Nummer 21.
Zondag- 13 Maart 1904.
27e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
L
AI TOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN,
Gedwongen Winkel»
nering.
LANDBOUW.
Uitgever:
FEUILLETON.
IN EER HERSTELD
DE GEHEIMZINNIGE BANDIET.
Waalwijksche Brie ven-
WAALWIJK.
Zij die zich met ingang van
I April abonneeren ontvaDgen de in
deze maand nog verschijnende num
mers gratis.
i2£SMegBEREB9£gaa&flB
De Echo van het Zuiden,
Waalvyksclie en Langstraatsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advertenties 17 regels f 0.00 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3inaal ter plaatsing opgegeven,
worden ilmaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer vooideclige contracteu
gesloten. Reclames 15 cent per regel
In ons no. van 28 Februari 1904 hebben
we uitvoerig medegedeeld, het ontwerp van
wet op het arbeidscontract, als aanvulling
van het burgerlijk wetboek, voornamelijk de
artikelen die sloegen op de gedwongen
winkelnering.
Het bedoelde, artikel luidde
Artikel 1637 m. Ongeoorloofd en nietig
is elk beding tusschen den werkgever of een
van diens beambten of zetbazen en eenen
onder één hunner gestelden arbeider, waar
bij dete zich verbindt, het loon of zijne
overige inkomsten of een gedeelte daarvan
op eene bepaalde wijze te besteden, of zijne
benoodigdheden op eene bepaalde plaats ol
bij eenen bepaalden persoon aan te schaffen.
Wij hebben toen gezegd, dat dit artikel
strekte tot beperking van de gedwongen
winkelnering De aard, het wezen van dit
kwaad, de kanker onzer industrie, dat onzer
zijds immer de heftigste bestrijding heeft
ondervonden, behoeven we hier niet meer
uiteen te zetten. Laten we liever zeggen dat
elke poging om haar te bekampen, aan de
kaak te stellen in ons een warm voorstander
vond. Het is daarom begrijpelijk, ja het
mag geacht worden als vanzelf sprekend, dat
wij dit ontwerp en vooral bedoeld artikel
van deü minister van justitie met vreugde
begroeten.
Wij zijn hierover verheugd, maar niet
voldaan.
Zoo moet ons direct van 't hart, dat het
artikel zelf, vooral betreffende het besteden
van 't loon, op bepaalde wijze besteden of
ergens benoodigdheden koopen enz. ons wel
wat vaag toeschijnt, duidelijke omschrijving
van dat beding, of den dwang daartoe en
in welke gevallen, ware o. i. /.eer gewenscht.
vooral de uitzonderingen die worden voor
gesteld, och die kunnen ons niet erg bekoren,
zoo b. v. no. 1.
het beding, waarbij de arbeider zich
jegens den werkgever verbindt, de voor zijnen
arbeid vereischte grondstoffen, werktuigen of
bijzondere kleeding op eene bepaalde plaats
of bij eenen bepaalden persoon aan te schaffeu.
Vooral deze uitzondering zal spoedig
wederom aanleiding tot misbruik geven, want
hier komen we juist aan de artikelen, waarop
gewoonlijk de grofste winst wordt gemaakt,
hier wordt den patroon die ten kwade wil
zoo'n gemakkelijk middel in de hand gelaten,
waut de grondstoffen als teks, draad, spijkers,
was enz. de werktuigen, de kleederen voor
't bedrijf, moeten die op een bepaalde plaats
gekocht worden dan is in deze nieuwe wet
geving vaneen af beginne een groote feil
vooral voor onze streek.
De 2e uitzondering dat de arbeider ver
plicht kan worden, deel te nemen aan eeuig
fonds, dat aan gestelde voorwaarden voldoet,
kan zeer zeker zijne goede zijde hebben, b.
v. een fabriek met ziekenfonds, die alle
arbeiders bij ziekten of wat ook het noodige
uitkeert, waardoor dus de werkman gedu
rende zijne ziekte zich en zijn huishouden
vau door hem en zijne mede-arbeiders ge
spaarde centen onderhoudt. Dat is dikwijls
toe te juichen.
