Nummer 66.
Zondag 21 Augustus 1904.
27e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
A N TOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN
HET KONINKLIJK BEIOEK AAN
NOORD-BRABANT.
FEUILLETON.
IN EER HERSTELD
DE GEHEIMZINNIGE BANDIET.
U 1 T G E V E li
Waaiwpsclie en Laiigstraafsclie Courant,
Dit Blad verschijnt W o e n s d a g- en Z a t e r d a g a v 0 n d.
A b o 11 n e 111 e 111 s p r ij s per 3 maanden f 0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieven ingezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJ K.
Advertenties 1 7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatoiug opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regeil en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige eontraeten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
In ons vorig nummer schreven wij nWij
Brabanters verheugen ons. En terecht. Thans
immers is het voor de tweede maal dat wij
onze geëerbiedigde Koningin in een tijds
verloop van negen jaar in onze hoofdstad
mogen ontvangen, vroeger aan de zijde van
Hare Moeder-Regentes en thans als zelf-
regeerende Vorstinne, met Haar gemaal den
Prins der Nederlanden.
^IJnizenden en nog eens duizenden men
schen bewogen aich Woensdagmiddag door
de straten van den Bosch, vooral in
die straten waar de koninklijke stoet pas
seerde.
Het weder liet zich 's morgens niet al te
best aanzien, een bewolkte lucht, waaruit
de regendroppels reeds vielen, heeft velen
met bezorgde blikken naar omhoog doen
zien. Maar een kijkje echter naar het
haantje van den toren, dat naar het oosten
wees, voorspelde anders. En ja, de dreigend-
uitziende-wolkjes dreven van het firmament
en vroolijk wierp de liefelijke Oranjezon
hare glinsterende stralen over al de versie
ringen waardoor de in feestdos gestoken
stad een nog vroolijker aanzien kreeg en
veel bijdroeg tot verhooging der feestelijke
•temming der duizendeu menschen.
Op het perron wachten de hooge digni
tarissen van provincie en stad, alsmede ver
schillende civiele en militaire autoriteiten
de aankomst van den trein af.
Eensklaps balderen kanonschoten over de
stad; daar ginds achter de breede kruinen
der oude boome 0 steigt de dikke witte
rookpluim van de locomotief omhoog.
De locomitief bevlagd, de donkerblauwe salon,
wagens met de gouden W's. De tamboers
>an de schutterij sloegen een roffel en 't
plechtige Wilhelmus, breed van schallend
koperen toon, werd ingezet. Daar boog toen
alles, daar werd gejuicht; de beeren en
dames van den hofstoet stapten uit, lakeien
met blauw en goud en roode vesten zwerm
den langs den trein, en daar zoo
waar, vóór 't open venster stond Zij T lieve
blonde kopje van de Koningin, gelukkig
wel net zoo blozend weer, zoo in-gezoud
gebruind, als toen zij als meisje, nu negen
jaar geleden, ook hier in onze provinciestad
was. En Wilhelmina lachtte zoo vriendelijk
met haar klare-blauwe-oogeu, haar aanvallig
gezicht, stond zoo frisch en blij. En even
achter de Vorstin stond Prins Hendrik, zijn
kloek en gul gelaat gebrand van 't zomer
weer; die admiraalssteek stond hem wonder
goed. 't Is een flinke jongen man, een
om veel van te houden zoo prettig-ooi ij It
kijkt hij rond naar al dat prachtige, zoo
nu en dan een hartelijk woordje in 't oor
van zijn gemalin fluisterend.
Hare Majesteit steeg uit, bijzonder opge
wekt, zoo echt-veerkrachtig-jong weer
als wij haar in geen tijden hadden gezien,
de Prins aan haar zijde. Zij droi-g een
zomerkleed van wit voile over een onder
kleed vau hemelsblauw, een snoer groote
parelen om den hals en een grooten witten
hoed met witte veeren.
