Nummer 29.
Zomlrtü 8 April 1906.
29e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
"waarin opgenomen DE ITOOBDBHABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
bekendmakingT
mozart"
VINETA"
EiriSTIDiHL
AKTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
Uitgever:
INDUSTRIEELEN.
FEUILLETON.
99
De Echo van h
mTMüiiM—nau ^9
Waalwyksche en Laiigslraatsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.~5.
Franco per post door het geheele rijk t'0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK. Telefoonnummer 38
Advertkntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
Ie Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van het verslag over 1905.
Heeren Industriëelen worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den Voorzitter in te zenden.
De Ramer van Koophandel en Fabrieken
voornoemd
INRICHTINGEN welke gevaar seliadc ot
hinder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders der gcmeenle
Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat
ter Gemeente—Secretarie ter image ligt een
vereoek met bijlagen v»n A H. van Schijndel
aldaar, om Vergunning tot het uitbreiden zijner
stoomsc hoen fabriek, op het perceel kadastraal
bekend in sectie B. No. 1720.
Op Zaterdag, den 14 April 1906, des voormid
dags te elf uren, zal ten gemeeutehuixe gelegen
heid bestaan om bezwaren tegen dit versoek in
te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe
te lichten.
Zoowel de vet zoeker, als zij, die bezwaien
hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het
bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge
meente kennis nemen van de ter zake ingeko
men schrifturen.
Waalwijk, 31 Maart 1906.
Burgemeester en Wethoudere voornoemd
K. de van de' Schueren,
De Secretaris.
F, W. van Liempt.
Onverklaarbaar.
Nauwelijks had de telegraaf de ver
schrikkelijke ongelukstijding van Cour-
rières hier te lande overgebracht, of de
Voorzitter van de Tweede Kamer greep
de eerste de beste gelegenheid aan de
bevriende natie Frankrijk de deelneming
der Kamer te betuigen. De Regeering
bracht dit natuurlijk aan het bestemde
adres en wij kregen een hoffelijk
bedankje. Zulke internationale hoffe-
lijkheidjes zijn natuurlijk zeer goed 't
is dan ook niet hierop, dat wij iets heb
ben aan te merken.
Doch ziet, wat er gebeurt. Ons land
wordt eveneens door een ramp getrof
fen, die wel geen honderden slachtoffers
aan dooden eischt, maar wel honderden
beroofden van erf, vee en goed. En
wat zegt er de Tweede Kamer van?
Niets1 Geen enkel woord van deel
neming is daar over de Zeeuwsche ramp
gesproken. Is dat niet zeer opvallend
Tot onze verbazing heeft nog geen
enkel persorgaan over dit onverklaar
bare feit iets gezegd en toch moet o.i.
deze tegenstelling ieder treffendeze
hoffelijkheid voor eene vreemde natie en
deze negeering der eigen landgenooten.
Doch laten we het geval nog even
verder onder de oogen zien De Fransche
Kamer stond een groote som toe voor
de nabestaanden der ongelukkige slacht
offers, onze regeering doet, alsof er
geen honderden noodlijdenden zijn, geen
halven cent heeft ze voor de arme
Zeeuwen aangevraagd. We moeten
eerlijk zeggen dat we het niet begrijpen.
Als er ergens eene internationale ten
toonstelling is, dan worden er sommen
aangevraagd van duizenden, om 't land
er goed te vertegenwoordigen. We
keuren dit niet afin de verste verte
niet, maar dan mag, neen moet, bij zoo'n
droevige, ontzettende ramp eene aan
vrage om geld ook niet ontbreken.
VVe lazen dezer dagen dat de heer
Van der Zwaag eene interpellatie heeft
aangevraagd over het uitzetten van een
Spanjaard. Zou het niet noodzakelijker
zijn, dat genoemde heer of een der
andere heeren van de «hooge vergade
ring» eens de Regeering interpelleerde
over het «niet uitzetten van gelden voor
de honderden noodlijdenden in ons
eigen vaderland
Men laat eenvoudig de publieke lief
dadigheid maar koekbakken, ja zelfs de
jeugd haar snoepcentje bijdragen, maar
houdt zelf de hand stevig op 's Rijks
schatkist.
