- Nummer 39. Zoiulau 13 Mei 1906 29e Jaargang. 1 Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. waarin opgQUonisii DE NOOBiDBR AB ANTSCHE POST. Eerste Blad. HET KIESRECHTVRAAGSTUK. en DE KUNSTRIJDER. A N T O O N TIELEN, Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen )1. SS- Uit g k v e h Lans. van v. FEUILLETON. 3 ra c; N ra ra fJF C7- WAAL W TJ K. Telefoonnummer 38. lel WIJ itsen oger en ïelen en en s- en l alk con pgaaf jp "III IWBIIIII lllllll I—in II 'III ::-~-33Ky-~i - rgSXS&MBB&r - 39 "9 ra =8 De Echo van het Zuiden, eü LaBfstraetsrbf Courant Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond abonnementsprijs per 3 maanden fü.~5. Franco pes post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advkrtbntiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot* letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel ÏZiei den :hiiiC-l ?LEX 3 pen Je ieeligt arantie j wielet mijn In dit artikel hebben we eene vrij lastige quaestie onder de oogen te zien, nl. Moeten wij katholieken, onder ieder beding, tegen vrouwenkiesrecht zijn" Vrouwenkiesrecht is een der eischen van het tegenwoordige feminisme of te wel vrouwenbeweging. Immers, dezer dagen nog formuleerde een der voor vrouwen" dier beweging een drietal hoofdeischen, waarvan de laatste was >Uitwissching van den smaad van on bevoegdheid, om deel te nemen aan het openbaar staatkundig leven van haar volk". Welnu, waar des vrouwenkiesrecht een voornaam onderdeel uitmaakt van 't program van actie der vrouwenbewe ging, mogen we eerst wel eens trachten uit te maken, hoe wij katholieken staan tegenover het feminisme. Laten we beginnen te zeggen, dat de wereldhistorie bewijst, dat het de on vergankelijke roem is van het christen dom, dat dit tegenover de leer en de praktijk van het heidendom het groote beginsel gesteld heett>Man en vrouw hebben als mensch gelijke waarde en beteekenis". De kerk kent in hare groote en fundamenteele leerstukken over oor sprong en eeuwige bestemming der menschheid geen onderscheid tusschen man en vrouw. Wel onderscheidt Zij bij man en vrouw een verschil van roeping en daardoor een verschil van aanleg. Men denke in dezen aan het verschil van lichaamsbouw en lichaamskrachten, mede aan 't verschil van gemoeds- en geestesstemming, en 't moet voor iede- ren onbevooroordeelde duidelijk zijn, dat er zoowel physiologisch als psychologisch onderscheid bestaat tusschen man en vrouw. Plaatsen wij dus op den voor grond, deze ongelijkheid van roeping en aanleg, doch beider evenwaardigheid van het volledig-mensch-zijn, dan staan wij op het breede terrein, waarop het ons, katholieken geoorloofd is onze vrije meeningen over de vrouwenquaestie te hebben en te uiten. Niet minder dan Mgr. Spalding, bis schop van Peoria, liet zich in zijne brochure »De Vrouw en het Hooger Onderwijs" in dezen geest uit. Is dus de vrouwenbeweging uit zich zelve niet in strijd met onze beginselen de uitwassen met hare vrije-liefde- theorieën natuurlijk buitengesloten dan kunnen wij ook met volle gerustheid één barer eischen in behandeling nemen het vrouwenkiesrecht. Moeten wij nu, katholieken, onder ieder beding, hiertegen zijn f Onmiddel lijk wenschen wij onze stelling hiertegen over te bepalen, door te antwoorden Neen, wij katholieken, behoeven niet onder ieder beding tegen vrouwenkies recht te zijn. Trouwens, dat zou ons ook niet veel baten, want 't vrouwenkiesrecht is er