ummer
Zondag 14 Januari 1906,
29e Jaargang,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
"bekendmaking
ie vim ëi\ te mm,
AKTOON ÏIELES,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen.
I'EUILLBTOX.
Het Damocleszwaard
boven Europa.
1 T G B V E K
g-'juTZ^^Kais«tew^yf» y,:vr-
le Echo v
Wiiahvijksclst en Langstraatsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e in e n t s p r ij s per 8 maanden f 0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advkrtkntibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 e,ent per regel
Nationale Militie.
OnthefliHg van werkclijken dienst voor
geestelijken enz.
Burgemeester en Wethouders dar gemeente
Waalwijk brengen Ier kennis van hen die alhier
voor de Militie werden ingeschreven en die in
gevolge art. 113 le sinsnede der Militiewet 1901
op hunne aanvrage telkens voor een jaar of min
der, ontheffing van werkclijken dicn9t kunnen
erlangen
Da», de aan H. M. da de Koningin te richten
aanvrage om ontheffing van den werkeüiken
dienst door den belanghebbende eigenhandig
onderteekend. met het vercischte bewijs'uk be
doeld bij artikel 85 van het Koninklijk besluit
van 2 December 1901, Stbl. No. 230. moet wor
den ingeleverd bij den Burgein. ester dezer ge
meente en wel
le. in do laatste tien dagen van Junuaii door
hem die anders in Mi art ter volledige oe
fening moet worden ingelijfd, en in de
laatste tien dagen van Maart door hem die
anders tusschen 15 Mei en 15 Juni voor
korte oefening moet worden ingelijld
2e. door hem die op een ander tijdstip tot
inlijving bij de militie moet worden af
geleverd. binnen tien dngen na de dagtee-
kening var, den oproei ingsbricf
3e. door hem die opnieuw van den werkelijken
dienst wenscht ontheven te worden, in de
laatste tien dagen der maand op één ra
voorafgaande aan de maand waarin de duur
van de verleende of laatstelijk verleende
ontheffing eindigt
4e. door den ingelijfde bij dn Militie die voor
het eerst voor ontheffing in aanmerking
wenscht te komen, zoodra hij meerit op
ontheffi 'g aanspraak te kunnen maken.
Het overgelegd bewijsstuk mag niet vroeger
zijn afgegeven dan tien dogen voor de inlevermg
bij 1en Burgemeester, terwijl de daarop gestelde
haudteekeningen moeten zijn gewaarmerkt door
den burgemeester der gemeente waar de afgifte
is geschied.
Volgens art. 90 van van het Koninklijk besluit
van 2 December 1901 (Staat'bl. No. 230) aioet
O. a hij, wien tijdelijk ontheffing van den wer
kelijken dienst is verleend, zich op den oag.
volgende op dien, waarop de tijd van de onthef
fing is verstreken, bij het korps of aan boord,
naar gelang hij bij de militie te land of bij de
Zee militie is ingelijfd, aanmelden.
Mochten bizondcre ounst ndigheden oorzaak
zijn, dat de beschikking op «ene aanvrage om
vernieuwde ontheffing van dienst niet b»kend is,
tegen het tijdstip, waarop aan genoemd artikel
zou moeten worden voldaan, dan zou de belang
hebbende zich tot den Minister van Oorlog
tot dien van Marine zoo hij tot de Zeemilitie
Heldeuroman van HENRYK SIENKIEWICZ.
voor De Echo van het Zuiden, vertaald
door H
VI ERDE BOEK.
HOOFDSTUK VI.
(118)
De weg was nog lang en gevaarlijk maar
toen hij dacht aan die ontelbare horden die
achter hem lagen was het hem of geen
eukel gevaar meer dreigde. Dit bosch was
zeker een veilige weg, die voerde naar zijne
Koninklijke Majesteit.
En hij liep voort, ellendig, uitgehongerd,
nat, vol slijk eu bloedmaar met vreugde
in 't hart, met de zekerheid dat hij weldra
Zbaraz zou binnenkomen met het ontzet-
tiugs leger.
Gij zult niet lang meer te lijden
hebben, zeide hij, denkende aan zijne ka
meraden ik zal u den koning brengen
HOOFDSTUK VII
In de groote zaal van het kasteel van
Toporow beraadslaagden drie mannen rondom
tafel die door waskaarsen werd
behoort -- kunnen wenden ter bevordering dat
hem een tijdelijk verlof worde verleend ïu af
wachting van de beschikking op de aanvrage.
