Zondag 30 April 1905
i8e Jaargang-
Cll
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
mint r 35,
AN TO ON TIELEN,
Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN
BEKENDMAKING.
BEDRIEGERS BEDROGEN
Winkeliers, die U andere zeepsoorten
INDUSTUtEELEN.
Vrijhandel of Protectie
UlTGKV E li
WAALWIJK.
IN DE HANDEN STOPPEN, ALS U SuNLIGHT=
=ZEEP VRAAGT, BEDRIEGEN ZICHZELF, WANT
ZIJ VERLIEZEN HUN DEBIET, U WENSCHT DE
ZOO GUNSTIG BEKENDE SUNLIGHT.
DE EENIGE BESTE ZEEP, GEEN; ANDERE.
LET DUS OP HET WOORD „SU NLIGHT"
OP IEDER STUK ZEEP.
Uitvoering.
i.
Z&ÊE?
Courant.
Dit Blad rerschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
AdvkrtkntiSn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgr-gsven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een g;oot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciele zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van het verslag over 1904.
Heeren Industriëele» worden verzooht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den Voorzitter in te zenden.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voornoemd.
Matinée te geven door de liedertafel
„Oefening en Vermaak" op hare zaai Musis
Sacrum op Zondag 30 April des morgens
ten 12 ure, met medewerktng van verschei
dene leden van verdiensten.
(Zie program ma's)
Visscherij
De Burgemeester der gemeeDte Waalwijk maakt
bekend dat tot 1 Mei a.s. ter secretarie gelegenheid
bestaat tot het aanvragen eener kostelooze ver
gunning om te visschen.
Waalwijk 25 April 1905.
De Burgemeester voornoemd,
J. Timmermans Wz. l.b,
Van een onzer geregelde medewerkers ont
vingen wij het verzoek plaats te geven aan
eene serie artikelen over Vrijhandel en
Bescherming.
Wij voldoen aau dit verzoek zeer gaarne
en bestemmen voor die artikelen zelfs de
hoofdplaat8 van ons blad.
Van een gedeelte der artikelen ontvingen
wij reeds inzage, en niet sterk genoeg kun
nen wij onze industrieelen aanraden met de
grootste attentie deze brieven van een door
degelijke studie goed ouderiegd man te
lezen en te overwegen.
Meestal geeft de behaudeling van deze
stof slechts dorre lectuur, maar de populaire
wijze waarop hier geschreven wordt zal de
lezing voor iedereeu aangenaam en begrijpe
lijk maken. De liedactie.
Evenals, naar ik geloof te mogen zeggen,
de meeste menschen in ons vaderland, was
ook ik er tot voor k orteu tijd van overtuigd,
dat Nederland de „bakermat van den vrij
handel" is, eö daaraan de welvaart heeft te
danken, waarvan, zooals ons in de groote
bladen zoo vaak wordt opgedisc'it, wij allen
genieten met onze bloeiende scheepvaart en
onze niet minder floreerende iudustrie in
Twente.
Wat ik met de Nederlandsche Douane
ooit te maken had gehad, was, dat ik eens
«en proefzending haver per spoor van
Duitschland had laten komen.
Ik dacht niet anders of die haver, waar
van bij invoer geene belasting is verschuldigd,
zou ik op een gewoon volgbriefje wel mee
krijgen.
Maar wat had ik mij daarbij misrekend!
Mijn knecht kwam met paard en wagen
terug van 't spoor, maar zonder haver. Ik
moest eene aangifte doen, volgens een for
mulier, dat ik bij een boekhandelaar kon
krij0en, dat moest ik invullen met allerlei
bizonderhtden, daarna moest ik er mee naar
de Boompjes, daar vertelde men, dat de
merkeo niet stemden, toen moest ik weer
naar een ander buieau, daarna naar de
sectie aan het Maasstation, en toen was de
tijd \oor visitatie voorbij en moest ik den
volgend' n morgen terugkomen en... maar
enfin 't slot was, dat ik den volgenden avond
m'n zakken haver eindelijk thuis had, en
bijna twee dagen mijn knecht niet aiders
heb kunnen laten doe» dan boodschappen
naar dit kantoor en dat bureau, om rn'n
haver te kunnen krijgen.