De commissaris der Koningin, die gast-
ïeer is van 'l Koninklijk paar, vergezelde
de hooge bezoekers. Zijn Exellentie was
Huu tegemoet gespoord tot Raveustein, de
grens van de provineie, waar hij zijn Hooge
Gasten had verwelkomd, staande te midden
van 't Gemeentebestuur, terwijl de eerste
bloemen werden aangeboden onder 't schaliën
van fanfares.
Hare Majesteit begroette den burgemees
ter van den Bosch zeer hartelijk die 't
Vorstelijk paar met een kort wooid welkom
heette. Toen drukte Zij Haar beide kamer-
heeren in buitengewonen dienst de hand en
een dochterje van Mr. W. M. van Lanschot
bood bloemen aan. Langzaam liepen zij nu
uaar 't wachtsalon. Vier, snoepige-blonde-
meisjes, namen telkens bloemen uit haar
mandjes en strooiden die op den weg van
't Kon. paar, terwijl de siafmuziek een
blijden marsch inzette. Maai die werd plot
seling afgetikt, want de Koningin zocht
de handjes van de strooistertjes, de twee
van Lanschotjes en de freuletjes van
der Does de Willebois en van Rijckevorsel
om ze te bedanken met vriendelijke woordjes.
't Eene freuletje stak haar linkerhandje toe
en een ouder zeifoei, 't mooie handje
geven. Ze was er bedremmeld van, dat lieve
snoepertje.
Toen zij daar met verschillende haddeu
kennis gemaakt en nog meer bloemen w? ren
aangeboden, zag 't vorstelijk paar de blijde
feeststad voor zich' liggen, de jubelende
dichte menigte onder 't gewapper van de
driekleur, en van de oude torenklokken
OP
Bewerkt voor „De Echo van het Zuiden,"
door J. E-
(64)
Vlug liep hij naar de rotspunt en liet zijn ge
vangene in ze# zakken waar een bootje lag met
een man er in. Deren nam de gevangene op en
legde hem in het bootje. De visecher liep nu
vlug naar de paarden en ook deze ondergingen
hetzelfde lot.
Daarna kroop hij weer naar zijn schuilplaats.
Juist kwamen toen weer een getal maonen uit
de grot. Mr. Eudes sprak tegen Charles
Niemand zal de grotten mogen verlaten voor
ik terugkom".
Daarna stelde Mr. Eudes nch aan het hoofd
van den troep en vertrok in de riehting van
^ChaHea bleef op zijn post. zoodat de visscher
lijn schuilplaats niet kon verlaten. En toch
waagde hij het, wnDt zijn eerste gevangeno had
immers gezegd dat Catharine bij het krieken van
den dag te Etretat op de rots zo 1 zijn.
Ja, daar moet ik naar toe, sprak de visscher
in zichzelf, die groote dame moet in mijn handen
vallen, en dan zal zij lijden wat ik heb geleden.
Op handen en voeten kroop hij nu van uit
zijn schuilplaats weg en sloeg de richting in
naar de rots.
Dank zij het hevie onweder, dat nog steeds
doorwoede, bemerkte Charles niets van deze be
weging. Toen de visscher eenigen tijd op de
aangeduide rots was gezeten hoorde hij het ge
trappel van paarden.
Terwijl de visscher aandachtig luisterde, ter
wijl Mr. Eudes aan het boofd der mannen die
met hem de grotten verlaten hadden, zich naar
de plaats begaf, waar volgens bet zeggen van
Cameleon, de onverklaarbare aanval op een
zijner zonen had plaats gehad, terwijl Charles
zij® wachtdienst op de rots voortzette, viel er
binnen in de rooverswoning, waar Geertruida
en Theresia waren opgesloten, een geheel ander
tooneel plaats.
Toen Mr. Eudes liet roovershol had verlaten
had hij zorgvuldig de kamers, waar de meisjes
in waren opgesloten, gegrendeld.
Nadat Mr. Eudes een uurtje was vertrokken
ontwaakten de meisjes uit hun verdooving
Geertruida, zei Theresia, wij zijn alleen, zullen
wij de waakzaamheid onzer bewakers verschal
ken, onze beulen ontsnappen?
Geertruida boog treurig het hoofd.
