Nummer 41 Zondag 20 Mei 1906 29e Jaargang Tweede Blad. A^OZA-ZR/X' LA CLEMENZA Dl T1T0. (Slot). Tot libretto koos Mozart «La Clemenza di Tito,» kortweg «Titus» genoemd, ver vaardigd naar een gedicht van Metastasie en door hem zeiven ingekort tot een opera in twee bedrijven. Zijne vrouw zou den tocht naar Praag meemaken, naar het heette, om hem gezelschap te houden, doch in werkelijkheid, wijl zij hem niet goed alleen dorst laten gaan. Vol goeden moed begaven beiden zich naar de plaats, waar de reiswagen hen wachtte. «Constancia,» sprak Mozart onder ,veg, als het lot mij een weinig gunstig is, zal deze reis ons een grooten schat opbrengen. De opera zal spoedig voltooid zijn. en dan begin ik onverwijld aan mijne ge liefde Zouberflötedie voor drie kwart al gereed is.> «Is mijn werk dan reeds voltooid, maestro, of herinnert gij U onze alspraak niet meer?» hoorde hij zich eensklaps toeroepen door iemand, die hem bij de panden van zijn jas trok. Mozart herkende oogenblikkelijk die holle grafstem, schrok, huiverde over al zijn ledematen en miste bijna den moed, den geheimzinnigen boodschapper die daar als bij tooverslag weer vóór hem stond, te woord te staan.» «Vriend, sprak hij na een langen, diepen zucht, gij zult uw werk hebben, ik geef er U mijn eerewoord op.» «Goed», hernam de man m«-t he' sfinxengelaat, doch bedenk wel, dat de tijd haast en ik niet veel uitstel meer geven kan.» Met maakte hij een diepe buiging en verdween even geheimzinnig als hij gekomen was, want toen Mozart nog geen halve minuut later naar hem omkeek, was er geen spoor meer van hem te zien. Een kwartier daarna zat het Echtpaar in den voor dien tijd gemakkelijken reis wagen, en Constancia ziende, dat haar man door die onverwachte ontmoeting geheel teleurgesteld, ja, als door den bliksem getroffen was, hield zich met geweld vroolijk en opgeruimd en zong lustig, al stokte de stem bij wijlen in de keel, eenige liederparelen van haar man, als: Abendempfindung, zfufriedenheit», An Chloé enz. Hare opgeruimdheid werkte aanstekelijk op den componist langzamerhand begon zijn gelaat te ver helderen, het doffe oog te schitteren, speelde de lange dunne vingers weer piano op zijn knieën, en fluisterden de muzen hem hare melodiën in. Het eene blad papier na het andere kwam uit jas- en broekzak te voorschijn, de nootjes huppelden op en tusschen de lijnen en weldra lagen beider schoot, het overschot der banken en de bodem van den reis wagen vol met motieven fragementen, schetsenen wat dies meer zij. In Praag aangekomen, gunde hij zich evenmin eenige rust, want in achttien dagen was de heele opera kant en klaar. Den 5en September werd zij voor het eerst op gevoerd, doch het succes was niet zoo groot als de Meester verwacht had. Het Prager publiek aan grootscher schoonheden van Mozart gewend, wist al het lieve, fijne en bekoorlijke waarvan de Tituspartituur als overvloeit, ditmaal niet voldoende naar waarde te schatten, 't Is waar, deze opera seria is van een geheel ander, veel deftiger karakter dan de «Figaro» en de «don Juan,» minder hartstochtelijk, niet zoo rijk aan tegen stellingen van allerlei aard, bevat geen groote ensemblestukken, maar toch behooren de ouverture, de finale van het eerste bedrijf, het trio in het tweede, benevens verscheidene duetten koren enz. alle geillustreerd door een prachtige kuische begeleiding, tot het schoonste wat de meester ooit heeft voortgebracht. Mozart was zeer bedroefd, dat