En het mooiste van alles was nog, dal
al die verschillende ambtenaren, wanneer ik
zei, dat ze met m'n haver niets hadden te
maken, dat daarvan bij invoer geen belasting
rerschaldigd, dat die vrij was, mij glim
lachend aankeken en met hun werk rustig
voortgingen, alsof ze wilden zeggen „praat
jij maar toe, je hebt van die zaken te weinig
verstand, om je te antwoorden.
Toen dan nu ook minister Mr. Harte van
Tecklenburg kwam met z'n tarief-ontwerp,
waardoor hij, zooals het Handelsblad en de
Nieuwe Rotterdamsche Courant zeggen, ge
heel afwijkt van de tot heden zoo conse-
kwent gevolgde Vrijhandelspolitiek en inde
bakermat van den Vrijen Handel een pro-
tectiounistisch kindje wilde leggen, toen heb
ik geweldig het hoofd geschud, want zoo
iets had ik van deze Regeeriug niet verwacht
Ik onderschreef dan ook ten volle het
strooibiljet, dat le Rotterdam bij de verkie
zingen voor de Provinciale Staten werd ver
spreid, en waarop de haven van Rotterdam
was afgebeeld, zooals die thans is, of moest
zijn, n.l. stampvol schepen en zooals zij
worden zal, wanneer het ontwerp-Harte tot
wet wordt verheren, namelijk zoo leeg en
verlaten als de woestijn de Sahara.
„Ieder kan begiijpen", zoo zei ik tot mij
zelf, „dat die voorstelling juist is. Wanneer
ik nu, nu wij leven onder het zoo dierbaar
Vrijhaudelssysteem, dat Nederland groot heeft
gemaakt, zoo'n last moet hebben om eene
onnoozele lading geheel onbelaste haver vrij
binnen te krijgen, wat zullen dan handel
en scheepvaart niet belemmerd worden,
wanneer wij hooge invoerrechten gaan heffen
Wij zullen da», daar de scheepvaart na
tuurlijk naar Antwerpen zal worden verlegd,
aan de schepen geen geld meer verdienen
en wij zullen al onze goederen nog duurder
dan tegenwoordig moeten betalen.
Want dat komt er ook nog hij. „Ieder
kan begrijpen", zoo redeneeide ik, „dat als
een ding nu f 100 kost, en het wordt met
h. v. 10% belast, het voortaan f 110 zal
kosten, en die tien gulden meer, zeilen
natuurlijk moeten worden betaald door hem,
die dat ding gebruikt.
Omdat nu die belasting zal worden gelegd
op de klompen, de boezeroen, de pet, den
broek van den kleiuen burger en den werk
man, zullen deze, die, nota bene, door die
zelfde belasting al uit hun brood gestooten
worden, nog tevens het gelag moeten betalen
Was maar ee. s, alweer tijdens de Pro
vinciale verkiezingen, gaan kijken op de
Zuidblaak in de uitstalkast van het Rotter-
damsch Nieuwsblad. Het leek er zoo waar
eeu uitdragerswinkel! En op elke jas, of
hoed of pet, hing een briefje dat ons dui
delijk liet lezen, dat al die goederen, die wij
noodig hebben als brood, allemaal duurder
zouden worde», als wij stemden op de can-
didaten die deze Regeering steunen.
En het mooiste van alles kwam nog als
het hinkende paard achteraan. De Regeering
wendde voor, dat die meerdere belasting,
opgebracht door ons, kleine burgers en
werklieden, zou dienen voor de uitvoering
der sociale wetten, die dan toch t<» onzen
behoe- e zijn en worden gemaakt.
Het mocht wat", zei men in Twente,
waar men er toch versland van hebben kan,
„wij zullen u eens zeggen, waar die belas
ting voor het grootste, gedeelte blijven zal.
Wanneer men in Nederland invoerrechten
gaat heffen, dan spreekt het toch van «elf,
dat voor die heffing en het toezicht legen
smokkelarij honderden, neen wel duizenden
ambtenaren noodig zijn, die betaald, en zelfs
goed betaald moeten worden, en aan hunne
tractemeule» zal zulk een groot deel der
belasting :noeteu worden opgeofferd, dat er
voor die uitvoering der sociale wetten een
bedroefd klein beelje overschiet".
