Nummer 29.
Zondag 10 April 1904.
27e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN.
LANDBOUW.
Uitgever:
1ND ISl BJËELEN.
Een politieke Rondblik
De naderende Strijd
FEUILLETON.
IN EER HERSTELD
DE GEHEIMZINNIGE BANDIET.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond,
abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
WA AL WIJ K.
Advkrtbntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grooke
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contrasten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
De Kamer van Koophandel en fabrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van het verslag over 1903.
Hecren Industriëelen worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den voorzitter in te zenden.
De Kamer van- Koophandel en Fabrieken
voornoemd.
en
i.
Ter inleiding dit
Nog velen zijn er ook in deze dagen
vau opgewekt politiek en sociaal leven
voor wie het woord politiek eeu ousympat-
hieken klank heeft. Zij wijzen u op Frank
rijk, waar allerlei personaliteiten, schandalen
en vervolging der kerk de uitingen zijn van
de politiek op Oostenrijk, waar de beroeps
politici niets anders kunnen dan den boel
in de war sturen op Engeland, waar de
z.g. hoogere politiek brutaal-geweteuloos is;
op voorbeelden uit hunne eigen omgeving,
waar diezelfde politiek menschen, die laugen
tijd in vriendschap met elkander leefden,
tot eikaars meest verbitterde vijanden heeft
gemaakt. Neen, van die immoreele poli
tiek moeten zij niets hebben. //Zij bederft
het karakter', heet het als laatste dood
doener. En nu zij dadelijk toegegeven, dat
veel hiervan waar is, doch die politiekscbuwers
vergeten, dat dit alles niet zoozeer de schuld
is van de politiek zelve als wel van de
personen, die haar misbruiken.
Indien toch de politiek uit haar zelve
slecht was, zou men niet kunnen spreken
van goede en slechte politiek zouden de
christe lijken partijen haar als> iets essentieel-
ouzedeiijks niet mogen beoefenen, sou ten
slotte Leo XIII z g, haar in zijn Encyclieken
Iramortale Dei, Libertas en de Reruin No
varum niet hebben aangewezen als één der
wapenen, waarvan de Katholieken ook als
leden der gemeenschap en als staatsburger!
gebruik moeten maken.
Premissen genoeg, om te besluiten dat
politiek persé niet verkeerd behoeft te zijn,
doch dat haar gebruik slecht kan wezen en
dat het dit is, als ze niet als middel, maar
wel als doel wordt gebruikt.
Aan de christelijke politici de eer, om de
politiek haar christelijk karakter te hergeven
en aan allen, die aan de openbare zaak
kunnen deelnemen, de plicht hen daarin
naar de mate hunner krachten te helpen en
te steunen. Niemand mag zich dus daaraan
onttrekken, vooral in deze dagen, nu de
christelijke politieke sfeer de bovendrijvende
is.
Juist het feit, dat aan de overzijde van
de politiek in deze dagen misbruik wordt
gemaakt om die bovendrijvende christelijke
politiek weer naar beneden te drukken, moet
allen een krachtige prikkel zijn, om een
gepast gebruik te maken van de politiek
ten bate ran de christelijke en vaderlandsche
zaak.
Dit nu meenden wij, alvorens aan ons
eigenlijk onderwerp te beginnen, even op
den voorgrond te moeten schuiven, opdat de
anti-politieke lezer deze artikelen niet terstond
ongelezen zou ter zijde leggen.
Nu rreds de kruitdamp de politieke steer
bezwangert en de linksche partijen met de
hand aan 't gevest van den degen staan,
is het een strategische eisch, de stelling en
sterkte van den vijand te verkennen en
tevens met een critiseh oog de eigen troepen
te inspecteeren. Vandaar deze politieke
wapenschouwing. En, daar we willen komen
tot een juiste karakteriseering van den tegen-
woordigen toestand, wenscheu we eerst even
in toepassing te brengen de onveranderlijke
waarheid van 't spreekwoord, dat in het
verleden ligt het heden en dat het heden
de drager is der toekomst. Welnu dan.
