timmer 39. Zondag 15- Mei 1904. 2Te Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. Él Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. A N T 0 O N T I E L E N, FEUILLETON. IN EER HERSTELD DE GEHEIMZINNIGE BANDIET. Hek en on voor den schoenmaker. 3rhbhhbsb«hi U i t g h v it WAAL W f J K. het G. Het is niet alleen voldoende dat men in ons vak, bekwaam vakman is, dat men dus een schoen goed kan maken, een passend patroon ontwerpen, in een woord, dat men technisch geheel op de hoogte is, men moet daarbij ook goed koopman zijn en wat ook vooral nood zakelijk is, stipt boekhouden en boven alles nauwkeurig kunnen berekenen wat de schoen kost. Wat baat het, al maakt men nog zulke mooie schoenen, als men niet verdient dan werkt men niöt alleen zich zelve in den grond, maar is ook oorzaak dat het geheele vak daaronder lijdt. Want juist daar er zoovclen zijn, die door niet of zeer slecht te rekenen, hunne dikwijls zeer mooie artikelen aan veel te lagen prijs afzetten, wordt een ander belemmerd om een behoorlijken prijs te maken. Dat schaadt op de eerste plaats de patroons, dat schaadt ook de werklieden. Nog maar te velen zijn er, die op zien tegen hunne klanten als waren zij een Godheid, die zich zelve nog maar niet bewust zijn, dat evengoed als wij de klanten noodig hebben, de klanten ons eveneens niet ontberen kunnen. De zulken laten zich door hunne afne mers intimideeren, die laten zich voor pratenje buurman Piet of Jan levert mij die laarzen voor zoo en zooveel en dat moet jij ook maar doen of ik ga naar hem, en dan die ongelukkige conclusie nu als hij het voor zooveel kan, dan zal ik het ook wel kunnen, er wordt niet of zeer slecht gerekend, men neemt commissie op, men werkt hard is zuinig en toch wordt men ,cr armer op en de klant gaat met de verdiensten strijken, en lacht den onnoozelen Noordbrabanter nog achter zijn rug uit. Dat die toestand bestaat is niet alleen een schande voor ons vak, maar het is een kanker die het geheele bedrijf nog ondermijnt. Te hopen is het, dat door het schrijven van deze enkele regelen iets worde bij gedragen dat deze misstand vermindert, ja geheel moge verdwijnen. Zoolang dat die toestand bestaat, is een gezonde ontwikkeling van ons vak, waarvoor wij allen moeten strijden, eenvoudig.onmo gelijk, en 't is daarom van zulk een groot belang dat hier de vinger eens op de wondeplek gelegd wordt. Rekenen en nog eens rekenen, hoeveel het bo venleer, hoeveel de voering, de kapjes, lintjes, etc. kosten, hoeveel het onder werk kost, het maakloon, het stikloon. Nauwkeurig moet genoteerd -worden wat men op een jaar kwijt is aan doosjes, aan verpakking, aan vracht, aan reis kosten, hoeveel men betaalt aan rente en incasseeren van het geld, en daar mag men niet mede volstaan om er in het ruwe maar een slag naar te slaan of wel zich tevreden te stellen met eens een enkele keer te berekenen, neen aanhoudend moet men calculeeren. Als men b.v. om maar iets te noemen, eens een dozijn paren chroombottines of dameslaarzen snijdt en zijn berekening daarnaar voor eens en voor altijd vast stellen zal men zeer bedrogen uitkomen. Het snijden van 12 paar komt altijd voordeeliger uit dan het snijden van enkele paren. Dit brengt er mij van zelf toe om te wijzen op een zeer groote fout die de meesten begaan in het berekenen van maatwerk. In den regel wordt maatwerk voor 50 cents verhooging- per paar gemaakt. Velen zijn er die minder