Waalwijk den 9 Januari 1906.
Burgemeester en Wethondors voornoemd
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris
F. W. VAN LIEMPT.
een
verlicht en wa»r plannen en kaarten hingen
en helmeu neet hooge pluimen, oorlogstro-
fe'ëa, sabeb met diamant bezet den wand
sierden, A*n 't hoofd der tafel op een ver
heven ziplaats zat een persoon van om
streeks veertig jaren, schraal, en van vrij
WONINGWET.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Wanlwijk herinneren den ingezetenen, dat het
krachtens de in werking getreden Woningwet
verboden is
le. zonder schriftelijke vergunning van Burge
meester cn Wethouder? een gebouw op te
richten of geheel of voor een gedeelte te
vernieuwen
2e. zonder schriftelijke vergunning van Burge
meester en Wethouders krachtens eenig zake
lijk recht tot woning in gebruik te nemen
of als eigenaar of in tenige andere hoedanig
heid tot woning in gebruik te geven een
gebouw of een gedeelte van een gebouw,
laatstelijk i-iel als woning gebezigd
3e. zonder schriftelijke vergunning van Burge
meester en Wethouders een ter tijdelijke
bewoning bestemde loods, keet, tent of soort
gelijke inrichting ter bewoning te bezigen.
Zij vestigen vetder de aandacht op het volgende
le. drie of meer meerderjarige ingezetenen cener
gemeente knnnen bij het Gemeentebestuur
een met redenen omkleed ongezegeld be
zwaarschrift indienen, betreffende een of meer
woningen, blijkens persoonlijk onderzoek,
hetzij wegens niet inachtneming der B>uw-
verordening, hetzij uit anderen hooide, on
geschikt Ier bew. ning zijn of waarbij het
aanbrengen van bepaaldelijk aangeduid: ver
beteringen noodzakelijk is
2e. een dergelijk bezwaarschrift kan worden
ingediend door het hoofd van een gezin of
een afzonderlijk le»end persoon, beireffVnde
de door hem bewoonde woning.
Waalwijk, 9 Januari 1906.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
II. (Slot.)
Zou ons land, indien de oorlog tus
schen Frankrijk en Duitschland uitbrak,
er zoo goed afkomen als in 70? Het
is natuurlijk moeilijk, hierop een positief
antwoord te geven, de hoogere politiek
is te veel sfinx, om er wiskundig
zekere gevolgtrekkingen uit op te ma
ken. Toch is in dezen wel iets te zeggen.
Volgen wij even de feiten.
In Augustus bracht een krachtige
Engelsch eskader bestaande uit reus-
-kleiu voorkomen, maar met een flink uiter
lijk. Hij droeg een pruik en zijn zwarte
snor was netjes omgekruld. Ondanks bet
voorkomen van afgematheid, onverschillig
heid en die weekheid die iu zijne bruine
oogen lag, gaven de vooruitstekende onderlip
en kin eeu uitdrukking van moed, kracht
eu voornaamheid. Dit aangezicht imponeer
de bij den eersten aanblik, zonder nu juist
mooi te zijn. Het was koning Jan Oasinier
Vasa, die sedert nog geen jaar zijn broeder
Ladislaus IV wa? opgevolgd.
Een weinig acnteruit, in de schaduw stond
Jerome Radiowski, klein, zwaarlijvig, on
verschillig, dik en hoogrood als een echte
hoveling.
In 'i front zat de derde persoon, met
zijn ellebogen op de tafel rustende, en de
kaarten voor hem bestudeerende, nu eu dan
zijn blik omhoog verheffende, ah om den
koning te ondervragen. Zijn uiterlijk teekende
geen majesteit marr toch meer waardigheid
dan dat van den koning zelf. De zorgrn
hadden diepe nnpels iu zijn aangezicht
gegrift, zonder daardoor de schoonheid te
verminderen. Hij had doordringende blauwe
oogen, een deftige bleeke kleur, de baard
op zijn Zweedsch geknipt, zijne haren om
hoog gekamd ei hij droeg een prachtvol
nationaal costuun, dal hem uitstekend
kleedde, dit w»s het Georges Ossolinski,
kanselier van den kroon, een aan alle hoven
gunstig bekend redenaar en diplomaat en
geweldige tegenstander Yaréma Wisnio-
wiepki.