Men zal ons tegenwerpen dat er soms aan
fabrieken fondsen of dergelijke zijn, die nu
juist niet in 't belang van den werkman
bestaan ,die beter waren dat ze niet bestonden
zeer zeker, dat is mogelijk, maar de voor
waarden waaraan zoo'u fonds moei voldoen
zullen bij algemeeuen maatregel van bestuur
worden bepaald en dat is ons waarborg, dat
alleen de verplichting van deelneming aan
degelijke en deugdelijke fondsen kan worden
opgelegd.
Uitzondering 3 ten aanzien van minder
jarige arbeiders het beding, dat een gedeelte
van het loon, gedurende de minderjarigheid
verdient, door den werkgever zal worden ge-
plaats in de rijkspost-spaarbank met bepaling,
dat het door den arbeider eerst zal kunnen
worden opgevorderd, wanneer hij zekeren,
niet hooger dan een en twintig jaar te stellen,
leeftijd zal hebben bereikt.
Dus het inhouden van loon, gewoonlijk
voor een klein gedeelte, zooals hot thans
geschiedt in verschillende fabrieken, vervalt
Voor minderjarigen geldt dat weleen ge
deelte van 't loon zal door den werkgever
op de rijkspostspaarbank worden belegd en
eerst met 21 jaar kan dit pas worden opgc-
eischt. Nu heeft dit natuurlijk zijn goede
zijde, daardoor wordl de spaarzaamheid be
vorderd, maar anderzijds zagen wij toch
liever het woordje „zal* veranderd in //kan*
OF
Bewerkt voor „Be Echo van het Zuiden,'
door J. v. E.
14)
„Waar
«Op dc Pont Neuf».
«En hebben zii hem niet aangehouden?
,Zij hebben het getracht, zij hebben hem achter
volgd, maar La Chesnaye is ontsnapt.»
/Hadden zij dan zijn signalement
»Z'ker»
«En wie had hun die gegeven
«Ik'
«Gij*, riep de graaf uit, terwijl hij zoo geweldig
met de teugels rukte, dat het dier bijna viel.
«Wel zeker, ik zelf hoor", antwoordde de graaf.
«Verwondert u zulks zoo zeerP®
«Dat verwondert mij in de hoogste mate, goede
vriend, want om het signalement van een persoon
te kunnen geven moet men hem toch eerst gezien
hebben, en voor zoover ik weet. hebt gij den
kapitein La Chesnaye nooit van nabij gezien.'
«Daarin vergist gij u".
«Wat 1 hebt gij hem gezien
«Zeker, heb ik hem gezien 1»
«Mon Dieu«, zei de graaf en beet op zijn knevel
om een lachbui te onderdrukken.
«En hoe ziet de i oover^moordenaar er uit P
Gij moogt dit wel aan mij, uwen vriend en
vertrouweling, zeggen, al was het maar om mij
van een gevaar te bevrijden of mij in staat te
stellen dien beroemden dief te kennen, of om mij
de gelegenheid te geven den koning een dienst
te bewijzen, door dien schelm aan te houden
wanneer ik hem ontmoet".
Ik kan uwe nieuwsgierigheid zooveel te beter
bevredigen, daar bet signalement van La Chesnaye
op 't oogenbliek in de provincie Ilede-France
bekend is®.
«Laat eens hooren, welk het signalement van
hem is.
Het is een man van uw ouderdom, lengte en
dikte
«Mon Dien", onderbrak de edelman.
«Maak u niet kwaad, mijnheer de Graaf', zei
de gouverneur lachend, want daar houdt de
gelijkenis mede op".
Zijn zwart haar hangt loshangend op zijn
schouders, hij heeft een dikken, langen wilden
baard altijd dezelfde kleeding; zwarte fluweelen
broek en vest, daar boven een wijden rooden
mantel dien hij zomer en winter draagt.
