(11
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
TE Uil1 TE mm
Het Ministerie.
AN TOON TIELEN,
BEDRIEGERS BEDROGEN
Uitgever:
Winkeliers, die U andere zeepsoorten
LET DUS OP HET WOORD „SUNLIGHT"
OP IEDER STUK ZEEP.
FEVILLETOX
IN DE HANDEN STOPPEN, ALS U Sl)NLIGHT=
ZEEP VRAAGT, BEDRIEGEN ZICHZELF, WANT
ZIJ VERLIEZEN HUN DEBIET, U WENSCHT DE
ZOO GUNSTIG BEKENDE SUNLIGHT.
DE EENIGE BESTE ZEEP, GEEN ANDERE.
Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advkrtentibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciple zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Zooals wij Maandag per bulletin bekend
maakten, is het nieuwe ministerie samenge
steld als volgt
Mr. VAN RAALTE Kamerlid Rotterdam
minister van Justitie.
Jlir. Mr. VAN TETS gezant te Berlijn,
minister van Buitealandsche Zaken.
Kapitein-luitenant ter zee W. J. COHEN
STUART Mnriue.
Generaal-majoor H. P. STAAL, sous-ehef
van den generalen staf, Oorlog.
Mr. P. RINK, lid der Tweede Kamer,
Binnenlandsche Zakeu.
Mr. D. FOOK, lid der Tweede Kamer
en Gedeputeerde Staten vau Zuidholland,
Koloniën.
Mr. Th. H. DE MEESTER, Financiën.
Vermoedelijk tijdelijk voorzitter van den
ministerraad.
Prof. KRA.US, te Delft, Waterstaat, en
voor het nieuwe departement van Nijverheid
en Arbeid, zal later optreden Mr. J. D.
VEEG ENS.
Omtrent de benoemde ministers meldt men
in de liberale N. Rott. Ct.
De minister van buitenlandsche zaken jhr.
van Tets, was vroeger chef van het kabinet
van den minister van buitenlandsche zaken,
gezantschapsraad te Berlijn, gezant te Con-
itantinopel en later, tot heden, gezant bij
het Duitsche Keizerrijk.
De heer an Tets zal de vrij-liberale rich
ting in het kabinet vertegenwoordigen.
Mr. E. E. van Raalte is algemeen bekend
Heldenroman van HENRYK SIENKIEWICZ
voor De Echo van het Zuidenvertaald
door II
DERDE BOEK.
(79)
HOOFDSTUK VIII
Men verwachtte, dat de Tartaren weldra
zouden verschijnen. Aan wieu zou men de
verdediging toevertrouwen Niemand kou
op dese vraag antwoorden, want overal
heerschte wanorde. Ieder oogenblik bracht
nieuwe angst. Herhaaldelijk weerklonken
de kreten//de Tartaren de Tartaren
De torenklokken luidden, een menigte
vrouwen en kinderen verdrong zich aan de
voeten van het altaar, waar het allerheiligste
dag en nacht uitgesteld bleef.
Krétuski en zijn détachement konden zich
nauwelijks een weg banen door eene opeen-
hooping van paarden, wagens, losse regi
menten en vereenigingen van burgers, onder
hunne vaandels geschaard. Aller oogen
waren gevestigd op die kleine troep, welke
fier in slagorde voorttrok. Men dacht aan
een versterking, welke de bedreigde stad
was toegezonden. Men verdrong zich om
Krétuski en kuste zijne stijgbeugels. De
soldaten, die de uniform der troepen van
den hertog herkenden, juichten*Leven
de mannen van Wisniowieski 1 Leve hertog
Yaréina
Aan den anderen kant kwam een deta
chement dragonders onder aanvoering van
een officier de straat in. De soldaten dreven
als scherpzinnig jurist. In Ï864 te Leiden
tot doctor in de rechtswetenschap gepromo
veerd, vestigde hij zich te Rotterdam als
advocaat en werd in 1873 tot rijksadvocaat
benoemd. Verscheidene jaren was hij wet
houder van de stad zijner inwoning. In
1897 werd hij lid der Tweede Kamer. Als
zoodanig was hij herhaaldelijk in de gelegen
heid blijk te geven van zijn kunde op het
gebied der rechtswetenschap. Aan zijn ini
tiatief was ook te danken de kortelings in
gevoerde wijziging van de regeling van het
getuigenverhoor in burgerlijke zaken, met
het doel om het ideaal der rechtspleging
snel en goedkoop recht", we-r een stapje
naderbij Ie komen. Ook op het gebied der
opleiding onzer consulaire ambten-ren wer
den de degelijke adviezen van den lieer van
Raaite in de Kamer steeds zeer op prijs
gesteld.