Vluchten, ach, hoe kunnen wij dat".
Cl mijn God, wat heb ik toch misd even om
zoo door mijn vader verlaten te worden.
„Uw vader', herhaalde Theresia, #U hebt mij
toch gezegd dat gij dien nooit gekend hebt."
»Neen, 't is waar, hij, wien eigenlijk dien titel
toekomt, heb ik nooit gezien of gekend, maar
er is eon andere man, dien ik zoo heb leereu
noemen, een man die mij heeft opgevord en
heeft liefgehad als zijn dochter, O, God alleen
weet hoe dankbaar ik hem daarvoor ben en
nochtans verlaat hij mij.
,U verlaten, Geertiuida. Waarom hem zoo be
schuldigen. Misschien lijdt hij nog meer dan wij.'
Maar weet gij dan niet onder welke omstan
digheden gij ontvoerd bent?
Neen Theresia, daar weet ik niets van, U wel P
De dochter van den gouverneur kleurde en zij
boog verlegen het hoofd.
Ik heb het u reeds verteld, slanielde zij.
't Is wair ook. zei Geertruida, haar handen
in de hare nemend, u hebt het mij al ge
zegd. Vergeef mij dut ik uw wonden weer open.
Theresia boog zich tot haar, sloeg haren arm
om haar middel en drukte een zoen op hel
blanke voorhoofd van Geertruida.
Bemint gij hem nog, vroeg Geertruida eens—
klaps.
Hom? vroeg Theresia sidderend.
Juist toen zij daur haar leed aan het deelen
waren, brak er in de grot een vreeselijk rumoer
los. Overal hoorde men het gekletter van wa
pens en het gerinkel van glazen.
Spoedig daarna werd er op de deur geslagen,
doen deze, stevig als zij was, kor daar wel tegen.
Het waren de argortieis, die door deD drank
beierde 't welkom door de lucht. Zoo'n
heele stad, die plotseling juicht, zwaaien
met de wimpeltjes, dat hoera-geroep uit
duizenden kinderkeeltjes, waar de saluut
schoten dooreen gedonderd komen onder 't
schallen van de koperen muziek, dat is een
geestdrilt, die tranen in de oogen brengt.
De Koningin verbleekte er even van, zoo
echt en enthousiast dat was, zoo wonder-
prachtig om te zien.
Hare Majesteit en de Prins bestegen
hun tijtuig.
Schitterend iu de zon trok die file stap-
voets door de menigte, onder slingers van
sparregroen, de feeststad in. Maar telkens
weer werd halt gehouden, dan kwam er een
meisje in 't wil met oraujesjerp om, naar
voren om uit naam der buurtcommissies,
rereenigingen enz. al maar nieuwe bloemen
te bieden aan de Vorstin, die binnen kwam,
zoodat de Prins maar werk had om de
Koningin haar rechterhandje vrij te maken
voor het wuiven, en altijd hooger den bloe-
menberg op te stapelen iu het rijtuig. De
menigte werd al dichter, hoe verder de stoet
doortrok aar het hart der stad, onder de
fleurige, kleurige sieriug door, langs de den
nen boomen in de trottoirs geplant, de
struiken met oranje-lijsterbessen, de losse
bloemen iu de korven aan den voet der
masten waar boven uit de oranjewimpels
wapperden in de felle oraDjezon.
in de luchte, vroolijke kiosk bovenop een
rotsigen voet, waaruit bloemen weelden en
fonteinen sprongen, speelden zij het Wilhel
mus. De menigte draafde aan en vulde
het gansche plein achter de rijen van cor
poraties, die daar met vaandels waren op
gesteld. De menschen stonden tot boven
op den hoögen ouden gevel van 't statig
raadhuis, waar van de frontispice een velum
uithing, mooi geel met zwart tegen het
verweerde grijs, en tapijten uit de vensters.