rekenen, zelfs eenigen die ten believe hunner klanten er niets meer voor laten betalen. Als nu het snijden van enkele paren reeds zooals boven gezegd is, schadelijk uitkomt, hoeveel te meer is dit dan niet het geval bij maatwerk r Maatwerk dat in den regel veel ruimer en dikwerf buitengewoon grooter is dan het gewone werki/4 voet chroom, in vele gevallen zelfs voet is zoo gaauw er bij vei sneden, daarbij voor maatwerk moet men nog eens een extra mooi velletje uitzoeken, stukken die wat te los of te hard zijn legt men op zij, want het zijn een paar maters. Nu spreek ik nog niet eens dat ook het onderwerk al gauw wat mper zal kosten, er moeten een paar betere zolen dan voor gewoon werk aan gebruikt worden, betere bin nenzolen, in een woord van alles fijner en beter als voor het gewoon werk daarbij breeder en grooter, dit alles kost meer geld, en meer als men vaak denkt. Dan de moeite en zorg voor het maatwerk. Men heeft zijn werk zus of zoo geregeld, de post komt binnen en brengt u enkele paren maters, die, wat steeds de gewoonte is, binnen een paar dagen öp hooger bevel van den klant moeten geleverd worden. De ge heele regeling moet om dat bevel, (een verzoek is maar zeldzaam) worden prijs gegeven. Men begint de leesten in orde te maken, patronen te ontwerpen en te snijden. De opgave is vaak onduidelijk, men denkt ztch suf, wat toch wel bedoeld zal. zijn en eindelijk ja, men zal het zus of zoo doen, denkende dat dit het beste is. Nu vlug naar de stikkerij, als die aan huis is alles op zijde leggen, eerst de maters of dat nu al goed uitkomt of daardoor tijdverlies is, 't hindert niet, eest de maters. Heeft men de stikkerij niet aan huis, dan wordt het nog al erger, men moet er soms zelf extra voor op uit, om de stikster (en daar wordt de beste voor ge nomen al woont ze nog zoo ver van huis,) het toch maar duidelijk te maken, hoe het wezen moet en het haar uitdruk kelijk te zeggen er goede zorg aan te besteden. Want het zijn maters, en gauw gauw klaar, nog eerder dan het wel zou H 'I Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. De Echo van het Zuiden, en Lanffstraatsclie Courant SHEBWPffMW den Advketkntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regul, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal tor plaatsing opg&gcvsn, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Bij de firma D. L. van Langenhuyzcn te Amsterdam is vóór enkele weken onder bovenstaandeu titel een allerbelangrijkst vlugschrift verschenen, dat zeer de aandacht beeft getrokken. Terecht schreef dan ook bet Dagbl. v. Nbr. „Dit boek, al is het nauwelijks veertien dagen oud en heeft toch al een heele geschiedenis Een bewijs dat het boek de aandacht heeft getrokken. En dat het een actueele kwestie op meer dan dsgelijksche manier behandelt. Wat is het doel van dit geschrift Naar men weet bestaat de kern der Hooger Onder wijswet uit de toekenning van het fXtmenrecht aan de BijzondereUuiversiteiten. Deze vrije hoogescholen mogen ook tegen woordig wel examens afnemen, en ook wel doctorstitels verleenen, maar voor de praktijk geven dergelijke titels niets. Als men doctor in de rechten wordt aan etene bijzondere uni versiteit, mag men zich noemen Mr X. maar het advocaat spelen is verboden en rechter of griffier of iets dergelijks ra-ig men niet worden. Aan de bijzonderen universi teiten ontbreekt het recht om een graad te verleenen met de zoogenaamde ^elfectus ci- Tilis". Nu wil de H. O. wet van Minister Kuyper dit recht aan de Bizondere Univer siteiten schenken. En daarover is, naar men weet, heel wat te doen geweest. Niet temin is de wet door de Tweede Kamer aan genomen en wacht zij nu op bekrachtiging door de Eerste. Intusschen is de fabel ontstaan, dat deze wet ons katholieken volkomen koud laat. Wij hebben geene Vrije Universiteiten, en wij zijn vooreerst ook niet van plan er enne op te richt n. Dus kan het ons heel weinig schelen ol die H. O wet tot stand komt of niet. Zoo tenminste redeneeren de liberalen bladen Het is nu E. H., den schrijver van het bovenaangehaald vlugschrift, te doen geweest om te bewijzen, dat de belangstelling voor deze wet bij de Katholieken even groot is als bij de anti-revolutionnaireu. [n het bewijs hiervan zou de schrijver OP Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden," door J. v. E. 32) Ondoraao den trap werd het gelaat ran den uachtelijken bezoek, r beschenen door het licht dat langs de openstaande raamdeur eener kamer viel. Een man en een vrouw zat.n in dia kamer, welke den graaf met een vroolijken uitroep be groeten. Do jonge vrouw droeg een zwart fluweelen masker, dat een tweederde van haar gezicht bsdekte. Maar dit belette niet, oin toch te kun nen constateeren, dat zij een zeer bevalig en lief wezen was. De gezel van dit bevallig schepsel zat in een kunstig gebeeldhouwden zetel en droeg geheel hetzelfde costuun als Babin do poorter met wien Giraud het souper had gebruikt. Hij was van dezeltde gestalte van den graaf do Bernac. Evenals de jonge vrouw, droeg hij een zwurt fluweelen masker. De graaf de Bernac maakte zijn mantel los, wierp hem op tafel, trok een zetel bij en liet xich daarin neervallen. Oef! zei hij mijn keel brandt. De jonge vrouw zichtte zich aanstonds op en schonk de graaf een glas wijn in. De gemaskerde man had niet opgehouden den edelman te bezien. Eindelijk vroeg hij ,Wat voor nieuw9? .Goed en slecht, antwoordde de graaf, zich achterover leggende. „Laat eerst het slechte hooren, zei de jonge vrouw, zich terug neerzettende. Bewaarde goede tijdingen voor het laatste, dat zal de balsem op de wonde zijn. „Goed gesproken, meisje, riep de graaf de «ernac. Ik heb altijd gezegd, dat gij varstand schitterend zijn geslaagd, meen 'e de Nieuwe Crt., indien F. inderdaad katholiek ware. Maar volgens de N. Crt. zou uit alles blijken dat de schrijver behoort tot de anti revolu- tionnaire partij. Uit stijl en manier van citeeren zou dit zonneklaar blijken. Nu is het altijd gevaarlijk, om op grond van iemands stijl conclussies te trekken. Eu de N. Qrt. liep er dan ook geweldig in. Want de schrijver i< niemand anders d<n'de bekende pater Fr. Hëndrichs van Oudeiibo'ch; wat oumiddelijk na de onvoorzichtigheid der N. Crt. gepubliceerd werd. Intusschen was door ee i tegenstander openlijk het welslagen van dit boek erkend. Want als de schrijver een katholiek geweest ware, zou het doel van zijn geschrift volkomen bereikt zijn schreef de N. Crt. Zou dus slaande bewezen zijn, dat de katholieken even warm voorde Hooger Onderwijs wet voelen als de anti-revolutionairen. Welnu, de schrijver is katholiek. Dus. Tot zoover de voor-geschiedenis. Wij achten het een toeval, waarmee men den gcachteu schrijver wed geluk mag'wenschen, dat door deze voor-geschiedenis ook in liberale kringen de r.audnclit is gevestigd op zijn werk en dit in die kringen werd