Nummer Tl
Donderdag 6 September 1906.
■iv»e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
•waarin opgenomen DE NOOEDBHABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
Steenkolen in Noord-Brabant,
Krachtkèrels.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
Uitgever:
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Frankrijk.
Spanje.
Italië.
m i
k
d/
kampt tegemoet. WÊÊÊÊM I
de
Waahvpselie en Ungstmtscle Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk t 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
den
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
Advkrtkntikn 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels eu
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
Hebt ge verleden week in ons blad
gelezen, dat er steenkolen zijn ontdekt
in Noord-Brabant
En daar hebt ge u niet veel van aan
getrokken, is 't wel
Wij vragen dat wijl de ontdekking
van steenkolen in onze provincie niet de
aandacht heeft getrokken, welke zij ver
dient-
Om die aandacht op te wekken, dit
artikel.
En om er dadelijk 't vuur in te bren
gen, deelen we mede, dat de ontdekking
f 50.000 gekost heeft.
Niet waar, dat zal dan toch wel de
moeite waard zijn, wat daar in het Oosten
onzer provincie, in de Peel, is ontdekt.
Anders zouden ze er geen halve ton aan
hebben gewaagd.
Inderdaad, het is de moeite waard.
De ontdekking van kolen in de Peel
(tusschen Helmond en de Limburgsch-
Belgische grens) is een feit, dat voor de
geschiedenis onzer provincie van groote
beteekenis zal zijn. Worden de eerste
hoopvolle teekenen bevestigd, dan staat
het Oosten onzer provincie aan den
vooravond van een nieuwe industrie, en
wat bovengronds door de natuur niet
rijkelijk is gezegend, kan ondergronds
schatten en welvaart opbrengen.
Het zijn zoogenaamde vette kolen, die
daar in de Peel zijn ontdekt. De meest
waardevolle soort is dat, want zij wordt
gebruikt door de industrie.
In Limburg vindt men ook goede ko
len, doch meestal anthraciet, en dat heeft
geringere marktwaarde.
Denkt eens aan, dat onze industrie
haar kolen vlak in de buurt kan be
trekken.
Dat van de Peel uit deze kolen kunnen
worden uitgevoerd naar Westphalcn,
waar men bitter erover klaagt, dat het
Ruhrgebied te weinig kolen produceert,
ofschoon daar in de week van 16 22
Augustus gemiddeld 22.901 wagons per
dag zijn veizonden.
Dat eindelijk deze kolenlagen in de
Peel liggen onder watervrije kleilagen,
wat de exploitatie zeer zal vergemakke
lijken, dan kan men eenigszins begrijpen,
welk een enorm voordeel deze ontdek
king van den jongen directeur der Rijks
opsporing van delfstoffen, mr, W. A. J-
M. van Waterschoot van der Gracht,
voor Noord-Brabant hebben zal.
Tusschen twee haakjes gij verwondert
u over den titel van dezen directeur der
Rijksopsporing van Delfstoffen, mr. v.
Waterschoot v. d. Gracht? En ge zegt
erbij, dat die advokaten toch overal voor
gebruikt kunnen worden. Maar deze
meester in de rechten is tevens doctor
in de geologie en de mijnbouwkunde.
Hij is de zoon van den bekenden Amster-
damschen notaris van dien naam, het
katholieke Eerste Kamerlid voor Zuid-
Holland, lid van den gemeenteraad der
hoofdstad, mede oprichter der St.-Rad-
boudstichting en van verschillende ka
tholieke instellingen de ziel.
De jonge mr. v. Waterschoot gevoelde,
na zijn promotie tot doctor in de rechts
wetenschappen aan de universiteit van
Amsterdam zooveel neiging voor de
mijnbouwkunde, dat hij naar Duitschland
trok, waar hij zijn titel van doctor in de
geologie en mijnbouwkunde haalde. Hij
volgde den heer dr. F. Beyerninck als
ingenieur der Rijksopsporing van delf
stoffen op en zijn eerste boring is het
groote succes hierboven beschreven,
waarmede wij den jongen directeur van
harte gelukwenschen.
19)
Roman vau de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
IV.
In de N. Crt., waaraan wij boven
staande, door ons verwerkte bijzonder
heden over de ontdekking der steen-
kolenlaag ontleenen, vinden we ook nog
een beschrijving van zoo'n boring naar
steenkolen.
Als gezegd, kost zoo'n geschiedenis
50.000 gulden. Men kan zich daar eenig
begrip van vormen, als men leest hoe
die boringen geschieden en hoe diep ze
gaan. Die een Northon-put bezit van 15
of 20 Meter diepte, weet, dat deze al
een heel eind den grond ingegraven is.