„Dus", zoo redeneerde ik, „onze handel
en onze scheepvaart zullen te niet gaan, wij,
de minder bedeelden, zullen al onze benoo-
digdheden duurder moeten betalen, en
daarvan zal alleen geprofiteerd worden door
een leger van ambtenaren, dat terwille van
die Regeeringshandelspolitiek zal worden
aangesteld
Dat eene Regeeriug, die ontwerpen in
dient, die zulke gevolgen zullen hebben,
niet de „onze" kan zijn, vond ik duidelijk,
en hoe noode ook, ik vond, dat ik bij de
verkiezingen in dit jaar verplicht zou zijn,
in 's lands belang verplicht, tot haar val
mede te werken cn op hare tegenstanders
mijne stem uit te brengen.
Maar gelukkig ben ik nog bijtijds tot in
keer gekomen. Ik weet nu, hoe men mij
èn met dien mooien afdruk van de Rotter
damsche havens vóór en nil de wet-Harte
van Tecklenburg, èn met den uitstalkast
van net Rottcrdamsch Nieuwsblad deerlijk
bij den neus heeft gehad.
Ik ben er nu achter, dat liet eenvoudig
weg een leugen is, döt Nederland de baker
mat is van den Vrijen Handel, en dat de
eenige waarheid deze is, dat onze handels
politiek onder de liberale regeeringen niet
anders is geweest, dan een politiek ter be
voordeeling van enkelen, ten koste van het
algemeen 1
Hoe dit in zijn werk is gegaan, zal ik
trachten u in eene seiie brieven duidelijk
te maken.
II.
Kn nu dien ik wel eerst te vertellen hoe
ik er toe gekomen ben in het vervolg niet
meer zoo klakkeloos aan te nemen, wat
door Handelsblad en Nieuwe Rotterdam
sche Courant wordt opgedischt, en eens zelf
te onderzoeken en te bestudeeren, of wei
houdbaar is, wat door den liberalen Vrijhan
delaar wordt beweerd.
Dat kwam zóó. Ik woonde eene ver
gadering bij, waarin een der voornaamste
Rotterdammers ons er op wees, hoe Enge
land zich reeds met de tariefplannen van
Mr. Harte van Tecklenburg ging bemoeien,
en hoe de bekende en onbekende dieren
van liet Engelsche wapen (eene heele me
nagerie) al een dreigend gebrom lieten hooren
tegen den Nederlandschen Leeuw.
„Daar heb je 't all" dacht ik zoo bij
mezelf, „een oorlog met Engeland in het
vooruitzicht
Naast me zat een stevige, breedgebouwde
heer, met een goedig, joviaal gezicht. Hij
had al eens, al luisterend naar den redenaar,
geglimlacht, en ik dacht al „die schijnt er
meer van te weten."
Toen ik dan ook hoorde van die En
gelsche belangstelling in de Nederlandsche
invoerrechten, die immers, zoo beweren de
vrijhandelaars, (p den Nederlandschen werk
man zullen drukken, keek ik hem eens aan.
„Het zou toch erg wezen zei ik zoo
tegen hem, „als de mindere man eerst ruim
negen millioen meer belasting zal moeten
betalen, en er dan nog met Eugelaud on-
eenigheid komt
„Het zal w?l zoo'n vaart Diet loopen,"
gaf hij lachend ten antwoord, en toen ver
volgde hij meer ernstig maar begrijpt u
niet, dat u zichzelf tegenspreekt Wanneer
werkelijk de meerdere invoerrechten, die
geheven zullen worden, door de menschen
in Nederland, meerderen en minderen man
samen, d. i. door het Nederlandsche volk
zouden worden opgebracht, zou Engeland er
dan niet volkomen onverschillig onder blijven?
