Nummer 70
Zondag 2 September 1906.
29e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
waarin opgenomen DE ROORDBRABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
Krachtkèrels.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
Leve de Koningin
LANDBOUW
FEUILLETON.
ÜITGEVER
,4Tmmamm
t&E^XBWKmaaUi
iinsütrntseke Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 8 maanden f0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.9U.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
W A A L V IJ K. Telefoonnummer 38.
Advkrtbntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
*#*De Vorkiezing in Amsterdam VII.
Eerlijk gezegd, heeft ons de uitslag
in Amsterdam VII zeer geschokt in
onze meening omtrent de nog steeds
hechte samenwerking der christelijke
partijen. Reeds sprak het Centrum het
uit, dat het verlies van dien statenzetel
niet alleen te wijten is aan de slechte
opkomst onzer kiezers. Er hebben andere
invloeden gewerkt, getuige het bedriege-
lijk biljet door »Eenige leden der Ned.
Herv. Gemeente4 verspreid.
Wij vragen met dit blad Als met
zulke middelen wordt gewerkt bij de
stemming van één enkelen zetel, wat
moet er dan het volgende jaar terecht
komen van de periodieke verkiezingen
voor Staten en Gemeenteraad.
Uit deze verkiezing blijkt o. i. weder
ten duidelijkste, hoe hoog tijd het is,
dat we evenredige vertegenwoordiging
krijgen. Te moeten steunen op andere
partijen is en zal altijd blijven een
risico-politiek.
Het Oudhollandsche spreekwoord
>Het bloed kruipt, waar het niet gaan
kan4, zal bij deze risico-politiek steeds
zijn invloed doen gelden.
Daarom met alle kracht aangespoord
op een hervorming, die voor onze partij
het platvorm geeft, waarop zij op onze
eigen beenen kan staan. Reeds in parti
culiere zaken is het een onaangenaam
gevoel afhankelijk te zijn van anderen
in de politiek is deze afhankelijkheid
nog onaangenamer en onbetrouwbaarder.
Gelukkig is het, dat bij de bespreking
van het kiesrechtvraagstuk, die eenigen
tijd geleden in onze pers aan de orde
was, gebleken is, dat de meesten onzer
voorstanders zijn van het evenredigheids-
stelsel. Dit geeft goede hoop op de
toekomst.
Moge deze spoedig een vaste basis
geven voor onze algeheele zelfstandige
polititieke krachtsontwikkeling.
TC
Vereenvoudigde Schrijftaal
Het Centrum bespreekt in een hoofd
artikeltje, wat hieromtrent op de 4e al-
gemeene vergadering van »de Vereeni-
ging van Leeraren aan inrichtingen van
Middelbaar Onderwijs4 is in 't midden
gebracht. Het schaart zich in deze be
schouwing aan de zijde der tegenstanders
van deze hervorming. Dit is natuurlijk
zijn recht. Toch zagen wij gaarne, dat
het zijn standpunt in dezen wat beter
motiveerde.
Het spreekt in dat artikel van anarchie
op onderwijs- en taalgebied, bedoelende
de verwarring, welke er zou komen, als
de autoriteiten vrijheid in de spelling
zouden toelaten. Wij kunnen dit niet
inzien. Wij zijn er van overtuigd, dat
indien dc spelling Kollewijn werd toege
laten, deze heel spoedig de uiterst
lastige spelling van De Vries en Te
Winkel zou verdringen.
En waarop het Centrum blijkbaar in
't geheel niet let, is de pedagogische
waarde van de Vereenvoudigde.
Hoeveel tijd gaat er in de lagere
school niet verloren, letterlijk verloren,
met het aanleeren van de lastige spelling
regels en de ook in beschaafde spreek
taal niet gebruikt wordende verbuigings
uitgangen. Als al deze tijd vrij kon
komen ter onderwijzing in goed stel-
onderwijs, wij zouden in eenige jaren
verlost zijn van die onmogelijke briefjes,
welke nu vaak door de onderwijzers van
de ouders worden ontvangen, die zelf
de lagere school doorloopen hebben.