Titus slechts een «succes d'estime» had, en vertrok spoediger, dan het in zijne be doeling lag, naar Weenen, om de laatste hand aan de Zauberflöte te leggen, die den dertigsten derzelfde maand in scène ging. Het is onmogelijk den bijval te schetsen die dit werk reeds bij zijn eerste opvoering, en dat nog wel te Weenen, verwierf. ret publiek was als bezeten en barstte ^elkens in een donderend applaus los. En geen wonderNooit had het muziek gehoord, zoo vroolijk en opgeruimd en tegelijk zoo ernstig en verhe ven was deze, waarbij de verstokste stoicijn tot lachen, de meest zorgelooze bon vivant tot diepe, zielschokken 'e ontroering gebracht werd. Het was muziek, waarin de melodie haar schoon- sten triomf vierde en de techniek eene tot dan toe, ongekende hoogte bereikte. Na den uitgang van den schouwburg was weldra heel Weenen in rep en roer, en kwamen de toehoorders woorden te kort om te loven, wat zij gehoord en eezien hadden. Den volgenden avond trokken de scharen als in processie weer naar Schi- kaneders theater. Ook Salieri vernam van zijne collega's het uitbundig succes dezer toover-opera, doch kon de eerste dagen niet van zich verkrijgen naar het door allen zoo hemel hoog geprezen werk te gaan luisteren. Eindelijk toog hij er heen en nam, daartoe uitgenoodigd, plaats in de loge bij Mozart. Pas had het orkest de meester lijke zoo rijk geinstrumenteerde ouverture ingezet, of het was den vurigen Italiaan niet meer mogelijk te blijven zitten. Ook hij werd uitgelaten vroolijk bij de aria's van Papageno en Papagena verbleekte bij de smart- en wraakzangen der Koning in van den nacht, of bij de verheven gebeden en recitatieven van Sarastro, voelde zich aangegrepen door medelijden met het lot der edele Pamina en haren trouwen Tamino, of ontvlamde in geest drift door de statige, zoo onvergelijkelijk ernstige tempelkoren en andere volmaakte emsemblestukken. Bravo, bellosujerboi klonk het gedurig van zijne lippen. Bij het einde der voorstelling drukte hij Mozart met tranen in de oogen de hand, hem de verzekering gevende, dat de Zauberflöte waardig was voor de grootste koningen en keizers opgevoerd te worden. Die lofspraak van Mozarts doodsvijand was oprecht gemeend, geweld uit 's harten diepen grond. Wat bracht deze opera, die de grondslag werd van het latere tot zoo groote volkomenheid opgevoerde muzikale drama, Schikaneder op Duizen den en nogmaals duizenden guldens want in Weenen alleen werd zij honderd drie en twintig maal onafgebroken, telkens voor een overtalrijk publiek uitgevoerd. En aan Mozart? Niemendal. Schikaneder schaamde zich niet alleen zijne heilige beloften met voeten te treden, maar was ook laag en gemeen genoeg, afschriften der partituur aan andere schouwburgdirectien zeer duur te ver- koopen. Toen men Mozart die schan delijke handelwijze van Schikaneder ver telde, riep hij uit: «Die schurkl» en.... daarmee was de heele zaak afgeloopen. 't Is wel een treurig teit, dat de groote Meester zoo tot het laatste oogenblik zijns levens werd afgezet en bedrogen, meest nog door diegenen, welke aan hem hun opkomst te danken hadden. REQUIEM. Onmiddellijk na de Zauberflöte begon Mozart weder aan het Requiem, dat ieder oogenblik door den onheilspellen- den bode kon worden opgeëischt. Tel kens als hij aan deze »doodenmis" ar beidde, gevoelde hij een huivering over al zijn leden, of een koortsachtig vuur in zijne aderen gloeien, begon zijn hart onrustiger te kloppen en