gekozen om de gewraakte bedingen reeds Bier burgerrechterlijk krachteloos te verklaren en te gelijk de gelegenheid te openen, dal eene strafbepaling, indien deze later noodig mocht worden geacht, zich gemakkelijk bij dat verbod kan aansluiten. Evenals bet vroegere Track-ontwerp, en de buitenlandsche wetten laat het artikel eeoige uitzonderingen toe. Als zoodanig is niet opgenomen de in bet Track-ontwerp veroorloofde overeenkomst omtrent huur van eeno woning euz. Daarvoor schijnt geene afdoende reden te bestaan. Acht de werk gever h t noodig, dat de arbeider in zijn buis woont, dan kan hij deze wouig tot bestanddeel van het loon maken. Overigens is het niet verboden, dat de arbeider van den werkgever eene woning buurt. Alleen de verplichting daartoe mag niet in de ar beidsovereenkomst worden opgenomen. Uitzonderingen ziju le bet beding, waarbij de arbeider zich jegens den werkgever verbindt, de voor zijnen arbeid vereischte grondstoffen, werktuigen of bijzondere kleeding op eene bepaalde plaats of bij eene bepaalden persoon aan te schaf fen, 2e bet beding, waarby de arbeider deel neemt in eeitig fonds, mits het fonds voldoet aan de voorwaarden bij algemeenen regel van bestuur gesteld Het is waar, de verplichting tot deel neming in verschillende fondsen legt een zekeren druk op den arbeider. Doch de voordeden, die daar tegenover staan zijn zoo groot, dat het wenschelijk is, dergelijke fondsen met verplichte de lneming toe te laten, mits ze met de noodige waarborgen worden omringd In afwachting van eene algemeene wettelijke regeling der fondsen zullen deze waarborgen bij algemeeuen raaat- graaf in Picardië was en ik was angstig, omdat ik aan de helderziendheid van de gemagneti seerde begon te twijfelen, want op datoogenblik dacht ik niet anders, of zij sloeg den bal mis. «Waar is hij dan P" „O, zeer ver, heel ver van hier." Maar zeg mij dan toch waar hij is, ik wil het weten». „De zee scheidt hen va ons, hij is ginder.... ginder... in de woestijr. van Syrië. Ik stond verstomd van verwondering, want tot dan toe was Gecitruida in haren magneti— schen slaap niet mis geweest, doch nu moest zulks toch wel het geval zijn. .Hoeveel jaar is het geleden, dat gij dit ant woord kreeg,' vroeg Mare. «Drie jaar, antwoordde de Indiaan. De joDgeling, welke even nadacht zei: .Ovir drie jaar was ik werkelijk in Syrië.' Ik was besloten de proefneming voort te zetten, want ik wilde het bewijs hebben, of ik de speelbal eener nuttelooze hoop geweest was met de wetenschap te vertrouwen, of dat Geer— truida mij een nieuw geheim kenbaar maakte. Hoe meer ik haar ondervroeg hoe juister haar antwoorden echter weer werdm. Zij trad in de minste bijzonderheden aan gaande den persoon dien zij volgens haar zeggen in volle licht zag. Zij beschreef het land waar hij zich bevond. Eindelijk ontsnapten haar de namen Mare en Ismaël aan hare lippen. „De namen die ik draag,' riep de jongeling .Uwe namen antwoordde de Indiaan. Maar nu begon ik weer te twijfelen, want de zoon van den graaf heet Marc Henri. Smartelijke denkbeelden pijnigden mijn brein want war.Deer Geertruida waarheid sprak, dwaalde de zoon van Louise, het kind dat ik gezworen had te bewaken, zonder vrienden, zonder beschermer te midden van gevaren en ontberingen rond. Maar wie was dan degene die door het gerecht van Parijs als de zoon erkend was Geertruida, welke teneinde krachten was, kon mijn vragen niet beantwoorden. Ik hield daarom op, want zou ik voortgegaun hebben, dan had ik gevaar geloopen haar te doodeu. Aan de regel van bestuur behooren te worden voor