Getergd door onrust droefgeestig, onzeker
hielden zij raad te Taporow, met slechts een
25''00 troepen om hen en zonder eene
enkele juiste aanwijzing men wist werke
lijk niet of de Khan iu persoon met al
zijne horden bij het kamp van Chmielnipki
was, ofwel of hij het voldoende had geacht
achtige zeekasteelen en bemand met
28000 koppen, een bezoek aan IJmui-
den.
Wat beteekende deze visite Bedoelde
zij alleen te zijn een beleefdheid tegen
over onze marine Maar waarom dan
zoo'n groot machtsvertoon Bovendien,
kan Engeland, na de onbarmhartige
critiek hier ten tijde van den boeren
oorlog uitgeoefend, wel zoo poes-vrien
delijk voor ons land gestemd zijn Ge-
loove het wie wil, maar wij niet. Neen,
hier moet iets meer achtergezeten heb
ben,
Zou dit vlootbezoek niet op de eerste
plaats eene demonstratie zijn geweest
tegen Duitschland O, zeker zij is later
ook wel naar Duitsche havens geweest,
doch dit moest wel voor den vorm.
Daarbij, men herinnere zich nog wel,
hoe hierover in dien tijd geschreven en
gedacht werd.
Maar bovenal, zou Engeland met dit
bezoek niet hebben willen zeggen
«Pas op, jullie, Hollanders! Helt bij
eventueele ernstige geschillen tusschen
ons en Duitschland of tusschen Frank
rijk en Duitschland niet over naar het
laatste, want zoo ge dit mocht wagen,
ziet hier dan onze ijzeren vuist.»
De lezer vergete in dit verband niet,
dat de Marokko-quastie reeds in Juni
scherp stond en 't vlootbezoek was in
de laatste helft van Augustus. Daarbij,
er is voor Engeland veel aangelegen,
dat Nederland, in geval van oorlog ter
zee tusschen Duitschland en Engeland
of tusschen Frankrijk en Duitschland,
zich niet aansluit bij Duitschland, want
ging ons land met Duitschland mede,
onze rijke koloniën waren voor Engeland
zoo niet geheel, dan zeker voor 't groot
ste gedeelte verloren en geloof maar
vrij, deze vette bout is voor het per
fide Albion in de toekomst veel waard
het zal tenminste alles inspannen in
dien het eenmaal komt tot verovering
van onze Oost door andere mogend
heden, dat het niet ten achteren staat.
Het is daarom, dat wij in dit bezoek
meer zien eene poging van Engeland,
om tot Nederland in nauwere betrek
king te komen dan een eenvoudige
beleefdheidsvisite. En wil die nauwere
betrekking niet al te goedschiks gaan,
alleen Tuhay-Bay te zenden, Jeau Casimier
leunde in zijn stoel en zeide, met de hand
op de haarten wijzeud
Dat geeft ons alles niets. Wij moeten
iemand zien te pakken, dien we oudervragen
kunnen.
Zeer zeker, antwoordde de kanselier.
De manschappen, die we op verken
ning zonden, zijn die al terug
-— Ja, sire, maar zij hebben niets ver
nomen.
Geen gevangenen
Eenige boeren, die absoluut niets
weten.
Alles was stil. De koning keek onafge
wend naar het flikkerende vlammetje, en
speelde met de toppen van zijne vingers op
de tafel.
Welken raad geeft gij mij vroeg bij.
Te wachten sire I antwoordde de kan
selier.
Twee gmote rimpels vertoonden zich op
liet voorhoofd van Jan Casimier.
Wachten Altijd wachten hernam
hij, en daarginder dan te Zbaraz, Wisnio-
wiecky en mijne generaals komen om van
honger eu ontmoediging.
Zij behoeven 't nog slechts eenigen
tijd uit te houden, zeide Radiowski met
ongeduld.
Gij deed beter te zwijgen
Sire, ik weet een middel.
Wat dan
Een parlementair naar Chmielnigki
zenden. Als hij terug is, weet Uwe Majes
teit ten minste of de Khan ook erbij is of
niet.
Onmogelijk, zeide de koningthans,
nu wij Chmielni9ky als een verrader, a's
een ontrouwt* hebben uitgeroepen en in «ija
plaats Zabiuski de waardigheid van hetuian
hebben gegeven, is het on* niet mogelijk
wel nu clan maar met vrees-aanjaging.