parelde hem het angstzweet op het gelaat. Zoo werkte hij op een avond aan het »Dies irae", toen hem eensklaps bij het aanschouwen van de schilderijen en tee- keningen aan den wand, de pen uit de bevende vingers gleed en een geheim zinnige macht hem als naar den muur trok. Hij stond op, en liet alle teeke- ningen nog eens de revue passeeren. Heel het verleden doemde weder voor zijn geest op. Hij zag zich als kind door de machtigen der aarde toegejuicht en bewierookt, door keizerinnen en princes- sen gekust en vertroeteldhij aanschouw de weer de zaal der philharmonische academie te Bologna, van het Conser vatoire te Napels, waar hij zulke door slaande bewijzen van zijn kennen en kunnen gegeven had, de Sixtijnsche kapel binnen welker wereldberoemde fresco gewelven hij Allegri's Miserere uit het hoofd opschreef, en deze herinneringen brachten een glimlach op zijn gelaat, verruimden zijn hijgenden boezem. Doch dan, bij de beschouwing van de portret ten zijner ouders, van dokter Barisani en van zooveel andere hem in den dood reeds voorgegane vrienden en kennissen, werden zijne oogleden vochtig en zeide hij op droevigen toon: »Nog een korten tijd en ik hoop in het betere gewest met U vereenigd te zijn". En overstelpt door aandoeningen van allerlei aard, wag gelde hij naar zijn stoel, waarin hij als vernietigd neerzonk. Eenige oogenblik- ken later kwam Constancia onverwachts van de reis thuis. Zij zag direct het ge vaarlijke van zijn toestand in, en bezocht nog denzelfden avond den huisdokter Closset, wien zij bad den volgenden morgen haar man, quasi toevallig, eens te komen bezoeken. Closset verscheen en schreef den lijder volstrekte rust voor. Die rust werkte weldadig op zijne door overmatigen arbeid geschokte gezond heid. Het was echter een heele toer hem van het klavier en de muziek terug te houden ware alles niet zorgvuldig weg geborgen geweest achter slot en grendel, zoo zou toch de liefde voor zijne kunst de overwinning op het voorschrift van den Esculaap behaald hebben. Eindelijk gevoelde hij zich weer ge noegzaam versterkt om den onderbroken arbeid te hervatten- Hij componeerde voor de vrijmetselaars de cantate »Tot lof der vriendschap", die den 15 Novem ber, onder zijne persoonlijke leiding werd uitgevoerd. Het succes, dat hij hiermee inoogstte, scheen hem nieuwe krachten te schenken en ijveriger dan ooit werkte hij aan de voltooiing van het Requiem. Edoch, die beterschap was slechts schijn baar, niet meer dan een laatste, schoon helle opflikkering zijner levenszonne, die reeds tot aan de kim gedaald was, en weldra voor goed zou wegzinken. Na eenige dagen begonnen de krachten sne te verminderen en was hij niet meer in staat het bed te verlaten. Toch bleef hij minzaam voor allen, die hem kwamen bezoeken, en zeide meermalen tot zijne vrouw: »Ach, Constancia ik heb het U wel gezegd, dat ik het Requiem voor mijn eigen begrafenis schreef; hoe spijt het mij dit werk nog niet voltooid te hebben. Toch verlang ik het vóór mijn dood nog eenmaal te hooren uitvoeren" Vurig hoop ik, dat God, in zijne on eindige goedheid dit werk als een boete doening mijnerzijds zal aannemen, en zijne genade in mijn laatste uur Met ging de deur open en bracht de stadsbode een gezegeld stuk inhoudende Mozarts benoeming tot Kapelmeester der Sint. Stephanuskerk. Nog was de bode niet vertrokken, of de Post bracht hoogst belangrijke bestellingen en schit terende aanbiedingen van den Hongaar schen