En dan ineens in de leegte van de Hint-
hamerstraat. De lange stadsche wegen, die
de stoet nu verder langs trok, schenen door
de politie zoo gestreng te zijn afgezet, dat
zij uilgestorven leken. Geen enkel mensch
meer langs den weg en enkel volte in de
huizen, vensters, deuren en winkelkasten,
met op de stoepen van gestichten hier en
daar de bevolking buitenoude lieden,
weezen, de verpleegdeu van het St. Anto-
niusgesticht met beur sneeuwitte mutsjes
op, veel geestelijken, bevlagde scheepjes iu
de Zuid-Willemsvaart, de Veemarkt leeg
zelfs en voor de kerk der Eerw. paters Re
demptoristen een jubelend koor in de vestibule.
hun door Cameleon nadat het hoold,
Mr. Eudes, was vertrokken was gegeven,
verhit waren.
Cameleon had veel plannen gemaakt, hij kende
de argortiers te goed, om niet te weten, dat die
over waren te halen als het gold om te rooven
cu stelen.
Hij wandelde daarom naar den groote coesre
die aan den ingang der grot op wacht stond.
Geen nieuws? Heeft Charle» a nog geen tee—
ken gedaan P
Neen, nog geen enkel.
Dan zal de meester zeker niet meer terugko
men, zei CameleoD, den grooten Coësre strak
aanstarend.
Dat kan wel, maar toch zal het wel niet
waar zijn.
Ik verlos je van de wacht, laat Felix u maar
vervangen.
La Chesnaye heeft hier in de grotten veel
geld, heel veel geld, nu moeten wij maar deu
ken dat hij in de een of andere hinderlaag is
gevallen. Wij moeten het volk nu goed laten
driukeu, dan zijn ze in onze macht. Wij kunnen
dan de schatten onder allen verdeelen en wij
zullen voorlaan de heerschappij voeren.
De groote Coësre was oogenblikkelijk door
Cameleon overhaald en hij haalde de andere
aanwezige argortiers ook dadelijk over, vandaar
dat gerucht en dat slaan op die deur, welke de
de toegang tot Geertruida en Theresia belette.
Toen de argortiers in de rooverwouing aan
het beraadslagen waren, hoe zij het makkelijkst
meester konden worden van de schutten van
La Checuaye, zat Mr. Eudes op ODgeveer twee
mijlen afstand van Frecamp met Reynold aan
een zoom van een dicht bosch,
Zou onze ster verbleeken, Reynold?
't ls een wolk veder, die ze voor een oogen—
blik verdooft, zei Reynold.
Ik hoop het mijn zoon, maar ik vrees.
Waarom die onrust, toch?
Omdat het de eerste maal is dat de band die
ons vereenigt, bedreigd wordt vaneen te zullen
gaan.
Hebt gij dan gedacht dat die hand nooit ver—
bioken zou worden, vader. Humbert, Mercuzius
en ik werken met elkaar omdat ons belang dat
eischt, maar wij beminnen elkaar daarom niet.
Ik had anders zoo gaarne gehad, dat die on
Dan het zingen van de jongens in het Sint-
Josephgeslicht. Maar overal leegte, zoodat
je niets hoorde dan het klinkend trappelen
van de paarden in den stoet. En dan door
de leege Peperstraat, waar de stoet maar
draafde, omdat er toch geen menschen ston
den, en de dringende menigte ver af ge
houden was, naar het Gouvernementshuis.
Daar stond geen sterveling, zoo overdriven
streng was de politie hier te werk gegaan,
en dat voor onze Koningin, die overal ge
wend is onbezorgd door te rijden, te midden
van Haar trouwe volk, vooral vau Haar
geliefde Brabanters.
Door het hek en langs een haag van
oranjeboompjes de eerewacht van het tweede
regiment infanterie, bewees de honneurs, de
staf speelde het Wilhelmus; maar er klonk
geen juichen uit de leegte, en daarom ver
dwenen Koningin en Prins door het sierlijk
portiek heen dadelijk in het Gouvernements
gebouwer was geeu volk, dus het Vor
stenpaar werd door het jubelen niet genoo-
digd nogmaals te verschijnen op het bordes.
