v.. ..angstraalsfkf ('eiraal,
iy rinse um ut.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Rummer 17.
Zondag: 28 Februari 1904.
27e Jaargang.
Eerste Blad.
bekendmaking!
De Echo van het Zuiden
is door zine
cofiespondenties
uit Waalwijk en flmstrekei
A
U i r g e v e u
STOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN.
FEUILLETON.
IN EER HERSTELD
DE GEHEIMZINNIGE BANDIET.
brieven uit het Noorden.
xx.
Dit Blad rerschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n m e n t s p r ij s per 8 maanden f O." 5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
W4A1 "-V IJ K.
Advkktkntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot*
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracteu
gesloten. Reclame» 15 cent per regel
De Gedeputeerde Staten der provincie Nooid-
Brabant,
Gelet op de artt. 2, 3 en 4 van het reglemeut
tot het van provinciewege toekennen van premiën
en bewaringsprijzen ter bevordering van de paar
denfokkerij in de provincie Noordbrabant van 20
November 1901 (Provinciaalblad van 1902 no. 15)
Mede gelet op het besluit van 27 Februari 190
(Provinciaalblad no. lb).
Hebben besloten te bepalen als volgt
Artikel 1.
In het jaar 1904 heeft keuring plaats van
a. tweejarige hengsten in de provincie geboren
b. eenjarige hengsten in de provincie geboren
c. merriën, miustens 4 tot hoogstens 8 jaren
oud en wel
te Eindhoven, op Maandag 7 Maart, van heng
sten en op Dinsdag 8 Maart, van merriën,
te 0*8. op Vrijdag 11 Maart, van hengsten en
op Zaterdag 12 Maart, van merriën,
te Heusden, op Maandag 14 Maart, van hengsten
en op Dinsdag 15 Maart, van merriën.
te Zevenbergen op Vrijdag 18 Maart, van
hengsten en op Zaterdag 19 Maart, van merriën.
te Hergen op Zoom, op Maardag 21 Maart, van
hengsten en op Dinsdag 22 Maart, van merriën.
De keuringen zullen aanvangen, telkens des
voormiddags te 11 uren.
Art. 2.
Burgemeester en Wethouders worden verzocht
oin dit besluit, met inachtneming van het be
paalde bij artikel 3 van hel reglement, bij at-
kondiging in hunne gemeente ter kennis van
belanghebbenden te brengen en verder daaraan
de meest mogelijke openbaarheid te geven.
Art. 3.
Do burgemeesters der in art. 1 genoemde ge
meenten in het bizonder uit te noodigeo, om in
overleg met denbetrokken provincialen veearts, o-
vereenkomstig punt 2 van het besluit van 6 Maart
1902 (Provinciaalblad no. 17), zorg te drageD.dat
op de dagen der keuring in hunne gemeente be
schikbaar *ijn
lo. Voor de Commissie van deskundigen, een
zooveel mogelijk door pilen en touwen afgezet
terrein voor d« keuring en monstering van de
paarden, en
2o. voor de Commissie van veeartsen, een
terrein om de dieren op den adem te onderzoeken,
benevens een gebouw waarbinnen het onderzoek
van de oogen der paardeD kan plaats hebben.
Art. 4.
Dit besluit zal in 't provinciaal bijblad geplaats"
en gezonden worden aan de gemeentebesturen en
aan dc Burgemeesters van Oss, Heusden, Zeven
bergen, Beigen op Zoom en Eindhoven, met ver
zoek om, ieder voor zooveel hem aangaat, daaraan
uitvoering te geven.
's Hertogeubosch, 11 Februari 1904.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
A. van VOORST tot VOORTS.
De Griffier,
W. van LANSCHOT.
Burgemeesters en Wethouders der gemeente
Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter
Gemeente-Secretarie ter image ligt een verzoek
met bijlagen van d. firma van leisel, Witlox en
Co te Waalwijk om vergunuing tot het uitbreiden
harer stoomlederfabriek, staande alhier, kadastraal
bekend in Sectie B, No. 1568.