En hoe gemakkelijk had hier gehol
pen kunnen worden, ook nog wel zon-
der geld. De Minister van Oorlogheeft
b v. duizenden dekens liggen in de mi
litaire magazijnen. Maar o wee, als er
in den ergsten tijd één naar Zeeland
was gegaan. Het land was in den al-
lerverschrikkelijksten nood geweest.
Aan de Velzer pont, heeft men reeds
tonnen gouds verkwist, en de arme
Zeeuwen kunnen geen cent krijgen.
Kortom, 't is ons onverklaarbaardat
hier door niet een onzer volksvertegen
woordigers, zeffs door de afgevaardigden
van Zeeland op deze o.i. eigenaardige
stilzwijgendheid van de Regeering ge
wezen is. Of komt soms dit alles, door
dat onze minister van Waterstaat in
Chili zit 't Is slechts eene vraag.
9)
Naar het Duitsch
door
3. M. S.
Thans waren zij gezeten menschen en
nauwelijks vóór ruim een viertal maanden
aaten ze in een restaurant en konden de
geringe vertering niet betalen. Ec Harten
was nu zeker gelukkig, doch hij
Hij kon het niet zijn Wat baatte hem
al zijn rijkdom, hij kon hiermede tooh ziju
hart niet bevredigen, sedert Vineta, zijn
Viueta hem ter oorzake van een beleend
horloge schandelijk beleedigd had.
Zijn vriend Harten ontving hem, van
geluk stralend en met eene buitengewone
hartelijkheid reeds op den etoep van zijn
schoonvaderlijke huis. Hij verontschuldigde
zich voor eea oogenblik, opende de deur
van een kamer en verzocht zijn vriend,
daarin te gaan.
Bij zijn binnentreden stonden twee dames
op, de eene kou hij als de gelukkige bruid
begroeten en gelukwenschen en de andere....?
Wie beschrijft zijne verwarring, als hij in
de andere niemand anders dan zijn eens zoo
beminde Vineta herkende.
Koud en vormelijk boog hij eindelijk voor
haar, en Vineta, wel niet minder verrast
dan hij, beantwoordde even koud en vor
melijk zija groet.
„U kent elkaar toch* zei Elize en een
schalksch lachje speelde om haar mond.
„lT zult het dus mij niet kwalijk nemen
als ik me nog een oogenblik verwijder, om
nog eene kleinigheid te regelen. En
Weenen.
Hoewel Mozart in Weenen vrij goed
geld verdiende, kon hij toch maar niet
tot een vaste betrekking geraken, 't Is
waar, hij had enkele zeer voorname leer
lingen, aan welke hij, gelijk wij reeds
meldden, maandelijks achttien ducaten
verdiende, doch leerlingen, vooral uit
den hoogen stand, lijken maar al te
dikwijls op trekvogels, die vaak spoe
diger verdwijnen, dan dat zij gekomen
zijn. Men zou zeggen, het Hof moest
den grootsten pianist zijner eeuw gaarne
aan zich verbonden hebben, en toch
waardeerde het hem niet, althans niet in
voldoende mate. Tevergeefs zeide prins
Kaunitz bij zekere gelegenheid tot aarts
hertog Maximiliaan »Een genie als Mo
zart wordt er alle honderd jaren maar
één geboren Duitschland moest het op
hoogen prijs stellen hem te mogen be
houden, nu het zoo gelukkig is hem te
bezitten.» De aartshertog echter trok
zich van die zoo ware woorden al bitter
weinig aan. Ook de keizer bleef, als
het op handelen aankwam, al even on
gevoelighij schijnt er zelfs heimelijk
pleizier in gehad te hebben, dat Mozart
b. v. in zijn wedstrijd met Muzio Cle-
menti, gehouden aan het hof, geen ge-
hiermede verdween zij.