De eerewacht lukte in, de rijtuigen reden
weg en van den glorieusen intocht was dit
het doodsche einde. Onmiddellijk begaven
Hare Majesteit en de Prins aich naar hun
particuliere vertrekken op de eerste ver -
dieping, -
De voorname grijze gevel was voornaam
gedecoreerd.
Na aankomst werd in het Gouvernements
huis een intieme thee gehouden en om half
acht werd door de Staten van Noord-Bra
bant eenfeestmaal aangeboden aan het Vors
telijk paar iu de groote Statenzaal.
Voor het dessert hield de commissaris der
Koningin een toespraak, welke door Hare
Majesteit werd beantwoord.
De Bosichenaren zijn uit der aard niet
bang om in het heerlijke koele zomerweer
voor cafés en socieleiteu te blijven plakken.
Tot tegen twaalf uur had heel de oude veste
iu rossen gloed gelegen onder den donker-
blauwen sterrenhemel, en lang in den nacht
duurde het feest door.
Donderdagmorgen wenschte een liefelijk
meisjeskoor de Ko ingin en den Prins een
goeden morgen.
Donderdag was het de groote dag, de
dag ook voor onze lezers van 't meeste be
lang, de opening van den Nieuwen Maas
mond en de onthulling van de gedenknaald.
Na eene aubade der schoolkinderen vertrok
H. M. naar IIeu9den.
Wij zullen deze reis vanaf Den Bosch
derlinge band bleef bestaat).
Wel, wel, is dat vaderliefde die eensklaps bij
u ontwaakt.
Dat weet je wel beter, maar ik heb jullie alle
drie nog noodig. Ik moet je nog alle drie voor
mijn wetenschap gebruiken.
Nu, Mercurius cn Humbert ziju verloren, uwe
rasporiugen zullen vruchteloos zijn, stel u dus
tevreden met mij, Ik z»l u een wezen bezorgeu,
altijd indien gij niet meer naar Mercurius on
Humbert omkijkt, wiens verstand ver boven dat
van ons is.
Wie? vroeg Mr. Eudes.
Van Helmont, antwoordde Reynold.
Van Helmont, herhaalde Mr. Eudes, dis recht
was gaau staan. Zoudt gij Van Helmont bij
mij terugbreugen. Zouden wij dan weer samen
kunnen werken.
Ja vader, als gij het verkiest, zou ik hem
dwingen de fornuizen van uw laboratorium
weer aan te steken.
Van Helmont, Van Helmont, die de sleutel
van het magnetisme bezit, di eindelooze voor
uitzichten voor zich heeft, Zoudt gij hem
noodzaken mij ter hulp te komen, zijne studiën
zijne wetenschap, zijn vernuft ter beschikking
van mijne begeerten te stellen?
Ja, daar zou ik hem toe noodzak n.
Gij liegt Reynold, dat is niet mogelijk.
Vader, zei Reynold met eruetigen stem, welk
belang zou ik hebben u die belolte te doen?
Maar hoe zal je dat aanleggen, Reynold?
Wel, sedert ik de naam en titel heb veroverd
van graaf de Btrnac is mij niets meer moeilijk.
Ik zal mij alles toeëigenen wat ik nu kan, waar
ik nu al tien achtereenvolgende jaren heb ge
werkt.
In mljD handen is Geertruida een behendig
werktuig waarvan ik mij zal weten te bedienen
om op den wil van Van Helmont te drukken.
Humbert zal worden gedood en Mercurius zal
door het gouvernement worden gevangen geno
men. Dan zal La Cheiuaye eindelijk voorgoed
naar hun meening, in handen van het gerecht
zijn. Hij zal worden opgehangen en dan zou
ik met al mijn rijkdommen alleen zijn.
Ja, maar zult gij Van Helmont wel dwingen
om met mij te werken, vroeg Mr. Eudes.
Daartoe verbind ik mij.
Dan reken ik daarop, zei Mr. Eudes.
beginneü, en komen zoo respectievelijk door
de bezochte gemeenten, waar overal zeer
mooie welgekozen versieringen zijn aange
bracht, 't wij natuurlijk niet allen afzonder
lijk kunnen bespreken
Een heele weg door de stad éér we buiten
waren en overal weer een massa geestdrif
tig gestemde Brabanters, door smalle stegen
en breede stralen en de Markt langs en
een buitensingel den May weg en dan
'l spoor over.