geïntroduceerd. Dat het er veel bekeer liogfen zou n aken, durven wij wel niet hopen, want gegen die T/iorheit streiten selbst die Cotter vergebensmaar men kan i an d.e overzijde nu althans zien, dat wij nog zoo arm niet zijn aan goede motieven om onze houding te rechtvaardigen tegenover hun waanwijsheid en doin vooroordeel. Scherp formuleert de schrijrer zijn stel lingen, die hij aldus samenvat vlo. Het recht op vrij universitair onderwijs ligt gewaarborgd in de G-ondwct, van wier gegevens deze wet van Minister Kuyper slechts een natuurlijke ontwikkeling is; 2o. Dit recht berust op d i onhoudbaar heid van een toestand, waarin het liberaal rationalistisch monopolie bij voortduring onze jongelieden in gevaar brengt 3o. Dit recht mag niet verkort worden om redenen aan Staatsbelang of eisch der wetenschap ontleend 4o. Dit recht vond in Dr. Kuyp-r's wetsvoorstel zijn formule, zijn vurig ge- wenschte realiteit." Voor een min of meer wijsgeerig aange- legden geest is het een ware lust te zien me# welk een gestrenge en kliromende. orde pater Hëndrichs. de meest scherpzinnige argumenten uit deze beginselen weet af te had voor een duivel. Maar ter zake. De gouverneur heeft meer dan ooit, al zijn krachten bijeen gezameld, ter. einde La Cheshaye aan te houden. Het meisje trok de schouders op en zei ver achtend „Dat is een oud deuntje. 't Is een herhaling van ons gesprek van dezen avond bij Jonas. „Dat kan zijn, Jeannette. Maar toen wist ik niet, wat ik nu weet. Buiten de speurhonden van het gouvernement zit er een duivel in inen- schenvleesch achter La Chesnayc. Die kerel zal hem tot i de hel volgen, liever dan zijn ver volging op ie geven. „En wie is dat „Llw gawezeu minnaar, Giraud de soldaat van Rouaan. Jeannette schuddebolde weer met verachting. ,l)at heelt Humbert mij ook al gezegd, zei zij, en wees den vermomden man nun. „Hebt gij Giraud ook gezien, Humbert, vroeg de graaf, plotseling van zijn stoel opslaande. „Ja. antwoordde de gemaskerde man. ik heb met Camalcon en Bernard met hem inden braad- wiokel no, '27 het avondmaal gebruikt. „Ha, zei de graaf, de duivel is met on's. Hebt gij hem doen drinken ,Ja, maar dat heeft niets gebaat, want al wat hij ons heeft-medegedeeld, wisten wij ol. „Eu die man die voor hom genade heeft ge vraagd, wie is dat „Dat weet hij zelf nog niet eene. „Maar het geeft niets, wij behoeven Giraud niet meer te vreezeo, want Giraud is dezen avond aangehouden, als verdacht van een medeplichtige van La Che9noye. „Maar je moet dan wel weten, dat hij vannucht weder op vrije voeten is gesteld. Is Girai'd weer vrijgelaten, riep Jeannette. „Ja, en de kerel heeft mij tot in de Rue des DeuxKeus gevolgd. „Maar, riep de man met zijn mombakkes uit, hij heeft u hier toeh niet zien binnenkomen. „Cameleon was op zijn post, zei hij glim lachend. Indien Giraud het spoor niet verloren heeft, moet hij constateeren, dat de graaf in zijn hotel teruggekeerd is. „Maar wat hebben wij eigenlijk van dien Giraud tc duchten, zei Humbert. Wij doen dien Giraud meer eer aan dan hij vordient. leiden en tot geduchte wapenen legen hooghartig liberale ui >m om te smeden. Achtereenvolgens bewijst hij, dat de vrijheid van hooger onderwijs voor de christelijke partijen een wettige, rechtmatige en voor verwezenlijking vatbare eisch is. Aan de hand der historie toont hij de ontwikkeling dier onder wijsvrijheid aan en de noodzakelijkheid om dê historische lijn