geschreven. Het Burgerlijk Wetboek schijnt niet de plaats daaromtrent in nadere bijzon derheden le treden. Eene algemeene regeling der fondsen zal veel meer behooren te omvatten dan alleen ae fondsen van welke hier sprake is. Denkt men daarbij aan de zeer verschillende vormen, waaronder al wat onder de algemeene benzining van //fonds* wordt aangeduid, zich in de praktijk ver toont, aan de geheel verschillende doeleinden waartoe de gelden van die fondsen moeien strekken, dan is het duidelijk, dat het weinig gewensebt kan zijn, door eene rege ling van een gedeelte dier fondsen bij deze wet, op de algemeene regeling vooruit te lonpen. De regeling van de fondsen in dit artikel bedoeld, kan niet anders zijn dan eene onvolledige, wat het onderwerp in zijn geheel betreft en eene tijileljke regeling, voor welke een algemeene maatregel van bestuur meer eigenaardig de vorm schijnt te wezeu. Uitzondering 3 ten aanzien van minder jarige arbeiders het beding, dat een gedeelte van bet loon, gedurende de min derjarigheid verdient, door den werkgever zal worden geplaatst in de rijkspostspaarbank met bepaling, dat het door den arbeider eerst zal kunnen worden opgevorderd, wan neer hij zekeren, niet hooger dan een en twintig jaar te stellen, leeftijd zal hebben bereikt. Het beding in verschillende ondernemin gen gebruikelijk, dat een gedeelte van bet loon niet uitgekeerd, maar tot besparing zal worden aangewend, wordt toegelaten met betrekking tot de minder-jarige arbeiders. Volgens de regeling in het Ontwerp van Wet houdt de werking vau het beding op, zoodra do arbeider meerderjarig wordt door leeftijd of door huwelijk doelt hetgeen is bespaard, behoeft eerst bij het bereiken van den 21-jarigen leeftijd te worden uitgekeerd. Art; 1637» bevat eene bepaling, die tot strekking heeft het sluiten van schriftelijke arbeidsovereenkomsten te bevorderen. De wetenschap toch, dat bet stuk hetwelk de overeenkomst bevat, van zegel en registialie- recht is vrijgesteld, zal tot bet aangaan van schriftelijke eontrakten ongetwijfeld veel bijdragen. Daarom art 1687». Alle akteu en geschriften beti effende het aangaan, wijzigen of beëindigen van arbeids overeenkomst, benevens alle stukken, die door den werkgever en den arbeider te verschrikkelijkste aandoening ten prooi deed ik haar ontwaken. Diic dagen daarna, beproefde ik nogmaals en ik kreeg toen werkelijk meer bijzonderheden. Een feit trof mij bijzonder. Bij het portret dat Geertruida van den waren erfgenaam van den graaf de Bernac maakte, sprak zij tevens over een teeken, dat de jonge graaf op den linkerarm moest hebben. Volgens aanduidingen van Geertruida, moest dit teeken een weinig boven den elleboog" van den linkerarm zijn. Ik wist toen uog in het geheel niets van die bij zonderheid. Gedurende het proces had geen een der getuigen van deze bijzonderheid melding gemaakt, daarom wilde ik teu koste van alles, dit zonderling geheim oplossen. Ik vertrok daarom in allerliaast naar Rouaan. waar Giraud nIr soldaat diende. Ik maakte mij aan en oudbediende bekend cn vioeg hem ot hij zich nog herinneren kort, hoe het kind van den graaf, toen hij nog jong was, er uilzag, of hij er nooit iets bijzonders had gezien, een litteeken of een teeken „Een teeken?.... Een litteeken!.... herhaalde Giraud. ,0, ellendeling, die ik ben,* riep hij, mijn geheugen heeft mij in den steek gelaten, daar heb ik gedurende het proces niet aan gedacht, dat ik dat nu ook heb vergeten. Ja, ik herinner het mij nu goed, dat kruis op den linkerarm. Maar ik ga oogenblikkelijk naar Parijs terug, om het