Toen lag de keiweg naar Vlijmen en het
omringde verre, weelderige Brabantsche
land voor ons, waarover met groote hevig
heid de [regenstorm gierde. Allen in den
stoet werden doornat en telkens woeien
hoeden en steeken af, soms in het water,
wat tengevolge had, dat telkens gedeelten
van den stoet stokten om de hoofddeksels
op het droge te laten brengen.
Op die wijze is de tocht van dezen dag
naar Heusden en de dorpen, waar de plech
tigheden zonder eenige wijziging doorgaan,
feeatelijheid mislukt, niet door de schuld
van de wachtenden, die druipnat door het
lange wachten in den kletsenden regen,
toch uiting gaven van hun geestdrift.
In weerwil van dit onguastige weer bleef
de Koningin voortdurend in het open rijtuig
zitten
We kwamen toen aan Deuteren, gemeente
Cromvoirt. Over den weg was een groene
eereboog gezet met het opschrift/yürom-
voirts ingezetenen betuigen liefde on trouw
aau het Vorstelijk Paar.
EeD meisje, de dochter vau den burge
meester, in aardige Brabautsche kleeder
dracht, kwam een bouquet aanbieden haar
vader begroette de Vorstelijke Gasten op
Cromvoirts grondgebied en de harmonie
van Helvoirt speelde Hun het volkslied
toe.
De mannen en vrouwen van Cromvoirt
stonden er langs den weg dicht bij den
eereboog, op een voor midden-Brabant be
langrijke plaats. Hier was eeitijds de boer
derij waar iu 1566 door Coruelis van Driest
de eerste Hervormde Predikatie is gehou
den.
Er was slechts enkele minuten oponthoud.
Toen reden we verder den ruwen heiweg
en dan plots rechtsaf een fterk-hellende
grintlaan naar Vlijmen op.
Burgemeester Zwaans verwelkomde de
Vorstelijke Bezoekers op de grens van zijn
gemeente en ging deu stoet véór, ziju dorp
binnen. Daar stonden eerepoorten en zuilen
als feestversiering over den geheelen langen
Reken maar op mij en bemoei u met niets
Keer niet meer naar de grotten terug. Ver
trekt veel liever nog dezen nacht naar Rouaan,
dan kant gij daar ten laatste morgenavond zijn.
riotselitg stond hij op en naderde de zoom
van het woud.
Hij keerde zich naar den grijsaard en zei
Binnen een uur zal ik hier met Geertruida zijn.
Gij zult het meisje met u medenemen vader,
want het gouvernement ia geslaagd La Chesnay#
is gevangen genomen.
Hoe weet gij dat, vroeg Mr. Eudes die vooruit
trad.
Reynold stak zijn hand vooruit in de richting
van het bosch en zei
Ziet gij boven die hoornen niet een licht
schijnen
Ja.
Welnu, dat is een sein, dat tneschen mij en
Richard is afgespioken, het is een bewijs dat
het eerste gedeelte mijner plannen is volbracht.
Vader, voortaan heet ik niet anders dan graaf
de Bernac.
Waar gaat gij uaar loe, vrceg Mr. Eudes toen
hij zag, dat zijn zoon zich gereed maakte om te
vertrekken.
Moet u Geertruida niet ter hand worden ge
steld opdat gij biur.en een nur kuut vertrekken
met de manschappen welke Richard voor u ge
reed houdt.
Moet ik, ik, graaf de Bernac, mijne verloofde
die door La Chesuaye ontvoerd werd, niet ver
lossen.
Moet ik Theresia niet hij haar ouders breDgen.
Wacht op mij vader.
Binnen een uur zal ik terug zijn, ik ga nu
naar de grollen.
En Reynold sloeg zijnen mantel over zijn
schouders en snelde de slijkerige baan op.
Wordt vervolgd