verder door te trekken. Bijzonder sterk staat hij, als hij het ontwerp-Kuyper Yer- dedigt of als hij de recht vaardigheid en mogelijkheid van het door den staat gesub- sidiëerde hooger onderwijs betoogt. In haar soort is do brochure een mees terstukje van aanleg en vinding. Men vindt er het geheele interessante debat, dat tijdens de behandeling der Hooger Onderwijswet in de Tweede Kamer gehouden werd, in afgespiegeld, gecorrigeerd, geschrift, geresumeerd, van dwalingen gezuiverd. Al wie zich een duidelijk denkbeeld wil maken veil de hoog* zaak w.iaroin het gaat en die straks wellicht de ontbinding der Eerste Kamer tengevolge ztl lubben, schaffe zich het vlugschrift aan. F/ij is o imisbaar voor deg-tien, dio over de. ]Vi\ clisclle boteekenis van onze christelijke politiek willen mee praten. En als straks de nieuwe ve-kie zingen voor de deur staan, zal zij een ge ducht strijdwapen in onze handen wezen. „Te vreezen hebben wij hem bijna niet. Maar hij is dapper en verstandig en wordt bovendien door twee machtige drijfveeren aangespoord liefde en wraak. Maar »l9 Giraud dengene kan ontmoeten, waarvoor hij voor het gerecht zoo heeft gespro ken. Gij weet wel van wie ik spreek en uit hun beider vereeniging zou eon verschrikkelijk gev/iar kunnen ontstaan, en dat zou onze macht breken, indien wij hen wilden trot9eeren.' „Ja m>ar Giraud kan hem toch nooit ontmoe ten. Hij is immers te ver van hier. „Integendeel hij is zeer dichtbij, want Mercu- rius heeft hem dezen avond rp het Champ Crotté gezien en gesproken. Gij ziet dus wel, dat Giraud te vreezen is. Humbert slaakte een doffen uitroep, die veeleer aan het gebrul vsn een wild dier dan aau een menschelijke kreet geleek, en maakte daarbij zoo'n gebaar dat h j de t».fel bijna omverwierp. „Is hij te Parijs? En gij hebt daarvan niets gezegd.' „Wat had ik te zeggen. Ik sloeg hem g.de, dat was voldoende. Humbert en de graaf wisselden eenige blikken. Jeanelte keek hen verwonderd aan. „Ik begrijp dit niet,' zei zij. „Onnoodig dit tc begrijpen, antwoordde de graaf gewoonweg. „Zoo, hebt gij geheimen voor mij, heeren. „Wij hebben geheimen voor ons, zei Humbert op crustigen toon. Is goed,' antwoordde Jeannette. De toon waarop die woorden uitgesproken werden, wa9 gepaard met een mengeling van gramschap, spijl en bedreiging. Hij, dien wij tot nu toe graaf de Bernac noemden, schoen davrover eensklaps gestoord. Hij stond op en ging recht tegenover Jeanr.ette staan. „Hoor eens, meisje, zei hij op een toon, die zeer ufstak bij zijn gewoon zacht orgaan, ik raad uwe gedachten. Gij denkt de liefde van Mercurius tc winnen, om h in onze zaken te dringen. Onthoud eens goad dat Mercurius, zoo min als Humbert en als ik, het recht heeft onze gehei men te vtrraden. Bid God, dat Mercurius ziel» nooit dit recht dat h.m niet toebehoort, wil aanmatigen. Want indien dat moest gebeuren, dat een van ons op den een of anderen dag verraad mocht plegen, dan zou hij en de vertrouweling, hun laatsten dag beleven Al zou het een vrouw of een kind of grijsaard zijn,'t geeft niet, zij zouden ongenadig sterven. Gij zijt jong, schoon en behendig. Gij dient ons opperbest, dat beken ik. Maur wij ook, wij voldoen aan al uw verlangens en neigingen. Zoekt dus niet naar datgene, wat g!j niet be hoeft te weten. De dwaze drift die gij Mercu'- rius hebt weten in tc boezemen, zou u tegen het lemmer van mijn dolk niet kunnen be schutten. In een woord, gedenk