Wat een verandering van polilieken toestand
is ingetreden na een halve eeuw van par
lementair leven In het hoektorentje, waar
in 1851 Thorbecke, op het toppunt zijner
glorie, zich zat te verbazen over Groen van
Prinsteren's wonderlijke dwarsdrijverijen van
het eenige, ware liberale evangelie, zit thans
Groen's geesteszoou, dr. Kuyper. Waar
toen de katholieken met de liberalen sameu-
gingeD, staan nu de anti-ravolutionnairen
met de katholieken tegenover de liberalen.
Was het toen echter een eisch der utiliteit,
dat de katholieken met het liberale kabinet
samenwerkten tot herstel der hiërarchie, thans
nu het liberalisme wegens zijn vele scha
keeringen en afglijding naar het socialisme
meer direct een partijgroepeering is princi-
piëel staande tegenover de katholieke fractie,
kan van samengaan geen sprake meer zijn.
Wij willen hiermede niet beweren, dat de
liberale partij zoodanig ontaard is, dat zij
destijds niet en nu wel fundamenteel tegenover
ons staat. Neen, ons komt het voor, dat
de katholieke fractie zich in die jaren meer
bewust-rekenschap heeft gegeven van haar
religieus-wijsgeerige levensbeschouwing en de
daaruit volgende staatkundige en sociale
beginselen.
Destijds toch waren vele katholieken van
meening, dat men in huis en kerk goed
katholiek kon zijn, terwijl men in het pa-
blieke leven liberaal dacht en deed.
Die tijden zijn voorbij. Er zijn er nog
wel, die deze leer zijn toegedaan, maar deze
weten zeer goed, dat dit niet meer de
richting is van het staatkundige en sociale
leven der katholieken.
Daarby komt en nu zijn we aan 't
laatste decennium, dat achter ons ligt aan
geland de splijtziekte, waarvan de bacil
was de kiesrechtherrorming. Deze heeft een
dergelijke vervorming aangebracht in de
partij-formatie, dat zij zelfs de christelijke
partijen, die in 1889 de regeeringsmaerder-
Heid vormde, tegen elkaar deed komen te
staan. Wij weten allen, wat hiermede be
doeld wordt. De kieswet Tak braoht libe
ralen tegenover liberalen, katholieken tegen
over katholieken, anti-revolutionnairen te
genover anti-revolutionnairen. Tak viel,
Van Houten kwam en de brandende quaestie
kreeg een oplossing. En toen het nieuwe
kiezerskorps tot een uitspraak geroepen werd,
zag men weer de katholieken en anti-revo
lutionnairen samen in 1897 optrekken tot
verovering van bet regeeringakasteel, doch
dat mislukte. En steeds bleef, vooral in de
liberale partij, het electorale vraagstuk de
wigge dryven. We kregen hierdoor een
splitsing der ééne, groete liberale partij in
drie fractie's de conservatief-liberalen, de
Unie-mannen en de Vrijzinnig-democraten,
met de socialistische fractie als nevenvoeters
der laatsten, terwijl aan de andere zijde staan
de katholieken, de anti-revolutionnairen en
de vrij-autirevolutionnairen, met wie de
christelijk-historischen samenvloeiden.
En zie daar nu, de stand der partijen,
zooals wij ze op 't oogenblik in de Tweede
Kamer gegroepeerd zien.
Lalen wij nu in een volgend artikel even
het peilglas op elk dezer groepen plaatsen.
V* Tiende Congres der S. D. A. P.
Het //Centrum* wijdde reeds eeu artikel
aan dit Congres en legde vooral den nadruk
op de rustelooze propaganda dezer partij.
Wat dan ook activiteit betreft, in dat op
zicht valt van deze onze meest verbitterde
tegenstanders nog wel wat te leeren. Het
zou ons wat waard zijn, als onze werklie-
deubouden in activiteit deze betrekkelijk
kleine partij kondeu evenaren.