Op Zaterdag, den 12en Maart 1904, des voor
middags te elf uren, zal op het gemeentehuis
gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit
verzoek in te brengen en deze mondeling en
schriftelijk loe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren
hebben, kunnen gedurende dridagen, voor
het bovengemelde tijdstip op de Secretarie der
Gemeente kennis nomen van de ter zake inge
komen schrifturen.
Waalwijk d<>n 27 Febr. 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester K. de van der Schueren
De Secretaris F. W. van Liempt
Tegen gedwongen winkeiaering enz
Het ontwerp van wet op het nrbeids-
contrakt ia eene aanvulling tier artikelen
van het Burgerlijk Wetboek Het nieuwe
artikel 168bm zal aldus moeten luiden
Ojtgeoorloofd en nietig is elk beding
tusschen den werkgever of een van diens
beambten of zetbazen en eenen onder een
hunner gestelden arbeider, waarbij deze zich
verbindt, het loon of zijne overige inkomsten,
of een gedeelte daarvan op eene bepaalde wijze
te besteden of zijne benoodigdheden op eene
bepaalde plaats of bij eenen bepaalden per
soon aan te schaffen.
Van deze bepaling zijn uitgezonderd
enz.
Dit artikel1 strekt tot beperking van de
veelvuldig voorkomende en tot veel mis
bruik aanleiding gevende bedingen in de
arbeidsovereenkomst omtrent de wijzp van
besteding van het loon of vau een gedeelte
daarvan. Het is gericht tegen de zooge
naamde gedwongen winkelnering.
Het zal wel onnoodig zijn te wijzen op
het veelvuldig voorkomen, het wezen, en de
OF
Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden,"
door J. v. E.
10)
,Een haarlok," zei ik verwonderd.
,Ja.'
,Een haarlok,?" herhaalde ik, zonder aan de
verzekering van het meisje geloof te slaan. Weihoe
zou dat voldoende zijn om de gedachten te
kennen vau iemand, wien de h ren toebehoord
hebben, om te verklaren wat zijn staat is, wat
hij geweest is, wat hij is, wat hij doet?
„Ja, indien gij mij zulks beveelt.'
Ik twijfelde nog, doch om mij te overtuigen,
dat de wetenschap «oover gaan kon, moest ik
bewijzen hebben. Spoedig kw«m een gedachte
bij mij op, ik herinneide mij de haarlok, welke
ik van den boezem der zieltogende gravin had
genomen. Geertruiöa wist niets van die vree6e
lijke geschiedenis en ik wist dat de grauf de
Bernac, de uaamroover, op dat oogenbl k op
het kasteel vertoefde. Daarom wilde ik een
proef nemen. Ik ging den medaillon halen en
legde de zijdeachtige haarlok in Gecrtruida's
hand en nadat ik haar tijd genoeg had gegeven
om te rusten, begon ik de proefneming. Geer—
truida aarzelde gelijk te voren en scheen de
grootste moeite te hebben om te antwoorden.
Eindelijk sprak zei:
„Hij, van wien dit haar is, was bitterjong toen
het afgesneden weid.'
«Ja.* antwoordde ik, «en nu?'
«Nu is hij een man."
cZiet gij hem
«Heel goed, ofschoon hij ver van hier is.'
„Is hij hier in Frankrijk
«Neen.'
«Ia hij niet in Frankrijk?' riep ik verwon
derd en anistig uit.
Ik waa verwonderd, omdat ik wist, dat de
derfelijke werking daarvan in onze streken
wie de veelvuldige artikels en mededeelingen
op dit gebied iii ons bind voorgekomen vooral
nog laatstelijk bet hoog9tbelangrijke. rapart
tan de Kamer van Arbeid voor 't Schoen
makersbedrijf heeft gelezen, zal daarvan ge
nopgzaam doordrongen zijn.
Dit artikel sluit zich aan bij verschil
lende buitenlandsche wetten Deze bepalingen
zijn bier op hunne plaats. De aibeidsover-
eenkomst toch geeft in bef algemeen aan
den werkgever zeker overwicht, dat zich al
licht in bedingen als de hier bedoelde kan
uiten.
De uitdrukking /.ongeoorloofd en nietig*
is gekozen om de gewraakte bedingen reeds
Bier burgerrechterlijk krachteloos te verklaren
en te gelijk de gelegenheid te openen, dal eene
strafbepaling, indien deze later noodig mocht
worden geacht, zich gemakkelijk bij dat
verbod kan aansluiten.
