Nummer 57 Donderdag 19 Juli 1906. 29e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. waarin opgenomen DE ÉTOORDBHABANTSCHE POST. Eerste Blad. Krachtkèrels. ANTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen Rembrandt van Rijn. Uitgever: FEUILLETON. ■MRSBBHEKK saesss:r. :js®br^ «si Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Jimaal ter plaatsing opgegeven, worden sJmaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Nederland viert een grootsch feest Zondag was het driehonderd jaar gele den, dat Rembrandt Harmenszoon van Rijn te Leiden uit een molenaarsgezin werd geboren en door optochten en tentoonstellingen, door huideverkondi gingen en samenwerking van alle kunsten heeft men den voornaamsten en meest beroemden schilder, waarop Nederland bogen mag, geéerd. Een korte levensschets en waardeering van Rembrandts genie zal te dezer ge legenheid onzen lezers niet onwelkom zijn. Rembrandt was de derde zoon van een welgestelden molenaar in de Leidsche Weddesteeg. Al vroeg verried zich zijn ongemeene aanleg voor kunsten en we tenschappen. Zijn opvoeding werd dan ook bijzonder verzorgd. In tegenstelling met zijn broeder mocht hij de Latijnsche school te Leiden bezoeken en tamelijk omvangrijke studiën maken. Al sterker groeide zijn teeken- en schilderdrift aan. Haar volgend, ging hij in de leer bij Jacob van Swanenburgh, in die dagen de gids en meestei van vele jonge schil ders. Op diens atelier leerde hij grondig de beginselen van het vak kennen. Toch kreeg hij de kunst eerst goed onder de knie, toen hij zich op zeventienjarigen leeftijd (in 1623) met zijn stadgenoot Jan Lievens onder de leiding ging stellen van den Amsterdamschen meester Pieter Lastman, die bijzondere studie had ge maakt van het lichteffect. Gaandeweg schilderde de talentvolle en naarstige jonkman nu portretten van vrienden en familieleden, tot hij na zijn terugkeer te Leiden als schilder van be roep in het openbaar optrad. 7) Roman vau de Zee door JOS. SCHELLEKENS. III. Haakou is dan met zijne volle toestem- ming door de familie de Hollander geadop teerd. Hoewel de jongen nog dikwijls aan zijn geliefd geboorteland denkt, vervlogen toch langzamerhand die sterke indrukken en begint hij zich in zijne nieuwe omgeving hoe langer hoe meer thuis te gevoelen. Als met zoeten wellust geniet hij 't heerlijk gevoel van weer te leven te midden eener eigen familie, die hem met teedere liefde omringt. Eu kwamen aanvankelijk de namen van vader en moeder eenigzins aarzelend over zijne lippen, thans, na een driemaan- delijkich verblijf, spreekt hij ze met de liefdevolste achting uit. Toos en Nel zouden hun nieuwen broer voor nog niet hoeveel wel willen missen, vooral Nel, die wel het innigst aan Ilaakon hangt. Reeds dikwijls hebben de dokter en zijne vrouw gesproken over de toekomst van den jongen, doch zij zijn het nog maar niet eens kunnen worden. De dokter, die wel inziet, dat Haakon als een echt zeemans kind op den duur toch weer naar zee zal willen, wenscht dan ook in die richting zijne verdere opvoeding te leiden mevrouw kan dit echter onmogelijk toegeven. Alleen de naam zeeman doet haar al schrikken. Zij ziet haar nieuwen jongen reeds weer de prooi van dat verradelijke element, waarin De roem vloog hem reeds vooruit, toen hij zich in 1631 voorgoed in de hoofdstad des Rijks vestigde. De eene bestelling volgde op de andere, en de jonge kunstenaar begon een welgezeten man te worden. Ten huize van den kunstkooper Hendrik van Uylenburch leerde hij diens dochter, de jeugdige Saskia, kennen, een Friezinnetje van aan zienlijke familie. Den 22en Juni 1634 trad hij met haar in den echt, een groot huwelijksgeluk genietend gedurende vele jaren. Alles wat gunstig op de ontwikkeling zijner kunst kon werken, bezat Rem brandt toen. Een lieve vrouw, die hem door aanvalligheid en minne steeds nieu we meesterwerken inspireerde een zeld zaam innig huiselijk geluk, waarin hij gaarne van de vermoeienissen zijns arbeid uitrustte buitengewoon fraaie collecties kunstvoorwerpen, waarmee zijn fantasie zijn tafereelen nog rijker wist op te luis teren een beroemden naam, die schil ders als Gerard Dou, Govert Flinck, Ferdinand Bol en Nicol. Maas tot hem