Gewoonlijk berijdt hij een bruin paard met
witten kop, het dier, hoewel met de beste
hoedanigheden begaafd, is zoo mager als esn
hout.
«Foei 1 welk een afschuwelijk manl' riep de
graaf de Bernac met een geba»r van afkeer uit.
Zijt ge er zeker van, dat dat zijn signalement is
«Daar sta ik voor in, want ik heb het zcIf
genomen*.
«Maar, waarde gouverneur, wanneer u zijn
signalement hebt is het toch niet moeilijk hem
in handen te krijgen».
«Ik hoop zulks ook spoedig te doen', ant
woordde de gouverneur.
«Nog een vraag, gouverneur. Wanneer is die
afschuwelijke moord, waarvan gij mij juist
gesproken hebt, gepleegd P*
«Den zevenden Maart*.
«Gebeurde het in den nacht van den zevenden
op den achste ol'van den zesde op den zevende?"
„Den nacht van den zevende op den achste'.
„Zijt gij daar zeker van P"
„Zeer 'zeker, ik verhaal u nog eens, dat ik
zelf den koetsier ondervraagd heb en bovendien
de verslagen van den krimtneelen luitenant
getuigen zulks'.
«Gij kunt u daaromtrent dus niet vergissen*.
„Neen, in geen geval'.
De twee ruiters hadden de rue baint Andre
des Arts bereikt en sloegen de richting der
Ruaipoort in. -
Het was al donkerder en donkerder geworden,
de paarden ontmoetten alle oogenblikken hinder
palen die hun deden uitglijden.
Een verward gerucht trof de ooren der
wandelaars.
Het was moeilijk dit gerucht vast. te stellen
het scheen voort te komen van een groote menigte
menschen, welke in dolle vreugde waren.
worden belegd, het rijk legt hier den patroon
dwang op tegenover zijn personeel en dat
achten wij niet goed.
't Volle geld kan daarenboven in het
ouderlijk huis van den minderjarige som»
noodig zijn, ja al wordt nog zoo'n klein
gedeelte voor belegging er afgenomen.
Men ziet dat onze opmerkingen naar aan
leiding van dat artikel niet van zeer ern-
stigen aard zijn en evenals in ons vorig
artikel, verklaren we ont thans nu we de
zaak eens wat nauwkeuriger hebben be
schouwd, ten zeersteingenomeii met het ont
werp en wij hopen dat het spoedig wet moge
worden, waarbij wij de wijzigingen hierboven
aangehaald ten zeerste achten te zijn in 't
belang van diegenen waarvoor het is ont
worpen en daarom hopen dat de minister
termen zal vinden om de belangen en wenschen
onzer streek tegemoet te komen, dan reeds
zijn we waarlijk een grooto stap nader tot
het groote doel, n.l. de uitroeiing van ge
dwongen winkelnering in den slechten zin
des woords
Dit artikel was reeds gezet, toe we in 't
nummer van hedenavond van het Dagblad
van Noordbraband, een artikeltje lazen dat
vrijwel dezelfde strekking had dan 't onze.
Komt, jongens, gaat op zij
De tram, die komt? vooibij
Hij rijdin een kwartier
Van Loonopzand naar hier
En hij is gesmeerd met vet
En blaast op zijn trompet.
Ik heb hel weer hooren zingen deze week
pil nog wel door een zeer bezadigd man.
Wanneer ik me niet vergis, behoorde hij
zelfs vroeger onder de heftigste tegenstanders
van de-tram-door-de-straat. Maar in den
korten tijd, dat. dit vervoermiddel door on
ze straat schuift, is het reeds zoo populair
geworden, dat niemand het meer missen wil
en zijne vroegere tegenstanders bij hoog
water juist het meest mopperen over zijn
wegblijven. Maar nu is hij er weer en
we heeten hem allen van harte welkom
Hierbij komt nog, dat de tram ons nog
een grooteu dienst moet bewijzen. Heeft
hij hier reeds de meening vau velen ten
gunste veranderd, hij moet nu helpen om
de noodzakelijkheid te doen inzien van
eens zeer belangrijke quaestie. Zooals we
weten ziju de werkzaamheden aan de Nieuwe
Maasmond te Heusden weer begonnen.