En waar het blad opmerkt, dat de
schrijfwijze van dr. Kollewijn zeker ook
niet zonder vlek of schaduw is, daar
zouden wij het willen vragenWelk
menschenwerk is dat wel
Neen, dc quaestie is hierIs de Ver
eenvoudigde meer in overeenstemming
met wat de beschaafde spreektaal aan
de oude spelling heeft gewijzigd, is zij
meer in overeenstemming met de evolutie
die ook de taal in hare spelling door-
18)
Roman van de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
IV.
Terwijl nu een gedeelte der bemanning
aanhoudend bezig is, het water uit de sloe
pen te scheppen, slagen de anderen eindelijk
uit het hevigste der branding te geraken,
doch onmogelijk gelukte het gedurende eenige
uren wind, stroom en zee, die de sloepen
nog vuurtdurend naar het gevaarlijke rif
stuwen, dood te roeien.
Eindelijk, na zes uur zwoegens, dus on
geveer tegen 11 uur 's morgens, raken de
drie sloepen om het rif heen. Daar de zee
hier vrij kalm is, roept de kapitein door
lijn scheepsroeper de twee andere sloepen
bij de zijne en wordt er scheepsraad gehou
den, wat er nu verder te doen staat.
De eerste stuurman stelt voor, recht op
de kust van Nieuw-Hollaud aan te houden,
doch de kapitein merkt op, dat dit wegens
den sterken stroom niet mogelijk is. Boven
dien zoo zegt hij al zouden wij den
stroom kunneu overwinnen, dan zou nog
het Great Barrier Riff, dat hier vlak voor
de kust ligt, landing onmogelijk maken. Hij
meent, dat het beter is noordwaarts op te
varen, om ergens daar te zien landen. Hier
toe besloten beveelt hij van de meegenomen
beddezakkeu zeiltuigen te maken, opdat de
bemanning niet voortdurend behoefde te
roeien en dan vooral te trachten zoo dicht
mogelijk bij elkaar te blijven.
maakt dan de thans gevolgde? Zoo ja,
dan is de tijd aangebroken, om .te breken
met wat in het levend organisme der
taal is verdwenen. En o. i. is werkelijk
de Vereenvoudigde hiermede meer in
overeenstemming.
Gisteren, de laatste dag van de Oogst
maand, vierde Hare Majesteit Wilhelmina,
Helena, Paulina, Maria, bij de Gratie
Gods Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranja-Nassau. haar 26en verjaardag.
Ofschoon geplaatst op den hoogsten
sport der maatschappelijke ladder, of
schoon gebiedster zijnde over millioenen
onderdanen, hier en aan gene zijde van
den oceaan, ofschoon omgeven met den
glans van het koningschap, is ook haar
niets gespaard van hetgeen des menschen
is, werd ook haar de beker des lijdens
aan de lippen gezetWat de minste
vrouw van haar volk geschonken werd,
de vreugde van het moederschap, moest
zij derven, ook haar levensweg bleek
niet van doornen vrij 1 En toch, juist
die lijdensweg, juist dat doornenpad
hebben meer dan schittering van troon
en diadeem het volk tot Haar, den
laatsten Oranjetelg, getrokken Wijs ons
aan een land op het wijde wereldrond,
waar een vorst, eene vorstin wordt be
mind door groot en klein, door arm en
rijk, gelijk Wilhelmina in Nederland 1
Als om strijd beijveren zich dan ook
telken jare de landskinderen, om het
geboortefeest hunner Souvereine met
den grootst mogelijken luister te vieren 1
Menige stad, menig dorp in ons dierbaar
vaderland gaat geheel op in den jubel,
dien de Koninginnedag verwekt I Tallooze
vereenigingen hebben weken en maanden
van tevoren alles voorbereid en klaar
gemaakt om den 31en Augustus te maken
tot den feestdag bij uitnemendheid.
>Leve de Koningin!4 Deze kreet weer
galmt thans uit duizenden kelen over
de landouwen van het lage land aan de
zee 1 Hij klinkt bij het heffen der glazen,
bij het zwaaien der mutsen, bij het
Met goeden moed wordt de zwerftocht
aanvaard vau een weerstrevende!) geest is
niets meer te merken, allen voelen thans,
dat zij in den „ouwe" een vertrouwde ge
leider hebben.