adel en rijke kooplieden uit Am sterdam. »Te laat, te laat", klaagde de meester op droevigen toon >thans, nu ik zonder zorgen zou kunnen leven, en werken naar de gevoelens van mijn hart, nu ik geen slaaf van de mode, noch het slachtoffer van gewetenlooze winstbe- jagers meer behoef te zijn, moet ik deze wereld en mijne geliefde kunst verlaten". Overstelpt door aandoening verborg hij de brandende oogen in het kussen. Op den laten avond van dienzelfden dag riep hij Constancia nogmaals bij zich en zeide haar Als ik dood ben, betuig dan mijn hartelijken dank aan allen, die mij op aarde met hunne liefde en geld zoo trouw ter zijde stonden, inzonderheid aan baron van Swieten en aan Puchberg. Aan Puchberg ben ik, zoo gij weet, nog omstreeks twee duizend gulden, schuldig, doch deze edele man zal U niet lastig vallen bij gedeelten zult gij hem wel kun nen afbetalen. Wend U verder gerust tot keizer Leopold en den koning van Prui sen, ik ben overtuigd, dat zij uw verzoek om ondersteuning niet zullen afslaan. Mag onze nieuwe, nog deze maand te verwachten telg, een zoontje zijn, geef hem dan mijn naam en moge hij for- tuiniger op aarde zijn dan zijn vader het geweest is. En nu, Constancia, laat mij rusten en zorg voor mijn Requiem en dat het uitgevoerd worde, vóór ik met den Allerhoogste mijne rekening ver effen". MOZARTS DOOD en BEGRAFENIS. De noodlottige 4e December van het jaar 1791 brak aan. Buiten huilde en gierde de wind, binnen stond de engel des doods op den drempel der werk en studeerkamer. Mozart had het be nauwd en riep meermalen tot zijne gade »Ach, men heeft mij vergiftigd, ik kan dat denkbeeld maar niet uit mijn hoofd zetten". Tegen den middag echter werd hij iets opgeruimder en fluisterde op zachten toon het lied van den vogelaar en het »Ein Madchen oder Weibchen" uit de Zauberflöte. >0 vrouw, sprak hij eenige oogenblikken later, moch' ik toch nog éénmaal mijne Zauberflöte hooren". De dienstmaagd trad nu de kamer bin nen en gaf haar Meesteres een teeken, dat deze onmiddellijk begreep. »Kom, mijn beste, sprak zij tot Mozart, zoudt gij niet eens trachten op te staan, dade lijk komen zwager Hofer, Schack en meer andere kunstenaars in vereeniging U opzoeken". Verheugd door deze tijding, wreef de meester zich de handen en zat weldra in een grooten met kussens op- gevulden leunstoel. Daar traden de mu sici binnen, diepe ontroering lag op aller gelaat, doch Mozart, wiens aangezicht juist door eenige zonnestralen, verlicht werd, was opgeruimd en sprak hun vriendelijk toe. Constancia haalde het Requiem uit de kast, legde de partituur op Mozarts schoot en gaf aan elk de hem passende partij. De violen van het strijkkwartet werden nog eens gestemd, de pianist plaatste zich voor het klavier, en na het korte, slechts uit zeven maten bestaande preludium, klinkt het treurige >Requiem aeternain, dona eis.' Domine" door de kamer. De vroolijkheid van den stervende heeft plaats gemaakt voor diepe ingetogenheid hij luistert met ge vouwen handen en gesloten oogen, terwijl de lippen nu en dan een gebed schijnen te prevelen. Wanneer echter midden in het als fuga bewerkte Kyrie eleison" de alt de kluts kwijt raakt, opent hij de oogen en zingt even mede om den af gedwaalde weer in het rechte spoor te brengen. Bij het ijzingwekkende »Dies irae dat ons de verschrikkingen van den laatsten Oordeelsdag schildert, gaat bij het >Quantus tremor est futurus'' ook hem eene siddering door de leden. Ook