De heer van Raaite behooit tot de vrij
zinnig-democratische richting.
Mr. P. Rink oelende na zijn promotie
aan de Utrechlsche Hoogeschool onafgebro
ken in zijn vaderstad Tiel de rechtspraktijk
uit en staat in den lande bekend als een
der meest bekwame en welsprekende advo
caten. Hij is sedert 1891 lid van de Tweede
Kamer voor Arnhem.
Mr. Rink heeft zich geschaard onder de
banier der Liberale Unie en is een over
tuigd voorstander vsn een blanco-artikel in
zake het kiesrecht.
De heer Cohen Stuart, eerst onlangs (in
Mei jl tot kapitein ter zee benoemd, staat
bekend als eeu kundig zeeofficier, die
speciaal werkzaam was bij de opleiding tot
de menigte ter zijdede officier riep
//Plaats! Plaats 1» Met den platten kant
van zijn sabel sloeg bij hen, die niet gauw
genoeg ruimte maakten.
Krétuski herkende Ruchel.
De jonge officier groette zijne makkers
hartelijk.
God God I in welke tijden leven wij
zei hij.
De hertog P vroeg Krétuski.
Hij was zeer ongerust, dat hij u niet
terug zag kernen. Hij heeft zijn intrek
genomen in het klooster der Bernardijnen.
Ik ben uitgestuurd om wat orde te brengen
in de stad. Maar laat ons naar de kerk
gaan, daar vergadert de krijgsraad.
In de kerk
Ja ddér zal de hertog met het op -
perbevel worden bekleed de troepen hebben
verklaard, dat zij de stad niet verdedigen,
als men hun een anderen aanvoerder geeft.
De twee detachementen trokken nu sa
men verder. Jan ondervroeg Kuchel. Wet
gebeurde er te Léopol Was het een uit
gemaakte zaak, dat de stad zou verdedigd
worden
De krijgsraad moet aanstonds eene
beslissing nemen aangaande de verdediging
der stad. De burgers willen zich tot den
dood toe verdedigen. Wat een tijd De
burgerij toont meer moed dan de adel en
de soldaten.
En de Koninklijken? Wat is daarmee
gebeuld? Zijn ze hier? En zullen zij zich
niet verzetten tegen de benoeming van
Zijne Hoogheid
Als de hertog er zich zelf maar niet
tegen verzet O men had hem bijtijds liet
opperbevel moeten geven nu is het te laat.
De Koninklijken durven zich niet meer te
vertoonen. Prins Dominicus heeft den
nacht doorgebracht in het aartsbisschoppelijk
zeeofficier en van het zeevolk. Hij werd in
1857 geboren en trad in 1873 in den zee
dienst.
In zijn loopbaan als zeeofficier was hij o. a.
gedurende eenige jaren belast met het geven
van on dei wijs in de stoomwerktuigkunde en
liet hydrographisch teekenen aan het Kon.
Marine Instituut. In later jaren was hij ook
eenigen tijd gedetacheerd aan het departe
ment van marine in Indië, als chef der Vle
afdeeling.
Laatstelijk was hij commandant van het
opleidingsschip Nautilus, nadat hij te voren
het bevel had gevoerd over Hr. Ms. loge-
uientschip Buffel. Met de belangen van het
personeel der zeemacht is hij dus goed bekend.
Hij is een man van liberale begin
selen.
Mr. de Meester is geruimen tijd werk
zaam geweest in de gemeente-administratie,
o. a. als secretaris der gemeente Groningen.