Tegen den avond krijgen de schipbreuke
lingen ontzettend veel last van eene zekere
soort zeevogels, Boebies genaamd, die als
verwilderd op hen aanvliegen, ja somtijds
de hoeden en petten van 't hoofd slaan.
Haakons hoofddeksel is tenminste al m de
zee verdwenen. Lachend biudt hij zijn zak
doek om 't hoofd. Tom wil hem al tot
muzelman bevorderen, doch Haakon bedankt
voor die eer. Gelukkig hebben ze eenige
geweren van boord meegenomen. Eenige
schoten met los kruit verjagen dan ook ten
slotte die plaaggeesten.
Het wordt inmiddels al donkerder en
op een gegeven oogenblik is de groote sloep
van de twee andere afgeraakt. De kapitein,
hierover in groote ongerustheid, laat de ge
heele bemanning der twee sloepen zoo hard
schreeuwen en roepen als zij kuunen, doch
er volgt geen antwoord. Plotseling ontwaart
hij een licht in de verte. Hij begrijpt, dat
de bemanning der sloep eenig kruit hebbeu
doen ontbranden. Hij laat op dit licht toe
roeien en vindt weldra de verlorenen.
De sloepen blijven nu bij elkander. Tegen
den morgen van den volgenden dag donkert
er iets langwerpigs uit de beginschemeriug
op. Bij nader onderzoek blijkt het een eiland
te zijn. Een schelle vreugdeschreeuw ont
snapt aan aller monden, niet alleen, o-^dat
men denkt door menschen aan te treffen,
maar vooral, wijl men hoopt, er drinkwater
te vinden. De ongelukkigen hebben bijna in
twee dagen niets anders kunnen drinken dan
zeewater. Hunne lippen zijn dik gezwollen
en de ledematen als 't ware verstijfd van 't
zoute water.
Hoe afgemat dan ook, toch weten ze aan
wal te komen en stormen ze allen het ei
land op. Zoekende naar een plas of bron.
Helaas, niets is er te vinden. Wanhopig
wordt er met handen en messen in den
grond gegravenalles echter te vergeefs.
Bitter teleurgesteld over de vruchteloosheid
hunner pogingen keeren de meesten naar
het afgesproken verzamelpunt terug, tot plot
seling de welkome kreet klinkt: „Water 1
Water
Door Haakon ontdekt, wiens uit houdings
vermogen door iedereen bewonderd wordt,
vliegen allen in de grootste opgewondenheid
er heen en vallen als waanzinnigen op een
plas water aan, om hun dorst te lesschen.
Zoodra aan de eerste bthoefie voldaan is,
gelast de kapitein de vaten uit de sloepen
te halen en deze te vullen.
Onder scherts «n gelach wordt hieraau
met de grootste bereidwilligheid voldaan.
Haakon is natuurlijk de held van den
dag. Allen beijveren zich den jongen hunne
dankbaarheid te betuigen. Wel gaat dit soms
op ruwe zeemausmanierzoo schudt hem
b. v. de scheepstimmerman zoo geweldig de
hand, dat de jongen het van pijn wel had
willen uitschreeuwen, doch de goede bedoe
ling is er niet te minder om.
Daar men merkt, dat het eiland onbe
woond is, verlaat men het meer zoo spoedig
mogelijk, om weer verder noordwaarts te
zeilen. Met een fermeu bries wordt de Toires-
straat in gevaren. Hier hoopt men een schip
aar. te treffen, dat hen zal kunnen opnemen.
Terwijl nu de groote sloep voorop zeilt,
wordt de achterste plotseling aangevallen
door een reusachtigen haai.
Het vraatzuchtige dier slaat zoo woest
met zijn staart, alsof hij het ranke vaartuig
wil verbrijzelen.