het »Tuba mirum", en het »Rex tremendae majestatis beroeren of schok ken zijn godsdienstig gemoed Niet zoo dra echter smeekt de alt in het heerlijke »Recordare Jesu pie" om barmhartigheid voor de zielen der afgestorvenen, of de meester vouwt in vervoering de handen, heft de oogen hemelwaarts en vraagt Hem. die geen vreugde vindt in den dood des zondaars, vergiffenis voor wat hij op aarde misdreven heeft, Het »Con- futatis maledictus" beangstigt hem niet meer, en zóó groot is zijn vertrouwen op Gods onmetelijke barmhartigheid, dat »hij bij het diepontroerende »Orosupplex" met berusting het hoofd op de borst laat zinken als wilde hij zeggen Vader Gij zult ook mijn rouwmoedig hart niet verstooten". De inspanning echter is voor den stervende te groot. Bij het wonder bare, schoone »Lacrymosa" kan hij zijn aandoening niet langer bedwingen de tranen, die reeds op zijn wangen blinken beginnen dra te stroomen en hij zelve luide te schreien, vóór nog het heerlijke »Dona eis requiem Amen" ten einde is gezongen. Het Domine Jesu en de »Sanc- tus" konden niet meer gezongen worden. Men haastte zich den lijder in bed te leggen en een voor een togen de musici, na Mozart voor het laatst de hand gekust te hebben, naar huis. Tegen aller verwachting in, vlamden de levens geesten in den avondstond ongemeen helder op. Süszmayer werd op Mozarts verzoek ontbodende leerling kwam oogenblikkelijk, plaatste zich aan de sponde van zijn beminden leermeester en kreeg in opdracht het Requiem, waaraan nog de »Benedictus« en het »Agnus Dei« ontbraken, te voltooien. Het plan, dat deze hierbij zou moeten volgen, werd tot in de kleinste bijzon derheden geschetst. Süszmayer zat nog aan het bed, toen zijn schoonzuster Sophie binnentrad. Toen zij beiden zoo druk hoorden redeneeren, wilde zij heen gaan, doch Mozart riep haar toe Om Gods liefde Sophie, blijf toch hier, ik wil, dat gij mij ziet sterven en ach, er moet toch iemand hier zijn, om Con stancia straks bij te staan. Een kwar tier later begon Mozart te klappertanden en te huiveren en spoedig kreeg zijn gelaat een hoogroode, purpere kleur, die het ergste voorspelde. Sophie ijlde naar dokter Closset. Inmiddels trachtte Constancia hem te bemoedigen, door hem nog hoop op beterschap voor te spiegelen. »Neen, mijne beminde, zei hij, het treurspel is zoo goed als ge ëindigd, ik heb den lijkreuk reeds op mijn tong.« 'Toevallig zag hij nog eens naar de pendule op den schoorsteen mantel; deze wees juist »kwart over tien* aan. Kijk, Constancia, hernam hij, even glimlachend, nu zingt men in Schikaneders theater »Nun komm und spiel die Flöte an, »Sie leite uns auf grauser Bahn. >Wir wandeln durch des Tones Macht >Froh durch des Todes düstre Nacht. Dit waren zoo goed als zijne laatste woorden, want toen men op bevel van dokter Closset hem ijskoude doeken op het brandende hoofd legde, verloor hij spoedig alle bewustzijn. De huisgenoo- ten knielden nu aan zijn bed en baden de gebeden der stervenden. Tegen één uur na middernacht (5 December) richtte hij zich voor het laatst omhoog, keek met strakke oogen recht vooruit, zonk daarna met het het hoofd tegen den wand en blies den laatsten adem uit. Zijn lijden had opgehouden en Gods engelen haastten zich zijne reine ziel de Eeuwige Woning binnen te dragen. Constancia's smart was grenzenloos. Zij wierp zich in het bed van haren man om met hem te sterven. Het kostte baron Van Swieten, heel wat moeite de in hachelijke positie verkeerende vrouw voor eenige uren de echtelijke woning te doen verlaten en zoo lang bij Bauerfeind haar intrek te nemen. Toen deze laatste, de compagnon van Schika neder, de weduwe vóór zich zag, begon zijn geweten te ontwaken en liep hij vol wroeging door de kamer, luide roepend »Hij vervolgt mij overal, zijn beeld staat immer voor mij.