Nummer 53
Zondag 1 Juli 1906.
29® Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
waarin opgenomen DE NOORDBRaBAITTSCHE POST.
Eerste Blad.
Krachtkèrels.
gaat op het Zuiden los
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Engeland.
Rusland.
TJ I T G R VER:
De Echo van het Zuiden,
WiilvQksche en L«iigstraatsche Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38.
Advkrtbntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Adverteutiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Die »men* is natuurlijk de roode partij
een nieuwe aanval wordt voorbereid en,
geloof maar gerust, dat deze met taai
volhardingsvermogen zal worden door-
en voortgezet. Moet het Zuiden zich hier
voor bevreesd maken Zal het den
stormaanval doorstaan In 't algemeen
kan hierop geantwoord worden, dat een
aanval, die natuurlijk verweer zal uitlok
ken, altijd slachtoffers maakt, hoe gering
in aantal dan ook. 't Kan tenminste
moeilijk verondersteld worden, dat Noord-
Brabant en Limburg een operatie-terrein
zal opleveren, zooals dat gewoonlijk een
Engelsche krijgsmacht vindtzelf geen
enkele gewonde, de vijand enorm.
Kan echter het Zuiden met gerust
sociaal geweten den vijand, die niets
ontzien zal, afwachten Het Centrum
heeft op deze vraag reeds geantwoord
door te schrijven: »Laat men in 't Zui
den zorgen voor een krachtige, sterke
katholieke sociale organisatie.* Dit blad
schijnt dus nog zoo heel gerust niet te
zijn, d. w. z. meent dat de sociale orga
nisatie in 't Zuiden nog niet op die
hoogte staat, als ze moet staan.
Wij willen ten dezen opmerken, dat
we werkelijk nog niet ten volle gepant
serd staan. Wel zijn we in de laatste
jaren sterk vooruitgegaan, wel zijn onze
werkliedenvereenigingen in kracht en
aantal toegenomen, maar wij staan
feitelijk nog in onze kinderschoenen.
Het sociale vereenigingsleven in Noord
brabant en Limburg is nog jong boven
dien heeft het niet, zooals dit in 't Noor
den voortdurend de botsing gevoeld van
onze tegenstandersm. a w. het is niet
öpgcgroeid temidden van den grooten
en' kleinen strijd; het is nog niet in 't
vuur geweest. Wel zijn er hier en daar
enkele spiegelgevechten geleverd; wel
is er hier en daar wat gemanoeuvreerd,
maar... dan waren het manoeuvres,
zooals die van het legerde eigen ver-
eeniging verdeelde zich in twee kampen,
welke elkander dan gingen bestrijden.
Gelukkig is dit beter geworden sedert
de K. S. A. verzamelen heeft geblazen,
sedert er in verschillende plaatsen comi-
tees zijn opgericht, die door woord en ge
schrift en de daad aantoonden, dat
verdeeling in eigen boezem de tering is
en dat we allen, hoog en laag, moeten
samenwerken, om gezonde sociale toe
standen te krijgen, natuurlijk niet in eens,
maar geleidelijk.
Nu weten we wel, dat in dezen tijd
van stoom en electriciteit ook sociale
verbeteringen door de massa als met
stoomsnelheid worden gewenscht, doch
de verstandige elementen zijn al tevreden
als het thans een beetje vlugger gaat
dan vroeger Het moet echter gaan en
niet stil staan, anders worden ook die
verstandige elementen verkeerde elemen
ten.
En wat zien we nu b.v. in de fabriekstad
Tilburg. Daar is en blijft het vrouwen-
loon ellendig laag; de meeste fabrieks
arbeidsters verdienen er 5 cent, zegge
5 cent per uur. Voor eene heel week
werkens gaan zij naar huis met 'n loon van
3, 3,50 a f4. En dat, terwijl de Engel
sche fabrieksarbeidsters te Leeds en
Bradford, die toch waarlijk niet zóó
veel meer presteeren dan de Tilburgsche
naar huis gaan met een weekloon van
10, 11 en 12 g. dus met een drie a vier
maal grooter bedrag dan hier. Als er
één taak voor het Tilburgsche Comité
der K. S. A. is, dan is het, dezen ellen-
digen toestand uit de wereld trachten
te helpen.