Dokter Niel was met dit plotselinge tête
tête even verlegen als Vineta.
Zij zaten tegenover elkander. Zij bestu
deerde opmerkzaam het patroon van het
tafelkleed, hij was druk bezig met :ijn
manchetknoopen. Er heerschte een pijnlijke
stilte,
Vineta had om alles ter wereld haar
hoofdje* niet willen opheffen en Dr. Niel
scheen hiermede evenmin klaar te kunnen
komen. Dit zwijgen werd, daar bruid noch
bruidegom noch iemand anders verscheen,
hoe langer hoe pijnlijker, en Dr. Niel voelde,
dat de beleefdheid toch van hem eischte,
niet langer voor „stomme* te spelen. Hij
nam dus al zijne krachten te zauien en
begon met ietwat tragisch klinkende stem
„Het is mcoi weer, mejuffrou.*
Daarbij keek hij Vineta even aan.
„O ja I* antwoordde deze doch zij bleet
nog altijd het tafellaken bestudeeren.
„Wij hebben in den laatsten tijd veel
regen gehad, ging de dakter energiek voort.
„O ja zei Vineta weer.
Hierop werd het weer stil.
De dokter, die het tamt-lijk warm kreeg
en niets liever wenschte dan over deze. pijnlijke
satuatie heen te komen, maar niet wist hoe,
zocht met de oogen in de kamer naar iets
waaraan hij een gesprek kon vastknoopen.
Daar viel zijn blik op een kom met goud-
vischjes.
Meer toevallig, en zonder aan het betee-
kenisvolle van zijn woorden te denken,
ontviel hem met een blijde 9temuitdrukking,
omdat hij iets gevonden had: „Ah, ziet u
eens, mejuffrouw, die mooie goudvisschen
Als door een electrische schok getroffen,
schrok Vineta op.
Zij was to<;h reeds in hoogst nerveuzen
toestand door toorn, smart en verbazing,
makkelijke overwinning behalen kon.
Nu was Clementi, het moet tot zijn eer
gezegd worden, een buitengewoon pianist
met een verbazende techniek, doch Mo
zart bezat die benijdenswaardige eigen
schap in niet mindere mate en boven
dien een inspiratie, die aan het wonder
bare grensde. Clementi echter was for-
tuinig hij kreeg de beste piano te zijner
beschikking, de mooiste en dankbaarste
gedeelten uit de voor deze gelegenheid
gekozen sonaten, terwijl het instrument
van zijn genialen tegenstander niet zui
ver was en een viertal toetsen zelfs niet
aansloegen. Of Mozart den keizer hier
over zijn beklag deed, het hielp niets,
deze glimlachte ironisch en zeide op ge-
maakten toon. waaraan leedvermaak
niet vreemd scheen te zijn »Speel maar
door, mijn waarde, dat doet niets ter
zake*. Toen aan het slot, in de vrije
phantasie bleek, dat het talent, hoe groot
ook, toch altijd de minderen van het
genie is, had Clementi de meeste troef
kaarten, d. w. z. de meeste toejuichin
gen reeds veroverd. Hij oordeelde Mo
zart zelf over Clementi Lang niet
malsch, wat voldoende blijkt uit een
schrijven van 7 Juni 1783, waarin hij
o. m. zegt
»Betreffende de sonaten van Clementi
moet ik mijne zuster wel opmerken, dat
de compositie derzelve van nul en geener
waarde is, wat ieder, die ze speelt of hoort,
gemakkelijk begrijpen zal. Behalve de
sexten en de octaven, is er geen enkele
merkwaardige, of pakkende passage in.
Clementi is een kwakzalver, zooals alle
Italianen. Het eenige, dat hij goed
speelt, zijn de tertspassages, waarvoor
hij te Londen dag en nacht gezweet
heeftdoch buiten dat, zit ook in zijn
spel volstrekt niets, noch stijl, noch
smaak, noch gevoel».