leidde. Patriciërs en geleerden betwistten elkander de eer, door hem geconterfeit te worden. In dit gelukkige tijdperk (16341642) schilderde hij ook zijn be roemde Bijbelsche tooneclen, landschap pen, stillevens en »de Nachtwacht.» Maar ook hij was een menschenkind, en leed bleef hem niet gespaard. In 1642 wierp de dood een zwarten schaduw van rouw over zijn leven. Zijn vrouw, Saskia van Uylenburch, stierf, hem een één-jarig zoontje, Titus nala tende. Toen kwam er iets tragisch in het lot van den weduwnaar. Zijn moraal verviel, en zonder een leiding die, gelijk Saskia, een goede en krachtige richting aan zijn leven had gegeven, huisde hij in wilden echt met Hendrickje Stoffels, die hem in 1654 een dochter schonk, door hem wettelijk erkend. Het was een droevig tijdperk. Zijn verzamelingen kunstvoorwerpen werden wegens schulden aan veel te lage prijzen verkocht en zelfs zijn ruim huis in de zij ook haar eersten verloor. Zij moet niet temin haar man toestemmen, dat er toch een beslissing dient genomen te worden. Eindelijk besluit men, het Haakon zelf te vragen. Eudeze geeft met eene eigenaardige uiting iu de oogen te kennen, 't liefst zee man te worden. Mevrouw kon bij het hooren van dezen haar zoo onsympathieken wensch heur tranen niet bedwingen, Liefdevol neemt zij het kroeshoofd van haar pleegzoon tusschen heur beide handen, ziet hem teeder in de helder blauwe oogen en vraagt dan „Maar Haakon weet je wel, wat je daar zegt Pas hebben wij je als onzen zoon aangenomen en nu wil je ons alweer gaan verlaten en dan neg wel voor zoo'n gevaarlijk beroep Jongen, jongen, je moest eens weten, hoeveel ver driet mij dat aandoet Ilaakon wendt zijn betraande oogen af, peinzend staart hij eenige oogeublikken voor zich uit, dan zegt hij „Ik kan niet anders moeder „Mijn lieve, lieve jonge, hoe is 't moge lijk is alles, wat mevrouw hierop kon antwoorden. Dokter Hollander heeft twee broers in Amsterdam wonen, die reeders zijn. Een er van vaart zelf als kapitein op een der vracht- stoombooten der firma, welke een geregelde vaart onderhoudt op lndië. Hij zal aan de e verzoeken, Haakon een paar reizen mee te nemen, opdat de jongen zoodoende in zijn werkkring de Hollandsche taal leert spreken zijn verdere opleiding kon dan later bespro ken worden. Het is in de eerste dagen der Meimaand, dat de tijd ran vertrekken is aangebroken. De familie brengt Haakon naar Amsterdam. Mevrouw heeft getracht, zich met het ge nomen besluit eenigszins vertrouwd te maken. Jodenbreestraat te Amsterdam moest hij laten varen. Rembrandt overleed den 4en October 1669. Tot in zijn laatste levensjaar schiep hij met onafgebroken kracht kunst werken van onvergankelijke waarde. Maar de rampen vielen zwaar op hem neer. Zijn zoon Titus overleed op ze ven en twintig jarigen leeftijd en van al de zijnen bleef den ouden man niemand over dan Cornelia, het kind van Hen drickje. Een zijner biografen schrijft over zijn afsterven »Rembrandt stierf in moeilijke om standigheden. Gedurende de laatste dagen had hij het huishouden met Cor nelia's spaarpenningen moeten ophouden. Aan eigen goed liet hij niets na dan eenvoudige kleeren en schildersgereed schap. Op 8 October werd zijn stoffe lijk overschot in de naburige VVesterkerk begraven, maar de plaats van zijn graf bleef onaangeduid en is slechts bij be nadering aan te wijzen Aan de dragers werd f 15 vergoed. Wel groot is de tegenstelling van dit sterven met de latere, steeds aangroeiende vereering voor het exemplaar van een zijner etsen werd in Engeland f 18.875 betaald; een schilderij de zoogenaamde »Vergulder» (portret van Doomer), in 1802 voor f2500 verkocht, deed in onzen tijd f 125,000; voor de twee portretten van Martijn Daey betaalde een Rothschild in onze dagen zeven ton gouds. De waarde van >de Nachtwacht» kan niet dan met 7 cijfers worden geraamd, maar nooit zal de stad Amsterdam dit stuk, noch »de Staalmeesters» verkoopen. Men heeft Rembrandt den koning, ook wel den herschepper van het licht ge noemd, door deze eeretitels willende aanduiden, met welk een ongeëvenaard meesterschap hij alle werkingen van zon- en kunstlicht, het schelle daglicht en het weemoedige clair-obscure onder zijn verwen wist te mengen, zoodanig