Uit die betrekking werd hij geroepen tot
het ambt van administrateur der generale
Thesaurie bij het departement van financiën,
en na dit eenige jaren te hebben vervuld,
werd hij benoemd tot vice-president van den
Raad van Ned.-Indië, in welk hoog kolo
niaal ambt hij bestendigd werd tijdens zijn
verlof hier te lande, dat juist in het laatst
dezer maand zou ten einde loopen.
Generaal-majoor Staal in overeenstemming
met zijn militair-wetenschappelijke ontwik
keling, zijn officiersloopbaan grootendeels
doorgebracht bij den generalen staf van het
leger. Na in 1879 als le-luitenant bij de
krijgsschool gedetacheerd te zijn geweest tot
het volgen van de hoogere opleiding, werd
hij dadelijk werkzaam gesteld onder de be
velen van den chef van den generalen staf.
In 1883 bij den troep teruggekeerd als
kapitein bij het 2e regt. inf., werd hij we
derom gedetacheerd bij het departement van
oorlog en in zijn rang overgeplaatst bij den
generalen staf.
In 1892, na ontheffing van die functie,
overgeplaatst bij het regiment grenadiers en
jagers, werd de kapiiein in 1893 benoemd
tot majoor bij het 6e re^t. infanterie, maar
2 jaar later keerde hij weer terug bij den
generalen staf, verwierf in 1896 den rang
van luit.-kolonel bij dat dienstvak en was
als zoodanig gedurende bijna 4 jaren werk
zaam als directeur der Hoogere Krijgsschool.
In 1900 werd hem als kolonel der in
fanterie het commando opgedragen van het
paleis en is toen vertrokken daar heeft hij
goed aan gedaan. Gij kunt niet gelooven,
hoe verbitterd de soldaten op hem zijn.
Wat een rampen Dankt God, dat gij niet
te Pilawice waart 1
En uw divisie
Die bestaat niet meerWurcel is
dood de oude Zawila is verdwenen als een
steen onder water. God geve, dat hij Liet
omgekomen is
Hoeveel soldaten zijn hier
Hun aantal is grootmaar wat zijn
het voor soldaten alleen de hertog zou in
staat zijn, er een weinig orde onder te
brengen en hun nieuwen moed te geven.
Zwijgend reden zij verder, luisterend naar
het lawaai en het rumoer. Op den hoek
eener straat trof hun een vreeselijk schouw
spel een man, die van spionnage werd
verdacht, werd door het gepeupel ia stukken
gescheurd.
Onophoudelijk luidden de klokken.
Zullen de Barbaarsche horden weldra
hier zijn vroeg Zagloha.
Wie weet? Vandaag misschien. De
stad kan het niet lang uithouden. Zonder
de Tartaren mede te tellen, is Chmielnipki
uiet tweehonderd duizend paarden in aan
tocht.
Zij waren aan de St. Bernardskerk geko
men. Door de openstaande portaaldeur was
het schip zichtbaar, badend in licht. Eene
dichte menigte verdrong zich op het voor
plein. Paar stonden hellebardiers, die alleen
waardigheidsbekleeders en hoogere officieren
binnen lieten.
Krétuski liet zijne manschappen in eene
dubbele haag opstellen.
Laat ons binnengaan, zei Kuchel, de
helft der Republiek is in deze Kerk.
Kuchel overdreef niet. Daar bevonden
zich palatijnen, kolonels, generaals, vreemde
le reg. infanterie, maar twee jaren later ziet
men kolonel Staal weer terug bij den gene
ralen staf, toen als sous-chef, in welke be
trekking hij 24 April 1903 tot generaal-
majoor bevorderd werd.
In zake de legerorganisatie stemmen zijne
denkbeelden het meest overeen met het
stelsel van zijn atnbtsvoorgang, rs, de gene
raals Eland en Kool, als het ware de men
tors van den nieuwen minister van oorlog,
wiens jong uiterlijk zeker niet den 60-jarigen
leeftijd verriedt, dien hij dit jsar bereikt
Prof. Kraus heeft zijne sporen verdiend
op liet gebied der techniek, speciaal der
waterbouwkunde. Door hem zijn ve e groolsclie
havenwerken in het buitenland ontworpen,
met name voor de republiek Chili, van welk
land hij consul generaal is. Een zeer belang
rijke beschrijving van die havenwerken ver
scheen nog kortelingi van zijn hand.