Maar de boringen in de Peel zijn onge
veer 1000 Meter diep gegaan. En wel
op de volgende wijze
De boor bestaat uit metalen kokeis,
vast op elkander geschroefd, aan het
uiteinde waarvan een krans van diaman
ten is aangebracht; naarmate men dieper
komt wordt de wijdte van de onderste
buis geringer.
Door stoomkracht wordt de boor met
enorme snelheid rondgedraaid de dia
manten halen dan voortdurend den bodem
uitin den vasten grond werkende ver
krijgt men op die manier een aaneen
schakeling van steenen staven, die door
veeren in de buis worden vastgehouden
deze staven komen successievelijk naar
boven en geven met elkander een vol
ledig doorsneebeeld van de aardvorming,
wat natuurlijk zoowel voor de geologische
wetenschap als voor de mijnbouwkunde
van belang is. I
Het is hoogst belangwekkend, zegt de
N- Crt., om in mr. van Waterschoot van
der Gracht's studeervertrek te zien, wat
er alzoo uit de diepte der aarde onder
den veenbodem van de Peel is te voor
schijn gekomen zandsteen, lei, waaronder
een bijzonder harde laag, een soort van
natuurlijk beton (grind met versteend
zand dooreengemengd) enz. Dat laatste
goedje kan het den boor-ondernemers
erg lastig maken en kost een heele duit
aan diamanten, waarvan er nog al eens
een uit zijn zetting wordt losgewrongen,
die dan door de andere diamanten in
een oogenblik tot gruis wordt vermalen.
Zoolang er geboord wordt in de klei
en zandlagen, gaat het gemakkelijker en
is de voornaamste zorghet door mid
del van water naar buiten werken van
het zand.
Als de boring is afgeloopen wordt er
een buis ook in het gat van den rots-
bodem achtergelaten anders bestaat er »a.t, een zware, strijd, een tweeden Cultur
gevaar, dat het weer dicht gaat.
Na afloop van de eerste boring zullen
twee nieuwe worden ondernomen, de
eene 10 K M. ten Zuid-Oosten van de
tegenwoordige en de andere ongeveei
8 K.M. ten Noord-Westen van de spoor
weghalte te Helenaveen. Al mochten
reeds bij de eerste boring een voldoende
aantal bereikbare, dikke lagen met niet
te groote tusschenruimten worden ge
vonden, en daarop bestaat alle kans dan
moet nog het geheele gebied eerst door
een aantal boringen onderzocht zijn om
met zekerheid te kunnen uitmaken ot
winstgevende mijnbouw hier mogelijk is.
Daar komt nog bij, dat er misschien
nog zoutlagen zullen worden ontdekt,
niet alleen steenzout, doch ook kali-
zouten (kaïniet), die van veel grooter
waarde zijn.
Voor de Peel gaat er dus een rijke
toekomst open, indien de verwachtingen,
door de succesvolle boringen van mr.
Van Waterschoot opgewekt, zullen ver
wezenlijkt worden.
Zekerheid is er natuurlijk niet, maar
groote waarschijnlijkheid wel.
En wie weet, of we, na 2 5 jaar, spo
rende van Helmond naar Venlo, niet
door een welvarende industriestreek
zullen stoomen, inplaats van door de
eindelooze vlakten, welke er nu te
zien zijn.
Dat er een heele maatschappelijke
ommekeer komen zou, behoeft wel geen
betoog-
Evenals in Zuid-Limburg zal er groote
krachtsinspanning worden gevorderd,
zoowel van priesters als van leeken, op
dat de stoffelijke welvaart met de gees
telijke gelijken tred houde.
Maar er zijn nog geen mijnen en
er is nog geen industrie laten wij de
zaken niet vooruitloopen. D. v. N.
Het blijkt nu, dat reeds twee dagen na
de uitvaardiging der encycliek de heer Sarrien
aan de procureurs generaal heeft opgedragen
goed op te htien, of priesters en bisschoppen
zich ook schuldig maakten aan overtreding
der wet of verstoring der orde bij het al-
kondigm van de pauselijke aanwijzingen.
En de Univers van Zondng bevat het
geheele decreet van minister Briand, waarbij
de scheidingswet wordt geregeld.
Eu wat de bedoeling van dez* ministeri-
eele bealuiten is, en welke gevolgen men
daarvan hoopt, blijkt het best uit hetgeen
de bloc-pcrs dienaangaande schrijft.
Met waar genoegen verklaart de Petite
République: „De termijn van een jaar, door
d» scheidingswet toegestaan voor de vor
ming van cultusvereenigingen verloopt
binnen drie maanden".
En de regeeiing zal waken tegen de
pogingen der geestelijkheid oin onwettige
vereenigingen te vormen.
„Wanneer de bisschoppen den eer dienst
zouden willen organiseeren zonder vereeni
gingen, zouden ze vastloopen tegen de wet
die duidelijk is zij zal geen openbare gods-
diensto feningen toelaten".