« De tijding van Mozarts dood ver spreidde zich bij het aanbreken van den dag als een loopend vuurtje door Weenen. Honderden brachten een bezoek aan het sterfhuis om voor het laatst de trekken van den grooten componist nog eens te aanschouwen. Men zou nu allicht mee- nen dat een overtalrijke schare het lijk naar zijne laatste rustplaats gebracht zou hebben. Helaas neen 1 Slechts enkele vrienden volgden den 6 December des namiddags het stoffelijk overschot op zijn treurigen tocht en ook zij keerden, bij de kerk gekomen, wegens het ont zettend ruwe weder, zoo spoedig moge lijk huiswaarts. Niemand was ter plaatse toen de kist, o eetizuige schandeneder daalde inhet graf van den ar)ne, zoodat geen sterveling, zelfs de dood graver niet, later met zekerheid zeggen kon, waar Duitschlands grootste toon dichter begraven lag. Ondankbaarheid is 's werelds loon,« ziedaar het spreek woord, waarvan Mozart geheel zijn leven al de bitterheid moest proeven. Wij zullen er ons niet aan wagen den indruk te beschrijven, dien zijn dood reeds spoedig op alle kunstkenners en muziekliefhebbers maakte, hoe Haydn schreide, als had hij een zoon verloren, Cherubini als verpletterd was, hoe een harpenaar zijn instrument aan stukken sloeg en niet meer spelen wilde, hoe de eene cantate na de andere te zijner eere gecomponeerd en uitgevoerd werd, in tal van kerken een plechtige Requiem mis voor zijne zielerust werd opgedra gen, monumenten en gedenkstcenen te zijner nagedachtenis verrezen, dichters en proza-schrijvers zijn lof en groote verdiensten verkondigden, en men al lerwegen zijne werken begon te bestu- deeren. Zijn roem drong weldra tot zelfs in Amerika door en reeds na wei nige jaren had zijne muziek de wereld tot Vaderland. En thans, 150 jaar na zijn geboorte is die liefde tot Mozarts muziek eer nog toegenomen dan ver flauwd, en brengen allen, welke richting zij ook in de toonkunst zijn toegedaan, als om strijd hunne hulde aan den be- minnelijken, in zijn leven, helaas, zoo vaak miskenden held, die in veelheid van gaven, in wonderbare muzikale be gaafdheid en werkkracht zijns gelijke nog niet gevonden heeft. Mozarts werken zullen gezongen en gespeeld worden, zoolang beschaving zal gloren. AUG. C. v. D. HEIJDEN. Waalwijk, 18 Mei 1906. o Naschrift. Mozart componeerde naar matige schatting ruim 800 werken, waarvan men er omstreeks 600 kent. Zeer veel schijnt dus verloren gegaan. Tot de bekende behooren o.a. 20 Missen, 40 Offertoriën, 8 Litaniën, 10 Cantates, 17 Orgelsonaten, 22 Klaviersonaten, 60 kleinere klavier stukken, 45 sonaten voor klavier en viool, 49 symphonieën, 5 5 concerten, 23 ope ra's en serenaden, verder quartetten, quintetten, liederen, aria's, enz. enz. De meeste dezer werken zagen bij André te Weenen het licht. Het beroemde Requiem werd een paar dagen na Mozarts dood opgevraagd door den zelfden bode, een zekeren Leutgeb, voor den graaf van Wallseg, die het werk onder eigen naam wilde uitgeven en ten gehoore laten brengen bij de verjaring van den sterfdag zijner gade. ZAUBERFLÖTE

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 5