Ook maakte prof. Kraus zich zeer ver-
dienslelijk ten opzichte van Nederlandsch
Indië, toen hij, deel uitmakende van de
commissie voor de werken in de Solovallei,
zich naar Java begif, ten einde den toestand
ter plaatse op te nemen om met volledige
kennis van sakea omtrent de voortzetting
dier werken te kunnen adviseeren.
Door dit bezoek aan Oost-Java werd hij
tevens in de gelegenheid gesteld een belang
rijk advies uit te brengen omtrent de ver
betering der havenwerken te Soerabaja.
Zijn doorwrochte kennis op het terrein
der ingenieurswerkzaamheden deed hem onder
de hoogleeraren der Polytechnische School
te Delft de aangewezen man zijn, om na
den dood van den hoogleeraar-directcur dier
instelling J. M. Telders, in 1901 als diens
opvolger op te treden.
In de voorbereiding van den overgang
der Polytechnische School tot een Technische
Hoogeschool is door htm een belangrijk
aandeel genomen hij heeft een conceptont
werp van wet daartoe bewerktzoodat deze
belangrijke gebeurtenis voor een goed deel
aan zijn werkzaamheid en voorlichting te
danken is.
Mr. D. Pock ging na zijn studiën in de
rechten en staatswetenschappen te Leiden,
naar Indië.
Van Aug. 1880Jan. 1881 was hij ad
vocaat te Semarang, vestigde zich daarna te
Batavia tot Maart 1898, waarop hij naar
Europa terugkeerde. In Aug. 1899 vestigde
hij zich als advocaat te Rotterdam met het
officieren in dienst der Republiek, de gees
telijkheid, de adel, de dekens der stad, met
Grozwayer, de burgemeester, aan hun hoofd.
De hoogwaardigheidsbekleedera hadden plaats
genomen in het priesterkoor bij het hoofd
altaar, zoodat iedereen hen zien kon, hertog
Wisniowii $ki, de Hofmaarschalk, welke één
der twee generaals van de koninklijke legers
was, de palatijn van Kiew, Wesel en Ar-
chichewski, de bevelhebber der artillerie en
vele anderen. Men beraadslaagde haastig,
koortsig De redenaars stondon op hun
banken en smeekten de officieren, de stad
uiet over te laten aan de Tartaarsche horden.
Wat ontbreekt er voor de verdediging De
stad heeft binnen hare muren een vastbe
sloten leger, dat slechts een opperbevelheb
ber noodig heeft 1" Bij deze woorden liep
een gemompel door de vergadering, dat
weldra overging in een luid geschreeuw.
Laat ons eterven En ous leveu ten
offer brengen Wij moeten de schaude van
onze rampspoeden uitwnschen en mei onze
borst het vaderland beschermen
De sabels gingen omhoog en flikkerden
in de duizenden vlammen der kaarsen. Maar
audeie stemmen verhieven zich
Stilte Wij moeten bedaard beraad
slagen De overgaaf of de verdediging''
De verdedigii g De verdediging
Eu het geroep vau duizend monden weer
klonk langs de gewelven.
De verdediging 1 Maar wie zal onze
aanvoerder zijn
Wie de aanvoerder zal zijn Hertog
Yaréma... hij is de redder, de held Liat
hem de stad verdedigen eu de Republiek
redden Hem komt de hetmaustaf toe 1 Vivat
Vivat
Het klonk als een donderslag, die de
muren deed dreunen en de ruiten rinkelen.
Leve hertog Yaréma Leve hertog
doel speciaal voor Indische zaken werkzaam
te ziju. In Oct. 1900 werd hij lid van de
Prov. Siaten voor Rntteidam ill, in Juni
1901 lid van de Tweede Kamer voor Rot
terdam I, verder lid van den gemeenteraad,
terwijl hij dit jaar ter vervanging van uir.