Evenals bet vroegere Track-ontwerp, en
de buitenlandsche wetten laat het artikel
eeoige uitzonderingen toe. Als zoodanig
is niet opgenomen de in bet Track-ontwerp
veroorloofde overeenkomst omtrent huur van
eeno woning euz. Daarvoor schijnt geene
afdoende reden te bestaan. Acht de werk
gever h t noodig, dat de arbeider in zijn
buis woont, dan kan hij deze wouig tot
bestanddeel van het loon maken. Overigens
is het niet verboden, dat de arbeider van
den werkgever eene woning buurt. Alleen
de verplichting daartoe mag niet in de ar
beidsovereenkomst worden opgenomen.
Uitzonderingen ziju
le bet beding, waarbij de arbeider zich
jegens den werkgever verbindt, de voor zijnen
arbeid vereischte grondstoffen, werktuigen of
bijzondere kleeding op eene bepaalde plaats
of bij eene bepaalden persoon aan te schaf
fen,
2e bet beding, waarby de arbeider deel
neemt in eeitig fonds, mits het fonds voldoet
aan de voorwaarden bij algemeenen regel
van bestuur gesteld
Het is waar, de verplichting tot deel
neming in verschillende fondsen legt een
zekeren druk op den arbeider. Doch de
voordeden, die daar tegenover staan zijn
zoo groot, dat het wenschelijk is, dergelijke
fondsen met verplichte de lneming toe te
laten, mits ze met de noodige waarborgen
worden omringd In afwachting van eene
algemeene wettelijke regeling der fondsen
zullen deze waarborgen bij algemeeuen raaat-
graaf in Picardië was en ik was angstig, omdat
ik aan de helderziendheid van de gemagneti
seerde begon te twijfelen, want op datoogenblik
dacht ik niet anders, of zij sloeg den bal mis.
«Waar is hij dan P"
„O, zeer ver, heel ver van hier."
Maar zeg mij dan toch waar hij is, ik wil
het weten».
„De zee scheidt hen va ons, hij is ginder....
ginder... in de woestijr. van Syrië.
Ik stond verstomd van verwondering, want
tot dan toe was Gecitruida in haren magneti—
schen slaap niet mis geweest, doch nu moest
zulks toch wel het geval zijn.
.Hoeveel jaar is het geleden, dat gij dit ant
woord kreeg,' vroeg Mare.
«Drie jaar, antwoordde de Indiaan.
De joDgeling, welke even nadacht zei: .Ovir
drie jaar was ik werkelijk in Syrië.'
Ik was besloten de proefneming voort te
zetten, want ik wilde het bewijs hebben, of ik
de speelbal eener nuttelooze hoop geweest was
met de wetenschap te vertrouwen, of dat Geer—
truida mij een nieuw geheim kenbaar maakte.
Hoe meer ik haar ondervroeg hoe juister haar
antwoorden echter weer werdm.
Zij trad in de minste bijzonderheden aan
gaande den persoon dien zij volgens haar zeggen
in volle licht zag. Zij beschreef het land waar
hij zich bevond. Eindelijk ontsnapten haar de
namen Mare en Ismaël aan hare lippen.
„De namen die ik draag,' riep de jongeling
.Uwe namen antwoordde de Indiaan.
Maar nu begon ik weer te twijfelen, want de
zoon van den graaf heet Marc Henri.
Smartelijke denkbeelden pijnigden mijn brein
want war.Deer Geertruida waarheid sprak,
dwaalde de zoon van Louise, het kind dat ik
gezworen had te bewaken, zonder vrienden,
zonder beschermer te midden van gevaren en
ontberingen rond.