dat wij onze geheimen slechts aan het graf toevertrouwen. „En nu, lief meisje, geef mij uw blanke hand opdat ik er mijn lippen op drukke. Keken al tijd op onze onvergankelijke vriendschap. Het masker, dat Jeanuotte's gelaatstrekken bedekto, belette den indruk, dien de harde woorden van den graaf op haar muakten, te volgen Hare neergeslagen oogen lieten ook niet toe, in hare gedachten te leztn. Nadat de graaf dc Bernac eventjes de hand der jonge vrouw gezoend had. keerde hij zich naar Humbert, die gedurende dit tooneel onbe weeglijk was blijven zitten. „Welnu, zei hij, laat ons tot Giraud terug- keeren. Wat denkt gij? „Ik denk, dat gij een grove fout hebt begaan. Je bent van het groot Chatelet tot hier gekomen, door één inan gevolgd. De nacht is pikdonker niemand meer op straat en je had twee geladen pi9tools bij je. Hoe koint hst nu dat die man nog leeft?' «■Begrijpt gij dat niet? Als Giraud dezen nacht, nu is verdwenen of vermoord was, dan zou de gouverneur morgen daarin het bewijs gevonden hebben, dat de kerel de waarheid gezegd had. „Dat is waar. Gij hebt gelijk gehad. Op dat oogenblik hoorde men een kort gefluit in de kleine kamer. „Mercurius, riep Jcannotte en sp ong vooruit. Op den drempel verscheen een man van de zelfde gestalte als graaf de Bernac en Humbert. 'Da haast waarmede Jeannette naar den nieuw aangekomene liep, verraadde een teeder gevoelen dat ongetwijfeld gedeeld werd, want ook dc man drukte Jeannette hartstochtelijk aan zijn hart. „Eindelijk, riep liet meisje, Zijt gij onge hinderd. 't Is uit de voeten, zei hij en wendde zich naar do graaf en naar Humbert. Het hotel staat in brand en de drie knechts zijn opgehangen. „En de Hertog? „Zijn portret werd roet slijk besmeurd en ik heb zelf het woord „lafaard' op zijn voorhoofd geschreven. üp zijn kantoor, de eenige kamer die van het vernielend vuur ia vrij^eblevsn liob ik een briefje gelaten, waarin ik hem mededeslde, dat hij eerst behandeld zal worden als zijn portret en daarna juist als zijn drie knechts, althans als hij voort gaat met zijn misdaden op den hals van een ander te schuiveu. Zich tot Jeannette wendend zei hij „Uwe inlichtingen waren weer zeer juist. Je hebt ons weer met uwe gewone behendigheid en trouw gediend. Van de juweelcn die wij uit het hotel hebben genomen, rnoogt gij als belooning de mooiste uitkiezen. „Noen, zei Jeannette levendig. Ik wil niets. Ik heb ditmaal niet gehandeld om eeue belooning te krijgen. Ik heb uit liefde gehandeld. Ik wilde dat gij per se zoudt slagen in uwe onderne raing. Ik heb alle^ voor u alleen gedaan. „Dat doet er niet toe, antwoordde de graaf. Je houdt veel van juweelen en nu uioat je de mooiste en kostbaarste maar kiezen. En nu vrienden, nu La Ohesnaye njn beloe diging gewroken heaft, nu moeten wij aan ons denken. Na lang in gepiins to hebben gnzeten, hief de graaf eeiisklups het hoold op, kruiste zijn armen op de borst, ging achterover liggen en zei met korte afgemeten stem „Ge weet alle drie den weg dien wij bewan delen, ge weet ook welk doel wij najagen. Welnu ons w;rk is vooreen drievierden vol bracht. Wij moeten nog slechts de hand uit stekca om tot dit doel te geraken. Nog eenige urea geduld en ons werk zal geheel voltooid zijn en o s vei blijf dus verder onnoodig. Ge weet allen dat ik de gevaren bemin, doch slechts alleen die, welke oordeel opleveren. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1904 | | pagina 1