te zeggen. Maar ik hield hem daarvan terug, want hij kon immers alleen zulks verklaren, en het gerecht zou er bovendien weinig gelooi nan hechten, nu dit bewijs zoo laat kw»m. Doch Geertruida had mij dus niet bedrogen en van nu of aan zou ik ook niet meer aan mijn uitvinding twijfelen. Ik drukte Giraud nogmaals op het hart niets van dit litteeken aan wie ook te zeggen, want anders kon de graaf de Bernac hem nog wegens laster vervolgen. Toen ik in Parijs was teruggekeerd, vernam ik dat de graaide Bernac ook juist in de hoofdrad was. Hoewel ik inij vast voorgenomen had hem niet meer te bezoeken verbrak ik toeh mijn voornemens en bezocht hem. Hij ontving mij met dezelfde onverschilligheid als voorheen. Bij hem zijnde noodigde ik hem uit te mijneut la zamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onder- bandscben vorm, hetzij ten overstaan van den openbaren ambtenaar, zonder medewer king van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, ziju vrij van zeftel en van de formaliteit van registratie, of worden, indien deze formaliteit wordt gewensebt, gratis geregistreerd. De dagen van cirnaval zijn wederom den weg van alle vl pardon van allen tijd opgegaan en de stille vastentijd is aange broken. Op dolle pret is gevolgd een veer- tigdaagsche onthouding Tan vermakelijkhe den voor die dagen van gastronomische of te wel aangename maagvullingen zijn in de plaats getreden dagen van vasten en matigheid. Eu al moge clan uit de lijst vau v* rboden spijzen volgen welke wel gebruikt mogen, een lijst van z. g. vastenspijzen zooals men die ten tijde van Karei den Groote kende, houdt men, er thans niet meer op na. Toen toch waren deze laatste als volgt «peulvruchten, viscb. kaas, boter, honing, brood of koeken van geerse pan ik koren, gedroogde en groene kruiden, radijs, rapen en dergelijken, waarbij mostert noch azijn vergeten was* Me dunkt, men had niet te klagen, met zelfs een klein gedeelte van dat menu zul len het de meesten, vooral onder den arbei dersstand, wel kunnen stellen. Doch nu genoeg hierover. Ik wenschte u in dit twintigste episteltje op een ander versohil opmerkzaam te maken. Zooals dan den lezer van dit blad uit eigen ervaring wel bekend is, staat in de dagen van vas- sten-avond in 't Zuiden vau ons land alles in 't «Carnavals-teeken.* Steden als VHer togenbosch, Bredra, Roermond, Venlo en Maastricht genieten haar maskerade-optochten en maskarade-jool, maar ook in plattelands gemeenten is, voelbaar de polsslag van het feest vau den dag. De jeugd krijgt veelal die dagen vacantie en de ouderen gaan bun glaaske drinken of hun kaartje leggen. Geheel anders is dit nu in 't Noorden van ons land, met name in Naord-Holland. Daar merkt men op de meeste plaatsen, vooral te platlen lande, bijna niels van den vasten avond. De jongelui mogen 'savonds even naar de «kroeg* gaan en bier en daar geve een gezelschap een uitvoeriug, overigens is, komen, onder voorwendsel, dat ik hem een medaillon van mijn moeder wilde geven. Hieraan moest hij toegeven en hij kwam aan ook. Al vorens hem met Louise in gemeenschap te bren gen, besloot ik eene proefneming te wagen. Het juweel dut ik van den hals der overleden grnvin genomen had, was in effen goud en een kring diamanten bezet; het kon echter niet anders ol hij had niet de miDSte heiinneriDg van dat sieraard behouden. Doch ziet, hij had nauwelijks het juweel gezien, of hij drukte het met innige ontr oering tegen zijne lippen. Volgens dat hij zei, kende hij het heel goed, want hij had als kind zijnde, er zoo dikwijls mede ge speeld, als hij op