in ons land reeds, al is het dan ook voor slechts een beperkt openbaar lichaam. Voor de Kamers van Arbeid kiezen toch reeds de vrouwen. Dat onder ieder beding" in zijn grootste algemeenheid vervalt dus hiermede. Doch, de bedoeling van deze vraag is natuur lijk even anders. Onder dit vrouwenkiesrecht hebben we te verstaan, het mede verkiezen der vrouwen voor onze openbare bestuurs lichamen als de Staten-Generaal, de Provinciale Staten en de Gemeenteraden. En waar wij de gestelde vraag met neen beantwoorden, daar staan we vlak naast de >Nieuwe Zeeuwsche Courant het blad, dat we op een ander stand punt in de kiesrechtquaestie meenden te moeten bestrijden. Met volle instem ming nemen we dan ook over de pas sage, waar het genoemde orgaan het heeft over vrouwenkiesrecht: »En als we ons herinneren, dat ook in de christelijke middeneeuwen de vrou wen medestemden, en tevens bedenken, dat in Nieuw-Zeeland, in sommige Sta ten der Amerikaansche Unie, ook in enkele streken van ons werelddeel, de vrouwen 't stemrecht uitoefenen, zonder nadeel voor 't algemeen belang en ook zonder schade voor haar gezin nu ja, dan kunnen wij nog wel niet in enthou siasme gei aken voor de beweging, die zich in ons land openbaart om mede aan de vrouw 't stemrecht te verleenen, waardoor de drankbestrijding een flinken ruggesteun zou erlangen, maar evenmin kan die beweging ons kippevel doen krijgen". Ook bij ons is van in enthousiasme geraken geen sprake, doch wij meenen, dat het een eisch des tijds is, onze kies wet in overeenstemming te brengen met den nieuw geworden toestand. Het feminisme heeft ontegenzeggelijk in de laatste ja^n zeer sterk veld ge wonnen. Het vrouwenvraagstuk is op den voor grond gekomen en de evolutie is er. Het ware daarom onverstandig, en zeer on opportuun, met wat zich naar voren dringt geen rekening te houden. En daarom geen benepen conservatisme, geen struisvogelpolitiek, maar ook hier stelling nemen, ronduit verklaren, wat wij in dezen willen, daarbij ten volle rekening houdende met wat de omstan digheden eischen. Reeds in 1903 zei de heer Talma, bij de behandeling van het wetsontwerp tot wijziging der Gemeentewet: «lk zie met vertrouwen tegemoet, dat in de wetten, die van deze regeering uitgaan, en er zijn er te noemen, die daarvan reeds blijken geven, de vrouw niet eenvoudig zal worden buitengesloten, maar er voor zal worden gezorgd, dat zij dien invloed kan uitoefenen, die haar toekomt.» «Den invloed, die haar toekomt.» Welnu de tegenwoordige vrouw,, met haar bijna gelijke ontwikkeling als de man; de tegenwoordige vrouw die zich hoe langer hoe meer sexe-bewust wordt de tegenwoordige vrouw, die meer en meer naar buiten optreedtde tegen- CRIMINAAL-NOVELLE. NAAR HET DUITSCH DOOR J. M. S. (8) v- „Ja, maar mij was het terstond duidelijk, dat die vrouw zich vergiste „Neen, neen, eene vergissing is in dit geval niet mogelijk! Ik bid, neen ik smeek u er om spreek eens met deze vrouw." „Ge schijnt er niet aan te denkeu, dat ik hierdoor den schijn op mij zou laden, dat ik niet alleen een zaak kan doorzien, die. toch zoo eenvoudig is." „Kunt u die vrouw dan van haar vergis sing overtuigen De koopman dronk de rest van zijn kopje leeg stond op en wandelde op en neer. „Mijn kind, ik geef toe, dat die oude \ronw wellicht veel heeft ondervonden en dat zij hoogstwaarschijnlijk beleefde wat zij jon en je vriendin heelt medegedeeld, maar dat bewijst toch niets