Of werkt de Tilburgsche industrie
onder zooveel zwaardere bedrijfsvoor-
waarden dan de Engelsche. Deze vindt
toch ook geen voldoende grondstof in
het eigen land, Engeland heft evenmin
hooge in- noch uitvoerrechten als ons
land; bovendien, terwijl de Engelsche
producten hier ter markt komen, gaan
de Tilburgsche naar Engeland o. i-
alle factoren, die zelfs een leek duide
lijk doen inzien, dan de Tilburgsche wol-
en lakenindustrie niet een zóóveel
zwaarder belast bedrijf heeft dan dat
het loon der arbeidsters zóóveel mag
verschillen-
Doch veronderstel eens, dat de lil-
burgsche industrie werkelijk in die mate
meer belast is dat de Engelsche, dat zij
onmogelijk hooger loon aan de arbeid
sters over de arbeiders zullen we
nog niet eens spreken kan uitkeeren,
dan was het o. i. de eerste taak van
bovengenoemd Comité of, wil men dit
liever, van de desbetreffende vakveree-
niging in dat Comité, deze nood
gedrongen sociale wantoestand goed ge
documenteerd te motiveeren. Men be
reikte hiermee een dubbel doel en wel
ten eerste, men bracht de arbeidersbe
volking aan 't verstand, dat hier geen
sprake is van onwil, maar van onmacht
en ten tweede, men was gewapend tegen
den rooden aanval, die natuurlijk tegen
dergelijke toestanden 't eerst storm zal
loopen
Maar wij vreezen met groote vreeze
dat in Tilburg en ook nog wel in andere
fabrieksplaatsen in Noord-Brabant en
Limburg de roode zaaier een vruchtbaar
terrein zal vinden.
Dat men toch ten onzent eens heele-
maal wakker worde 1 Met mooie verga
deringen, w aarin oratorische talenten
sprankelend mondvuurwerk afsteken,
komt men er niet. Er moet gewerkt,
hard gewerkt worden ter verbetering
van den economischen toestand der ar
beidsters.
lloman van de Zee
door
5) JOS. SCHELLEKENS.
II.
Den volgendeu dag is het prachtig herfst
weer. De zon kleurt de duinen met ineen
vloeiend herfst-coloriet. Het wazig-gele van
het reeds half verdorde duingras gaat zacht
over in het rozeroode van het duizend-
guldenkruid, terwijl aan den voet van de
daar zoo passief liggende zeebewakers de
paarse bloempjes van de zeeraket den stillen
beschouwer herinneren aan de reeds lang
verdwenen Pinksterbloemen.
En langs het strand trekken groote
scharen van gevleugelde reizigers, als ture
luurs, kemphaantjes, grutso's en wulpen.
Onder vroolijk wiekgeklap en een laatsten
hellen afscheidsgroet verlaten zij de zonrijke
plekjes, waar hun liefdeleven heerlijk op
bloeide en waar zij, al blijde rondzwervend,
veld en beemden doortrilden met hun
schetterend keelgeluid. De kwikstaartjes en
oeverpiepers, weggedoken in bloeiende zee
asters, wuiven hun trekcollega's met coquet
staartbeweeg en nikkend kopje een tot
spoedig weerziens toe. Als een booze lucht-
geest stoot een zich verlaat hebbende ransuil
zijn onheilspellend „hu* 1 uit, terwijl bij
met schuwen flonkerblik naar zijn duister
dagverblijf vliegt.