Velen, die belang stellen in de drukke
bedrijvigheid welke steeds bij zulke werken
heerscht, zullen dezen zomer bepaald eens
De stilte van den nacht werd soms door een
ander gerucht onderbroken, waartusschen tonen
van muziekinstrumenten eu het gebons of ge
roffel van trommels.
EEN ALIBI. - DE KOERIER VAN DEN
GOUVERNEUR - DE SPION.
De twee ruiters en hun gevolg sloegen zeker
den weg van het feest inzij trokken de rue
Saint And.é des Arts in; die straat was (oen
een der schoous'e en een der grootste gemeen
scha pswegen welke Parijs op den linkeroever
der Seine bezat.
Toen zij zoo wat een derde der straat
hadden aigelegd, hield graaf de Bernac zijn
paard in eens stil recht tegenover een tmalle eu
lage dear van een huis dat weinig aanzien had.
Alles was daar potdicht waaruit men kon
opmaken dat de bewoners afwezig waren, of
wel dat ze in diepen rust waren gedompeld
die dubbele ve onderstelling was aan te nemen
door de nabijheid der foor Saint—Germain van
den eenen kant en van den anderen kant het
tamelijk gevorderd avonduur.
„Wat doet gij nu toch, mijnheer de graaf
vroeg de gouverneur over den plotselin en
stilsiand van ijn gezel, daar hij niet begrijpen
kon wat de graal de Bernac wilde gaan doen.
«Gij ziet wel dut ik blijf staan hé',antwoo dde
de graaf lachend.
«Waarvoor
.Om aan de deur van dit huis te kloppen,
beste vr nd en den eenigen bewouer er van te
wsli ken.
„Wat'l gij bent toch Diet van woonplaats
veranderd
„Neen, neen, in het geheel niet hoor, beste
vriend.
«Wat don, gaat gij nu op dit late uur dan nog
iemand bezoeken, of gaat gij mijn gezelschap nu
verlaten.
«Neen, neen.'
„Neem mij niet kwalijk mijnheer de graaf
met den tram een uitstapje maken naar
Heusden. Het kan dan niet uitblijven, of
ze maken onwillekeurig eeue vergelijking
tusscheu den waterweg van Heusden en ons
haventje. Reizende met den tram, merken
ze op dat deze zeer goed geschikt is .voor
goederenvervoer. Rn het een in verband
brengende met het ander, komen ze tot de
conclusie, dat eene verbetering der Waal
wijksche haven aller noodzakelijkst is. Wie
dan al een beetje belang slelt in de voor
uitgang zijner woonplaats, spreekt daar eens
met anderen over de mogelijkheid dezer
verbetering en zal dan al heel spoedig be
merken dat eene schutsluis het eenige middel
is, dat onze haven kan redden. En zoo
zal er reu sierke meerderheid geboren
worden voor de schutsluis.
Ik weet niet, hoe het polderbestuur
vroeger over deze zaak dacht, maar ik ge
loof wel, dat het nu enkele jaren achtereen
wel wat had willen geven, wanneer aan den
buitenkant der havenkade bij hoog water
eene drukking bestond, welke die aan den
binnenkant gedeeltelijk ophiel. De Kade
zou er ongeschonden door blijven en de
polderkast gevuld. En daar niets anders
dan eene schuts*luis hun dit bezorgen kan
ziju in 't vervolg al wie eenig belang heb-
bij eene ongeschonden kade of polderkast
voor de schutssluis.
Zie je, zoo gauw schadepostjes op de
rekening komen, dan beginnen we een
beetje dieper na te denken.