Telkens doet hij een vernieuwden aanval.
geschetter der fanfares, bij den donder
van het geschut 1 En dc vlaggen, die
wapperen van torens en spitsen, van
masten en stengen, roepen u toe >Leve
de Koningin l4 Wie van onze lezers, die
niet van harte instemt met dezen juich
kreet Leve de Koningin 1 Leve de
draagster van het Goddelijk gezag in
deze landen 1 De Koning der Koningen
spare en behoede Haar tot in lengte van
dagen 1 Zij blijve één met haar volk,
haar volk één met haar, in ware trouw
en ongeveinsde liefde En mochten ooit,
wat God verhoede, in benarde tijden
ons bloed en leven worden opgecischt
om haar troon te schragen, herhalen
wij dan het edelmoedige woord, waar
mede de fiere Hongaren eenmaal Maria
Theresia begroetten >Moriamur pro rege
nostro !4, >Laat ons sterven voor onze
Koningin!4 D.
Magnesia.
Stikstof, phosphorzuur, kali en kalk, noemt
men gewoonlijk als de voedingsstoffen der
plant waarvoor de bemesting dient te zor
gen. Nog andere stoffen heeft de plant
noodig voor haar voeding, al is het in min
dere mate, maar deze zoo meent men
komt voldoende in iederen bouwgrond voor
Ten opzichte van de stof, hierboven genoemd
Magnesiais dit beslist onjuist. Reeds vóu
jaren is hierop door Fraosche en Belgische
landbouwkundigen gewezen en in ons land
was het vooral de heer K. de Vrieze, Leer-
aar aan de Rijks-Landbouwwinterschool te
Groningen, die bij herhaling en met nadruk
de aandacht vestigde op het totaal negeeren
dezer stof, welke in den bouwgrond gewoon
lijk in minime hoeveelheid voorkomt en
toch voor den groei en de behoorlijke ont
wikkeling van vele onzer cultuurgewassen
onontbeerlijk is.
Om dit in te zien, behoeven wo slechts
na te gaan de hoeveelheid magnesia in het
hooi van sommige gewassen, en dan in ver
gelijking met de hoeveelheid phosphorzuur
b.v. Hooi van roode klaver in bloei bevat
op de 10ÜÜ deelen 5,6 deelen phosphorzuur
De kapitein heeft hem reeds verschillende
steken met een groot nies, aan een stok
gebonden, toegebracht, doch het monster
schijnt hier zich al weinig aan te storen.
Met wijd geopende, kaken schiet hij meer
op de sloep toe. Nu neemt een der matrozen
een geweer en schiet cp het ondier. Tot
driemalen toe is dit echter mis, telkens
stuit de kogel op liet water af.
Eerst de vierde maal treft het schot en
is men van dien gevaarlijken vijand bevrijd.
De strijd heeft inmiddels wel ruim een uur
geduurd.
Ongelukkig volgt op dit onwelkome be
zoek al heel spoedig eene tweede beproeving.
De wind steekt n.l. op, zoodat de sloepen
door een hooggaande zee beloopen worden.
De zwakke huikjes ziju nu der golven-
speelgoed. Zoo zitten ho<>g verheven boven
op den rug van een stijgenden waterberg,
om 't volgende oogenblik neergeploft te
worden in een met wit stofschuim overhuifd
waterdal. Telkens dreigen ze te zinken of
om te slaan. Het ergste van alles is echter,
dat door het vreeselijke heen en weer slin
geren der sloepen de watertonnen over boord
zijn geslagen en 't grootste gedeelte der
levensmiddelen mede in de zee zijn ver
dwenen- Niets dan wat doorweekte scheeps
beschuit en een klein stukje spek is er
meer aanwezig. Eu nog erger, de groote
sloep is nergens meer te zien.
Is ze verongelukt Dit is de onuitge
sproken vraag op ieders lippen.
Als tegen den middag de wind wat gaat
leggen en de zee kalmer is geworden, laat
de kapitein eenige geweerschoten lossen. Met
angstig ongeduld wordt er op een tegenzin
gewacht. Daar klinkt heel uit de verte
een dof tegenschot.
Men roeit iu die richting en na een uur
zoekens, zijn de zwervers allen weer bijeen.
en 6,8 magnesia; bastaardklaver 8,6 ph. en
3,1 ra.gewoon grns 4,8 ph. en 4,1 m.
erwtenstroo 3,5 ph. en evenveel magnesia
aardappelloof 1,2 ph. en 3,3 ra.gele lupinen
3,7 en 3,4 m.