Eu boven, om en door dit alles zweven
late herfstdraden. Als willen zij dit blij—
eiude-spel der naar haar winterslaap nijgende
Kan dat niet anders dan daar de
slechtgezinde werkgevers te signaleeren,
dan moet men ook hiervoor niet terug
schrikken, want weet wel, door steeds
met beiden, en werkgevers en werkne
mers, steeds even goede vriendjes te
willen blijven, vooral met de werkgevers,
die tastbaar hun volk exploiteeren voor
te laag loon, drijft men, onverbiddelijk
de menschen naar het roode kamp; zij
natuur met dun-grijze confetti's sieren, zoo
omzweven zij alles, wat zij in haar lichte
zweefvaart ontmoeten De gewiekte reizigers-
schaar ziet zich zelfs getooid met die
ragfijne wuifdraden.
De zee ligt daar als in mijmers'ilte.
Glad is haar blauw-groene oppervlakte,
alleen langs de strandlijn is een zachte
klotagolfjes-rirapeling merkbaar. De zee zingt
haar liefste lied, zoo vol van geheimen, zoo
verleidelijk voor den zeeman, wiens ziel uit de
zee geboren is. Doch hoe lokkend haar stem
thans is, het blijft een sirenenzang, welks
zwevend pianissimo straks gevolgd wordt
door een bulderend forto, dat elk weegekbg
overstemt en in welks uitstootende reu-
zenkaken het onmeedoogend wegstel ft.
Heel in de verte draagt zij een van die
moderne waterkasteelen, die met vluggen
schroefslag haar reuzenschoot doorsnijdt.
Eu op het strand zijn schelpvisschers met
druk arm- en handbeweeg bezig, de zee
haar uitgeleefde schelpen te ontrukken,
opdat deze onder nijvere menschenhand en
gloeiende vuurhitte worden omgezet in een
waardevol product, dat als kleefstof dienst
doet tot 't opbouwen vau paleis eu hut.
„Gaan we naar het strand, Haakon
vrargt Nel aan den jongen Noor, die alle
moeite doet om haar in heur verhollandst
Duitsch te volgen.
„Mij goed", antwoordt hij met een wel
luidend stemgeluid.
Haakon is eeu stoere knaap. Uit hst
regelmatig gevormde gelaat blinken u een
paar helder-blauwr oogen tegen, die de spiegel
zijn van een vastberaden wil en kloi k ver
stand. Zijn blonde krullebol draagt eenigs-
zins scheef een donkere pet, die met haar
blinkende klep het hooge voorhoofd gedeel
telijk bedekt,
zullen natuurlijk dan wel ondervinden,
dat ook de socialisten geen hemel op
aarde brengen, integendeel, doch zij ge
nieten de voldoening, hunne ontevreden
heid te kunnen botvieren; gesignaleerd
te zien de werkgevers, die hun zoo lang
hun rechtvaardig loon onderhouden heb
ben. Dit moge dan een magere troost
zijn, die niets in de maag brengt, voor
ontevredenen, die jaren lang hun mis
noegdheid in 't binnenste van hun mor
rende ziel hebben opgestapeld, is het
beslist een troost. Het is eenvoudig een
gewoon menschelijk verschijnsel.
Welnu voormannen der K. S. A. in
onze gewesten, een gewaarschuwd man
telt voor twee en 't is beter te voorko
men dan te genezen, tracht slechs so
ciale toestanden op te heften en minder
goede te verbeteren- Doet in alle op
zichten onze sociale organisatie s ten
volle aan haar doel beantwoorden,
werkt zonder aanzien des persoons en
doet dit alles niet uit socialistenvrees,
maar uit zuiver rechtvaardigheidsgevoel
en de roode aanval zal met vrucht kun
nen worden afgeslagen, dochblijft
men een slakkengang gaan, wij vreezen
dan voor onze Katholieke provincies,
want meen niet dat alleen 't schild des
geloofs den stoot voldoende zal pareeren.
Indien dat waar was, er zouden in onze
provincie niet reeds een vijftal actieve
afdeelingen der S. D. A- P. zijn. O ze
ker, onze menschen zullen niet direct
in de fuik loopen, doch het >frappez
toujours* zal zeker door onze roode be-
springers worden toegepast en dan blijft
er licht iets van hangen.