Zoo hebben we nu weer het inlijven der
nationale militie. Dit geschiedt voortaan
in den Berg. Ik weet het welhet is
maar een kleinigheid. Maar vele kleintjes
maken een groote. En d.iar het de laatste
ook aan de groote niet ontbroken heeft,
moeten we oppassen. We moeten vooruit
en niet achteruit. Waar blijft „Waalwljks
Belang*
Met schade en schande wordt men wijs.
Zeker, we geven d n dichter volkomen
gelijk, maar de schade heeft z'n begrootings-
post reeds lang overschreden en de schande
nu, ja, 't is geuoeg hoor
H.
Het tegenwoordige standpunt der
Landbouw-Scheikunde ten opzichte
van den invloed van liet Chloor
op de lundbouwgewussen.
In zijn rneeigenoemde „Resultaten der
maar nu begrijp ik niets meer van uw vreemde
handelw jze'.
«Nou, nou, bedaard maar, mijnheer de gou
verneur, gij zult spoedig genoeg die vreemde
handelwijze begrijpen en zeer goed ook, dat
beloof ik u.'
Terwijl hij aldus 6prak, was de graaf vlug
van zijn paard gestegen en gaf aan een dei-
mannen van den tioep een leeken om zijn paard
vast te honden.
De onthutste graaf begreep niets van die vreemde
handelwijze van zijn vriend.
Deze keerde zich naar hem toe en en zei op
een iet wat spottenden toon
,U bent er dus zeker van dat de misdaad ir.
kwestie in den nacht van den zevende op den
achtste bedreven werd?"
„Ja, entwo>rdde de gouverneur, welke al meer
en meer door nieuwsgierigheid weril geprikkeld,
«Eu gij schrijft die misdaad aan La Chesnaye
toe.'
«Zeker, waarde grasf, maar ik kan maar niet
begrijpen waarom
„Ik. u die vragen stel, doch heb maar wat
geduld, want weldra zult gij het weten.
Graat' do Bernac ging dichter naar het huis,
waar hij recht tegen over blijven staan en van
zijn paard gestapt was, iiief den ijzeren deur
klopper op eu liet hem zwaar neervallen, terwijl
hij drie kloppen met gelijke tusschenpoozen gaf,
waarnaar hij wachtte.
Na eenige minuten stilte werd op de eerste
verdieping een venster geopend waaruit een
manshoofd te voorschijn kwum.
„Wie is daar?' riep een heldere slem.
«Ik. antwoordde de graaf.
„Wie, gij? vroeg de mar..
„Wat 1 herkent gij mij niet meer, mijn goede
Bernard vroeg de graaf.
«Mijnheer de giaai de Ben ac? heroum de man,
Wel. wel zijt gij het goede meester?'
«Wat verlangt uw heerschap?
„Kom naar beneden Bernard, en doe uw deur
open ik moet u aanstonds spreken.
De graaf had nog niet uitgesproken, of het
venster weid gesloten waarna men het gerucht
reruam die de tredeu van e n houten trap deden
kraken.
Op hetzelfde oogenblik werd de deur geopend
waardoor een mao van ongeveer öüjaar verscheen.
lankbouwscheikunde* schrijft de lieer prof.
Dr. Adolf Mayer
„Het chloor is geen eigenlijke plan ten-
voedingstof, maar con dikwijls voorkomend
toevallig bestanddeel der plantenasch. De
afzonderlijke gewassen gedragen zich ton
opzichte vnn het chloor zeor verschillend.
Dit komt duidelijk uit, wanneer wij be
paalde landbouwgewassen in dit opzicht
nagaan. Terwijl de graansoorten en vooral
de grassen niet veel om aan-of afwezigheid
van chloor schijnen te geven, heeft men bij
wortelgewassen, die groote h eve-lheden
zetmeel of suiker in hunne onderaardsche
organen kunnen opltoopen, de tegenover
gestelde ondervinding opgedaan. Deze
gewtssen ondervinden in hun uiterlijk door
een chloorhoudende bemesting, geen on
gunstige verandering en de voederbieten,
die men niet om hun suikergehalte kweekt,
kunnen juist zeer veel chloor verdragen.