Een andermaal vroeg de keizer hem
»Mijn waarde Mozart, had iemand van
uwe capaciteiten, nu geen betere (rijkere)
partij kunnen maken De meester voelde
den speldeprik, doch antwoordde fier
en direct er boven op »Sire, ik hoop
het door vlijt en oppassendheid zoo ver
te brengen, dat ik de vrouw mijner
keuze behoorlijk kan onderhouden». Uit
al deze kleine dingen, gevoegd bij die
welke wij reeds aanhaalden, blijkt dus,
dat de keizer, ook al bewonderde hij
Mozart, toch zijn grootste voorstander niet
Een ander, een zekere Summerer,
zoodat sij met de grootste moeite haar
tranen moest terughouden. En nu zij juist
dacht, dat diezeltde man, die daar nu zoo
koud en rustig zat, haar bij den goudvisch-
vijver eeuwige trouw en liefde had toege
zworen, begon hij zelf over die goudvisschen
te spreken. Zij moest dit wel voor eene
bespotting houden en voorbij was thans
dan ook alle zeltbeheersching. Heftig sprong
zij op, en, in tranen uitbarstend, riep zij
O foei, mijnheer 1*
//Foei vroeg Dr. Niel verbaasd, terwijl
hij eveneens opstond.
„Ja wel, foei!* herhaalde Vineta bitter,
en de storm brak nu voor goed los.
Nadat u een arm, vertrouwvol meisje
met uwe valsche eeden ongelukkig hebt ge
maakt, g3at ge u nu daarin nog verlustigen
O, dat is recht edel en maunelijk ge
handeld
„Maar mejuffrouw bracht dokter Niel
er deemoedig uit, doch Vineta liet hem niet
uitpraten en roer hem toornig tegemoet
Zoudt u maar niet liever zwijgen P
Wilt u het soms nog liegen heeten, dat
u mij eeuwig trouw en liefde gezworen hebt
Wilt u het nog liegen heeten, dat u mij
schandelijk verlaten hebt, alleen omdat mijn
vader pandjeshuishouder was? (Zij legde een
bijzonderen klemtoun op dat woordje was.)
Eu om zulk een belachelijk vooroordeel
maakte u een goedgeloovig meisje ongelukkig?
U verachtte haar om den stand van haar
vader, waar zij toch allerminst aan kon
doen! Foei, mijnheer, foei, foei!!
En Vineta brak in een zenuwachtig
snikken uit.
Dokter Niel, die eerst dit alles sprake
loos aanhoorde, herkreeg door dat drievou
dige foei zijn gevael van eigenwaardigheid;
„Ik zou u veracht hebben?*
„Wilt U het soms nog loochenen
was.
kreeg de betrekking als piano-onderwijzer
van de prinses, waaraan een salaris van
vier honderd gulden verbonden was.
Hoewel Mozart naar het scheen blijde
was gepasseerd te zijn, maakten die
voortdurende miskenningen hem toch
min of meer wrevelig. »Ik houd zeer
veel van den keizer, schreef hij naar
Salzburg, wat echter niet belet, dat ik
van mijne talenten partij wil trekken
ik bemin mijn dierbaar vaderland, maar
als ik er moeielijk den kost kan verdie
nen, zal ik trachten in Frankrijk of Enge
land geluk en roem te vinden, 't Is wel
droevig, dat Duitschland zijne kinderen
zoo slecht betaalt. Alle hooge perso
nages doen hun best om mij hier te
houden, maar de keizer heeft voor mij
nog niets gedaan en ik wil niet langer
blijven wachten, om iets als een gunst
te krijgen.» Zou in deze slot alinea niet
de verklaring liggen van dat gedurig
passeeren Mozart, evenmin als zijn
vader, kon zich tot kruipen verlagen,
hij bezat daarvoor een te groot, ofschoon
niet overdreven gevoel van eigenwaarde
wanneer hij beleefd zich zeiven voor
eenige betrekking had aanbevolen, bleef
het ook daarbij, was ei van vleierij,
mooi praten, of oogendienerij geen
sprake meer. Andere collega's, talenten
van den tweeden of derden rang, doch
meer tactisch en slimmer dan Mozart
gebruikten wel die middelen en kaapten
daardoor de best bezoldigde baantjes
voor zijn neus weg.