de armeu van zijn onvergete lijke moeder was gezeten. De toon waarop bij mij bedankte, ging zijn koud en onverschillig karakter te buiten. Maar ondanks dat alles, wist ik nu toch zeker, dal dit alles komedievertoon was. Geertruida, welke ik liet komen, stelde ik als mijn dochter voor, wetende, dat de schoonheid van het bevallige kind een buitengewonen indi uk op hem zou maken. Geertruida had ik ingelicht en zij kende de rol welke zij spelen moest goed. Terwijl zij de antwoorden van den graaf beant woordde, hield zij hare schoont oogen gedurig op den ring gevestigd, welke een der vinger9 van den graaf sierde. Deze zulks ziende, deed hem van zijn vinger en gaf hem aan hei meisje, oin hem te onderzoeken. \let de bevalligheid, sommige meisjes zoo eigen, stak Geertruida den ring uun haar vinger, en bewonderde hem. Zij gal hem daarna weer aau den graaf terug, doch 0]> haar gelaat stood duidelijk genoeg te lezen, dat zij zeer gaarne den ring had willen houden. De graaf die zulks bemerkte, vroeg mij dan ook ot bij dit kleine bewijs, als blijk van vriendschap, aan mijn dochter mocht aanbieden, hopende dutdevriend- •cha nog nauwer ion-worden gecloten. Ik dankle den graaf en liet aan Geertruida toe het geschenk te aanvaarden. Toen de graaf afscheid van ons nam, beloofde hij, spoedig weerom te komen, om^met doch ter van zijns vaders vriend de kennismaking dan te hernieuwen. Nauwelijks was hij vertrokken of ik ging naar Geertruida en beval haar te gaan slapen, hetgeen zij oogenblikkelijk deed. Dank aan den ring van den graaf, ging zij mij weldra dc waarheid openbaren. Maar dia waarheid was ulschuwelijk was vreeselijk, want die man die, voor den zoon van graaf Heori en van gravin Louise door ging, die man, die een edelen naam droeg, die ieders aanzien en achting genaot, die zelfde man was een eerloooze die man was een bandiet van het verachtelijkste soort. Eensklaps werd Geertruida rood en begon te beven, waurop ik haar nog meer begon te onder- viagen Eindelijk, na lui g aandringen sprak ze op hartverscheurende toon «Hij bemint mij.' Hij bemint mij, en die liefde maakt mij ban?. Door mij in tegenwoordigheid met die man te brengen, hebt gij mij op een gevaarlijken weg geworpen. Op mijn nieuwe vragen antwoordde zij dat degene die graal de Bernac genoemd werd, dezelfde man was mei wien ik bij rar. Eudes werkte. Zij beweerde dat het de zoon van den ouden geleerde was. Door deze openbaring was ik als van den donder geslagen. Kon de wetenschap werkelijk zoo ver gaan? Was ik door mijn eigen vertrou wen niet te veel bedrogen? Al de twijfelachtig heden welke mijn gesprek met Giraud eenige dagen te voren opgeworpen bad, kwamen nu mijn geest in menigte bestormer.. Hoewel ik mij bad voorgenomen vobrtaan niet meer aan de wetenschap te twijfelen begon ik nu echter weer te gelooven en niet le gelooven. Wat moest ik gelooven? Wat moest ik doen? Toen Geertruida mij die inlichtingen had gegeven kon zij mij geen nadere gegevens meer verschaffen, doch deze welke ik haar tijdens haren magnetiechen slaap had weten te ontrukken waren kostbaar g< noeg Mij eerste gedachte was, het geheim waarmede rnr. Eudes zich omgaf, op te sporen, doch ik overwoog de moeilijkheden welke ik moest overwinnen, den tijd dien ik zou moeten verliezen om zijne geheimen te kennen zonder de mijne over te leveren. Ik was nu goed genoog over tui-d dat de betrekking of het verbond lusschen den valschen graaf en den grijsaard een afgrond van verraad en snood bedrog bedekken moest. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1904 | | pagina 1