Dit over het vlootbezoek en de houding
van Engeland, den tegenwoordigen
vriend van Frankrijk, tegenover ons
land.
Nu een ander gezichtspunt
Dezer dagen had het vrijz-democra-
tische blad «Land en Volk» een eigen
aardig entrefilet in verband met den
huldigen ernstigen politieken toestand.
Dit blad deelde n 1. niets minder mede
dan dat de vorige regeering van eene
zekere zijde eene officieuze mededeeling
had ontvangen, waarin haar de tijding
gewerd, dat ons land, ingeval van oor
log tusschen Frankrijk en Duitschland,
bezet zou worden door vijandelijke
troepen. Het voegde hieraan toe een
niet vriendelijke terechtwijzing aan het
adres der afgetreden regeering, wijl
deze n.l. verzuimd had, dit aan de Sta-
ten-generaal mede te deelen. Wat is
hiervan waar Het sensationeele bericht
is noch bevestigd noch tegengesproken.
Mocht het echter slechts een glimp van
waarheid bevatten, dan is het hoogst
gewichtig, en in deze dagen van span
ning zeer zeker veelzeggend. Het zou
er dan hier zeker geheel anders uitzien
dan in 70. Toen toch wisten wij onze
neutraliteit te handhaven, al werd dan
ook gefluisterd dat wijlen Z. M. Willem
III met eene oorlogsverklaring aan
Duitschland in den zak liep. Gelukkig
kwamen wij er zonder kleerscheuren af.
De toestanden zijn echter veranderd.
Getuige de in buitenlandsche bladen
herhaaldelijk uitgesproken meening, dat
wij thans reeds onder Duitschen invloed
staan. Zoo las men b. v. eenigen tijd
geleden in de »National Review", dat
de Postal Union (de Postunie) de eerste
stap hiertoe isde Customs-union (de
tolunie) zou de tweede zijn en de Na
val convention (scheepvaartunie) de derde.
Men ziet, dat men in 't buitenland ook
nog wel phantaseeren kan, toch zijn
deze uitingen teekenend. Men tracht ons
in eene zekere richting te drijven. Wij
voor ons zouden echter in geen geval
nauwere aansluiting met Duitschland
wenschen. Niet alleen, dat wij dan van
zelf in een eventueelen oorlog betrokken
waren, maar ook, wee onze arme kolo
niën. Immers, Duitschland tot 1884 niets
met hem in onderhandeling te treden
De koning kon dan een parle
mentair aan den Khan zenden.
Jean Casimir wierp den kanselier een
ondervragende» blik toe; deze richtte zijne
diep blauwe oogen op hem en zei na een
oogenblik van nadenken
De raad zou goed zijn, als Chmiel-
nicki den parlementair niet moest bewaken.
Wij komen toch niet tot een gunstige
beslissing. Dat men sein geven tot opstij
gen 1 Wij zullen den belegerden zelf hulp
gaan brengen. De wil des hemels geschiedde.
Wij zullen ons terplaatse zelf van de tegen
woordigheid of aanwezigheid van den czaar
gaan overtuigen,
De kanselier kende den ontembaren moed
van den prins, zijne koppigheid in 't vol
voeren zijner eigen plannen. Maar hoewel
hij daarom volkomen met de beslissing van
Zijne Majesteit instemde, hij maande toch
tot voorzichtigheid aan. Men zou het toch
tot morgen of ove-morgen kunnen uitstellen
en in dien tijd kwamen misschien nieuwe
versterkingen of eeu of ander nieuws, lederen
dag zou de krachten der kozakken vermin
deren, ontmoedigd als zij waren door de
onder Zbaraz geleden nederlagen en door
de aangekondigde nadering van het konink
lijke leger. Een enkele straal van de
majesteit van den kroon zal den opstand
doen wegkwijneD, evenals de sneeuw weg
smelt onder de zon. De koning draagt in
zich het heil der republiek, het is hem ver
boden, om reden zijne groote verantwoorde
lijkheid voor God en de menschel', om zijn
voornaam persoon te wagen.
Doet wat Gij goed vindt, besloot Jan
Casimier.