Of heeft Albion er zich mede bemoeid, dat
hier, ook van den minderen ma personeel
belasting wordt geheven, dat de gemeente
Rotterdam beslag legt op het weekloon om
de achterstallige gemeentebelasting van drie
jaren in te vorderen, zoodat moeder de
vrouw, om de volgende week van te koken,
bclastingk witanties in plaats van weekloon
krijgt Immers neen. Wanneer Engeland
zuur kijkt, nu wij, evenals alle andere
lijken van het vasteland, niet zooals men
het wel voorstelt, invoerrechten gaan
heffen, dat doen w ij reeds lang,
maar meer stelselmatig invoerrech
ten gaan h flèn zoodat deze niet alleen der
schatkist maar tevens der industrie ten goede
komen, dan is dat, omdat het begrijpt, dit
voortaan een gedeelte van de winst, die
men nu van de Nederlanders plukt, voortaan
aan de Nederlandsche schatkist ten goede
zal komen, bf beter nog, dat men op de
Nederlandsche markt zal worden verdrongen
door Nederlandsch fabrikaat, zoodat in Ne
derland meer werk zal zijn, en niet meer
hondeiden, neen duizenden, werklieden, dó&r
tevergeefs om weik hebben te vragen, om
dat in Engeland het loon wordt verdiend,
dat hier aan den Nederlandschen werkman
wordt onttrokken
Ik had geen tijd om verder te vragen,
want er trad weer een andere mijnheer als
spreker op en die had het over een In- en
Uitvoer argument, zooals hij het noemde, en
dat hierop zon neerkomen, dathoe meer
goederen vrij van rechten werden ingevoerd,
hoe meer er ook hier te lande zouden worden
geproduceerd en uitgevoerdMaar ik heb er
niet veel van begrepen. Tersluiks keek ik
eens naar mijn stevigen buurman. Die
haalde de schouders even op en mompelde
iets van „ouwe koek" en „katheder-wijs
heid."
Ten slotte betrad een derde heer het
podium. Ik kende hem wel, hij is lid van
een groote firma in koloniale waren, en
verdient daardoor veel geld.
Deze wets er op, hoe de Regeering het
invoerrecht op sucade en snippers wil ver-
hoogen, en hoe daardoor de koek duurder
zal worden, zoodot de arme werkman de
snee koek, die hij bij zijn boterham krijgt,
al weer duurder zal moeten betalen
„Zie", zei ik in inezell, dat vind ik nu
eens mooi Al die heeren, die graag ka
merlid willen worden, hebben het altijd druk
over den „armen" werkman. Maar hier
praat nu eens een handelsman, een man
van het practische leven, een man v».n za
ken, die geen enkel „baantje" voor zich
zelf begeert, en die trekt zich het lot van
den werkman aan dat treft me."
En toen hij geëindigd had, klapten met
de „heeren" vele werklui in de handen, en
ik ook.
Mijn dikke buurman deed niets. Had
hij bij de beide vorige sprekers ietwat
spottend geglimlacht, nu keek hij werkelijk
boo9, en toen wij den spreker toejuichten,
hoorde ik hem mompelen „ezels*.
Nu, dat trok ik mij aan. „Kijk eens,
meneer", zei ik, „dat je nu voor den werk
man niets gevoelt, moet je zelf weten, maar
dat geeft je nog geen recht, ons voor ezels
uit te schelden, omdat wij in ons handen
klappen voor iemand, die zooals duidelijk
blijkt, er reel voor voelt."
Mijn buurman keek mij aan met een
vriendelijken glimlach. Zijn booze bui was
blijkbaar al weer over.
„Mijn goeie man," zei hij vriendelijk,
terwijl hij z'n hand vertrouwelijk op miin
schouder lei, neem me niet kwalijk maar ik
dacht dat je meer verstand hadt."
Nu, kwalijk nemen deed ik het niet, hij
sprak daarover op veel te vertrouwelijke»
toon, maar vleiend vinden kon ik 't toch
evenmin, en dat scheen hij wel aan m'n
gezicht te zien.
„Kijk eens," zei hij, „die mijnheer, die
het laatste sprak, levert veel succade aan
de koekfabrikanten hier tc lande. Wij
hebben in Nederland een zeer belangrijke
koekindustrie. Die is ontstaan doordat op
den koek, die van het buitenland werd inge
voerd, een invoerrecht verschuldigd is van
f25.per 100 kilogramdus van een
kwartje per K G. of plm 1001 Dank zij
dit exorbitant hooge invoerrecht eet de
Nederlander in Nederland gefabriceerden
koek waaraan dus de iVedcrfandsche bakkers
knecht zijn loon verdient. Die koekindustrie
heeft zich zelf dermate ontwikkeld, dat,
terwijl in 1901 aan „koek- banket-, suiker
en p»steibakkerswcrk" lot verbruik is inge
voerd voor eene waarde van f 456 000
Nederlandsche koek naar buitenslands i< uitge
voerd voor eene waarde van /19225.000!