tegen baron von Bel gen. Gij zaagt toch zelf, dat hij, zooals het een echten edelman betaamde, de aan- t ij gin gen van die vrouw afwees Was hij werkelijk de vermeende persoon, hij zou gewis een pijnlijke scène hebben veroorzaakt." „Op mij maakte de houding van dien heer een geheel anderen indruk." De koopmaa beet zich op de lippen. „Mijn oordeel is dat van een mau van ervaring en in dit geval beslissend. Gij zult den baron nader leeren kennen en zult later inzien, dat ik alleen je geluk op't oog had." woordige vrouw, van wie de ondervinding bewijst, dat haar de noodige capaciteiten om aan het openbare staatkundige leven deel te nemen, niet ontbreken, moet o. i. den invloed gegeven worden, die haar toekomt. En daarom kunnen de katholieken, willen zij hun eigen vrouwelijke geloofs- genooten, die mede zooveel aandeel hebben aan het katholieke sociale leven men denke aan de Mariavereeniging, aan de vereeniging voor jonge meisjes, die eene betrekking zoekenaan de vrouw en- vakvereenigingen enz. enz. willen zij die allen niet een brevet van politiek-on- vermogen geven, niet onder ieder beding tegen vrouwenkiesrecht zijn. Hoe dit nu geregeld moet worden, ja, dat is natuurlijk moeilijk in éénen uit te maken. Sommigen zullen zijn voor het kiesrecht alleen aan ongehuwde vrouwen zooals dezer dagen Het Handelsblad aan gaf, anderen weer voor het te geven aan alle vrouwen, natuurlijk dezelfde catego- riën uitgezonderd als bij de mannen. De eindregeling kunnen we echter voorshands hier laten rusten. Wat wij echter wel als onze meening 1 uitdrukkelijk willen laten uitkomen, is dit De verkiesbaarheid der vrouwen blijve buiten bespreking. Men geve den vrouwen wel in mindere of meerdere ruime mate het actieve kiesrecht, doch stellen haar daarnevens niet verkiesbaar voor de openbare bestuurslichamen. Het wil ons voorkomen, dat daarvoor nog de tijd niet aangebroken is. We zijn hiermede trouwens ook in de lijn van wat Z. H. de Paus wil. Deze verklaarde toch laatst, over de vrouwen beweging sprekende: «Geen vrouwen in de politiek; van de mannen heb ik reeds last genoeg», daarmede zeker be doelende: «Zet geen vrouwen in de par lementen, want de bestaande mannelijke volksvertegenwoordigingen veroorzaken mij reeds last genoeg. Waar Z. H- zoo hoog de vrouw prees in haar openbaar leven daar kan hij n. o. b. m. geenzins bedoeld hebben Geef den vrouwen geen actief kiesrecht, maar wel stel haar niet verkiesbaar. Ziedaar, wat wij omtrent dit onderdeel van het ingewikkelde kiesrechtvraagstuk meenden te moeten opmerken. We willen dit artikel eindigen mqt de hoop uit tc spreken, dat wij katholieken, het ook over dit vraagpunt eens mogen wor den en met er op tc wijzen, dat onze partij ook in dezen geen verderfelijk conserva tisme zal volgen, als men bedenkt, dat reeds in 1904 twee Haagsche katholieke jonge geleerden promoveerden tot doctor in de rechtswetenschap op stellingen, die betrekking hadden op het vrouwenkies recht. De eene had o. a. de stelling «In het stelsel van hen, die naast eene politieke vertegenwoordiging, eene be langenvertegenwoordiging wenschen op dat «door vereeniging van deze beiden, een Staten-Generaal kunnen geboren worden, die wortel in het volk zelf heeft» past het vrouwen kiesrecht. En de andere had de volgende stelling: «Vrouwenkies recht ware wenschelijk. „O, dat er toch eene macht was, die mij van uw ontzettend voornemen bevrijdde," riep Berta