We stellen ons zelfs vSor, dat den
eersten tijd de roode heeren op vele
plaatsen eerder gemolesteerd zullen
worden dan aangehoord, denkt echter
aan Utrecht, waar 10 jaar geleden de
leider, Mr Troelstra, >vergiftige pijlen
moest tarten en met drek werd gesme
ten* en dat thans een der »roode ste
den* is, waarvan de voorzitter van het
dit jaar gehouden socialisten congres
verklaarde, dat de sociaal-democraten
in Utrecht zich het best thuisgevoelen,
omdat daar de beweging het eerst is
gegroeid tot mannelijke kracht, ^orgt
dat het oude woord van Breero ook niet
op onze provincie van toepassing wordt.
En dat is alleen te bereiken door
krachtige katholieke sociale vereenigin-
gen op te richten, die met beleid, doch
zonder aanzien des persoons doen, wat
zij ter sociale verbetering te doen vin
den. Ziedaar, het wachtwoord 1
Uit Engeland komt het bericht, dat Trans
vaal nu toch werkelijk een grondwet krijgt.
Het heeft lang geduurd, want te Johan
nesburg wilde meu alleen een volksverte
genwoordiging, als de goudmijnmanneu daar
in de meerderheid hadden.
En de Boeren wilden niet, dat de eerste
de beste avonturier, die een paar maanden
in de mijnen rondliep, gelijk recht zou
hebben met de groote voortbrengers der
welvaartde landbouwers en veehouder*.
Toch hebben de Boeren, om wat voort
gang in de zaak te krijgen, in 't beginsel
van gelijk stemrecht met de uitlanders toe
gestemd.
Verder is de afspraak, dat er op 69 leden
van de wetgevende vergadering komen,
waarvan de Rand er 33 zou kiezen, Preto
ria 6 en de rest van het land de overige 30.
De Twintigste Eeuw meldt, dat men op
Prterhoff het vraagstuk aan een nader on
derzoek zal onderwerpen, strekkende om aan
Moeromtseff de taak op te dragen om een
kabinet te vormen, hoofdzakelijk bestaande
uit leden van de Doema. Men is niet vsn
plan, wijzigingen aan te brengen wat betreft
de portefeuilles van oorlog, mariueeu buiten-
landsche zaken.
Weder heeft een bloedige botsing plaats
gehad. Ongeveer 500 stakende beambten
van den Nicoiai-spoorweg hielden ie St.
Petersburg een optocht dooi de Charrkotfs'
kaja en dwongen alle personen, die ze op de
Treffend is de gelijkenis van den jongen
gast met den helaas te vroeg weggenomen
zoon des huizes. Haakon lijkt dan ook
eerder eeD broeder van de meisjes dau een
vreemde schipbreukeling. Telkens ziet me
vrouw hem aan en men kan 't uit haar
oogen opmaken, dat het haar moeite kost,
het gisteren avond genomen besluit niet te
verraden.
„Nou, kinderen/ zegt ze, „ge moogt wel
gaan, maar niet al te lang wegblijven, hoor
Vooral Nel en Toos nietHaakon mag, als
hij wil, nog wel een poos langer op 't strand
en in de duinen vertoeven. Dat doe je immers
zoo graag, mijn jongen
Dat „mijn jongen* klinkt zoo liefdevol,
dat Haakon verrast zijn oogen opslaat en
met een dankbaren blik zijn gastvrouw
aanziet.
„Dank u, mevrouw/ zegt hij bewogen.
„Niets te danken, kérel, je moogt altijd
wel hier blijven, als je wil.* Maar zoo voegt
ze er haastig bij, als had ze spijt, dit
laatste gezegd te hebben toch ook niet
al te lang rondzwerven en voor het eten
thuis zijn.*
„Ja, mevrouw, dat beloof ik u/
Het drietal vertrekt, nog lang nagestaard
door mevrouw, die zich niet meer kan
losmaken van het gisteren geopperde denk
beeld, dat geheel haar denken in beslag
neemt.
„'t Is toch een lieve jongen', fluistert ze,
terwijl ze zieli naar de apotheek begeeft,
waar haar man is.
De weg naar het strand leidt langs het
dorpskerkhof, dal heel mooi in een daindal
ligt en aan alle zijden door groene duinhellin
gen ingesloten is.