In deze gewassen komt dus ongeveer
evenveel, soms nog meer. magnesia voor
dan phosphorzuur. En waar nu geen enke
le praetische landbouwer zal verzuimen bij
zijn bemesting zorg te dragen voor het
noodige phosphorzuur, daar mag het toch
zeker een schromelijke nalatigheid heetrn de
magnesia geheel eu al ie verwaarloozen. Of
bevatten onze. bouwgronden wellicht genoeg
van deze stof Geenszins De heer G. Rein-
der*, die in zijn bekend Handboek verklaart,
dat onze gronden meerendeels kalkarm zijn,
zegt op een andere plaats in dat werk dat
het magnesium in den bouwgrond gewoonlijk
niet in grootere hoeveelheid voorkomt, dan als
een derde of een vierde deel van de daar
aanwezige hoeveelheid kalk.
Toch is magnesia als plantenvoedendc
stof voor sommige gewassen niet minder
noodig dan kalk. Prof. Loew van Pohie,
die ten dezen opzichte proeven nam, ver
kreeg b.v. bij haver de hoogste opbrengst
duur, waar evenveel van beide stoffen was
verstrekt.
Trouwens, de practijk heeft ook reeds
uitspraak gedaan. Op sommige zandgronden
wilde de vlasbouw niet meer gelukken, tot'
dat men er magnesia aanwendde.
En o. i. staat het vast, dal het gelukken
van de klaver op vele gronden, waar men
voorheen geen klaver kon verbouwen, voor
een niet gering deel is toe te schrijven aan
de magnesia, welke er thans iu den kali-
mest wordt opgebracht. En ook de practltige
opbrengsten van paardeboonen op vele akkers
achten we daaraan te dankeu. Vooral de ruwe
kalizouten bevatten heel wat magnesia, welke
inzonderheid in de vlinderbloemige gewassen
(klaver, paardeboonen, erwten, lupinen, enz.)
wordt aangetroffen. Wij zouden het toejui
chen, wanneer van deskundige zijde het
magnesia vraagstuk eens aan de orde werd
gesteld en proeven met magnesia werden
genomen. Maar de practische land- en tuin
bouwer behoeft op de oplossing van die
zijde niet te wachten. Waar hij magnesia-
gebrek of armoede veronderstelt, daar neme
De kapitein houdt nu weer scheepsraad.
Hij oordeelt, dat het beste is, steeds maar
naar het westen aan te houden, daar moest
men toch eindelijk bevriend volk aantreffen.
Met tamelijk harden wind wordt weer
verder gezeild. Tegen den avond ontwaren
de zwervers een menigte vogels.
„Dat beduidt land roept Tom verheugd
uit. „Jongen, Haakon, 't wordt tijd ook,
want m'n maag rammelt, alsof ze van per
kament is".
Da arme jongen antwoordt niets.
Hoe dapper hij zich ook gehouden heeft,
thans, nu bijna vier en twintig uren niets
genuttigd noch gedronken te hebben, heeft
zich eene groote neerslachtigheid van hem
meester gemaakt. Doch niet alleen tan hem,
He meeaten der ongelukkigen zijn uitgeput
van ontbering. Hun lippen kleven op elkaar,
de oogen staan hol eu dof en over 't geheele
lichaam hangt een gevoel van bijna onaf
wendbare loomheid.
„Komt jongens, niet den moed verliezen',
zegt Tom „Moed verloren, alles verloren
De groote kapitein daar boveu zal ons toch,
Da reeds zooveel gevaren doorworsteld te
hebben, nou niet meer naar den kelder laten
gaan'.
En werkelijk, de hofmeester heeft gelijk.
Om drie uur 's nacht* krijgen ze land
in 't gezicht. Er wordt hierop aangehouden
en... o heerlijke aanblik. In den gloed der
morgenzon zien ze eenige klapperboomeu,
die vriendelijk den armen kerels het wel
kom toewuiven.
(Wordt vervolgd.)