Er heerschte opnieuw stilte. Door d?
vensters viel het licht der maan binnen, als
willende het roode licht der kaarsen over-
van koloniën willende weten, is na dien
tijd geheel anders gestemd. Met de po
litiek van interventie, thans door Duitsch
land toegepast en waarin dan ook wij
zouden betrokken worden, gaat gepaard
een wel beraamd plan van het vestigen
en uitbreiden van koloniën. Vóór 1884
heette het veroveren van koloniën het
leven van een Pommerschen grenadier
niet waard- En nu men denke aan
de Herero's, aan den Duitschen Atjeh-
krijg. Welnu, met deze neiging van
Duitschland voor oogen ligt het voor de
hand, dat de koloniale partij in Duitsch
land op Nederlandsch-Indië het oog ge
vestigd heeft. En waar dus Duitschland
kans zal zien, om Nederland zoo in po
litieke verwikkelingen te trekken, dat
het op den duur een stukje van dat
mooie Indië machtig kan worden, zal
het dit niet nalaten, want financiëele
overwegingen, en handelsbelangen en
zucht naar rijkdommen, hoe dan ook
vei kregen, beheerschen in dezen tijd
niet alleen individuën, maar ook regee
ringen. Het is dus voor ons zaak, voor
zichtig te zijn. En ons buitenlandsch
beleid mag wel aan goede handen zijn
toevertrouwd, want het is voor ons land,
dat zoo gemakkelijk als stootkussen kon
dienen, tegenwoordig een zeer moei
lijke tijd.
Dat dit ernstig gevoeld wordt, be
wijze het artikel »tafelkout" in de Gids.
De zich niet noemende, maar naar het
»N. v. d. D." zeer bekende schrijver ziet
reeds ons land in niet ver verwijderde
toekomst geheel en al als natie uiteen
gedreven.
De Zuidelijke provincie's ziet hij reeds
aan België vastgeplakt, de Oostelijke en
Noordelijke aan Duitschland en de
Westelijke aan Engeland, zoodat van de
Rotterdamsche torens de Engelsche vlag
wappert.
Een niet verkwikkelijk beeld, dat, naar
wij hopen steeds zal blijven bestaan als
^nachtmerrie", die verdwijnt, zoodra de
zon doorbreekt. Doch uit dit alles
is o. i. deze les te trekken Nederland,
zorgt toch voor uwe verdedingsmidde-
lenbestel voor Indië een wel toege
ruste, naar de eischen des tijds inge
richte torpedo-vloot en tracht in het
moederland zelfs het geheele volk weer-
tr effen.
Hoe laat is het vroeg de koning.
Middernacht, antwoordde Radowski.
Ik ga niet slapen vannacht. Ik ga het
kamp inspecteeren, en gij zult mij vergezellen.
Ik za! order geven om de paarden voor te
brengen. Hij ging naar de deur, maar in
eens vloog deze open. Tyzenhauer een der
kamerwachteu des konings, stormde de zaal
binnen.
Sire, riep hij uit, een koerier uit Zbaras!
De koning was reeds bij hem, de kanselier
stond eveneens op, en van hunne lippen
ontsnapte dezelfde kreet
Onmogelijk 1
Ja, hij is daar, in de nevenkamer.
Dat hij hier korar, laat hem komen
herhaalde Jan Casimier, in de handen klap
pend. Vlug, dat hij onze nieuwsgierigheid
be vredige. Breng hem.
De edelman boog en verdween om eenige
oogenblikken later terug te komen, gevolgd
door een persoon van hooge gestalte, en
met een onbekend uiterlijk.
Kom nader, zeide de koning. Gij zijt
welkom
De koerier bleef niet ver van de tafel
staan, maar bij zijn aanblik bleven èn koning
èn kanselier, en s<aro3t, als verstomd staan.
Voor hen stond een schim, meer dan een
menschelijk wezen. Zijn kleerderen hingen
als vodden langs zijn uitgemergeld lichaam
zijn aangezicht zat vol bloed en modder
zijne oogen flikkerden koortsachtig; een
zwarte baard hing tot op zijn borsthij
adi mde een ware lijklucht uil; hij moest
met tw-'e hauden op tafel rusten. Op 't
zelfde oogenblik kwamen talrijke burgerlijke
en militaire hoogwaardigheidst-ekleeders de
zaal binnen; de generaals Ubald, Arcizewski
de vice-kanselier van Lithauen Supieka e.a
(Wordt vervolgd