Zoo b.v. in verband met de verkiezingen
in 1905. Eene krachtige opwekking, om
zich nu reeds daarvoor gereed te maken,
klonk uit den mond van den voorzitter en
wees er van overtuigd, dat dit geen slem
zal zijn, roepende in de woestijn. De chris
telijke partijen mogen het zich voor gezegd
houden, dat zij de S. D. A. P. als een
krachtig-voorbereide groep tegenover zich
zullen vinden.
Wij bedoelen nu hiermede noch over
schatting van dien tegenstand noch vrees-
aanjaging, maar wel een opwekking onzer
zijds, om toch ook de hand aan den ploeg
te slaan. Waar de tegenpartij zich begint
te wapenen en verzamelen te blazen, daar
moeten ook onze troepen gemobiliseerd
worden.
Echter ook andere uitingen kwamen in
dit Congres ter oore van de buitenwereld.
Zoo de vraag, waarin afkeuring klonk, naar
een principieele verklaring van de grondeD,
waarop een S. D. (in het bijzonder het Ka
merlid Van Kol) een voorstel van verkoop
van een natie of aandeel eeuer natie kan
doen. Teeksnend, dat de heer Van Kol
aanvankelijk niet aan 't woord kon komen,
zoo duchtig roerde zich de oppositie tegen
het spreken van dezen socialistischen voor
man. In elk geval kan men hieruit cou-
cludeeren, dat er toch ook in den boezem
der S. D. A. P. uog verstandigen genoeg
zijn, die deze dwaze enormiteit afkeuren.
Dat het overigens verder nog Diet alles koek
en ei is, in de 8. D. A. P. al onderscheidt
dit Congres zich gunstig van den Dresden-
schen heksensabbatb, bleek wel uit hetgeen
de Heer Troelstra opmerkte over 't voorstel
der Haag, dat over obstructie der Kamer
fractie ging. Die Kamerfractie was zelf
standig en laat zich, zoo oreerde de Heer
Troelstra verder, door niemand voorschrijven,
hoe «ij in de Kamer moet optreden. Dat
klinkt weer heel anders dan eenigen tijd
geleden, toen het dezelfde Heer Troelstr.v
noodig oordeelde, tegenover zijn par tij ge
nooten de Kamerfractie to verontschuldigen
voor het niet voeren van obstruotie tegen
het snelvuur-ontwerp. Ja, dikko woorden
biologeeren de menigte en die kunst ver
staat de Heer Troelstra zeer wel.
Eenige uitkomsten van proefvelden
(1902—1903.)
In de verzameling van verslagen, betrek
king hebbende op de vanwege het rijk ge
subsidieerde proefvelden enz. wordt meesta
in een résumé het resultaat van het proef
veld opgegeven.
Voor hen, die nog twijfelen aan het nut
de kali als bemestingsmiddel vermeld ik hier
eeuige dier resultaten. Natuurlijk zijn er
ook uitkomsten, die minder sprekend zijn
dan deze, ja, er «ijn er zelfs, waar de kali
bemesting door bijzondere omstandigheden
geen loonend resultaat gaf, doch het aantal
der gunstige uitkomsten is zoo overwegend
groot, dat ik de minder gunstige gerust kan
weglaten. Het is trouwens slecht eeu poging
om den belangstellenden lezer er toe te
brengen zelf door proeven zijn voordeel te
doen zoeken.
I. Een bemesting met kaïniet en slakkeit-
meel op lage, zure weiden gaf ook thani
weer betere uitkomsten dan een bemesting
met slakkenmeel alleen.
II. Een bemesting van 800 K.G. kaïniet
en 600 K.G. slakkenmeel op rradeland werkt
te Beilen en Zuid walde in het 4de en 6 Je
proefjaar nog uitstekend.