Wanneer ook maar twee personen gods
dienstoefeningen organiseeren, beweert het
blad, zal het verboden lijn.
Voor ieder zal nu wel duidelijk worden
dat de scheidingswet in haar waren aarc
een vervolgingswet is.
liugt
gen
Op dezen frisschen, stillen welkomstgroet
herleeft weer aller moed en geestkracht.
De riemen worden met een vlugheid ge
hanteerd, welke in deze uitgeputte lichamen
niet vermoed zou worden. En eer de dag
aanbreekt, is men in de nabijheid van t
eiland gekomen.
Plotseling zien de verbaasde schipbreuke
een prauw uit een baai komen.
Blijkbaar hebben de inzittende inboorlin-
echter goede bedoelingen, want eene
witte vlag waait er van den voorsteven.
De Kapula of het opperhoofd der iu de
prauw aanwezige manschappen geeft een
teeken om nader te komen.
De kapitein gelast de anderen iets achter
te blijven, totdat hij met de inboorlingen
gesproken heeft.
Als zijn sloep binnen het bereik der stem
gekomen is, roept bij in de Maleische taal
de bemanning der prauw aan en vraagt, of
zij voedsei en drinkwater voor hem hebben.
„Banjak, banjak, Toewau" (J) is het
antwoord.
Als een verlossingswoord klinkt dit in
da ooren der arme uitgehongerden.
Overvloedig voedsel en drinkwaterMijn
God, dat was de hemel
Zoo snel als 't mogelijk is roeien de
sloepen op de prauw aan. Nauwelijks ziju
ze deze genaderd, of de meeste der inboor
lingen springen iu het water, waden naar
de sloepen en houden die vast.
De kapitein, staande met gekruiste armen
in zijn sloep, kijkt achterdochtig n3ar deze
beweging, doch dit wantrouwen verdwijnt,
als het opperhoofd in zijn sloep komt en
hem, die hem als gezagvoerder is aan ge
wezen, den slamat (3) toebrengt. Hij valt
op de knieën, met gebogen hoofd, en de
handen vooruitstekende, omvat hij als een
teeken van vriendschap die van den ka
pitein.
„Goddank", deukt deze, „we zijn onder
vrienden aangeland."
Haakon, die naast Tom staat en wiens
neerslachtigheid, hoe ook zijn maag j*ukt
en zijn keel van dorst toegenepen is, ge
heel geweken is, beschouwt met de grootste
nieuwsgierigheid dit voor hein zoo nieuw
tooneel.
Na de begroeting van het opperhoofd
loost Tom een diepen zucht.
„Dat is daar goed afgeloopen, Ilaakon.
Ik dacht eerst dat die 'kerels niet veel goeds
in den zin hadden. Nu is echter de zaal-
in orde. Als 't opperhoofd je den slamat
brengt, ben jc verzekerd van hun vriend
schap."
„Maar ze voerden toch de witte vlag.-'
Dat is immers altijd een teeken van vrede
„Jawel, bij die wilde kerels niet altijd.
Het is nu net 15 jaar geleden, dat ik met
een Engelsch schip ook in deze buurt
schipbreuk leed. Ook toen hebben wij zoo
gezworven, maar nog veel langer dan nu
Op een morgen kwamen we ook aan een
eiland. De inboorlingen naderden ons met
Frankrijk gaat, dat staat nu wel als zeker
Overvloedig, overvloedig, meester.
(s) Inlandsche groet.
de witte vlag op. Geen kwaad dus ver
moedende, roeiden wij op hen af en jawel,
de ploerten hebben ons bijna geheel uitge
schud. 't Was een gelukje, dat we 't leven
behielden. Maar die kerels hadden een
veel ongunstiger uiterlijk dan deze. Hun
lichaam was geheel ongedekt en zag er af
schuwelijk vuil uit. Hun gelaat was vree-
selijk getatoueerd, terwijl lange, verwaar
loosde haren in ondenkbare wanorde om
hun hoofd neerhingen. Men kon het den
kerels aanzien, dat zij veel trek hadden in
een boutje van onze boddie. Maar laat ons
opletten, Haakon, de ouwe gaat al met hen
mee."
Op het eiland aangekomen, dat niet anders
dan een groote rif is, hetwek slechts 5 a 6
voet boven water uitsteekt, worden de sloe
pen op bevel van het opperhootd op het
droge getrokken en brengt hij de schip
breukelingen onder een afdak, waar hun
vrij spoedig geroosterde dagon wordt voor
gezet.
Eerst echter hebben de inboorlingen, van
wie schijnbaar velen nog geen blanke ge
zien hebben, zoo vol verbazing staan zij de
vreemdelingen aan te gapeD, gezorgd voor
water. Met volle teugeu genieten de dors-
tigen van het heerlijke nat.