G. J. Goekoop gekozen werd tot lid van
Ged. Staten van Zuid-Holland.
Mr, Veegens was na zijn promotie eerst
advocaat, daarna eenigen tijd werkzaam iu
de journalistiek als Kamer-overzichtschrijver
van Het Vaderland, werd later als opvolger
van zijn vader, griffier van de Tweede Ka
mer, in welke functie hij zich onderscheidde
door zijn heldere afdelingsverslagen. Hij
legde liet griffiersambt neer, toen hij tot lid
dier Kamer verkozen werd.
Na zijn aftreden wijdde hij zich weer
uitsluitend aan de rechts, raktijk. Een zwa-
ren arbeid verrichtte hij in 1903, door als
voorzitter van de enquête-commissie in zake
de spoorwegtoestanden alle verbooren van die
staatscommissie te leiden en het belangrijkste
aandeel te nemen in de samenstelling van
het rapport door dat college uitgebracht.
Een der resultaten van dat werk was zijne
benoeming tot lid *an den Raad van Toe
zicht op de Spoorwegdiensten, al hoedanig
hij rich in 't bijzonder bezig hield met de
regeling der arheids- en rusttijden van het
personeel.
Het kabinet is er dus, bekwame menschen
tellen we er onder, de richting liberaal met
eene flinke zwenkiug naar de meer geavan
ceerde richting; want zeer zeker als de
meest krachtige persoonlijkheid treffen we
Mr. Veegens, vrijzinnig-democraat aan, een
stoer weiker, een man die op sociaalgehied
nog al wat zal kunnen doen, zoo hij wat
water iu den wijn kan doen, welke kunst
hij tot dusverre uiot verstond. Van ltaalte,
die graag e'g vooruitstrevend voor den dag
komt, zal naar wij vreezeu, slap tegenover
de socialsten staan.
Ook Fock en Rink, we verwachten het
zijn mannen, die werken willen en kunnen,
maar de Meester heeft de nioeielijkste positie,
het geheele land ziet uit naar de dubbeltjes
kwestie en we zijn den ook zeer benieuwd
wat de troonrede in September over 't geheel,
maar vooral op dit gebied zal brengen. Laat
ons tot zoolang dus met verdere beschou
wingen geduld hebben.
Yaréina 1 Vivat Hij zal overwinnen I
Te midden van eene doodsche stilte stond
de hertog op...
Mijreh'eren, zoo begon hij met een
stem zoo krachtig, dat ieder zijner woorden
doordrong tot de laatste rij, toen de Kim-
bren en Teutonen de Romeinsche Republiek
met den ondergang dreigden, wilde geen
enkele burger het consulaat op zich ueraeu...
totdat eindelijk Marius zich opofferde aan
het algemeen belang. Maar Marius kon met
recht deze waardigheid bekleeden, omdat er
geen cousuls door den Staat waren aange
wezen. Ik voor mij kan het opperbevel
niet aannemen zouder in strijd te komen
met mijn laud, met den Senaat en de wet
telijke macht. Hij, aan wien de Republiek
den hetmanstaf heeft toevertrouwd, bevindt
zich onder ons, het is de Hofmaarschalk
Nauwelijks had de hertog dien naam uit
gesproken, of een storm van verontwaardi
ging brak Ls woeste kreten weerklonken
de sabels kletterden de menigte huilde
z/Dood aan hem I PereatDe bedreigingen
verdubbelden: „Pereat! Pereat De maar
schalk stond op uit zijn zetel, bleek van
ontroering, terwijl achter uit de kerk drei
gende gedaanten het priesterkoor en het
altaar naderden. Reeds weerklonk het on
heilspellend geschreeuw Lever hem aan
one over!... Waar is hij?* Toen sto'd de
hertog wederom op en strekte den rechter
arm uil. Langzamerhand we;d het stil.
De ongelukkige maarschalk stamelde en
trachtte snikkend aan hel woord te komen.
Het geschreeuw begon op nieuw, maar
toen verhief zich de palatijn van Kieuw, eu
gaf een teeken, dat hij wilde spreken
(Wordt vervolgd.)