III. Op het proefveld te Kruiningen is de
kali-bemesting op aardappelen loonend ge
weest.
IV. Een bemesting met superphosphaat
op uien te Kappelle heeft uitstekend gewerkt.
Ook door toepassing van zwavel-zure-kali-
magnesia werd een goede weeropbrengst
verkregen.
V. Een bemesting met ammoniak-super-
phosphaat op aardappelen heeft op dit proef
veld betere resultaten gegeven dan een be
mesting met chilisalpheter en superphosphaat.
Hen kalibemestiug bleek ook op dit proef
veld loonend te «ijn. (Kapelle Zeeland).
VI. Op zuren klei-derrie-grond heeft 1000
1223
e Echo van het Zuiden,
Waalwljksclic en Lanjtslraalsclie Courant,
OF
Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden
door J. v. E.
22)
André had met Jeanne over trouwen gesproken
want zij beminde hem, zij had hem zulks gezegd
en hij geloofde dit, en vroeg toen de toestemming
aan den oom, maar deze weigerde en nam zijn
nicht mede naar het kasteel van den markies
d'Asaigny.
Daarna werd André wanhopig, maar het was
geen jonge» om den moed gemakkelijk te laten
zinken.
Meer dan eens had hij zich in het bosch ge
waagd en tot het kasteel doorgedrongen, in de
hoop zijne verloofde van de een of andere
verhevenheid te zien, maar hij was na lang
wachten nog onverrichter zake moeten terug--
keerenJeanne bleef onzichtbaar, want zij zat
verborgen achter de hooge muren van het
kuteel.
Op zekeren dag, dat hij treuriger dan ooit vau
een zijner zwerf-tochten terugkeerde, ontmoette
hij eenige houthakkers, waarDij er waren, die
hij goed kende en die nog al eens voor werk
bij den hovenier kwamen.
Een der houthakkers gelastte zich de brieven
van den schutter aan Jeanne te bestellen, maar
nu was nog maar de helft der moeielijkheden
overwonnen, want Jeanne kon wel lezen, doch
niet schrijveB. Zij deelde haar gevoelens, en dat
wat zij op Andre's brief had te antwoorden,
daarom maar aan den houthakker mede, die het
dan half of verdraaid aau haren minnaar over
bracht.
Door al dezen omstandigheden werd André
hoe langer hoe woedender en ontroostbaarder.
Hij liet zich door zijn overspannen geest medesle
pen, die Jeanne in de hoogste mate deed schrikken.
Hij sprak van niets minder den van zijn toe—
'J 1mm» ii i n i ii i I HU
▼lucht te nemen tot eehaklng, en als het zijn
moest, tot het in brand steken van het kasteel,
in een woord, hij eou voor niets terug deinzen
om in hel bezit te komen van haar die een
ouden brompot van een oom hem ten onrechte
weigerde.
In het laatste briefje dat hij had geschreven,
legde hij Jeanne vooral op, de vlucht te nemen
cd meldde haar dat hij baar den volgenden
nacht, om drie uur, met eenige zijner vrienden
onder de muren van bet slot zou komen afhalen.
Hij had er nog bijgevoegd, dat hij zich tot het
uitersts in staat achtte, indien zij gsen gehoor
aan zijn bede gaf.
Maar nu moet gij weten dat die vervloekte
La Chesnaye eenige dagen te voren aan het
hoofd van een gedeelte van zijn bende, met de
soldaten van den gouverneur aan den gang ge
weest was.
André maakte toen geen deel uit van het
detachement dat streed.
De troepen van den gouverneur moesten het
onderspit delven, gelijk het maar al te dikwijls
gebeurde, en meer dan dertig soldaten werden
door de roovers gevangen genomen en door dezen
meegevoerd.
Nu, denzelfden avond dat Jeanne het briefje
van André, waarvan ik u gesproken heb, ge
kregen had, was zij vroegar dan naar gewoonte
naar hare kamer getrokken.