dat het eigenaardig karakter van de geschilderde personen of voorwerpen er een bijzonder relief door kreeg, en er toch als één mee geworden scheen. Op De laatste dagen, de laatste uren vóór het vertrek is zij echter zich zelve haast niet meester. Als zij staat op de Handelskade met het reeds onder stoom liggende vaartuig voor zich, dreigt ze in onmacht te vallen. De dokter ondersteunt haar, terwijl hij be moedigende woorden spreekt. Wel is ook hem de keel als 't ware toegenepen, wel drnkt ook hij kramachtig de hand van den jongen, dien hij als een eigen zoon bemint doch hij tracht zich als man zooveel moge lijk te bedwingeD. Nel en Toos laten vrij haar tranen 7iiaten. Zij hangen haar pas verkregen broer als 't ware onmachtig om den hals. En Haakon Als de jongen deze peillooze droefheid ziet, voelt hij een oogenblik iets jn zich als van berouw. Toen hij besloot, zijn leven weer te wagen op de hem zoo lokkende zee, had hij er te weinig over gedacht, dat reeds spoedig het uur van scheiden weer zou slaan. Had hij zich dat uur, zoo helder als thans, voor den geest kunnen roepeD, wellicht zou hij met huivering van zijn eigen plannen zijn teruggeschrokken. Met een wilde on stuimigheid werpt hij zich om den hals van zijn pleegmoeder, die op hare beurt hem zóó vast tegen zich aandrukt, als wilde ze hem niet weer loslaten. „Kom Frits, het is tijd De andere pas sagiers zijn reeds aan boord, wij moeten onmiddellijk vertrekken". „Ja Willem, nog ee.n oogenblik. Allo Marie, Haakon moet vertrekken". Zachtkens maakt de dokter zijne vrouw uit de omhelzing los, een laatste kus wordt nog gewisseld, Nel en Toos gillen het als 't ware uit, de dokter drukt Haakon nog eens stevig de hand, terwijl hij met een slak kende stem zegtg Vaarwel, roiju jongen, tot weerziens!" en een oogenblik later staat de jonge reiziger naast zijn oom Willem, den kapi. geniale wijze verdeelde hij de licht- en schaduwpartijen, in welke laatste echter alle vouwen en onderdeden van kleeren b.v. onder fijne licht-spelingen zichtbaar bleven. Daardoor kregen zijn figuren ook dat zwierige, waarmee zij zich zoo los tegen den achtergrond zijner doeken bewegen. Men zie b.v. »De Nachtwacht* of »De Staalmeesters*, en merke op, hoe natuur lijk die menschen staan, zitten, vooruit treden in het licht, dat voor en achter hen wemelt. Onze thans levende Hollandsche schil ders welke in groote gaven nauwelijks achterstaan bij die onzer gouden eeuw, erkennen vooral om deze heerschappij over het licht Rembrandts alles-over- treffende kunst. Onze beroemde Jos Israëls schreef eens van hem »Met buitengewone kracht kon hij de natuur op den voet volgen en bestudeeren de licht- en schaduwbeelden, die de natuur zoo rijk en soms zoo wonderlijk doet zijn, wist hij als niemand te voren in schilderkunst tot een geheel nieuw genre te verheffen. Het woord Rem- brandtiek (licht) is door zijn kunst ge schapen. En dan zijn etswerk. Men staat verbaasd, dat sedert zoo vele honderd jaren geen kunstenaar met de naald bestaan heeft, die met onzen held kan vergeleken worden. Hoe vele uitvindingen en nieuwigheden men ook op dit gebied heeft bijeengebracht, de helderheid en levendigheid, fijnheid en kleurenpracht, die bij Rembrandts graveerwerk worden gevonden, zijn nog nimmer overtroffen*. En onze groot schilder H. W. Mesdag getuigde nog onlangs »Het is moeilijk in woorden de onbegrensde bewondering uit te drukken en de vereering, die ook ik met zoovele duizenden, ja met de geheele beschaafde wereld, voor den Grootmeester der Hollandsche Kunst gevoel. Staande voor de meesterwerken van dat groote genie, dat nu bijna drie eeuwen als een zon de wereld op het gebied der kunst weldadig beeft verlicht en tot de menschheid heeft gesproken met zeldzame kracht en schoonheid, teio, op de brug. Het bevel „los klinkt, de schroef begint haar korte omwentelingen, de boot zet zich laDgzaam in beweging, barden-hoeden- en zakdoeken, gewuif wenken nog een laatst vaarwel en door een tranenfloers ziet Ilaakon nog zijne pleegmoeder in de armen van zijn pleegvader vallen, terwijl Nel en Toos nog steeds staan te afscheidswuiven. Haakon heeft op „De Hollander" een goed leven. Hij is meer passagier dan sche