Maar wie was dan degene die door het gerecht
van Parijs als de zoon erkend was
Geertruida, welke teneinde krachten was, kon
mijn vragen niet beantwoorden. Ik hield daarom
op, want zou ik voortgegaun hebben, dan had
ik gevaar geloopen haar te doodeu. Aan de
regel van bestuur behooren te worden voor
geschreven. Het Burgerlijk Wetboek schijnt
niet de plaats daaromtrent in nadere bijzon
derheden le treden. Eene algemeene regeling
der fondsen zal veel meer behooren te
omvatten dan alleen ae fondsen van welke
hier sprake is. Denkt men daarbij aan de
zeer verschillende vormen, waaronder al wat
onder de algemeene benzining van //fonds*
wordt aangeduid, zich in de praktijk ver
toont, aan de geheel verschillende doeleinden
waartoe de gelden van die fondsen moeien
strekken, dan is het duidelijk, dat het
weinig gewensebt kan zijn, door eene rege
ling van een gedeelte dier fondsen bij deze
wet, op de algemeene regeling vooruit te
lonpen. De regeling van de fondsen in dit
artikel bedoeld, kan niet anders zijn dan
eene onvolledige, wat het onderwerp in zijn
geheel betreft en eene tijileljke regeling,
voor welke een algemeene maatregel van
bestuur meer eigenaardig de vorm schijnt
te wezeu.
Uitzondering 3 ten aanzien van minder
jarige arbeiders het beding, dat een
gedeelte van bet loon, gedurende de min
derjarigheid verdient, door den werkgever
zal worden geplaatst in de rijkspostspaarbank
met bepaling, dat het door den arbeider
eerst zal kunnen worden opgevorderd, wan
neer hij zekeren, niet hooger dan een en
twintig jaar te stellen, leeftijd zal hebben
bereikt.
Het beding in verschillende ondernemin
gen gebruikelijk, dat een gedeelte van bet
loon niet uitgekeerd, maar tot besparing zal
worden aangewend, wordt toegelaten met
betrekking tot de minder-jarige arbeiders.
Volgens de regeling in het Ontwerp van
Wet houdt de werking vau het beding op,
zoodra do arbeider meerderjarig wordt door
leeftijd of door huwelijk doelt hetgeen is
bespaard, behoeft eerst bij het bereiken van
den 21-jarigen leeftijd te worden uitgekeerd.
Art; 1637» bevat eene bepaling, die tot
strekking heeft het sluiten van schriftelijke
arbeidsovereenkomsten te bevorderen. De
wetenschap toch, dat bet stuk hetwelk de
overeenkomst bevat, van zegel en registialie-
recht is vrijgesteld, zal tot bet aangaan van
schriftelijke eontrakten ongetwijfeld veel
bijdragen. Daarom art 1687».
Alle akteu en geschriften beti effende het
aangaan, wijzigen of beëindigen van arbeids
overeenkomst, benevens alle stukken, die
door den werkgever en den arbeider te
verschrikkelijkste aandoening ten prooi deed ik
haar ontwaken.
Diic dagen daarna, beproefde ik nogmaals en
ik kreeg toen werkelijk meer bijzonderheden.
Een feit trof mij bijzonder. Bij het portret
dat Geertruida van den waren erfgenaam van
den graaf de Bernac maakte, sprak zij tevens
over een teeken, dat de jonge graaf op den
linkerarm moest hebben. Volgens aanduidingen
van Geertruida, moest dit teeken een weinig
boven den elleboog" van den linkerarm zijn. Ik
wist toen uog in het geheel niets van die bij
zonderheid. Gedurende het proces had geen een
der getuigen van deze bijzonderheid melding
gemaakt, daarom wilde ik teu koste van alles,
dit zonderling geheim oplossen. Ik vertrok
daarom in allerliaast naar Rouaan. waar Giraud
nIr soldaat diende.
Ik maakte mij aan en oudbediende bekend
cn vioeg hem ot hij zich nog herinneren kort,
hoe het kind van den graaf, toen hij nog jong
was, er uilzag, of hij er nooit iets bijzonders had
gezien, een litteeken of een teeken
„Een teeken?.... Een litteeken!.... herhaalde
Giraud.
,0, ellendeling, die ik ben,* riep hij, mijn
geheugen heeft mij in den steek gelaten, daar
heb ik gedurende het proces niet aan gedacht,
dat ik dat nu ook heb vergeten. Ja, ik herinner
het mij nu goed, dat kruis op den linkerarm.
Maar ik ga oogenblikkelijk naar Parijs terug,
om het te zeggen.