„Begrijp nu eens goed," vervolgde hij wanneer
die mijnheer van de succade werkelijk
oprecht was in zijn liefde oor den werkman
dan had hij immers niet alleen moeten af
keuren de kleine voorgestelde verhooging op
snippers, maar had hij moeten voorstellen af
te schaffen het door de Vrijhandelsgeziode
meerderheid der Kamers in 1877 gehand
haafde zeer beschermende recht van plm.
100% der waarde op koek? Maar dat deed
hij niet Eu waarom niet Omdat dan
de koekindustrie hier te landen verloopen
zou, want de „arme" werkman zou buitenland-
sche koek gaan eten, en dan zou de leve
rantie van succade aan Nederlandsche koek
fabrikanten voor hem vervallen, en dat zou
zijn nadeel zijn
Is het wonder, lezer, dat ik eeu oogen-
blik versteld stond. Ik moest eerst een»
rustig mijne gedachten verzamelen.
„Maar" zei ik ten slotte, „hoe kon dat
Nederland is toch een vrijhandelstaat, ja ik
meen zelfs de vrijhandelstaat bij uitnemend
heid. Hoe kunnen dan daarin invoerrechten
geheven worden van pl. ra. 100 der
waarde
Eu dan ten tweede, wanneer koek in
Nederland belast is met omstreeks 100%
dat is de volle waarde aan belasting, en
desniettegenstaande tegenover een invoer
voor een waarde van t 456.000 een uitvoer
staat voor een waarde van t 19.225.000.
hoe kan dan die tweede mijnheer van daar
straks beweren, dat door vrijen invoer den
uitvoer bevorderd wordt
En ten derde", want nu schoot mij nog
dat Engelsche argument te berde, „wanneer
Engeland, of in het algemeen hel buiten
land, bij het voorgesteld tarief het loodje
legt, hoe kan men dan beweren, dat de
werkman de kosten zal moeten dragen en
alles, alles voor hem duurder zal worden
van zijne klompen tot zijn pet?"
Mijn buurman had mij laten uitpraten,
„Wel" zei hij nu „Nederland is geen
vrijhandelstaat, en is het nooit geweest; de
vrije iuvoer bevordert den uitvoer niet, dat
bewijst reeds onze korkge»chiedeni», en voor
den werkman zullen noch de klompen, noch
de pet, noch wat daartusschen ligt, duurder
wordener zal daarentegen meer werk
komen, de aanvraag naar werklieden zal
stijgen en dus in dezelfde mate het loon".
„Maar" riep ik uit, „dan zijn al die
heeren bedr
Mijn buurman viel mij in de rede. „Be
driegers, wilt u zeggen", zei hij, en hij keek
zeer ernstig, „neen, dat niet. Maar jaren
lang heeft, wat zij nog verkondigen, als
onomstootelijte waarheid gegolden, en ieder,
die het niet met hen eens was, gold voor
een domkop of een schurk En dan, er komt
nog iets bij; de partijpolitiek n.m.l. Omdat,
wat thans geboden wordt, komt uit de hand
van tegenstanders op staatkundig gebied,
zoeken zij het te bestrijden, en wordt de
nuchtere, vraag, wat in de tegenwoordige
omstandigheden het materieel welzijn van
ons volk eisoht, ondergeschikt gemaakt aan
eene andere, nml, deze, hoe kan men deze
Regeering het beste bestrijden tn liefst van
het kussen stooten Men is niet objectief 1"
„Dat laatste woord begrijp ik niet best",
gaf ik ten antwoord, „maar dit zie ik toch
wel in, dat aan deze kwestie, net als aan
een w rst, twee eindm zijn, en dat ik mis
schien wel het verkeerde eind te pakken
heb gehad. Ik zou graag ook eens aan 't
andere proeven
„Dat kan wel gevbnden worden," zei mijn