Daar zat zij aan het venster dat uitzicht gaf
op het bosch en sij verwensebte hare onwetend
heid die haar niet toeliet de brieven van haren
minnaar te beantwoorden, denkende dat een
woord van haar misschien voldoende zou ge
weest zijn, om den verdwaalden geest van André
tot rede te brengen,
Terwijl zij daar zoo voor het raam zat te
murmereeren, bemerkte zij, ondanks de invallende
duisternis, het geflikker van wapens en daarna
■ag zij duidelijk een kleinen troep mannen.
Aan de kleeding herkende zij dat hat soldaten
waran der veiligheidswacht, waar André bij
dienden. Zij werden aangevoeld door een man
die in een breeden mantel gewikkeld was en in
wien zij haren verloofde meende te herkennen.
In de meening verkeerende dat André zijn
ontwerp ten uitvoer bracht, maar dat hij
in zijn ongeduld het uur vervroegd had, denken
de dat ayn gazellen hem met raad an tevens
met daad bijstonden, werd zij door zoo'n grooten
angst aangegrepen dat zij alle voorzichtigheid
uit het oog verloor, hare kamer verliet eu de
vestingmuren opklom.
De schutters kwamen toen juist aan.
„André, André, zijt gij het P vroeg zij met een
van angst trillende stem.
„Ja, werd er stil geantwoord.
„O, André, ik smeek er u om, laat u ontwerp
varen, ga terug naar huis.
„Neen werd er weder nog stiller dan straks
geantwoord.
„Maar gij zult tegen de lieden van het kasteel
moeten strijden. Gij zult er misschien by gewond
bij gedood worden.
Geen antwoord.
„Welaan dan, in Godsnaam, indien gij toah
naar niets wilt luisteren, zal ik met u vertrekken.
Jeanne nam een koord, die op den muur was
achtergelaten, maakte dit ergens aan vast en
liet zich zoo naar beneden glijden.
Nog voor dat zy den grond raakte, werd zij
door twee krachtige mannen opgenomen.
„Wie is dat duifje dat zich zoo in onze klaauwen
komt werpen P vroeg een ruwe stem.
„O, God, hy is 't niet, riep Jeanne zich wil
lende loswringen.
„Wel, wel, riep een andere stem, 't is de
schoone Jeanne, de minnares van den soldaat
André.
„Zwijg, zei een man, die nog barscher sprak
dan de twee andereB. Neem die vrouw, bind
haar de handen en voeten en steek haar een
prop in den mond.
De persoon die deze bevelen gaf was hij die
een langen mantel droeg en die de aanvoerder
van den kleinen troep scheen te zijn.
Jeanne wilde roepen, doch de prop belette dat
de klank over hare lippen kwam, zij wilde tegen-
worstelen doch hare handen en voeten werden
door een stevig koord bewegingloos gemaakt.
De deerne werd door een man van den troep
opgenomen en in een naburig struikbosohje ge
dragen waarna hij terug keerde naar zijn gesellen.
„Welnu heeren, gij zult het al reeds wel hebben
verondersteld, ging Giraud voort, terwijl hij
sidderend van toorn op tafel sloeg, die soldaten
waren valsche soldaten.
Het waren roovers- moordenaars der vervloekte
bendezij hadden de uniformen aangetrokken,
Uit Partij-groepeering van mr. Anne
Anema.
die zij aan hunas gevangen hadden ontrukt. De
bevelhebber was niemand anders dan kapitein
La Chesnaye.
De bandiet had zijn volk tot aan de poort van
het kasteel laten door marebeeren en klopte
hard.
In naam van koning Hendrik IV, riep La
Chesnaye luid, bevelen wij, luitenant van den
gouverneur van Rouaan, aan de bewonars van
het kasteel ons in deze burcht reehterlijk onder-
zoek te laten doen.
Markies d'Asaigny was afwezig, daarom kwam
zijn intendant haastig toegeloopen.