Doch door proefnemingen heeft men aan
getoond, dat door zoo'n bemesting hun
gehalte aan zetmeel en suiker achteruit gaat
Vooral geldt dit ten opzichte van den
aardappel. Doch de nieuwere soorten hoog
procentige suikerbieten zijn in dit. opzicht
tamelijk ongevoelig, wellicht, omdat zij door
hun grootere bladmassa geschikt zijn de
chloorverbindingen weer naar d«'ze organen af
te leiden.
„Er zijn twee middelen, otn toch aan de
groote kalibehoefie der genoemde gewassen
te voldoen. Ten eerste kunnen we chloor
vrije kalimestslolfen nemen, namelijk de
patent-kali magnesia. Doch gelukkig be
hoeft men niet steeds deze duurdere meststof
te gebruiken. Men kan zich zoo behelpen
dat men de plant, die in de vruchlopvol-
ging voorafgaat, met goedkoopere kaïniet of
zelfs met goedkoopere carnalliet bemest,
waarbij de hoeveelheid meststof zoo groot
gekozen moet worden, dat er nog geuoeg
kali in den bodem aanwezig is, voor het
volgende, met betrekking lot dit bestanddeel
hongerige gewas. Hierbij komt de omstan
digheid goed te pas, dat de chloorverbin
dingen binnen een jaar door den regen uit
den grond weggespoeld worden, terwijl de
kalizouten zich in dit opzicht ais miuder
oplosbare zouten gedragen. Ook is het
dikwijls voldoende de chloorrijke kalimeststof
in het najaar op den akker te strooien.
Zoo doet men dan ook algemeen in de
Groningsche veenkoloniën waar op tamelijk
arme gronden groote hoeveelheden fabrieks
aardappelen geteeld worden.
Hij was eenvoudig aangekleed, hield in de eene
hand een lantaarn en mot de andere hand bracht
hij de panden van een slecht gesloten slaaprok
over zijne borst.
«Hier ben ik genadigde heer, zei de nieuw
aangekomene terwijl hij zich tot graaf de Bernac
wendde. Beschik vrij over uwen dienaar die u
zal helpen zooveel hij kan.
Wat bctcekent dat graaf de Bernac, vroeg de
gouverneur ongeduldig.
„Dat beteekent, mijnheer dc gouverneur, dat
ik u helpen wil in uwe onderneming, antwoordde
de graaf.
«In welke onderneming?
„Well de gevangeuneming van den kapitein
La Chesnaye, welke gij dezen nacht gaat be
proeven.
,Wie heeft u dat gezegd? zet dc gouverneur
verwonderd,
«Niemand, mijn beste vriend, doch is dit ge—
makkeliik om te raden.
Gij zijt in geen geval een liefhebber van ver
maken of luidruchtige vergaderingen en niet
tegenstaande dit begeeft gij u op 'lit late uur
in dat gedeelte van Parijs wat het meeste bezocht
wordt, in die plaats waar dc losbandigheid cu
het gewoel heer en meester spelen, en dat alles
op een uur, wanneer zulks zijn toppunt heeft
bereikt.
Gij zult het mij ten goede honden, wunneer
ik ii zeg, dat al uw handelwijze van den laatsten
tijd er op wijzen.
En bovendien, een persoon van uw .ang verzet
zich om geen nietige taken, en de naam van La
Chesnaye komt sedert eenige dogen te veel over
uwe lippen en waar het hart van vol is loopt
den mond van over.
«Zeg eens, mijn waarde gouverneur, heb ik
goed geraden.
Nu. ik moet u zeggen dat gij eec, goed door
zicht hebt.
Ik beken, dut gij goed geraden hebt', zet de
gouverneur.
(Wordt vervolgd.)