peling. Wel moet hij de hut van zijn oom schoon houden, wèl moet hij den hofmees ter, waar noodig, helpen, doch als neef van den kapitein valt hem niemand hard. Trou wens, dat behoeft ook niet. De jongen is vlijtig en verricht met nauwgezetheid het geen hem wordt bevolen, ook de werkzaam heden van lichtmatroos, welke hem zoo nu en dan door zijn oom worden opgedragen, Als er tijd voor is, geeft hem de kapitein les in de beginselen der zeevaartkunde. En er is geen dankbaarder en vlugger leerling dan Haakon. „Dit jongen belooft wat", zegt de kapi tein vaak tegen den eersten stuurman. „Daar zal een flink zeeman uitgroeien". „De Hollander" maakt eene voorspoedige reis. Na een Engelsche haven te hebben aangedaan, stoomt het schip met kalm weer het Kanaal uit, en is na zes dagen varens te Gibraltar. Hier worden vijf uren aan het innemen van steenkolen besteed. Ook komen er een paar passagiers aan boord. De Hollander is vracht en pasaagiersboot. Een van deze passagiers is een Portugees, die er als een echte dandy uitziet. Zijn hoofd lijkt wel één pomadepot, zijne voeten zijn gestoken in laarzen zoo nauw, dat hij er nauwelijks opstaan kan en aan zijne kleeding schijnt hij wel zooveel zorg besteed kunnen wij, kunstenaars, den uitroep niet onderdrukken»hij is ons aller meester*. De kroon der onsterfelijkheid versiert zijn hoofd en zijn werken zijn de openbaring van zijn genie, dat hem heeft gemaakt tot den grootsten onder de grooten*. Rembrandts kunst was tegelijk men- schelijk en bovenmenschelijk. Boven- menschelijk omdat hij zóó schilderde dat zijne schilderijen nu nog, na drie eeuwen, een gloed uitstralen, waarbij, zegt dr. A. Bredius, alle andere kunst dood, dof en kleurloos wordt. Menschelijk want wie heeft als Rembrandt de diepste gevoelens van het menschelijk gemoed bespied, en wist ze weer te geven als hij Hij, de man, vol passie en kracht, die zelf het leven geleefd heeft, lief had en leed, hij had ook de éénige gave al wat een menschenhart gevoelde, met penseel, etsnaald of pen uit te drukken zóó, dat wij het mee kunnen voelen. En dat brengt ons dezen kunstenaar zooveel nader dan alle ande ren zijn innig-menschelijke kunst. Een andere trek van Rembrandts kunst is zijn veelzijdigheid. Hij was geen portretschilder alleen. Hij schilderde in fantastische costuums zijn Saskia, hij schilderde zich zelf in allerlei uitdos- sching, hij illustreerde als het ware den Bijbel, borstelde omvergankelijk schoone landschappen, werkte het gezicht in een slagerswerkplaats uit tot een onsterfelijk realistisch kunstwerk, kortom, gaf alle uitingen van het leven weer in door wrochte schilderijen en etsen. Het is uit de vele portretten, die hij van zijn eigen familieleden vervaardigd heeft, duidelijk, dat zij allen, zoowel zijn ouders, als zijn zusters en broeders, zeer bereidwillig waren, om als modellen voor zijn kunst te dienen. Doch inzonderheid zijn moeder is onuitputtelijk geweest in geduld, om voor den jongen kunstenaar uren lang te poseeren. Zeer groot schijnt de indruk ten goede te zijn ge weest, door deze moeder op haren zoon geoefend. Hoe na zij hem aan het hart lag, blijkt uit het feit, dat hij zeer dik te hebben, dat zijn toilet hem minstens uren moet gekost hebben. „Daar zullen we last genoeg mee hebben, met dat heerschap", bromt de hofmeester tot Haakon, terwijl beiden juist 't fijne heertje passeeren. Een der Engelsche passagiers, die de mail verlaten had en nu op De Hollander" passage naar Gibraltar had genomen, verlaat hier het schip, om over te steken naar Marokko. Hij heeft wel een tiental geweren bij zich, om in het land der Mooren te gaan jagen op leeuwen. Met het prachtigste weer werd nu door de Middellaudsche zee gestoomd Aan het zueskanaal werden weer kolen ingenomen. Het is er stikkend wurm. En toch bij die hitte van 98° sjouwen de Arabieren—kolendmgers met hun zwarten last, alsof er geen zonnestraaltje van den strak-blauwen hemel valt. Ilaakon staat geheel verbaasd over zooveel uithoudings vermogen. Hij, evenals de overige beman ning en passagiers, weet zich haast van de hitte niet te bergen. (Wordt veivolgd.) Waalwijksclie cu Langslraatsclie Courant,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 1