„Wie zoekt gij heeren?- vroeg hij aan dsogene
die hij voor een officier van het gouvernement
aanzag.
„Wij zoeken den kapitein La Chesnaye.'
De intendant zei dat er niet de minste reden,
niet de minBte aanduiding was, als zouden de
bewoners van het kasteel aan een rooverhoofd-
man bescherming verKenen.
Maar de pseudo—officier vanhet gouvernement
drong er op aan en dat hij de hem gegeven be
velen oogenblikkelijk moest uitvoareu en om dit
te doen, beval hij den intendant hem direct de
poorten der burcht te doan openen.
Gij weet, heeren, dat de valbrug van het kasteel
eens edelmans niet gemakelijk neergelaten wordt
en de naam van het gerecht is niet altijd vol
doende om tot een adelijko woning toegang te
krijgen.
De intendant spoedde zich dan ook niet het
minst, en het is heel goed mogelijk dat hij de
lieden die hy voor soldaten van bet gouvernement
beschouwde, aan den anderen kant der brug zou
gelaten hebben, toen La Chesnaye een biief uit
zijn zak nam en dien aan den intendant over
handigde, met verzoek er kennis van te nemen.
Die brief, welke door den gouverneur va
Rouaaa gateekend en met het zegel der stad
was voorzien, was door markies d Assigny de
Motteville zelf geschreven.
De edelman gebood door dezen brief aan al
zgn volk zich zonder verzet aan de bevelen van
den officier van het gouvernement te voldoen.
De intendant onderzocht nauwkeurig het schrift
den zegel en daar deze wel degelijk door
zijn messier was geschreven, stond hem niets
anders te doen dan te gehoorzamen. Hij gaf
daarom bavel de valbrug neer te laten en de
poorten te openen.
La Chesnaye liet nu vier zijner soldaten als
wachten aan de poort der burcht staan en gif
hun voor commando al wie binnen wilde komen
of het ïou wagen naar buiten te gaan, onver
biddelijk neervellen. Daarna beval hij dt o
intendant en aaa al de lieden van den marki< s
hem in 't kasteel te volgen.
Knechten en dienstboden werden in een
benedenzaal gelatende deur ervan werd langs
buiten stevig gegrendeld en door eenige soldaten
bewaakt, zoodat de opgeslotene niet behoefden
te hopen, daaruit te kunnen ontsnappen.
De intendant werd intusschen door Le Ches--
naye en het overige van de moordenaars-bende
meegesleurd.
Met het mes op de keel, werd hij gedwonge i
de sleutels der kasten en kamers te geven.
Daarna werd hy gebonden, een prop In zija
mond geduwd en in een donker kamertje opge- -
sloten, zoodat ook voor hem niet de minste
gelegenheid was om te ontvluchten.
Do bandieten hadden in minder dan een uur
al de schatten van den markies in hun handeD.
Daarna bliezen zij hun aftocht; de valbrng welke
was neergelaten, lieten zij zoo.
Zij trokken naar het strulkbesch waar zij
Jeanne neergelegd en hunne paarden hadden
▼astgebonden. La Chesnaye zette het meisje op
het paard en allen verspreiden zich in het bosch.
De markies, die men ieder oogeoblik op het
kasteel verwackte, kwam een half uur na het
gebeurde met zijn gevolg aan.
Groot was de verwondering toen hij de valbrug
neergelaten en den toegang voor iedereen open
zag, maar zijne verbazing en die van zijn
gevolg werd nog grooter toen zij zagen dat
niemand in huis was.
Op zijn geroep aotwoorde eeu dof rumoer dat
van uit de onderaardsche zaal kwam.
De llsden - an den markies snelden naar die
zaal en verlosten da tevangeaen, diee hun toert
vertelden wat er was voorgevallen, doch veel
wisten sij niet te zeggen, daar «ij direct waren
opgesloten.
Alle deuren stonden open, alle kasten, koffers
en meubelen waren ledig.
(Wordt vervolgd.)