Maar ik hield hem daarvan terug, want hij
kon immers alleen zulks verklaren, en het
gerecht zou er bovendien weinig gelooi nan
hechten, nu dit bewijs zoo laat kw»m. Doch
Geertruida had mij dus niet bedrogen en van nu
of aan zou ik ook niet meer aan mijn uitvinding
twijfelen.
Ik drukte Giraud nogmaals op het hart niets
van dit litteeken aan wie ook te zeggen, want
anders kon de graaf de Bernac hem nog wegens
laster vervolgen.
Toen ik in Parijs was teruggekeerd, vernam
ik dat de graaide Bernac ook juist in de hoofdrad
was. Hoewel ik inij vast voorgenomen had hem
niet meer te bezoeken verbrak ik toeh mijn
voornemens en bezocht hem. Hij ontving mij
met dezelfde onverschilligheid als voorheen. Bij
hem zijnde noodigde ik hem uit te mijneut la
zamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onder-
bandscben vorm, hetzij ten overstaan van
den openbaren ambtenaar, zonder medewer
king van derden, ter uitvoering van de
arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, ziju
vrij van zeftel en van de formaliteit van
registratie, of worden, indien deze formaliteit
wordt gewensebt, gratis geregistreerd.
De dagen van cirnaval zijn wederom den
weg van alle vl pardon van allen tijd
opgegaan en de stille vastentijd is aange
broken. Op dolle pret is gevolgd een veer-
tigdaagsche onthouding Tan vermakelijkhe
den voor die dagen van gastronomische
of te wel aangename maagvullingen zijn in
de plaats getreden dagen van vasten en
matigheid. Eu al moge clan uit de lijst vau
v* rboden spijzen volgen welke wel gebruikt
mogen, een lijst van z. g. vastenspijzen zooals
men die ten tijde van Karei den Groote
kende, houdt men, er thans niet meer op
na. Toen toch waren deze laatste als volgt
«peulvruchten, viscb. kaas, boter, honing,
brood of koeken van geerse pan ik koren,
gedroogde en groene kruiden, radijs, rapen
en dergelijken, waarbij mostert noch azijn
vergeten was*
Me dunkt, men had niet te klagen, met
zelfs een klein gedeelte van dat menu zul
len het de meesten, vooral onder den arbei
dersstand, wel kunnen stellen.
Doch nu genoeg hierover. Ik wenschte
u in dit twintigste episteltje op een ander
versohil opmerkzaam te maken. Zooals dan
den lezer van dit blad uit eigen ervaring
wel bekend is, staat in de dagen van vas-
sten-avond in 't Zuiden vau ons land alles
in 't «Carnavals-teeken.* Steden als VHer
togenbosch, Bredra, Roermond, Venlo en
Maastricht genieten haar maskerade-optochten
en maskarade-jool, maar ook in plattelands
gemeenten is, voelbaar de polsslag van het
feest vau den dag. De jeugd krijgt veelal
die dagen vacantie en de ouderen gaan bun
glaaske drinken of hun kaartje leggen.
Geheel anders is dit nu in 't Noorden van
ons land, met name in Naord-Holland. Daar
merkt men op de meeste plaatsen, vooral
te platlen lande, bijna niels van den vasten
avond. De jongelui mogen 'savonds even
naar de «kroeg* gaan en bier en daar geve
een gezelschap een uitvoeriug, overigens is,
komen, onder voorwendsel, dat ik hem een
medaillon van mijn moeder wilde geven. Hieraan
moest hij toegeven en hij kwam aan ook. Al
vorens hem met Louise in gemeenschap te bren
gen, besloot ik eene proefneming te wagen.
Het juweel dut ik van den hals der overleden
grnvin genomen had, was in effen goud en
een kring diamanten bezet; het kon echter niet
anders ol hij had niet de miDSte heiinneriDg
van dat sieraard behouden. Doch ziet, hij had
nauwelijks het juweel gezien, of hij drukte het
met innige ontr oering tegen zijne lippen. Volgens
dat hij zei, kende hij het heel goed, want hij
had als kind zijnde, er zoo dikwijls mede ge
speeld, als hij op de armeu van zijn onvergete
lijke moeder was gezeten.