Wellicht zou Mozart de stad Weenen
reeds in den winter van 1782 den rug
gekeerd hebben, had prins Galitzin, op
aandringen van graaf Von Rosenberg
hem niet voor alle winterconcerten te
zijnen paleize geëngageerd. Prins Galit
zin beloonde hem vorstelijk en liethem als
bewijs van hoogachting, bij ieder concert
„Ha, hal* lachte hij bitter, „hoe ge
makkelijk het vrouwelijk geslacht de rollen
weet om te draaien, „U hebt mij veracht 1*
en hij verhief zijn stem „omdat ik
in een oogenblikkelijke verlegenheid ver
plicht wat., miju horloge aan de handen van
Uw vader toe te vertrouwen, ik heb niet u,
u hebt mij veracht wijl ik een arme stakker
was. (Nu was het zijn beurt, om op dat
was een bijzonderen nadruk te leggen.)
„Neen, ueenl protesteerde Vineta met
klem, „u hebt mij veracht 1*
„Neen, u mij 1* hield Niel vol.
Beiden geraakten nu iu een levendige
woordenwisseling, waarbij als om strijd be
weerd en betoogd werd, dat geen van beiden
er een oogenblik aan gedacht had, elkander
te verachten en dat toch de een door den
ander het bitterste onrecht was aangedaan.
Eindelijk gelukte het echter aan Niel, alleen
aan 't woord te komen. Door Vineta's
tranen geroerd en zacht, ja liefdevol gestemd,
bekende hij, dat hij altijd aan Viueta gedacht
had als aau een wezen uit hooger sferen en
dat hij baar nog altijd met zijn gausche ziel
was blijven liefhebben.*
Deze bekentenis miste hare uitwerking
niet. Vineta's tranen vloten nog milderen
zij legde met eene weemoedige stem dezelfde
verklaring af.
En,... terwijl de geliefden elkander zoo
wedervonden, sprak Vineta fluisterend: „Mijn
vader heeft die akelige zaak verkocht, en
Niel fluisterde er tegenin „En ik heb al
het geld van mijn rijken oom geerfd 1*
In dit teedtr oogeublik ging de deur
open, niet slechts de bruid, maar ook de
bruidegom, oom Naih en diens vrouw, be
nevens Vineta's ouders traden binnen.
Dit heele gezelschap had zeker ondeugend
de ontwikkeling van de scène daarbinnen
afgeluisterd, want nadat oom Nath een van
zijn meest geliefde grappen had ten beste
gegeven, hief de resolute mama van Viueta
eensklaps alle verlegenheid op, door te ver
klaren, dat haar man en zij niets tegen de
verloving van haar dochter met Dr. Niel
hadden in te brengen, dank de informaties,
genomen nadat zij van alles op de hoogte
waren gebracht door Elize en haar bruidegom.
Thaus was er vreugde en blijdschap en
geluk bij allen 1 Oom Nath had of liever
's avonds de gelegenheid, om aan de met
talrijke gasten bezette feesttafel mede te
deelen, dat men niet één, maar twee ver
lovingen vierde.
En later kwam daarbij nog eene verrassing.
Oom Nath, al sinds lang door zijn schoonzoon
ingelicht omtrent het Vineta-oproep-geheim*
had achier een gordijn een kleine aanplak
zuil verdekt opgesteld thans trok hij het
gordijn weg en
Vol verbazing aanschouwen
De Ridders en edelvrouwen
den naam
waaronder den bekende oproep en daar
onder met vette letters
„Thans heeft zij hem gevonden
Allen hadden destijds het plakaat gezien
en allen lachten uu hartelijk, ja proestten
het soms uit, toen oom Nath de geschiedenis
van den oproep op zeer leuke wijze vertelde.