's Morgens zijn er verschillenden ziek.
l)e zwakke magen waren niet in staat
geweest het vrij zware voedsel te verteren.
Haakon hcett tenminste ontzettenden lasi
van buikpijn, met hevige krampen gepaard.
Gelukkig zijn na een paar dagen allen weer
hersteld.
Zoo goed als in hun vermogen is, wor
den de schipbreukelingen door de inboor
lingen «erzorgd.
De Kapala, die veel met den kapitein
spreekt, zegt, dat hij den Radja verwittigd
I heeft van de aankomst van vreemdelingen.
Hij verwacht nu elk oogenblik de komst
van zijn heer.
En werkelijk, nog denzelfdeu dag komt
dit hooge personaadje in zijn prauw op het
eiland aan. Met de landak wordt hij
door de inwoners atgehaald. Onder oorver-
doovend lawaai en geschreeuw schrijdt de
Radjah, die een forsch gebouwd man is, op
den kapitein toe. Hij draagt eene Euro-
peesche kleeding. Zijn rok is van grof
groen laken, met zeer breedc panden,
een broek van eene andere soort laken zit
hem ruim om .de beeuen. Eene breede
stropdas, hooge staande boorden, die tot aan
zijn ooren reiken, voltooien dit zonderlinge
costuum, terwijl hij aan zijne voeten witte
kousen heelt, die in wijde, stoffen laarzen
steken. Na den slamat zet hij zich opeen
kussen, dat voor htm is neergelegd, naast
den kapitein neer.
En nu ontwikkelt er zich een gesprek,
waaruit blijkt, dat meer belangzucht dan
belangstelling hem drijft. Zoo vraagt hij
waar het schip gebleven is, of hij het zou
kunnen terugvinden, of er nog iets zou te
redden zijn, enz.
De kapitein heeft moeite hem te beduiden
dat het te ver vandaar vergaan is.
Eindelijk is de hooge man tevreden. Hij
belooft den kapitein goed voor zijn mannen
te laten zorgen. Deze geeft den Radjah
hiervoor eenige gouden en zilveren geld
stukken ten geschenke, die den grooten
man van blijdschap doen lachen als een
kind
„Hoe lang moeten wij hier nog blijven,
oom vraagt Haakou, nadat de hooge be
zoeker vertrokken is, wiens komst en ver
blijf hij met de noodige opmerkzaamheid
heeft gadegeslagen.
Het anti-cleric.de. drijven schijnt ook ii
Spanje aan kracht te winnen.
Mun verzekert, dat de regeering aan he
Vaticaan heeft doen weten, dal zij haai
arabassadeurspost bij den H. Stoel onbeze'
zal laten, zoolang de Curie niet zal hebber
toegestemd in Spanje's eischen betrekkelijk
de quaestie van hel burgerlijk huwelijk ei
de kerkhoven.
Overbrenging van liet lijk van Paus IjCO XIII
Naar de Jega Lombarda meldt, zal d<
overbrengiug van het stoffelijke overschol
(3) Inlandsche muziek.
„Ja jongen, zoo lang, als er eeu schip
komt, dat ons op wil nemen, want met de
slorpen ga ik niet meer de zee op."
Gelukkig voor de schipbreukelingen komt
er nog dezelfde week een Nederlandach
oorlogsschip in 't gezicht. De kapiteiu ge
last eenigen zijner mannen aan 't einde van
't rif te gaan staan en net zoolang salvo's
af te geven, totdat dit van 't schip uit
gemerkt wordt. Dit gelukt en met de
grootste harlelijkheid worden de schipbreu
kelingen opgenomen, nadat de commandant
de inboorlingen voor hunne goede zorgen
ruimschoots beloond heeft. De drie sloepen
blijven voor den Radja achter.
TWEEDE GEDEELTE.
V.
Het is een snik-heete dag iu Augustus.
De zon beschijnl met verzengende stralen
het strand, dat daar neerligt als eene smalle
strook wit garneersel van de kalme, blauwe
zee, thans overhuifd door eene even blauwe,
slrak-heldere drooglucht.
Aan den voet van een met naaldhout en
dik, mollig mos begroeid duin, wjartusschen
echter reeds met haar zacht-grijze tinten
de begin-herfstkleuren schilleren, zitten,
met de ruggen tegen een slauken den ge
leund, twee jonge menschen, wie» men het
kan aanzien, dat zij, evenals de natuur,
zich baden in den zonneschijn, doch de
hunne is die eener reiae jo ge liefde.
Zij is eene slanke bloudinnc. Haar wei-
gevormde handen hebben heur beide knieën
omvat, die, hoog opgetrokken, in één lijn
liggen met h^ur blanken hals, waarom een
eenvoudig zw&rt fluweelen lint, dat nog
scherper de teedere blankheid van haar
teint doet uitkomen.
(Wordt verrolgd.)