De toon waarop bij mij bedankte, ging zijn
koud en onverschillig karakter te buiten.
Maar ondanks dat alles, wist ik nu toch zeker,
dal dit alles komedievertoon was.
Geertruida, welke ik liet komen, stelde ik als
mijn dochter voor, wetende, dat de schoonheid
van het bevallige kind een buitengewonen indi uk
op hem zou maken.
Geertruida had ik ingelicht en zij kende de
rol welke zij spelen moest goed.
Terwijl zij de antwoorden van den graaf beant
woordde, hield zij hare schoont oogen gedurig
op den ring gevestigd, welke een der vinger9
van den graaf sierde. Deze zulks ziende, deed hem
van zijn vinger en gaf hem aan hei meisje, oin
hem te onderzoeken.
\let de bevalligheid, sommige meisjes zoo
eigen, stak Geertruida den ring uun haar vinger,
en bewonderde hem. Zij gal hem daarna weer
aau den graaf terug, doch 0]> haar gelaat stood
duidelijk genoeg te lezen, dat zij zeer gaarne
den ring had willen houden. De graaf die zulks
bemerkte, vroeg mij dan ook ot bij dit kleine
bewijs, als blijk van vriendschap, aan mijn
dochter mocht aanbieden, hopende dutdevriend-
•cha nog nauwer ion-worden gecloten. Ik dankle
den graaf en liet aan Geertruida toe het geschenk
te aanvaarden.
Toen de graaf afscheid van ons nam, beloofde
hij, spoedig weerom te komen, om^met doch
ter van zijns vaders vriend de kennismaking dan
te hernieuwen.
Nauwelijks was hij vertrokken of ik ging naar
Geertruida en beval haar te gaan slapen, hetgeen
zij oogenblikkelijk deed.
Dank aan den ring van den graaf, ging zij mij
weldra dc waarheid openbaren. Maar dia waarheid
was ulschuwelijk was vreeselijk, want die
man die, voor den zoon van graaf Heori en
van gravin Louise door ging, die man, die een
edelen naam droeg, die ieders aanzien en achting
genaot, die zelfde man was een eerloooze
die man was een bandiet van het verachtelijkste
soort.
Eensklaps werd Geertruida rood en begon te
beven, waurop ik haar nog meer begon te onder-
viagen Eindelijk, na lui g aandringen sprak ze
op hartverscheurende toon
«Hij bemint mij.' Hij bemint mij, en die liefde
maakt mij ban?. Door mij in tegenwoordigheid
met die man te brengen, hebt gij mij op een
gevaarlijken weg geworpen.
Op mijn nieuwe vragen antwoordde zij dat
degene die graal de Bernac genoemd werd,
dezelfde man was mei wien ik bij rar. Eudes
werkte. Zij beweerde dat het de zoon van den
ouden geleerde was.
Door deze openbaring was ik als van den
donder geslagen. Kon de wetenschap werkelijk
zoo ver gaan? Was ik door mijn eigen vertrou
wen niet te veel bedrogen? Al de twijfelachtig
heden welke mijn gesprek met Giraud eenige
dagen te voren opgeworpen bad, kwamen nu
mijn geest in menigte bestormer.. Hoewel ik mij
bad voorgenomen vobrtaan niet meer aan de
wetenschap te twijfelen begon ik nu echter weer
te gelooven en niet le gelooven.
Wat moest ik gelooven? Wat moest ik doen?
Toen Geertruida mij die inlichtingen had
gegeven kon zij mij geen nadere gegevens meer
verschaffen, doch deze welke ik haar tijdens
haren magnetiechen slaap had weten te ontrukken
waren kostbaar g< noeg
Mij eerste gedachte was, het geheim waarmede
rnr. Eudes zich omgaf, op te sporen, doch ik
overwoog de moeilijkheden welke ik moest
overwinnen, den tijd dien ik zou moeten verliezen
om zijne geheimen te kennen zonder de mijne
over te leveren. Ik was nu goed genoog over
tui-d dat de betrekking of het verbond lusschen
den valschen graaf en den grijsaard een afgrond
van verraad en snood bedrog bedekken moest.
(Wordt vervolgd.)