„Zijn bij jullie in Christiania de kprkhoven
ook zoo als hier? vroeg Nel. Zij moest
echter haar vraag wel tweemaal herhalen,
eer Haakon haar begrijpt.
„O neen', zegt hij dan langzaam, opdat
Nel hem kon volgen Toos plukt intus-
schea eenige zeeraketten, die heel aardig
tusschen het fijne zandstof op de onderge-
sloven zeestraat uitgroeien „o neen, bij
ons zijn de kerkhoven heel anders. En,
terwijl een droevige trek zich om zijn mond
plooit zegt hij verder: „Bij ons heeft
men bijna geen grafzerken, maar graftuintjrs,
al of niet door een steenen rand omgeven'
hij wijst Nel aan de steenen voeting van
't kerkhofhek aan, wat hij bedoelt. Nel
knikt dat ze hem begrepen heeft.
Men legt in die tuintjes een paar bloem
perkjes aan, soms staat er ook zoo'n graf
monument op hij wijst alweer zijne be
doeling aan maar dan is het veel kleiner
dan hier.'
„Groeien er dan nog bloemen in die
perkjes?* is de nieuwsgierige vraag van Nel
weer.
„Wel zeker en door de meesten worden
die perkjea goed onderhouden ook.'
„Is op het graf van je mama ook zoo'n
perkje?'
Haakon antwoordt niet. De tranen staan
hem in de oogen. Als Nel dit zist, neemt
ze deelnemend zijn hand en zegt „Heb
ik je bedroefd gemaakt, Haakon Kom huil
nou niet, het spijt me zoo.'
De jongen ziet haar met zijn betraande
oogen droef-lachend aanhij zegt met zachte
stem: „'t Is niets, Nel, dat gaat wel weer
over.'
Tot aan het strand wordt er nu verder
geen woord meer gesproken.
Op het strand zelf is het loopen, stoeien,
zandspitten en kuilen maken. Haakon voelt
zich al wel wat groot voor deze kinderlijke
bezigheid, doch vooral om de tienjarige
Toos een genoegen te doen, wil hij zich
ni*t terugtrekken. Liever had hij de meisjes
alleen gelaten en weer langs het strand en
door de duinen gaan dwalen, vooral langs
't strand, waar hij voortdurend met de oogen
nu eens naar den grond, dan weer op de
zee gericht, wandelde, juist ot hij iets zocht.
Terwijl de kinderen speelden, was het
hoog water geworden. Telkens werden sij
loor de steeds verder rollende golfjes terug
uitgedreven. Toos, die hierin den meesteu
schik had, was het drukste van de drie.
Gingen Haakon en Nel soms een poosje in
het zand liggen, Toos bleef onvermoeid door
spelen.
Als Nel en Haakon naast elkander zalen,
knoopte de eerste geregeld een gesprek aan
en veelal liep dat over Haakon's ongelukkige
schipbreuk.
„Wss je niet bang op die woeste zee
„O ja, toen de storm begon en hoe langer
hoe heviger werd, kroop ik in een grooten,
ieegen waterketel, maar vader kwam en riep
boos over mijne vrees „Helaas! Ben jij nou
de zoon van den kapitein zei h»j „Vooruit
op het dek en meehelpen/
„Ik was wel een beetje kwaad op me
/.elven, dat ik dat gedaan had, maar 't was
ook de eerste reit, die ik meemaakte en 't
was eigenlijk meer om die hooge golven niet
te zien dan dat ik bang was vau te verga-n.
Ik ben later niet meer van het dek afgeweest
tot....* En hier kwamen de tranen weer.
„Kom Haakon laten we nog een beetje
Toos helpeu riep Nel opspringende, toen
ze de armen jongen weer bedroefd zag.
Ilaakon voldeed gewillig aan haar verzoek.
De lucht was inmiddels betrokken en de
de wind begon ook meer op te zetten een
gewoon verschijnsel aan de zeekust ia den
herfst.
(Wordt vervolgd.)