uit. Heineeke greep Berta bij haud en streelde deze teeder. „Gij zijt een gekje. Na eenigen tijd zult ge anders oordeelen." „Sta mij dan nog eenigen tijd bedenkens toe." „Dat gaat niet, ik ben den baron veel verschuldigd en hij vordert een spoedige be slissing." „En Theodoor „Vergeet dezen wel eerlijken, maar toch armen stakker aan zijne zijde zult ge nooit gelukkig kunnen zijn." „Ge kent hem niet „Maar, kind, het is een zeeman W ilt ge dan je leven aan zijne zijde doorbrengen Dan moet ge je toch toevertrouwen aan de verraderlijke golven der zee en, doet ge dat niet, dan hebt ge het twijfelachtige genoegen slechts van tijd tot tijd je echtgenoot te zien, met de voortdurende vrees daarbij, dat ge h m telkens voor het laatst ontmoet." „Dat is mij alles onverschillig. Een man, dien men bemint, brengt men gaarne elk offer." „En ik, die toch ook wel eenig recht op je beb, zal in eens geheel verweesd daar staan zal mijn kind, dat ik zoo teer bemin, aan den oceaan moeten toevertrouwen Heineeke verstond meesterlijk de kunst, zijne voorgewende droefheid ongekunsteld voor te doen, zoodat Berta de tranen in de oogen kwamen. „U is zoo goed riep zij met een tril- leude stem uit. Waarom moet u nu juist verlangen, dat ik mijne liefde verloochen „Maar bedenk je dan niet, wat op 't spel staat." Berta haalde diep adem. Tot nu toe had ze nog gehoopt haar pleegvader van zijn heilloos voornemen af te brengen daar zij echter zag, dat alles te vergeefs was, zeide zeIn geen geval zal de baron mij tot echtgenoote verlangen, als hij weet, dat ik een ander bemin en hem dus onmogelijk kan liefhebben." Och, dat heeft hij wel voorzien. Hij hoopt, dat ge hem wel zult leeren liefhebben." Nooit in der eeuwigheid nietriep het vertwijfelde meisje. Op dit oogenblik trad een klerk binnen, om Heineeke te waarschuwen, dat er een vreemde heer was om „mijnheer" te spreken. Heineeke verliet de kamer en Berta was alleen. Wanhopig wierp zich het ongelukkige kind op de knieën, handewringend haar beide armen smeekeud omhoog strekkend. „Wat bleef haar thans nog over? Hoest zij dan met een leug°n voor het altaar treden Het woord altaar deed haar plotseling denken aan den eerbiedwaardigen geestelijke die haar in hare jeugd zoo liefdevol onder wezen had. Hij sal mij wel raden wat ik doen moet, zeide zij. Naar hem ga ik nog terstond toe." En de daad bij 't woord voegende stond zij op, verfrischte en kleedde zich en ging naar haar ouden zielenherder, dien zij in den laatsten tijd wel wat uit 't oog verloren had. Op de straat ontmoette ze haar vriendin. „Hoe gaat het met Zenobia vroeg Berta. „Zijschijnt geheel en al hersteld, maar zij is zeer in zichzelve gekeerd," antwoordde Mina. „Heeft je pa toegestaan, dat ze nog een tijd mag blijven „NatuurlijkMeent ge dan, dat mijn pa mij iets kan weigeren Berta zuchte. Zij dacht aan kaar vader. „Zou die oude vrouw zich niet hebben Wij lezen in het Huisgezin Hui8manskiesrecht. De Echo van het Zuiden is legen huis manskiesrecht, omdat daardoor een aantal personen, thans kiezer, het kiesrecht zouden verliezen. De Gelderlander acht dat een verkeer de opvatting van het huismanskiesrecht lluismauskiesrecht is gebaseerd op deu grondslag, dat, als algemeeue regel, elk ge zinshoofd eene stem zal hebben. Dit wil iutu8schen niet zeggen, dat alléén huisvaders het kiesrecht zou worden toegekend, evenmin dat alle huisvaders dat recht zou verleend worden. <i«lijk er uitzouderinj en an to< zouden zijn binnen de laatste categorie (b. v. veroordeelden) zoudou er ook u van uitsluiting kunnen zijn buiten haar. Eene briefwisseling, die sobri, jaren geleden met dr. Kuyper toenmaals nog eenvoudig journalist over deze kwestie voerde, gaf ons deu indruk, dat wij met bovenvermelde uiteenzetting, zij ze ook louter uit het geheugen opgeteekoud, niet buiten het rechte spoor zijn. Wij doen geen uitspraak, maar merk waardig is in ieder geval, dat de heer De Wilde niet de eerste de beste in kunnen vergissen in den persoon van Baron van Belgern vroeg ze na eenige oogenblik- ken van zwijgens aan Minna. Deze haalde de schouders op. „Die oude is wel wat vreemd," zeideze. „Gaarne hadden wij haar in ons huis geno men, maar zij wilde niet. Zenobia is thans verzorgd," zei ze, „en dat verheugt mij innig, ik zal er mij wel alleen doorheen slaan." „Wat wil ze dan beginnen?" „God weet hetmisschien voelt ze zich onder het circusvolk beter thuis." „Dat geloof ik niet. Die oude vrouw houdt er nog een zekeren trols op nazij wil zeker niet van de genade van auderei. afhangen." „Wel mogelijk. Apropos, vergezelt ge ons op onze reis „Ik kan het met den besten wil niet." Mina nam afscheid van haar vriendin en ging uog eenige inkoopen doen. „Gelukkig meisje/ dacht Berta. „Kon ik toch ook zoo zonder zorgen door het leven wandelen 1" Een half uur later was ze aan de pastorie. Ze belde aan en vernam, dat de pastoor niet thuis was. Zij wilde zich weer verwij deren, doch de huishoudster uoodigde haar uit even te wachten de pastoor zou zoo terug zijn. Hieraan gevolg gevende, ontmoette ze na een kwartier wachten» deu braven priester, die haar met blijde verrassing begroette. „Zoo, zoo, dat doet me waarlijk veel ge noegen, u weer eens hier te zien, mejuf- frouw." 1,1 Berta voelde zich door deze ongekunstel de en vriendelijke onvangst heel wat ver licht, toch ontsnapte haar een diepen zucht. De grijze priester keek haar even onder zoekend aan, dan vroeg hij „Hebt u iets, wat u drukt, mejuffrouw Berta Spreek vrij uit en als ik u kan helpen, dan zal het aan mij niet liggen, dat u nog langer beproefd zijt." Zoo kalm mogelijk vertelde nu Berta de geheele geschiedenis. Schijnbaar in gedachten verzonken luister de de pastoor toe. Toen Berta geëindigd had, was een herhaald hm 1 het antwoord, doch na eenige oogenblikken, welke Berta wel uren geleken, zeide hij „U wijdt mij daar in een eigen aardige aangelegenheid in, mijn kind. Wat moet ik u hierop antwoorden Wederom trad er een pauze in. Met een smeekenden blik zag Berta den priester aan. Had zij het gedurfd, zij had zich voor haar zielenherder op de knieën en het als T ware uitgegild: „lk bid u, bezweer u, red mij toch 1" „Ik begrijp zeer goed, wat in uw binnen ste omgaat; gaarne wil ik met uw pa spre ken, doch, hoe het mij ook spijt, u dit te moeten zeggen, stel a hieivan echter niet te veel voor. Het is mij ten slotte niet geoorloofd, iu te grijpen in de rechten van uw vader" Berta had eigenlijk een geheel ander antwoord verwacht, doch hoe meer zij over de zaak nadacht, de« te duidelijker zag zij in, dat de pasioor bezwaarlijk anders kou bandelen. Vergezeld van de hartelijkste zegenwenscheu verliet zij de pastorie. Te huis gekomen voelde zij zich recht eenzaam en verlaten. Des middags zat zij allaen aau tafel, want Heineeke verscheen niet. (W ordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 1